Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
Uit de Pers.
EERSTE "BLAD.
Rechts tegen Links.
PEÜ1LLETOH
„NOORD-BRABAND"
NUMMER 26
ZATERDAO 29 MAART 1924
3)it nummer bestaat uit 2)rie
Bladen
Enkele jaren lang heeft de Neder-
landsche Staat meer uitgegeven dan
ontvangen. Evenmin als een huishouden
hiermede op den duur kan blijven
voortgaan is dit mogelijk aan een land.
Tracht een land het toch te doen, dan
blijven de noodlottige gevolgen niet
uit. Zelfs het Communistisch Kamerlid,
de heer Wijnkoop, erkende het toen
hij die gevolgen in de vergadering van
12 Februari j.l. aldus schetste„Eco
nomische verzwakking van het prole
tariaat, lichamelijke ondermijning, werk-
loosheids-vergrooting, ondervoeding,
loonsverlaging, nederlagen van de vak-
vereenigingen, ontmoediging, verzwak
king en verdeeling der arbeidsklasse".
De woordvoerder der Katholieke
Kamerfractie, de heer Van Vuuren, wees
bij die gelegenheid op de droevige
toestanden in Duitschland en na te
hebben aangetoond, dat „bescherming
van den gulden" allereerst bescherming
der zwakken en kleinen beteekent,
richtte hij tot alle kamerleden, onver
schillig of zij ter linker- of ter rechter
zijde zijn gezeten, het dringend verzoek
zich „groot te toontn door met kracht
en energie samen te werken, om ons
land tegen de ellende, die wij elders
zien, te bewaren".
Een tekort van honderddertigmillioen
moet worden gedekt. Dit is het eerst
noodige voor land en voor volk en de
Regeering, vertrouwend op de mede
werking der Volksvertegenwoordiging,
heeft die zware taak moedig op zich
genomen.
Helaas, de medewerking is niet al
gemeenOnlangs kwam in de Tweede
Kamer een wetsontwerp in behandeling
ter verhooging van den bieraccijns en
het invoerrecht op thee. Den bieraccijns,
die thans 2'|2 cent per liter bedraagt,
wil de Regeering brengen op 7 cent.
Het invoerrecht op thee wil zij van 25
Old. per 100 K.G. verhoogen tot 100
UITGAVE
WAALWIJK8CHJE STOOMDRUKKERIJ ANTOON TIELEN.
Telefoon No. 38. Telegr.-AdresECHO.
27)
Gld. Noch bier, noch thee kan men
rekenen tot de eerste levensbehoeften.
Niettemin zijn aan het duurder maken
dezer dranken wel bezwaren verbonden,
maar in elk geval heeft deze belasting
dit voor boven andere, dat niemand er
meer in behoeft bij te dragen dan hij
zelf wil.
Maar hoe werden de voorstellen door
de linkerzijde der Tweede Kamer ont
vangen De Vrijzinnig Democraten
wilden de verhoogingen aanvaarden,
doch slechts voor één jaar. De Vrij
heidsbond zou de wet met ingang van
1 Januari 1925 willen doen vervallen
en was niet tevreden met de verzekering
der Regeering, dat van de algemeene
belastingherziening, die in voorbereiding
is, de bieraccijns en het invoerrecht
op thee geenszins zijn uitgesloten.
De sociaal-democratische fractie liet
door drie harer leden haar afkeer van
deze belasting uiten. De heer J. ter
Laan vond het beter de banketletters
te belasten en de directe belastingen
te verhoogen. Zijn partijgenoot Hiem-
stra vond, dat deze belasting zal druk
ken „op de minvermogenden, op de
arbeiders in het algemeen" en was er
dus tegen. Mejuffrouw Groeneweg wei
gerde mede te werken aan de tot
standkoming dezer belasting, omdat
zij niet wil, dat de huisvrouwen „de
nieuwe flottieljevaartuigen moeten be
kostigen uit haar karig huishoudgeld".
De communisten oordeelden het voor
stel „in de hoogste mate volksvijandig".
De Plattelanders verklaarden geen
nieuwe belastingen te willen. Een lid
der linkerzijde uitte zich niet n.l. Me
juffrouw Mr. van Dorp, die in de
Kamer de liberale partij vertegen
woordigt' Zij was niet aanweztg
En nu de uitslag?
De wet werd aangenomen met 48
tegen 30 stemmen. Alle aanwezige
rechtsche Kamerleden stemden vóór.
De geheele linkerzijde stemde tegen.
Had het van de linksche Kamerleden
afgehangen, het bedrag van dertien
millioen, dat deze belastingen moeten
opbrengen ware niet in 's Rijks schat
kist gevloeid.
Zoo beantwoordde de linkerzijde op
12 Maart 1924 de uitnoodiging, namens
de Katholieke Kamergroep tot het
Parlement gericht, zich „groot te too-
nen door met kracht en energie zamen
te werken, om ons land tegen de
ellende, die wij elders zien, te bewa-
Dr. L DECKERS.
ren'
EEN OCHTENDBEZOEK BIJ MEVROUW
DE PRABERT.
(rgrr^WAALWUK (T~
DOOR ERVARING STERK.
Het Hbld. wijst er op, dat den
laatsten tijd met allerlei middelen er
naar gestreefd wordt, belangstelling
voor onze eigen nijverheid te wekken.
Nog pas heeft de minister van Bin-
nenlandsche Zaken bij hernieuwde
aanschrijving de gemeentebesturen op
gewekt, zelf zoo mogelijk het Neder
landsche fabrikaat te bevoordeelen en
anderen daartoe te brengen. Men zou
denken, dat zulk een maatregel tegen
woordig niet meer noodig was maar
ingewijden weten wel beter. Wij ver
nemen telkens klachten over sommige
gemeenten en hun technische diensten,
die óf uit onbedachtzaamheid óf moed
willig. óf uit onwetendheid, niet goed
bekend met wat de nationale industrie
voortbrengt, voor ontstellende sommen
onnoodig in het buitenland bestellen.
De controvers Lulofs—Zaalberg willen
wij er hier even buiten iaten, maar wij
weten in elk geval van zeer gezag
hebbende zijde, dat de bedoelde klach
ten volstrekt niet altijd ongegrond zijn.
Tegen zulke gevallen moet de publieke
opinie sterk worden gemaakt.
In die richting doet de Commissie
voor de Werkverruiming goed werk.
Het groote publiek kan zich moeilijk
een voorstelling maken van de veel
zijdigheid harer werkzaamheden, van
den invloed ook, dien deze Commissie
poogt te doen gelden door besprekin
gen en adviezen. Sinds eenigen tijd
heeft haar optreden nog grootere kan
sen gekregen, doordat zij van de de
partementen van te voren staten ont
vangt van hetgeen deze in de toekomst
zullen bestellen; de kansen op onge
lukkige faits accomplis zijn op die
manier verminderd. Het eene departe
ment heeft een dergelijke moreelen
steun minder noodig dan het andere
met veel lof maken vele industriee-
len telkens gewag van het inkoopbureau
van het departement van Koloniën
maar in elk geval kan zoodoende iets
worden bereikt, en aan de opdracht
aan de Fokker-fabriek voor het bouwen
van 18 machines voor het Ned.-Indische
leger (departement van Oorlog) is de
bemoeienis van de Commissie ook
lang niet vreemd. Een belangrijke factor
is ook dat dit college zich direct tot
de ministers wendt en aldus indirecten
invloed op de gemeenten kan uitoefe
nen, want de gemeentebesturen hebben
tegenwoordig veel met de regeering te
maken. En het talent om te plooien
van den bekwamen voorzitter der
Commissie, Mgr. Nolens, brengt heel
dikwijls kwesties in orde, waarvan de
oplossing lang niet gemakkelijk is.
Het Hbld. hoorde verder iets ver
luiden van een mogelijkheid, die in
meer algemeenen zin aan de moeilijk
heden onzer industrie tegemoet zou
komen. Het is een niet terstond uit
voerbaar plande Staat zou voor een
bepaalden tijd, bijvoorbeeld één jaar.
de zoogenaamde sociale lasten van de
industrie moeten overnemen (invalidi-
teits-, ongevallen- en ouderdomspre-
mies), ten einde haar in de gelegenheid
te stellen tot een krachtige verlaging
van de productiekosten. Men schat
deze lasten op ongeveer 4'/4 pet van
het verzekeringsplichtige loon. Zeer
ruw geschat, moet het totale loonbe
drag der industrieele arbeiders in ons
land ongeveer 1 milliard bedragen,
hetwelk echter niet geheel verzekerings-
plichtig is. Zoodat de maatregel een
last van misschien een 30 millioen zou
verschuiven van de Industrie op de
contribualen in het algemeen. De Rijks
diensten kunnen dit bedrag natuurlijk
vrij nauwkeurig berekenen. Daartegen
over zou dan een gedeelte van den
werkloozensteun door Rijk en gemeen
ten uitgespaard moeten worden door
vermeerderde werkgelegenheid.
Het blad merkt op, dat deze methode
eerst toepassing zal kunnen vinden,
als het staatsbudget volkomen sluit,
zoodat we nog wel een poosje zullen
moeten wachten.
(Wordt vervolgd).
f I
47e JAARGANG.
De Echo van het Zuiden,
Waalwyksche en Lanptraatsche Courant
Dit blad verschijnt
WOENSDAG EN ZATERDAG.
Abonnementsprijs per 3 maanden 1.25.
Franco per post door het geheele rijk f 1.40.
Brieven, Ingezonden «tukken, gelden enz.
franco te zenden aan den Uitgever.
Prijs der Advertentiën
20 cent per regel; minimum 1.50
Reclames 40 cent per regel.
Bfl contract flink rabat.
Advertentiën moeten Woensdag en Vrijdag
des morgens om uiterlijk 9 uur In ons bezit,
zijn.
van „De Echo van het Zuiden".
GERECHTIGHEID.
Aurélien, die iets van die plannen had
vernomen waar hij trouwens nog de
helft niet van begreep en die nooit ge
leerd had eenige achting voor zijn vader te
koesteren, zeide dat de oude heer sufferig'
begon te worden.
In de zes-en-twintig jaren dat Bernard
met Félicienne gehuwd was had geen van
beiden nog ooit met een enkel woord het
verledene aangeroerd. De eed, dien Féli
cienne gevorderd had, was van weerszijden
streng gehouden. Thans moest kapitein Ba-
rlllet met zijn verhaal dat verledene weer
eensklaps te voorschijn roepen en nog wel
ten aanhoore van een geheel gezelschap.
Waarom had Bernard De Prabert den
verteller niet bij de eerste woorden het
stilzwijgen opgelegd?
Omdat in de sombere, onrustige stem
ming, waarin hij zich bevond, hij dit verhaal
beschouwde als een soort van straf, een
boetedoening, de uitwerking van de schande,
die op heel zijn leven drukte.
Ook mevrouw De Prabert had het stil
zwijgen bewaard, want zij hoopte dat deze
geschiedenis niet ernstig door haar gasten
zou worden opgenomen.
Sommige punten in het verhaal van ka
pitein Barillet hadden haar evenwel zelf
hevig doen ontstellen, zij had er diep over
nagedacht, daarna had zij tot haar schrik
vernomen, dat haar schoonbroeder, de moor
denaar, de veroordeelde, de dwangarbeider,
niet dood was zooals iedereen geloofde.
Hij leefde en zou in Frankrijk terug-
keeren.
Deze tijding had haar met schrik vervuld,
zij was bewusteloos neergevallen in de
armen van haar echtgenoot, die haar had
weggedragen terwijl hij aan het ontstelde ge
zelschap deze opzienwekkende verklarin
deed
„Robert Dilhesme is mijn broeder."
Ondanks haar zenuwtoeval had mevrouw
De Prabert deze woorden van haar echtge
noot gehoord en de verschrikkelijke bekente
nis had er het hare toe bijgebracht om de
dame ten toppunt van smart en schaamte te
voeren.
Het duurde zeer lang, eer zjj tot kalmte
was gebracht, ondanks de moeite, die Ber
nard en juffrouw Leonore zich gaven, en
zelfs toen salamoniak en chloral haar zenu
wen bedaard hadden, kon zjj nog den welda-
digen en verkwikkeniden slaap niet vatten.
Den geheelen nacht woelde zij op haar le
gerstede om en om, ten prooi aan een angst
en ontzetting die haar diepe zuchten en
halfversmoorde kreten deden slaken.
VII.
Den volgenden morgen te 8 uur hoorde
juffrouw Leonore de electrische schel, die
haar naar de kamer van haar meesteres riep.
Zjj was hierover niet weinig verbaasd, want
dit uur was voor mevrouw De Prabert bui
tengewoon vroeg en Leonore kon zich niet
herinneren dat mevrouw De Prabert haar
diensten ooit om dezen tijd gevorderd had.
Verschrikt snelde zij toe en vond Felici-
enne overeind op haar bed zitten, de oogen
wijd geopend en met de onrust op haar ge
laat.
Ongeduldig riep zij haar toe:
Spoedig, Leonore.
Mijn God, mevrouw, wat is er gebeurd?
Niets. Help mij kleeden.
Maar weet ge wel dat het nog zoo
vroeg is?
Om het even, ik wil heden vroeg gekleed
zijn.
Zooals mevrouw verlangt, maar me
vrouw begaat stellig een groote onvoorzich
tigheid na haar ongesteldheid van gister
avond.
De goede juffrouw Leonore kon deze
opmerking omtrent de matineuze gril van
1 haar meesteres niet weerhoudengewoon-
MAATSCHAPPIJ VAN VERZEKERING OP HET LEVEN
lijk kwam Félicienne niet vroeger dan elf
uur te voorschijn
Mevrouw De Prabert antwoordde niet
maar sloeg een groote kapmantel om, dien
Leonoré haar aangaf en zette zich voor den
grooten drievoudigen spiegel aan haar toilet
tafel.
Toen zij daar in haar fauiteuil met lage
rugleuning zat, vroeg Leonore:
Gevoelt mevrouw zich weer wat her
steld?
Ik weet het niet. Ik moet er afschuwe
lijk uitzien. Haal de gordijnen op, Leonora
De kamenier gehoorzaamde.
Felicienne beschouwde haar gelaat in den
spiegel en bemerkte niet zonder schrik op,
dat zij doodsbleek was, dat haar oogen hol
stonden en dat eenige rimpels zich op haar
voorhoofd vertoonde.
Mijn Godzuchtte zij, wat ben ik lee-
lijk!
Juffrouw Leonore haastte zich dit tegen
te spreken.
Welneen mevrouw, weineen, het is de
vermoeienis, een overblijfsel van uw onge
steldheid en het gebrek aan rust. Heb maar
een kwartiertje geduld en ge zult zien.
De gezelschapsjuffrouw, die tevens een
zeer bekwame kamenier was, wist dat na
dergelijke ontmoedigingen jhaar meesteres
steeds buitengewoon vrijgevig was. Zij toog
dan ook vol ijver aan het werk, waarbij zij
een groot aantal borstels, kammen, stiften,
penseelen, friseertangen, flacons en doos
jes gebruikte en naarmate het werk vorder
de, verminderde de onrust van Felicienne.
Heeft het bal gisteravond nog plaats
gehad? vroeg zij.
Welzeker, mevrouw, en het is zelfs
buitengewoon schitterend, en levendig ge
weest. Mijnheer Aurélien heeft de gemoe
deren tot kalmte gebracht en de vroolijk-
heid doen terugkeeren. Mejuffrouw Valen
tine de la Reynie een schoone, jonge
dame, en zoo geestig en beschaafd heeft
hem daarin krachtig terzijde gestaan zoodat
de anderen hun voorbeeld slechts behoefden
te volgen. Ohet was prachtig
Des te beter, zeide mevrouw De Pra
bert, die met zeer veel tevredenheid zag,
dat de blos op haar wangen, het rood op
haar lippen en de glans in haar oogen terug
keerden.
Goed zoo, Leonore, goed zoo, mijn lieve
zoo moet het wordenleg nog wat meer rood
onder mijn opgen, ik wil heden vooAtf niet
bleek zien.
Het toillet vorderde langzaam maar zeker
onder de vaardige handen der kamenier,
die de bejaarde vrouw een kunstmatige
schoonheid verleende.
Toen het toillet na verloop van een groot
uur voltooid was en Felicienne, in een sier
lijk morgengewaad gehuld, zich in den spie
gel van alle kanten bekeek, glimlachte ze en
zeide
Komaan, het kan er mee door.
Is mevrouw tevreden? vroeg Leonore
veelbeteekenend.
Ja, tamelijk.
Na een oogenblik bedenkens hernam Fe
licienne
Leonore, geef mij dien kleinen ring eens
aan, ge weet wel, met dien robijn, dien ge
onlangs zoo mooi vondt.
Ja, mevrouw.
De kamenier bracht het gevraagde in een
sierlijk étui.
Dien Ting moogt ge hebben, ik geef u
hem.
Leonore putte zich uit in dankbetuigingen
Ga nu aan kapitein Barillet zeggen, dat
ik hem moet spreken, terstond, ik wacht hem
in het kleine salon, hernam mevrouw De
Prabert. Ga, Leonore, ge behoeft den be
diende niet te zenden, doe het zelf.
Ja, mevrouw.
Terwijl de kamenier, aangemoedigd door
het rijke geschenk dat zij ontvangen had,
zich haaste om dit bevel harer meesteres
ten uitvoer te brengen, begaf mevrouw De
Prabert zich naar het kleine ontvangsalon,
dat deel uitmaakte van haar vertrekken.
Zij vleide zich op een sofa neer en ver
zonk in diep gepeins.
Een oogenblik later kwam Leonore terug.
Kapitein Barillet was nog niet opge
staan, mevrouw, zeide zjj. IIij vraagt een
uitstel van vijf minuten om zich te kleeden.
't Is goed, ik dank u, Leonore, laat mij
nu alleen.
Leonore verwijderde zich en Félicienne ver
zonk weder in haar gepeins.
Mijn God! mijn God! mompelde zij
huiverend, hoe kunnen wij zijn terugkeer
beletten?
WELVAARTSPOLITIEK.
Het „Huisgezin" schrjjft:
Gelijktijdig slaken. Volk en Voorwaarts
luide kreten, ten behoeve van de handhaving 1
van den vrijhandel.
Het Volk houdt zich overtuigd, dat ge
tracht zal worden de tariefsherziening te
gebruiken „om onze handelspolitiek naar
het protectionisme te doen afzakken".
En de Voorwaarts gewaagt van protec-
tionisten „van het slag der Brabantsche
fabrikanten, die niets liever dan invoer-
belemmering en sterke verhooging van in
voerrechten wenschen".
Beide organen verklaren dat ze gewaar
schuwd zjjn.
Wij kunnen het niet helpen, dat de soci
aal-democratische pers alléén naar de fabri
kanten (vooral met een kwaad oog naar de
Brabantsche fabrikanten) ziet en geen oog
heeft voor de werklieden, die achter de fa
brikanten staan en aan wie wjj ook een
enkelen keer denken.
Laten Volk en Voorwaarts het overzicht
van den stand der arbeidsmarkt in 1923,
opgenomen in het Maandschrift van het
Centraal Bureau voor de Statistiek, eens
Ter eere van kapitein Barillet moet ge
zegd worden dat hij de kunst verstond zich
vlug te kleeden. Nauwelijks waren de vijf
minuten uitstel, die hij gevraagd had, ver-
loopen, of hij vertoonde zich in complete
uniform, de haren glad gestreken en den
knevel met was opgedraaid, aan de oogen
van zijn gastvrouw.
Gij hebt mjj laten roepen, lieve me
vrouw, sprak hij. Mag ik naar den staat
van uw gezondheid vernemen?
Niet te slecht, Barillet, antwoorde zjj,
niet al te slecht.
Zjj stak hem de hand toe, die de kapitein
hoffelijk aan de lippen drukte.
Helaas, mevrouw, hernam hjj, indien
-ge eens wist hoe wanhopig, ontroostbaar
ik ben over de betreurenswaardige onhan
digheid, waaraan ik mij gisteren heb schul
dig gemaakt.
Wat kunnen we daar aan doen, Ba
rillet, het is eenmaal gebeurd.
Oals ik het maar geweten had. Ge
begrijpt dat ik er in de verste verte niets van
vermoedde.
Natuurljjk, Barillet. Wij zijn oude
vrienden, wij kennen elkaar al zeven of
acht jaren lang en elk jaar zijt ge onze
gast.
Al langer, minstens tien jaar.
En ik begrijp zeen' goed, dat gij niet
met opzet en met de bedoeling ons leed te
berokkenen, die ongelukkige geschiedenis
hebt verteld.
O, ik zweer u
Zweer niet, mjjn vriend, dat is onnoo
dig, ik ben buiten dat toch wel overtuigd
van uw goede gevoelens omtrent ons. Trou
wens, het gebenrde, hoe pijnlijk het ook
voor ons was, heeft ons de oogen geopend
voor een groot gevaar, dat ons dreigt.
Een gevaar?
Zéker. Hebt ge niet meegedeeld, dat
die Robert Duhesme, van wien ieder dacht
dat hij dood was, gereed stond om naar
Frankrijk terug te keeren?
Inderdaad.
Félicienne zweeg even en zag den kapi
tein smeekend aan; daarna hernam zij op
smachtenden toon
Mijn waarde Barillet.
-Lieve Felicienne.