Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. EERSTE BLAD. FEÜILLETOn „NOORD-BRABAND" ^52 NUMMER 19 WOENSDAG f 5 MAART 1924 UITGAVE WAALWIJKSCHE STOOMDRUKKERIJ ANTOON TIELEN. Telefoon No. 38. Telegr.-AdresECHO. 2)it nummer bestaat uit Twee bladen plechtige installatie van den ^delachtbaren heer G. 5. IMoonen als Burgemeester van Waalwijk. 8 ^Zaterdag was het voor den nieuwen burgemeester en voor onze gemeente een groote dag, waarvan in de annalen geschreven zal worden dat het een dag van groote beteekenis is geweest. Niet dat overal pracht en praal was tentoongesteld, niet dat grootsche fees ten zijn gehouden om hem aan de vergetelheid te ontrukken, maar omdat het een dag is geweest waarop Waal- wijks bevolking spontaan en oprecht uiting heeft gegeven aan de blijdschap en ingenomenheid met de benoeming van den Edelachtb heer Moonen als 20) burgemeester van onze gemeente en direct willen we hier al vastleggen dat na zijn intrede die ingenomenheid nog istoegenomen. Zoo gaarne had men hem een prachtig, ja een alles overweldigend feest, een grootsche ontvangst willen bereiden, doch hoe goed de wil daar toe was) de natuur, het grillige, gure weer belette zulks ten eenenmale. Ten einde Z.Edelachtb toch te laten zien dat men zich gelukkig met zijn komst achtte, was door het bestuur van „Waalwijks Belang" een stoet van deputaties gevormd die hem aan het station mede zoude verwelkomen en naar het Raadhuis geleiden. Doch ook dit moest 's morgens door aanhou dende sneeuwbuien, welke een enkele maal tot sneeuwstorm overgingen, worden afgelast. Men bepaalde zich daarom alleen om Z Edelachtb. te doen afhalen door het bestuur van „Waalwijks Belang" en de harmonie van de R.K. Werk liedenvereniging. Klokslag half twee stoomde de trein binnen en werden door de harmonie fanfares aangeheven. Zoodra de bur gemeester met zijn familie uitstapte werd het „Wien Neerlands bloed" door de harmonie ingezet. Z.Edelachtb. luisterde met ontbloot hoofd en in de houding. Na afloop dankte hij den directeur voor deze attentie en hoopte deze korte kennismaking spoedig te ver nieuwen. In de wachtkamer aangekomen werd namens Waalwijks Burgerij met een kort woord door Miesje Tielen een bouquet aangeboden aan mevrouw, die deze hartelijkheid zeer op prijs stelde. Nadat de voorstelling van de aan wezigen had plaats gehad nam de Voorzitter van „Waalwijks Belang",de heer M. A. van Liempt, het woord en sprak als volgt Mijnheer de Burgemeester, Mevrouw. ik beleef het genoegen, na de eerste bloemenhulde van Waalwijks bevol king, in mijne kwaliteit van voorzitter van „Waalwijks Belang" namens de burgerij eenige welkomstwoorden tot U te kunnen richten. De bevolking onzer gemeente is aan U nog volko men vreemd en U aan de bevolking Zoowel de tijdsomstandigheden als het seizoen zijn een beletsel, om U een ontvangst te bereiden als de be volking zoo graag zou hebben gedaan, en zij passend vond voor deze plech tige gebeurtenis. Zij zou met meer uiterlijk vertoon hebben willen demon- streeren hare achting voor Uw ambt, hare gastvrijheid voor Uw persoon, hare behoefte om lf en de Uwen bij Uwe eerste schreden op Waalwijks grond vriendelijk tegen te treden. Dat uiterlijk vertoon moest voor een groot gedeelte achterwege blijven; ik kan U echter de verzekering geven dat het noodzakelijk meer bescheiden vertoon niet evenredig is aan de innerlijke hartelijke gevoelens. Ik maak mij tot tolk van de gansche bevolking. Mijnheer de Burgemeester, wanneer ik U met Mevrouw en Uwe kinderen van harte welkom heet in ons midden. Aanvaard de verzekering, dat onzerzijds alles zal worden aange- qT\WAALWUKA DOOR ERVARING wend om U het verblijf onder ons aangenaam te maken. Dat de verhou ding tusschen U en ons hartelijk moge wezen, dat Uw gezin zich onder ons werkelijk thuis moge gevoelen, dat vooral U Burgemeester in de illusies, die Gij U hebt gemaakt van Uw nieuw ambt, niet moge worden teleurgesteld Moge de bloemenhulde van zoo juist eene aanduiding zijn onzer wederzijd- sche verhoudingen. De aangeboden bloemen zijn de eerstelingen der lente, ondanks de koude zijn zij ontloken omdat zij met warmte werden gekoes terd en met liefdehand verzorgd. Ik hoop dat invloeden van buiten, mis verstaan van goede bestuursdaden van U, nimmer zullen schaden aan de meest hartelijke verhoudingen tusschen U en ons. Dat bij nadere kennismaking zich eene oprechte wederzijdsche genegen heid moge ontwikkelen, die wij, wat ons betreft, zullen koesteren en ver zorgen opdat zij niet zal nalaten, een weldadigen invloed op onze betrek kingen uit te oefenen. Moge het zoo zijn Mijnheer de Bur gemeester, dan zult gij zegenen Uw besluit ook om U beschikbaar te stellen voor het hoogste ambt in onze gemeente, dan zal bij ons dit plechtig gebeuren in dankbare herinnering blijven. Ik hoop dat Gods zegen U bij de aanvaarding van Uw nieuw ambt ruim zal worden toegemeten, dat Uw be stuur zij gezegend en zegenrijk tot heil van ons allen, tot eer en voldoening van U zelf. Burgemeester Moonen dankte en sprak als volgt Mijnheer de Voorzitter van „Waalwijks Belang". Ik beschouw het als een goed voor teeken, dat ik bij de eerste schreden in de gemeente, welker belangen voor taan aan mij zullen worden toever trouwd, welkom wordt geheeten door Uwe vereeniging, als vertolkster van de gevoelens van de Waalwijksche bevolking. Het ligt zoo geheel in de lijn van mijn streven, een goed burge meester te zijn voor allen zonder uit zondering. voor de geheele bevolking van Waalwijk. De vriendelijke woorden, die gij dan ook namens haar tot mij hebt willen richten, gingen recht naar mijn hart daar zullen de gevoelens, die ze bij mij opwekten, worden ge koesterd, en aan die bron zal ik de kracht ontleenen, om ook onder moei lijke omstandigheden getrouw te blijven aan de leuze, die ik tot de mijne wil maken „alles voor allen". Deze sympathieke, uit het hart op wellende woorden, werden door de aanwezigen met luide bravo's begroet. Inmiddels had zich, ondanks het slechte weer, voor het station eene ontelbare menigte geschaard, die de komst van Z.Edelachtbare met zijne familie verbeidde. Niet zoodra waren dezen buiten of uit honderden en honderden kelen steeg een luid gejubel op, dat pas ophield toen de auto's, voorafgegaan door de harmonie, zich in beweging zetten. Bij de woning van den gemeente secretaris werd even halt gehouden, want het oudste zoontje van den heer Van Liempt stond hier gereed om bloemen aan te bieden. Met een warmen handdruk dankten mevrouw en de heer Moonen het leuke kereltje voor deze aardige attentie. Van hier ging het ineens naar het Raadhuis. Overal werd de nieuwe burgervader door de bewoners op de meest hartelijke wijze begroet. Bij het Raadhuis aangekomen, dat voor deze gelegenheid met planten, tapijten en draperiën werkelijk heel smaakvol was versierd, werd uitgestapt. Wethouder Klijberg, die zich in de eveneens heel mooi versierde vestibule bevond, verwelkomde de familie hier en geleidde ze naar de Raadszaal, die eveneens keurig met bloemen was getooid. Nadat de kennismaking met de raads leden had plaats gehad, werd door allen plaats genomen. Onder de aanwezigen merkten wij o.m. op de Z.Eerw. heer Moonen, pastoor van Vorstenbosch en broeder van den burgemeester, de heer Schun- gel, inspecteur voor de woningbouw, 47e JAARGANG. De Echo van het Zuiden, Waalwpscüe en Langstraatsche Courant, Dit blad verschijnt W OEXS.DAG E X Z A T,E R D A G. Abonnementsprijs per 3 maanden 1.25. Franco pér post door bet geheele rijk 1.10. Brieven, Ingezonden stukken, gelden enz. franco te zenden aan den Uitgever. Prijs der Advertentiën 20 cent per regelminimum 1.50 Reclames 40 cent per regel. Bij contract flink rabat. Advertentiën moeten Woensdag en Vrijdag des morgens om uiterlijk 9 uur in ons bezit zijn. van „De Echo van het Zuiden". Eerst, tuurde de man voorzichtig naar beneden, toen keerde hij terug en rolde i iet inspanning een zwaren steen naar de plaats waar Filip zich recht onder bevond. Martiueaü begreep zijn bedoeling. Hel en duivel, bromde hij, nu lijdt bet geen twijfel meer of de schavuit wil hem onder dien steen verpletteren. Wacht, kame raad, ik zal u helpen. Hij legde aan en gaf vuur. Of hij geraakt had, wist hij niet, de man was als door tooverslag verdwenen. Het seliot deed alle manschappen van hun werk opzien. Martineau daalde het steile pad af naar de rotskloof, waarin men aan het werk was. Wat gebeurde daar? vroeg Filip aan zijn oppasser. Niets, luitenant, ik zag daar een haas en ik meende dat ge dien wel voor liet ont bijt zoudt kunnen gebruiken, maar bet be hoefde niet, langoor is mij ontsnapt. Martineau had dit antwoord luid genoeg gegeven 0111 door allo soldaten verstaan te worden, maar tegelijkertijd' had hij zijn luitenant veelbetekenend aangezien. Deze begreep hem en onder den schijn hem een verwijt te maken van zijn poging tot wild- dieverij nam hij hem terzijde en vroeg Welnu? Haastig antwoordde Martineau: Luitenant, dezelfde kerel van van nacht... daarboven op de rotshij wilde een zwaren steen op uw hoofd werpen ge zoudt bepaald verpletterd zijn geworden, ik schoot... of ik hem geraakt heb, weet ik niet... lip verdween... misschien is hij ge vallen... mischien verborg hij zich... ik ga eens Zien of ik hem vinden kan. Tegelijk snelde Martineau weg. Hij moest MAATSCHAPPIJ VAN VERZEKERING OP HET LEVEN evenwel een grooteii omweg maken om den top van de rots te bereiken. Filip keerde naar zijn werkzaamheden terug, eerst na den middag begaf liij zich naar liet kamp en wachtte daar vol onge duld op zijn trouwen Martineau. Het werk was naar wenscli geslaagd, de bergstroom was van de rotsblokken gezuiverd en had zijn gewonen loop weer aangenomen. Eindelijk kwam Martineau terüg. Welnu? vroeg de luitenant zoodra hij hem zag. De soldaat antwoordde -—Ik ben een slecht schutter, mijn schot, lieeft niet goed geraakt en de vogel is ge vlogen. maar tocli was liij aangeschoten, dat kon ik zien aan eenige bloeddroppels op de rots. De schurk heeft mijn kogel hier of daar in het lichaam gekregen en is gemerkt, zoodat we hem wel zullen vinden. Tevens heb ik iets gevonden wat nog beter is en wat als een overtuigend bewijs voor de justitie zou kunnen gelden, wanneer gij haar van dezen dubbelen aanslag in kennis zoudt willen stellen. Met deze woorden haalde Martineau uit zijn zak een goud horloge, waaraan nog een gedeelte ketting zat. Dit lag op dezelfde plaats waar ik de bloedvlekken zag, ging hij voort, de man moet daar gevallen zijn en het verloren heb ben. Filip bekeek het horloge aandachtig. Aan den binnenkant van de kast vond hij twee letters gegraveerdeen D en een H, in elkaar geslingerd. Ontzet stamelde hij. Daniël Hilson. Zijn vermoeden was dus maar al te ge grond geweest. Hij voegde er bij Marguerite had dan wel gelijk. Nog i9 het of ik haar stem hoor, die mij zegt Filip. neem u in acht voor oom Daniël, met blinde gehoorzaamheid en duivelachtige be hendigheid zal hn de plannen van Aurélien jegens u ten uitvoer brengen en die twee vereenigd zijn in staat tot de afschuwelijk ste daden. Hij liep met groote stappen heen en weer en ging in gedachten voort Maar Marguérite kan niet langer bij zulk een afschuwelijke familie blijven. Zij is mijn verloofde, en ik moet haar tegen die lieden beschermen, dat is mijn recht, dat is mijn plicht. Trouwens, ik hel) met haar af gesproken dat ik heden een beslissend onder houd met mijnheer De Prabert zou hebben. Ik ben nu door toeval en door mijn trouwen Martineau tot tweemaal toe aan hun listen, ontkomen, maar wie weet wat zij tegen dat lieve kind nog zullen ondernemen. Terwijl hij zoo in alleenspraak heen en weer liep, stond Martineau geleund op de tromp van zijn geweer en bewoog zich niet, uit vrees de overpeinzingen van zijn luite nant te zullen storen. Ten slotte zeide deze Martineau Luitenant? Over een uur gaan wij samen naar Saint Colomban. Goed luitenant. Onderweg zullen wij wel praten. .Ta, luitenant. Zorg dat het tentwagentje ingespannen wordt en wacht mij op den driesprong. Ik neem verder niemand mee. Begrepen, luitenant, over een uur wacht ik u aan den driesprong. Tot straks, Martineau. Tot uwe orders, luitenant. Filip trad zijn keet binnen. Den tentwagen ingespannen, mompelde Martineau, en er mee naar den driesprong rijden, dan heb ik nog juist een paar minu ten over om den inwendigen mensch wat te versterken, dat is wel noodig na zoo'n klau- terpartij over de rotsen. Ik weet niet of de luitenant ontbeten heeft, maar ik rammel van den honger. IIij begaf zich naar de cantine en gebruik te daar in alle haast een keteltje soep. Vervolgens haalde hij het paard, zette 't voor den wagen en reed in fiinken draf naar het afgesproken punt. VI. De vertrekken van mevrouw De Prabert op het kasteel Saint-Colomban waren met ongeevenaarde pracht gestoffeerd. Overal was met kwistige hand 't goud, satijn, zijde, spiegels en borduurwerk aangebracht. Voor al de slaapkamer geleek een vertrek uit een feeënpaleis, zooveel kunstvoorwerpen waren hier aangebrachthet blauw, een weinig genuanceerd, voerde hier den hoofdtoon, het heerlijk blauw van een lentelucht. Ondanks de groote weelde, die cr in de vertrekken van mevrouw De Prabert was, verrieden zij overal een fijnen smaak, ner gens was overdaad, nergens disharmonie in de Kleuren, alles bracht hulde aan de schoon heid der meesteres van dit verblijfof liever aan hetgeen er van die schoonheid overbleef. Maar de onverbiddelijke tand des tijds werd toch hevig bestreden met alle midde len welke de toiletkunstenaren hebben uit gevonden. Schoon te blijven, den vernielenden tijd streep voor streep zijn grondgebied te be strijden, de frischheid der huid, de zuiver heid der lijnen, den glans der lokken te behouden, dat was het eenige levensdoel van Félieienne De Prabert. Deze worstelstrijd had reeds een tiental jaren geduurd en nog verklaarde zij zich niet overwonnen. Zij had dan ook, meer dan eenige vrouw ter wereld misschien, het genot leeren ken nen aller blik tot zich te trekken, uit ieders mond een kreet van bewondering te ontlok ken Op haar twintigste jaar was Felicienne de volmaaktste schoonheid, het bekoorlijkste wezen, dat de natuur had voortgebracht. Zij was slank en rijzig, een ware Juno-gestalte met de zuiverste lijnen, de heerlijkste vor men en bekroond door een engelenkopje, omgeven van weelderige, goudblonde lokken. Men zou gemeend hebben, dat een engel van Rafaël uit haar lijst gestapt was om te mid den der stervelingen rond te wandelen. Aan deze onvergelijkelijke schoonheid dankte zij haar huwelijk met mijnheer De Prabert. Zes-en-twintig jaar geleden maakte Ber nard De Prabert, toen reeds eigenaar van belangrijke houtzagerijen in de Alpen, een reis naar Engeland, ten einde zich op de hoogte te stellen van den vooruitgang van liet fabriekswezen in het buitenhuid en zijn machinerieën te verbeteren. Het toeval wilde, dat hij te Glasgow af stapte in een klein hotel, even buiten de stad aan den zeekant. Bernard had dit hotel gekozen, omdat de meeste schepen met hout uit Noorwegen dicht hij dit hotel aankwa men en hij vandaar uit dus gemakkelijker de geheele behandeling van het hout kon volgen. Dit hotel werd bjjna uitsluitend bezocht door handelaars, houtkoopers, scheepshol! w- meesters en fabrikanten rlio bij den hout handel betrokken waren. Tegenover dit hotel bevond zicli een klein buitenverblijf een „cottage" zooals men het daarginds noemt, bestaande uit een wit nuisje van één verdieping en omgeven door een schaduwrijken boomgaard. Het venster der kamer, Welke Bernard betrokken had, zag juist op dien boomgaard uit en op zekeren dag, toen de zomerzon uit een onbewolkte lucht scheen, kon hij van uit zijn venster en heerlijk schouwspel gade slaan. Aan twee kastanjeboomen, welke in vol len bloei stonden, was een hangmat vastge maakt en in die hangmat lag, in bevallige houding, gekleed in een eenvoudig wit zomerkleedje, de lange blonde lokken slechts door een lint opgebonden, een betooverend schoon meisje. Bernard De Prabert was toen twee-en- dertig jaar oud, zijn geheele leven was aan den arbeid en de studie gewijd geweest en slechts afgewisseld door wreede beproevin gen. Met vrouwen had hij zicli nooit, inge laten, bij vreesde haar, hij vermeed haar, waar hij slechts kon. Was het niet een vrouw geweest, een ver leidster, een gevloekte, die zijn broeder in liet verderf had gestort? Dat noodlottige familiedrama had van Bernard een somher, in zichzelf gekeerd man gemaakt; had zijn van nature zoo rondborstig, openhartig karakter geheel doen veranderen, had hem de vreugde van zijn leven ontstolen en het geluk iets onbe staanbaars voor hem gemaakt. Dit drama had een eerbiedig en liefheb bend zoon den naam van zijn vader doen verwerpen, want die naam werd thans ge dragen door een moordenaar, door eep boef. De ware naam van mijnheer De Prabert was Bernard Duhesme. Een beschikking- van het ministerie van binnenlandsche zaken had hem toegestaan den naam van zijn moeder te voeren, geboren Louise De Prabert. Bernard had om deze gunst verzocht, na dat zijn broeder, Robert Duhesme, door het hof van assisses tetRiom, tot levenslangen dwangarbeid was veroordeeld. (Wordt vervolgd;

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1924 | | pagina 1