§E ËCIQ11 H£T ZUliËi Lekker: i Honigs 0 Tweede Blad Vogelvrij? Puddingen Gemeenteraad. Nummer 44. Zaterdag 31 MEI Reeds meermalen werd er op ge wezen, dat sommige critici zich tegen over een Kamerlid schier alles mee- nen le kunnen veroorloven. Met velen achten ook zij het wenschelijk, dat een Kamerlid nu en dan ook buiten s Lands Vergaderzaal, een onderwerp van politieleen aard bespreekt. Maar o wee, indien dit gebeurt op een wijze, die den onwelwillenden criticus niet naar den zin is! Vier weken geleden schreven wij in enkele gewestelijke bladen onder het opschrift „Vrucht van Overleg" een en ander over de belangrijke wijzigingen, die de Minister van Onderwijs, op aan drang van vele leden der Tweede Ka mer, aanbracht in zijn plannen ten aanzien van het lager onderwijs. Kort en zakelijk gaven wij het voornaamste dier plannen weer. Maar hoort nu, hoe de Heer Teijssen, redacteur varf de Katholieke School, ons in zijn blad te lijf gaat. Wij prezen Minister de Visser een man van karakter, omdat hij niet stok stijf aan eigen meening vasthoudt en niet aarzelt den beteren weg in te slaan, die hem wordt aangewezen. Volgens den Heer Teijssen maakt de Minister „steeds meer den indruk, dat hij heelemaal geen eigen meening heeft". „Van alle zijden", aldus gaat de Heer Teijssen verder, „wordt geklaagd ook van rechts over gebrek aan sta biliteit, gebrek aan vaste lijn, over on bestendigheid in 't beleid van dezen bewindsman. En is het nu niet frap pant te zien, hoe kalmpjes en huiselijk- gemoedelijk de heer Deckers zelfs dit algemeen geconstateerde tekort aan zelfstandigheid en standvastigheid nog weet om te werken tot een ministe- rieele deugd" Het kan den Heer Teijssen hekend zijn, dat schier alle bladen de nieuwe voorstellen van den Minister veel be ter vinden dan de oorspronkelijke. Is het niet te prijzen in den bewindsman, dat hij deze oorspronkelijke door de nieuwe voorstellen heeft vervangen? Zou men 's Ministers zelfstandigheid en standvastigheid hebben moeten prijzen als hij zijn oorspronkelijke voorstellen, die schier nergens instem ming vonden, had gehandhaafd? De Heer Teijssen vervolgt: „Lezend wat de heer Deckers verder vertelt over 's Ministers onderwijsplannen, moet een outsider wel den indruk krij gen met iets zeer voortreffelijks te doen te hebben. Moeilijk kan de insi der zich echter voorstellen, dat de heer Deckers zelf zoo naief zou zijn oin niet beter té weten". Hier acht de Heer Teijssen het oor baar zonder meer te verstaan te geven, dat wij willens en wetens bij den lezer een verkeerden indruk wilden vesti gen omtrent 's Ministers plannen. Kan de Katholieke School-redacter dit waarlijk verantwoorden? Andermaal wenscht de Heer Teijs sen de mogelijkheid van opzettelijke misleiding hetgeen toch zeker tot 't ergste behoort, waarvan men een volksvertgeenwoordiger kan betichten niet uit te sluiten, als hij, na het 48- plan te hebben bestreden, zegt, dat de heer Deckers „willens of on willens, den indruk wekt, alsof men hier met een zeer verdienstelijk plan te doen zou hebben". Alsof het nog niet erg genoeg ware, beschuldigt de heer Teijssen ons van het verdoezelen of verzwijgen der na- deelen van 's Ministers voorstellen. „Dat te verdoezelen of te verzwijgen en 't publiek een wetsvoorstel aan te preeken, dat een algemeen volksbe lang van den eersten rang als 't lager onderwijs zoozeer moét schaden, 'ijkt een bedenkelijke taktiek, die met geen politieke motieven kan worden goedgepraat" „De waarheid hoven al!" roept de Heer Teijssen uit. En om zijn lezers toch maar goed te doen beseffen, dat wij in ons artikeltje de waarheid niet dienden, laaf hij er op volgen, dat wij deze dingen voor onze meerendeels ter zake onkundige lezers verdonkere maanden. Een aantijging, die beleedi- gend wordt, daar zij niet alleen van een verzwijgen der waarheid gewaagt, maar daarenboven wijst op de ter zake onkundigheid der lezers. Dezen zelf kunnen de valschheid onzer voorlich ting niet achterhalen! Zóó durft de Heer Teijssen in „De Katholieke School" iemand behande len, die van den hem spaarzaam toe gemeten vrijen tijd nu en dan iets af neemt om den lezers van enkele ge westelijke bladen het een en ander over politieke vraagstukken van den dag mede te deelen. „De waarheid boven alzegt de Heer Teijssen. En hij veroorlooft zich iemand te beschuldigen van misleiding en bedrog, op grond van een artikel, dat hij van a tot z aan zijn lezers ont houdt! 't Is waar; de schrijver van dit artikel is Kamerlid. Doch is een Kamerlid in 1924 dan vogelvrij Dr. L. DECKERS. Wij spatieeren. t'. is een minder vleiende naam voor hen wier smaak zoo fijn ontwikkeld is, dat zij geen bevrediging vinden in voed sel, dat daaraan niet tegemoet komt. Men moet er echter rekening mee houden. De meest verstokte lekkerbek is voldaan door L—- HAARSTEEG. Openbare vergadering van den Raad dezer gemeente op Dinsdag 27 Mei des namiddags tey half 6. Voorzitter Edelachtb. Heer Van Bok hoven. Ongeveer half zes opent de Voorzit ter de vergadering; aanwezig alle leden. De notulen der vorige vergadering worden na voorlezing onveranderd goedgekeurd en vastgesteld. Aan de orde: 1 Ingekomen stukken. Schrijven van Ged. Staten betreffen de de nachtverlichting voor het huis van den burgemeester. Dobbelsteen. Heeft men daarop al een antwoord gekregen. Voorzitter. Ja. Dobbelsteen. En wat is de inhoud van het schrijven. Voorzitter. Ik heb het niet hij me. Het luidt ontkennend. Dobbelsteen. Ik zou toch graag dat schrijven eens willen zien. Van Vrede. Kan u dat niet even ter inzage geven. Voorzitter. Dat is niet noodig, de brief is niet aan den raad gericht. Er staat in dat het in strijd is met het belang van de gemeente. Dobbelsteen. Mag ik dat dan eens zien. Voorzitter. Het schrijven is niet aan den raad gericht. Van Hemert. Het schrijven is toch gekomen naar aanleiding van een schrijven van den raad. Op verzoek van den Voorzitter gaat de Secretaris het schrijven halen en reikt het den heer Dobbelsteen over. Dobbelsteen. Waar staat dat u de lantaarn mag blijven houden. Voorzitter. Als jullie het hebben wil, ja, maar het is zoo'n persoonlijke zaak, dat het gewoon verschrikkelijk is. Van Vrede. Als het je niet aanstaat gaat dan bij de Kroon in beroep. Dobbelsteen. U zegt dal het een per soonlijke zaak is, maar dat maakt u er zelf van. Is het van u nu fair om te zeggen dat Ged. Staten de zaak hand haven. Voorzitter. Dat heb ik niet gezegd. Ik heb gezegd dat ze ontkennend ant woorden. Dan is het van u een ver keerde opvatting geweest. Dobbelsteen. U zal me niet kwalijk nemen, maar u zei het toch op een manier dat iedereen dien indruk moet krijgen. Waarom wilde U 't schrijven niet direct ter inzage geven. Dat is toch zuiver kwade trouw en de gevolgen die daardoor ontstaan zijn voor Uw reke ning. Van Vrede. De burgemeester heeft, geloof ik, maar het liefste dat wij niets te zeggen heebben. Maar dat gaat 'm niet glad. Schrijven van het gemeentebestuur van Vlijmen houdende het verzoek om de kermis hier ter plaatse gelijk te doen vallen met die van Vlijmen en dan voortaan weer te doen houden ge lijk vroeger, dus beginnen op Zondag en niet zooals in de laatste jaren het geval is geweest, beginnen op Donder dag. Voorzitter. Burg. en Weth. stellen voor op het verzoek van het gemeente bestuur in te gaan. Voor dit jaar kan het niet meer, maar dan een volgend jaar. Met algemeene stemmen wordt daar toe besloten. Schrijven van Dr. Weijers te Vlij men waarin hij mededeelt dat hij met het voorstel van den Raad geen genoe gen kan nemen. Kan de raad niet op zijn voorstel ingaan, dan blijft hij bij zijn besluit. Dobbelsteen. Ik vind dit geen fair optreden van den dokter. In de oor logsjaren toen alles duur was, heeft de raad hem direct verhooging van salaris gegeven en nu alles weer nor maal is geworden is het toch niet meer dan billijk dat ook de salarieering naar de normale verhouding wordt terug gebracht. Doch ik ken den ach tergrond wel van de geschiedenis die hier achterzit. Nu kan hij wel bedan ken, maar daar zijn de arme menschen weer niet mee gebaat en daarom stel ik voor het nog eens voor een jaar aan te zien. Voorzitter. Met ingang van 1 Mei heeft hij zijn ontslag al aangevraagd Ik weet niet wat hij verder zal doen. Er zijn sindsdien toch al menschen naar hem heengezonden moeten wor den Dobbelsteen. Dat weet ik, maar ik hoop dat hij daar niet al te vlug mee zal zijn. Voorzitter. Dat gaat niet van ons uit, maar van het Armbestuur. Van Hemert. Ik wil hier den naam van den dokter niet noemen, maar het schijnt dat ze elkaar over deze aange legenheid hebben gesproken, althans hij met wie ik gesproken heb liet dui delijk uitkomen dat ze een bond lieb- ben. Voorstel. Dat is allemaal praat waar we niets mee opschieten. Jullie voor stel is dus om hem 250 salaris te geven en 10.per verlossing. Dobbelsteen. Terwiile van de armen zullen we op zijn voorstel voorloopig ingaan en dan kunnen we intusschen eens afzien. Voorzitter. Wat zou U dan willen doen. Dobbelsteen. Een oproeping doen. Van den Brand. Nu 250 salaris geven plus 20 voor iedere bevalling. Dobbelsteen. Hoe loopen de dienst- men. En wat hij van 94 moet doen weet ik niet want bij ons zie je hem nooit. Ik ben ook op de secretarie werkzaam geweest en weet goed wat een gemeente-bode te doen heeft, dat is soms een heel schijntje. Met een beetje goeden wil kan de bode hier, waar men de beschikking over twee politieagenten heeft, goed heelemaal gemsit worden. Als de politie daartoe genegen is om enkele werkzaamheden over te nemen, dan kan een bode goed gemist worden als er maar een beetje goede wil is, dan kan het gemakkelijk. Voorzitter. Als er maar een beetje goeden wil was bij de Raadsleden, maar die heb ik bij jullie nog nooit gezien. Van Hemert. U adviseert tot leide- lijk verzet, u zei dat dit niet tot de taak van een veldwachter behoort. Voorzitter. Ge moet hier nu geen leugens en niets anders dan leugens gaan zitten verkoopen, anders is het beter dat ge uw mond houdt. Van Hemert. U bent direct begon nen met te zeggen dat ze het niet zul len doen. Voorzitter. U moet mijn woorden niet altijd gaan verdraaien en mij daar door belakken. Van Hemert. U wordt altijd direct driftig, blijf kalm, zooals ik, dan is er te praten. Wat ik zeg, zijn direct niet de door U gebruikte woorden, dat heb ik ook niet gezegd, maar daar kwam 't zoo wat op neer. Voorzitter. Ge moet geen woorden verdraaien. Maar wat wil de raad. Het eenmaal genomen besluit handhaven. Van Hemert. Mag men hier dan niets anders meer dan ja of neen zeggen? Dan zwijg ik verder liever. Van Vrede. Als je maar een ja-knik ker waart, dan zou je een goeie zijn. Dobbelsteen. Hoor eens hier, mijnheer de Voorzitter, wal van He mert hier heeft gezegd, mag hij gerust zeggen. Men moet door bespreking tot een geheel komen en dat kan door Uw optreden niet. Hoe kan men nu tot 'n oplossing komen als men in het ge heel niet zou mogen zeggen. Alles wat van Hemert heeft gezegd, mag hij ge rust zeggen en daar behoeft u geen aanmerking op te maken. Ged. Staten zeggen dat wij in ge breke zijn gebleven om aan te toonen jaren. Voorzitter. Gewoon van nieuwjaar tot nieuwjaar. Van Vrede. En hoe kan hij dan nu tegen 1 Mei zijn ontslag nemen. Voorzitter. Dat kan hij altijd doen. Als jullie zijn salaris gaat verlagen, dan kan hij steeds zijn ontslag nemen. Dobbelsteen. Heeft hij daartoe het recht. Voorzitter. Dat heeft hij altijd als hij zijn salaris ziet verminderen. Van Engelen. Ik zou aanraden maar een beetje voorzichtig in deze te han delen. Men kan toch wel begrijpen dat hij zich niet laat gebruiken om zijn diensten te geven alleen als men in nood zit. Ik zou daarom dat woord voorloopig en voor een jaar eens af zien, maar achterwege laten. Voorzitter. Zoo gaat men tenminste met hem spelen, dat zit er in opgeslo ten, want ge zegt zoodra ge beter kunt, j hem te zullen wegsturen. Het is zeer de vraag of hij zich zulk een handeling zal laten welgevallen. Dobbelsteen. Vroeger had hij 400 en dat zal dan voorloopig zoo blijven. Voorzitter, 't ls toch echt kinder werk zoo. Dobbelsteen. Als een dokter prul... Voorzitter. Juist, ik zou wel eens willen weten wie de grootste prullen zijn; maar we zullen doorgaan. Schrijven van Ged. Staten houden de de mededeeling dat ze niet tot goed keuring van de begrooting over het dienstjaar kunnen overgaan vooral eer inzake den bode een ander besluit is genomen. Ged. Staten wijzen er op dat iemand, die een volle dagtaak voor de gemeen te moet werkzaam zijn, een mensch- waardig bestaan daarin moet kunnen vinden. Van den Brand. Ged. Staten kunnen alles wel gaan afkeuren, het is alles maar dwingen wat ze doen. Als men iets wil bezuinigen en trachten de be lasting wat lager te krijgen, dan wordt het niet goedgekeurd. Ze kunnen ons gerust thuis laten, want ze doen toch niets anders meer dan de baas spelen. Zoo zijn er geen leden van den raad meer noodig. Van der Heijden. Ze zien het onbil lijke van het besluit in. Van Hemert. Van 94 werk verrich ten kan men toch geen dagtaak noe- dat ons voorstel goed doorgevoerd kan worden en werkelijk in het belang van de gemeente is, maar ze wijzen zelf ook op niets dat het aanblijven van den bode zooals vroeger, in het belang van de gemeente is. Maar dat was te voorzien. Ged. Staten spreken zoo ze worden voorgelicht. Ze zullen u wel gelooven. Voorzitter. Ge moet niets zeggen, want wij hebben niets geschreven. Dobbelsteen. U hebt toch de noodige commentaar moeten geven. Voorzitter. Wij hebben er alleen bij geschreven wat de raad heeft gezegd, niets meer of niets minder. Dobbelsteen. Ik stel voor dat wij hij de Kroon in beroep gaan. Verder wilde ik u ook nog vragen om voortaan de leden van den Raad van dergelijke belangrijke zaken een afschrift thuis te zenden, dan weten ze van te voren waarover het gaat en nn weet men van niets. Voorzitter. De leden kunnen steeds de stukken komen inzien. Dobbelsteen. Voor. vele leden gaan daar uren mee weg en wat steekt er nu in van dergelijke belangrijke stukken de leden een afschrift thuis te zenden. Men beschikt over een schrijfma chine en op de secretarie zit genoeg volk. Hoe moet men nu over derge lijke zaken oordeelen. Men wordt zoo doende steeds voor een fait 5 compli gesteld. Voorzitter. De raad moet het zelf weten als hij bij de Kroon in beroep wil gaan maar dan kunnen wij gedu- rend dien tijd dat de begrooting niet is goedgekeurd geen betalingen doen zoodat we dan ook weer voor moeilijk heden komen te staan. Dobbelsteen. Die moeilijkheden zijn niet zoo groot want men mag toch tot de helft van het bedrag der begrooting uitkeeren. Ged. Staten hadden dan ook maar wat eerder antwoord moeten ge ven. 10 April is het ingezonden, wraar- om moeten ze dan, ais het zoo drin gend is zoo lang talmen met antwoord te geven. Voorzitter. Daar kunnen wij niets op zeggen, daar moet men Ged. Staten op wijzen. Als men mij niet gelooft dan Dobbelsteen. Ik geloof drie kwart van Van der Heijden. Hij is aangesteld op een vast loon en daarvoor heeft hij zijn St. Chrispijntje weggeworpen zoodat hij natuurlijk geen klanten meer heeft. Om nu iemand met 9 kin deren ineens met 27 procent te gaan korten op zijn salaris is geen werk. Van Hemert. Hij heeft zich wel eens rechtuitgesproken en toen is door hem verklaard dat hij er wel genoegen mee kan nemen maar dat hij bang is voor de macht die boven hem staat en daar durft hij zich nooit tegen te verzetten. Hij moet zoodoende wel eens meer dingen doen die Voorzitter. Dat zijn allemaal verzin sels van je. Ge draait de woorden alle maal om, om mij maar te belakken. Ge moest je schamen zoo te handelen. Van Engelen. Ik protesteer tenmin ste tegen het gezegde van van Hemert. Voorzitter. Het is alles niet anders dan persoonlijk zijn. Ge wilt mij er door treffen, anders is h^t niets. Ge moest je schamen om zoo te handelen. In iedere vergadering dat ge komt moet ge in iets de schuld op den bur gemeester werpen en omdat te kunnen doen draai je er maar op los, je ver koopt je leugens of het niets is. Van Hemert. Wat zeg je daar? Blijf nou maar kalm. Van Engelen. Het is waar, Ge ver draait alles. Voorzitter. Het is veel beter dat ge zwijgt. Dobbelsteen. Hij heeft toch nog an dere middelen van bestaan. Van der Heijden. Hij verdient er wat bij met banden schillen was dat niet het geval dan zou hij met zoo'n huis houden 1 eel ijk op de koffie komen. Hoe kan hij me van een gulden of 9 10 met 11 man bestaan. Een jongen heeft hij nu die ook wat verdient, maar wat is het dan nog. Gaat dat nou toch zelf eens na. Hier van Hemert heeft er toch ook wel bijbaantjes bij om een behoorlijk bestaan te hebben. Van Hemert. Ik ben ook in mijn sa laris gekort. Van Vrede. We hebben de zaak rijp overwogen en wij zijn toch geen wind- liaan die men op een toren zet en dan alle richtingen heendraait. Winkel. Ik had eerst niets willen zeggen en zal het nu nog maar weinig doen, maar nu jullie partij van wind- haan spreekt zou ik dat kunnen bewij zen, maar uit de verslagen van de eou- rant is het genoegzaam te zien. Dobbelsteen. Ik kan wel zeggen dat het bij jullie ook allemaal windhanen zijn maar van ons kan men toch niet zeggen dat we de gemeente schade aan doen. Voorzitter. Dat weet ik niet dat zal de toekomst nog moeten bewijzen Dobbelsteen. Het beste is dan maar dat het baantje van gemeentebode ge heel wordt opgedoekt. Van der Heijden. Ik streef alleen naar recht en billijkheid en aan per soonlijk zijn doe ik niet mee. Van Vrede. Ik stel voor dat we in beroep gaan. Dit voorstel wordt aangenomen met 1 legen 3 stemmen. Voor stemden de heeren Van Vrede, Dobbelsteen, Van Hemert, en van den Brand. Tegen de heeren Winkel, van d r Heijden en van Engelen. Schrijven van Ged. Staten betreffen de het onderhoud van den weg naar Heusden. Ged. Staten wijzen er op dat de weg in zulk een desolaten toestand ver keert, dat het gevaar oplevert voor de veiligheid en waar die toestand is ont staan doordat er den laatste ntijd niets aan het onderhoud is gedaan en de weg gewoon verwaarloosd is, daar zul len Ged. Staten, als de gemeente niet spoedig overgaat om den weg te verbe teren, dit werk zelf ter hand te nemen voor rekening van de gemeente. De kosten zijn geraamd op 4500. Dobbelsteen. Was u dat bekend dat meermalen over subsidie is gesproken. Voorzitter. Dan moeten we toch nog den weg onderhouden. Ik heb dat al meermalen gezegd. Van Hemert. Zou het niet het beste zijn om in gesloten vergadering hier over te spreken. Voorzitter. Waarom, dat zou kinder achtig zijn. Van Hemert. Ik kan dan beter iets zeggen dat ik nu liever niet doe. Voorzitter. Zoo vreemd behoeft men niet te doen, men moet maar door praten en er niet omheen draaien. Van Hemert. De weg is in hoofdzaak blijven liggen. Voorzitter. Door jullie. Ik heb nog gezegd dat het toen wel de goedkoop ste manier was door zoo te handelen, maar dat het later zooveel duurder zou uitkomen. Nu moet u mij de schuld weer niet gaan geven en mijn woorden weer gaan verdraaien. Van Hemert. De bedoeling van ons is nooit geweest om dien weg heelemaal te laten liggen. Wij hebben wel ge zegd dat in hoofdzaak de andere wegen in orde moesten worden gemaakt. Winkel. De burgemeester heeft er nog op gewezen dat het ons duur te staan zou komen en toen heb ik nog gezegd dat we er niet van zullen op- Gefabriceerd met Honig's Maïzena. Vraagt speciaal Reclamepudding.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1924 | | pagina 5