Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. 9 nnni De bedrijfSDOlitiek van de P- ft IN. EERSTE BLAD FEUILLETO NUMMER 16 ZATERDAG 23 FEBRUARI 1924. JJimav*: WAALWIJKSCB® STOOMDRUKOiBïJ ANTOON TIELES, IMMtettS N«. !S$, SMajiy-Adw#: SGHG. 2)it nummer bestaat uit 2)rie Bladen 17) II (slot). Roekeloos beleid. Om te komen tot een uitschakeling van het kapitaal verlies en daardoor tot behoorlijke tariefsprijzengeeft de accountant Sparrius, dit o.i. alleszins juiste advies Men berekent, desnoods schat, hoe groot de bouw- en oprichtingskosten onder normale omstandigheden zouden geweest zijn. En alles, wat de P N E M. blijkt duurder gekost te hebben, behoort als kapitaalverlies van het bedrijf te wor den afgewenteld. .Wil men niet inzien, waarschuwt de heer Sparrius, dat dit niet alleen een belang is van de gemeenten, doch voor alles van de Provincie, dan zal men die les in de toekomst wei leeren!" En hij voegt er aan toe Wanneer men in zelfverblinding meent, dat de pr>j de energie alleen afhangt van eigenmachtig vastgestelde tarieven, dan heeft men toch nog weinig geleerd ln de oorlogsjaren Over den .middenweg'1 welken de heer Sparrius aanwijst ter bewandeling, dezerzijds een enkel woord. .Men zou een zoodanige regeling kunnen treffen, adviseert hij, dat een deel der winst, in de toekomst te behalen, boven een bepaald bedrag, aan de Provincie kon worden goed- gesteld8. Want, zoo vraagt de heer Sparrius, gesteld, dat in de toekomst na eene amputatie als voorgesteld, de P.N.E.M, zich in haar volle rentabili teit zou kunnen ontplooien, wat zou er dan tegen zijn, indien de Provincie de P.N.E.M. kon herinneren aan het feit, dat er nog een .oude rekening8 met haar loopt? Inderdaad, dat is 'n modus, waarop de Overheid-geldschieter, zich te eeni- ger tijd zou kunnen schadeloosstellen, voor de in de eerste bedrijfsjaren, noodzakelijkerwijze te lijden verliezen. Maar, men zij bij deze aanbevolen bedrijfspolitiek toch ook weer voor- zichtig en redelijk. Want op de allereerste plaats dient voorop te staan, dat de prijs van het product, zoo laag zij, dat de verbruikers er baat bij vin den. Wij bedoelen, dat wanneer groot- of kleinbedrijf hun kostprijs-berekening maken, ze door de P.N E.M -nota's eerder verlicht, dan gehandicapt wor den. Pas, als aan deze voorwaarden is voldaan, lijkt ons winst reserveering voor de Provincie toelaatbaar. Om een concreet voorbeeld aan te gevenlaat men zooveel kapitaalverlies afwentelen dat een berekening van Tilburgsche stroom-prijzen nog voldoende winst overlaat, om de P.N.E.M. zelve en de Provincie, zij het eerst in verre toekomst, finantieel er weer boven op te helpen. En laten wij nu tot goed besluit, den heer Sparrius nog even volgen, in zijne opmerkingen over de kwestie der .afschrijvingen8. Daarbij heeft de P N.E.M.-directie toch inderdaad wel een kunstige methode uitgedacht en toegepast. Maar een methode, die met elke gezonde bedrijfsoeconomie in regelrechten strijd In haar verslag over de bedrijfs resultaten van 1922 zet de P.N.E.M. de wonderlijke stelling op, „dat de waar devermindering der bedrijfsotjecten in de eerste gebruiksjaren het geringste isWe zullen aanstonds zien tot welke consequenties dit der directie voert. Met den heer Sparrius zijn we het echter volkomen eens, dat juist in de eerste bestaansperiode van bedrijfs activa de waarde-vermindering in het algemeen het grootst is. Vooral als men bedenkt, dat die activa in den allerduursten tijd gekocht zijn. Want niet alleen slijtage deprecieert de waar de. in dat geval had de P.N E.M. gelijk, doch ook andere economische invloeden beheerschen de waarde vermindering Laat de P.N.EM eens probeeren, om overigens nog in uit stekenden staat verkeerende machine rieën van de handle doen 1 Een enkele dag van in gebruik-stelling is al vol doende om een verlies van vijftallen procenten te veroorzaken. Zou de P.N E.M -directie zoo naïef zijn, dat ze dèt niet weet Wij wagen zulks te betwijfelen. Gelooven eerder, met den heer Sparrius, dat de rede neering opgezet is, „om afschrijvingen van eenig belang uit te stellen tot het oogenblik, dat de omzetten zoodanig zijn toegenomen, dat meer belangrijke bedrijfslasten kunnen worden gedragen" Men oordeeleop een actief van ruim f21.5 millioen worden afgeschre ven, slechts even f 130 000 Gezien deze cijfers, lijkt ons het oordeel van den accountant Sparrius dan ook niet te hard, wanneer hij ver klaart dat eene dergelijke verschuiving van lasten naar de toekomst, met eene daling der index, cijfer in het verschiet, van bedrijfs economisch standpunt, ten scherpste af te keuren valt. Ten aanzien van de „oprichtingskos ten houdt de PN.EM, er al evenzeer eene bedriegelijke en misleidende be drijfspolitiek op na Zij telt n.l. hare oprichtingskosten eenvoudig bij de 4?» JÜJLttOAiH». De Echo van het Zuiden, Waalwijksche en Langstraatsche Courant Ui! rtxa«Mljsi fUSKÜD4Ü IN ZATIBBAft A&o&nenmttsprije S maande® f JL2& EYsaco per po«t <3oor bet gebeei# rijk 1.40, Bri»T«a, lagenenden tstnJtten, gelde» trans» t« sends® an® den UÏKgavssr. frtjs Advertsntlta 84 omt p«r regel; minimam l.Sö. 3eclun«« 40 cent per mwl, m «ontrust flink raJMt, AdvertenüSn moeten Woensdag en Vrijdag den morgm» ons Klterlljk mt ln ®a« tanM aljjs. Het gt®e too moot met de atlch log vao Boerderijen op onzen heidegrond. Voorbereid door een com- missie, die door den Miois'er van Lrodbouw den 23.ten April 1919 werd ingesteld, werd du ontginningswerk bij uitnemendheid reeds bet volgend jaar met kracht aangepakt. O >k N >o-d- B ubant heeft er de kostelijke vruchten van gezien, Msnlge boerderij is ver rezen in een streek, die eertijds nau welijks eenig voordeel afwierp. Menige hectare dorre helde is tn akker- en weideland herschapen. Op de begrooting voor 1920 werd er een som vao f 30.000,- uitgetrokken waarvan het Ruk voorschotten heelt gegeven aan verschillende gemeenten, die op haar beurt het geld verstrekten aan kloeke boeren, beschikkend over vakkennis en arbetdslust en die niets liever wilden da® zich een eigen be drijf verschaffen op te on-ginnen grond. Zn leenden bet geld onder gunstige voorwaarden: de eerste acht j tren renteloos en de daarop volgende twee Jaren tegen een rente vau 4 oe ceot. Daarne begint de aflrsslog ea aao deze en rente moet jaarlijks 44/« pC'. worden betaald van de oorspronkelijke schuld, die daardoor in dertig jaren gedelgd zal zijn. Aan liefhebbers was geen gebrek. De eene aanvrage volgde op een andere en In 1921 werd andermaal eeo fl k- som beschtabaar gegield, thans f 40.000 Eenzelfde bedrag werd uitgetrokken op de begrootlng voor 1922. Niet minder dan 188 boerderijen danken aan deze voorschotten haa- oo's'aan en een oppervlak e van btloa 2000 H.A. werd op die wgxe in cul tuur gebracht. Toen kwam de bezu'nlog. H >ewel ZÏ) h'er niets meer bereekende dan de van „De Bcho van het Zuiden". De voornaamste aanleiding daartoe was evenwel niet de ongelijke weg, maar de wijn van moeder Jacqueline, waarvan de koet sier zooveel had gedronken, dat hij slecht voor zich uit kon zien en ook niet de noodlge vastheid van hand had om de teugels te voeren. Hé kameraad, kijk een beetje uitriep Martineau, die heel goed zag het rijtuigje als 'n zeilschip over den weg manoevreerde, Ik heb er volstrekt geen lust in om In de sloot terecht te komen. Geen nood, bromde de koetsier en tege lijkertijd reed hij tegen een paal. Ho, ho, riep Martineau, ge kijkt dubbel ouwe jongen. Weet ge wat, steek een sigaar op en geef mfl eens even de teugels. Toen Martineau eenmaal de teugels ln de handen had, liet hjj ze niet meer los. Het paard, dat flink had uitgerust en in den stal van moeder Jacqueline zich te goed ge daan had aan haver, zette zich in een stevl- gen draf e,n binnen een half uur was Mar tineau waar hij wezen wilde. Hier keerde hfl en stapte daarna uit. Ziezoo, kameraad, zeide hij tegen den sappeur-koetsier, als ik nu een goeden raad mag geven, rijd dan naar het kamp en laat den bles zelf zijn weg maar zoeken. De ander werd door dit gezegde in zijn eigenliefde gekrenkt en riep vrij knorrig: Zet nu maar zoo'n hooge borst niet, Ik kan evengoed zien waar ik wezen moet als gfl en paarden mennen, dat is van jongs af mfln vak geweest. Mfln vader was paar- denkooper, hfl was paardenkooper mijn vader en toen ik vijf jaar was, toen kon ik al over een paard springen. Mooi, des te beter, zeide Martineau, als ge nn maar de sloot niet voor 'n paard rcDie der io leeu gegeven geiden voo de eerste acht jaren, waartegen over s'aat het algemeen en ongetwijfeld a rooter voo'deel, van vermeerdering der opbrengst om van het zedeltik voordeel, verhooging van bet volksge luk, niet te spreken toch werd de pos* geschrapt en de begroodog voor 1923 werd vastgesteld, zonder dat c> een bedrag voor ontglnntogsvoorschot- tea op voorkwam. Groote teleurstelling in boerenkrlngeo, groote teleurstelling ook b^ de velen, die b*srffea boe noodzakelijk bet Is la het belaog der algemeene welvaart het aaotal boer- detjen in Nederland te vergrooten. Maar men troostte zich met de boop, dit bet slechts voor ja" zou zijn. Die bezuiniging voor 1923 was zoo vlug in baar werk gegaan. Hier en daar werd wel wat ruw Ingegrepen en het volgend jaar zou men dat weten te vermijden. D ar verscheen de begrooting voor 1924 en nieuwe teleurstelling. W er geen post voor voorschotten to* stichtiog van boerderijen op woeste gronden Ia het Voorloopig Verslag kwam deze teleurstelling op ondubbelzinnige wijze tot uitlog. Ook de Nederlandsche Boerenbond liet atet na zijn d logend verzoek tot bet herstellen van den be— P'oodogspost te herbalen. Zou de Regeering doof blijven Eindelijk daar komt het antwoord De Memorie va® A'iwoord op he< Voorloopig Verslag. Btj deze Memorie ts g-voegd een Nota van Wijziging der Begroodog en ztj be®g», naast nieuwe bezuinigingen, toch ook deD zoo verlangden post, voorschotten voor oniginctngsboerdertjen. De post Is minder groot dan io vorige jareD, H.j bedraagt slechts 50.000, - gulden. Maar ztj her op kleiner schaal net mooie ontgioDtogswe>k, de stichting van nieuwe landbouwbedrijven, wordt voortgezet. Voortgegaan wordt met he' geven van arbeid en wooing aan nijvere boeren, die In eenvoudige pltchtsbe- tracb log werken willen voor vrouw en kind. L"m wil ons er over vrbeuger, aanziet. Zonder acht te slaan op de scheldwoorden o! snoode ondankbaarheid waar de wfln iemand toe brengen kan die de sappeur koetsier hem nazond, liep Martineau langs den bergstroom voort, maar het scheen wel alsof zijn lange beenen er een eigen wil op na hielden want hfl zwaaide over den weg en struikelde nu eens over een steen, dan weer over een tak. Wel alle drommels, bromde hij, dat wijntje van Ohapareillan is me zoowaar in mfln bol geslagen. Maar als ik nu toch meer dan drie onnoozele fleschjes ervan gedron ken heb, dan wil ik allebei mijn mooie voor namen Jules Léonidas, verliezen, hetgeen zonde en jammer zou zfln. Kom vooruit groote lummel, houd uw roer recht. Als die weg maar niet zoo hobbelig en vol steenen en kluiten was. Of was hjj voor 't minst maar recht, maar hfl draait gedurig en dat draaien maakt mfl duizelig. Neen maar, ik kan toch zoo niet onder de oogen van den luitenant komen. Martineau ging even zitten op een steen aan den kant van den bergstroom, waarvan het woeste water hem nu en dan in het ge laat spatte. Dat water was flskoud en bracht den sol daat op een gelukkig denkbeeld. Hè, dat doet goed, zeide hfl, wacht eens, als ik mfln hoofd daar eens heelemaal in stak, dat zou me bepaald opfrissehen en het wijntje van Ohapareillan er wel uitspoe len. Zoo gezegd, zoo gedaan, hfl ging plat op den grond liggen, hield zich aan de struiken stevig vast en dompelde zfln hoofd herhaalde malen in het frissche water. Sapperloot, dat knapt op, zeide hfl, terwfll hfl zfln gelaat met zfln rooden zak doek afdroogde, de weg draait nu In het geheel niet meer en mfln beenen staan zoo vast, dat ik wel over een plank zou kunnen loopen, al was die niet meer dan een halve meter breed. En nu vooruit Jules Léonidas, met versnelden pas, marsch! Martineau zette zfln weg met inderdaad heel wat vaster schreden voort en daar hfl voortdurend langs den stroom liep, maakte hfl nu en dan nog eens van 't verfrisschende water gebruik. Wel was zfln hoofd nog verre van helder, maar hfl had op 't oogenblik niet» ernstigs dai de Regeetug bet oocJei broken werk heeft hervat, vooral wij, tonen van het gewest, waar nog honderd duttend Hectare op ontginning wacht I DÉ L. DECKERS. .NOORD-BRAS AND* WAALWIJK. DOOD ERVABJMS JZUr- om over na te denken, de hoofdzaak was dat hfl met vaste en vlugge schreden voortliep. Laat zien hoe laat is het? zeide hfl. toen hfl na een poosje zoo voortgeloopen te hebben, aan den driesprong kwam. waar de eene weg naar Aiqurande, de tweede naar de vallei des Villards en de derde naar het kas teel Saint-Colomban liep. Hfl haalde zfln horloge uit zfln zak; de nacht was vrfl helder en hfl kon duidelflk op de wflzerplaat zien. Kwart over elven. Mooi, ik kom nog niet te laat, alles gaat opperbest. De luite nant zal zeker niet vroeger dan elf uur van het kasteel gaan, hfl heeft wel een half uur te rflden voor hfl hier is, dus ben Ik nog een kwartier te vroeg. Wat zal Ik nu in dien tfld doen? In het gras gaan zitten? Dan slaap ik binnen vflf minuten als een os. Heen en weer loopen? Dat is ook vervelend en dan zou ik misschien loopende in slaap vallen. Neen, ik moet wat anders verzinnen om den tfld te verdrflven. Hfl dacht er een oogenblik over na en toen kwam er eensklaps een gelukkig denbeeld in hem op. Als ik eens ging aien hoe de vlonder over den stroom, nabfl de vallei des Villards het maakte. Dat plan was uitmuntend. De luitenant was toch voornemens om over den vlonder naar het kamp terug te keeren, dus kon Martineau hem niet misloopen. Jules Léonidas bracht het plan dan ook terstond ten uitvoer en sloeg den weg naar de vallei in. Hier moest hfl vooral oppassen, want de weg lag vol steenen en rotsblokken, die er door de ontploffing waren ingeslingerd. Nu en dan struikelde en viel hfl, maar de brave jongen beklaagde zich daar niet over. Dat is om wakker te blflven, zeide hfl telkens. Zoo naderde hfl den vlonder. Verduiveld, mompelde hfl, de stroom brult als een losgebroken leeuw. Ik wed, dat de brug het hard te verantwoorden heeft. Om het dadelflk te kunnen zien klom hfl op een rots aan den kant van den weg ongeveer twaalf meter hoog en van waar hfl een ruim gezicht over de omgeving had. Boven gekomen kon hfl den geheelen berg stroom overzien, waarvan het water aldoor rees en zoo woest was op dit punt, dat hfl de vlokken schuim kon zien opspatten. Toch liep het water nog onder de brug door en deze lag schflnbaar nog zoo stevig als toen Fillp en Martineau er 's middags overgingen. Komaan, de brug is nog op haar plaats, zeide Martineau, nadat, hfl er eenige minuten naar getuurd had. Eensklaps boog hfl zich zoover mogelijk over den kant van de rots heen en hield zfln beide handen bfl wflze van koker voor de oogen om beter naar één punt te kunnen zien. Heb ik nu de nachtmerrie, ja of neen? mompelde hfl. Ik geloof toch van neen. Wat zie ik daar aan den overkant van de brug? Men zou zeggen, dat het een donker pak was. Kijk, kflk, het pak beweegt zich, het komt overeind, het staat op. Dat ziet er geheel uit als 'n menschelflke gestalte. Daar begint het te loopen. Het komt hierheen. Wie duivel zou er zoo laat op zoo'n een zame plek aan het wandelen zfln? Martineau spande zfln oogen zoo in om dat geheimzinnig wezen gade te slaan, dat hfl op een gegeven oogenblik niets meer zag. Ik ben toch eigenlijk te groot gewor den om zoo kinderachtig bevreesd te zfln, mompelde hfl. Er is niets, die drie flesschen wfln hebben mfl een trek gespeeld. Heb ik nu een man op den vlonder gezien, of heb ik mfl maar verbeeld dat ik er een zag? Op die vraag gaf Martineau zichzelf antwoord, zfln oogen werden weer helder en hfl zag even duidelflk als te voren. Het is een man! riep hfl uit. Ik heb toch wel goed gezien. De man loopt, hfl gaat langzaam de brug over, hfl loopt zeer voor zichtig. Nu is hfl aan dezen kant. Kflk, hfl bukt zich. Hfl is nog op de brug. Nu ligt hfl op de boomstammen geknield. Wat doet hfl daar? Terwfll hfl zoo stond te turen, trachtte Martineau het raadsel op te lossen, wat een menschelflk wezen wel 's avonds laat te doen kon hebben op een vlonder, die over een bergstroom ligt. De man bleef daar op den grond liggen en scheen met de een of andere geheimzin nige werkzaamheid bezig te zfln. Oho, dat zaakje lflkt mfl niet heel erg zuiver toe, ezide Martineau voor zich. Ik moet eens van nabfl zien wat dat manneke daar uitvoert en als het niet veel goeds Is, IS. drommels, dan zal hfl het te kwaad krijgen met Jules Léonidas. Zoo gedacht, zoo gedaan, Martineau ver liet zfln observatiepost en klom van do rots- af, maar dat afklimmen ging niet zonder moeite en hoe voorzichtig hfl er ook bfl te werk ging, de steenen raakten onder zfln voeten los en rolden met geraas op den grond. Verder liep het pad tusscben twee rotswanden door en het was er volmaakt donker, zoodat. Martineau geen hand voor de oogen zien kon. Toen hfl op den oever van den stroom kwam, zag Martineau niets meer, noch op den vlonder noch in de nabfl heid daarvan. Geen menschelflke gedaante, noch geknield, noch overeind. Wel alle drommels! riep hfl uit, ik heb bepaald de nachtmerrie gehad De twee boomstammen, die bfl wflze van brug van den eenen oever op den anderen geworpen waren, lagen nog goed op hun plaats. Niets toonde de aanwezigheid van een menschelflk wezen aan. Het water rees aldoor, maar het was nog drie of vier voet beneden de brug. Ik heb gedroomd, zeide Martineau ten volle overtuigd. Ik heb spoken gezien, dat kan niet anders. Maar die overtuiging hield niet lang stand. Toch zal de duivel me lialen, hernam hfl, als ik mfl dat idee uit het hoofd kan zetten, ik Het rollen van een steen, die dicht bfl hem op den grond neerkwam, belette hem dien zin te voltooien. Kflk, kflk, hernam de soldaat, daar valt een steen, en een steen valt meestal niet vanzelf. Dat geeft me een heel ander idee van de zaak. Daar rollen nog meer steenen. Er klimt iemand tegen de rotsen op en dat kan geen mensch anders zfln dan de maai, dien ik daareven op den vlonder heb gezien. Hfl heeft mfl hooren komen, zooals ik hem hoor heengaan, hfl heeft zich in de een of andere rotskloof verscholen en zoodra ik voorbfl was, heeft hfl zich uit de voeten gemaakt. Ik heb dus niet gedroomd, ik was dus niet zoo'n ezel als ik eerst dacht, mfln spook was dus wel degelflk een man van vleesch en been. Goed zoo, goed dat ik het meet, maar dat is niet voldoende, ik moet trachten dien vriend in te halen, want ik heb een paar ernstige woorden met hem te spreken. fWondt wrcmql

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1924 | | pagina 1