Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. Het Schoenenwetje. EERSTE BLAD. „Volksplundering." FEUILLETON „NOORD-BRABAND" NUMMER 52 ZATERDAG 28 JUNI 1924 UITGAVE: WAALWIJKSGHE STOOMDRUKKERIJ ANTOON TIELEN. Telefoon No. 38. Telegr.-Adres: ECHO. DIT NUMMER BESTAAT UIT DRIE BLADEN. Ziedaar het dikke woord, waarmede de sociaal-democratische „Voorwaarts" het dezer dagen ingediende wetsont werp begroet tot vaststelling eener nieuwe tariefwet. Ook aan deze plannen, die de jaar- lijksche staatsinkomsten met ruim 10 millioen gulden moest vermeerderen, is van sommige zijden geen welwillende ontvangst bereid. Nauwelijks kan men ze hebben bekeken, dus zeker niet bestudeerd, of van meer dan één kant rees al het verzet, klonk reeds een veroordeelend vonnis. Toch wil de Regeering, deze nieuwe tariefwet vragend, geenszins partij kie zen tegen den vrijhandel en voor de bescherming. Ook de nieuwe tariefwet zal, evenals de tegenwoordige, een belastingwet zijn. Haar doel is twee ledig a. verbetering van het tarief in technisch opzicht b. verhooging der inkomsten van den Staat. Dat verbetering van het tarief wen- schelijk is, om niet te zeggen noodza kelijk, kan bezwaarlijk worden ontkend. Willekeur en onbillijkheden komen thans herhaaldelijk voor. Gelakt leder b.v. is onbelast; een andere grondstof, manufacturen, is het niet. Spijkers zijn niet belast, schoenen wel. Boeken, drukwerken en platen zijn vrij van rechten, maar voor papier zijn rechten verschuldigd. Kranen en moeren zijn aan rechten onderworpen, doch fabrieks- en stoom werktuigen, waaraan kranen en moeren bevestigd zijn, kunnen onbelast worden ingevoerd. Erger nog is, dat de toepassing van het tegenwoordig tarief aanleiding gaf tot vele geschillen. De tariefwet is ai oud, n.l. 1862 en bij de herziening van 1877 werd in haar techniek geen verandering gebracht. De wetenschap heeft sindsdien groote vorderingen gemaakt. Zij bracht in tallooze artikelen verbete ringen aan en deed vele nieuwe tot stand komen. Hierdoor is het te begrij pen, dat geschillen niet steeds konden worden voorkomen. „Dat de beslissin gen, welke in die talrijke geschillen werden genomen", zegt de Memorie van Toelichting „niet altijd met elkan der in overeenstemming, zelfs meer malen met elkander in tegenspraak waren, is, wanneer men, in verband met de technische gebreken van het tarief, let op de eindelooze verschei denheid der artikelen, waarop die beslissingen betrekking hadden, wel te begrijpen. Was de heffing dezelfde, of bleef zij geheel achterwege, onverschillig of een artikel bij den eenen of bij den anderen post van het tarief werd ondergebracht, dan ontstond natuurlijk geen geschil. Maar lang niet altijd was dit het geval. Volgens het tegenwoor dig tarief geeft het b.v. groot verschil of een artikel wordt ingedeeld bij touw of bij koord, bij drogerijen of bij specerijen, bij traan en vet of bij olie. Want touw is vrij, maar koord is belast, drogerijen zijn vrij specerijen niet, traan en vet worden niet belast, olie wel, Een technische herziening is dus dringend noodig en gezien den toe stand van 's Lands geldmiddelen, is het voor de hand liggend, dat de Re geering haar wenscht te benutten om de inkomsten der schatkist te verhoo- gen. Zij stelt daarom voor het waarde- recht van 5 pCt., dat thans wordt geheven, te brengen op 8 pCt. Dat wordt nu „Volksplundering" genoemd. Maar de verhooging is juist bedoeld als een der middelen, die het volk van den al te zwaren druk van sommige belastingen moeten verlos sen. Natuurlijk willen wij volstrekt niet zeggen, dat de Regeeringsvoorstellen ongewijzigd moeten worden aangeno men. In geen geval echter mag de nieuwe tariefwet zonder meer worden afgewezen. Integendeel, wij mogen hopen, in het belang van ons volk, dat zij naar stelsel en beginselen, zal worden aanvaard. Dr. L. DECKERS. „De Nieuwe Courant", liberaal, geeft een merkwaardig artikel over het resul taat van het Schoenenwetje. Het blad verlaart ronduit, dat het veel kwaad gezegd heeft over dit wetje en het bedenkelijk te hebben gevonden zoowel voor het daarbij betrokken vraagstuk van den vrijhandel als voor de belangen van den consument. „Kortom", zegt het liberale orgaan, „we waren niet erg te spreken over dit stukje gelegenheidswetgeving ten bate van de Langstraat en we hebben dat niet onder stoelen en banken gestopt". 52) f?3!H?)YVAA ,J K DOOR ERVARING STERK. Op deze meening wordt nu ruiterlijk teruggekomen 1 En wel naar aanleiding van een artikel van den heer L. L. F. de Qreve, voorzitter van de Commissie van Advies inzake de uitvoering van de Schoenen- wet, door hem gepubliceerd in de „Economische Statistische Berichten" over de werking van het wetje. Wat hij van zijn ervaringen meedeelt, is gunstig voor het Schoenenwetje, zoowel wat betreft het goede werk, dat door het departement van Handel en den chef van het „Schoenenkan toor" is verricht, als wat de uitwerking van het wetje zelf aangaat Hij constateert en het doet de „Nieuwe Courant" genoegen dit mede te deeien, vooral na zoo herhaaldelijk aan haar wantrouwen in de goede resultaten van het wetje uiting te heb ben gegeven dat (waaraan het blad niet twijfelde bij een eenigszins ver lengde toepassing der wet) de fabrieken een „herleving" te zien gaven en de werkloosheid verminderde en „practisch nihil" werd, dat (waaraan het blad wél twijfelde) „niettegenstaande de bescherming, die de wet verleende, de schoenenprijzen bijna voortdurend en soms zeer scherp zijn blijven dalen tijdens de periode van de toepassing der wet". Wel „kwam er aan het eind van Februari j.l. een keer in die daling en brachten de hoog oploopende lederprijzen een kleine verhooging, die echter opmerkelijk weinig de aandacht schijnt te hebben getrokken buiten de vakkringen". Het Haagsche orgaan wil deze er varing van den voorzitter der Com missie van Advies zijn lezers niet onthouden. Wil zij zeggen, zoo vraagt het, dat het Schoenenwetje een zegen is ge weest voor ons land Of dat, ware het er niet geweest, ons land schade zou hebben geleden „Neen, zeker niet. De heer De Greve in zijn flinke rondborstigheid vermijdt niet deze vragen even, in het voorbij gaan, aan te roeren. Hij schrijft: „Wij laten buiten beschouwing de academische stelling, die in theorie alleszins aannemelijk is, doch wel nimmer voor bewijs vatbaar zal zijn, dat zonder de Schoenenwet de prijzen nog meer of nog sneller zouden zijn gedaald. In dit licht bezien zal het ook wel onnaspeurlijk blijven of inder daad het Nederlandsche schoenen- dragend volk het gelag heeft betaald en of deze rekening groot is geweest." Het eind-oordeel over de werking van de wet, zoo verzuimt de N Crt. niet op te merken, spreekt hij dus niet uit. Dat zou slechts geformuleerd kunnen worden, zoo men wist of de consumenten d.w.z. de schoenen- dragende Nederlanders goedkooper dan wel duurder geschoeid zijn ge worden tengevolge van deze wet. „Doch naar des heeren de Qreve's meening is de werking van de wet zeer gunstig ten opzichte van een oude industrie, die door haar om zoo te zeggen is behouden. Hij ziet daarin een „algemeen belang". Men vindt deze qualificatie terug in de twee laatste alinea's van zijn artikel „Wanneer ik nu mijn indrukken samenvat, dan zou ik willen zeggen dat deze wet het door haar beoogde doel wel zeer juist en snel langs rechte lijnen heeft bereikt. Dat er in vakkringen, ook in die takken van het bedrijf waar deze overheidsdwang in den aanvang ais een ernstig ge vaar werd beschouwd, bijna uit sluitend lof is te hooren geweest, spreekt boekdeelen. De verklaring daarvan is meer nog te vinden in de stabiliteit die zij schiep, dan wel in de bepalingen zelf. Het is alge^ meen bekend dat niets zoo fnuikend is voor de nijverheid en handel als onzekerheid, steeds wisselende en onberekenbare invloeden. Van alle zijden, zoowel door de winkeliers en importeurs als door de fabrikanten, is tallooze malen gewezen op het heil van den moreelen steun, dien de wet heeft gegeven. En ik aarzel niet als mijn eind oordeel uit te spreken, dat daardoor een algemeen belang krachtig ge diend is geworden." Hieraan mag worden toegevoegd, 4Te JAARGANG. Waalwyksche en Lanptraatsche Courant, Dit blad verschijnt WOENSDAG EN ZATERDAG. Abonnementsprijs per 3 maanden 1.25. Franco per post door het geheele rflk f 1.40. Brieven, Ingezonden stukken, gelden enz. franco te zenden aan den Uitgever. Prfla der Advertentiëa 20 cent per regel; minimum 1.80 Reclames 40 cent per regel. Bfl contract flink rabat. Advertentlën moeten Woensdag en Vrijdag des morgens om uiterlijk 9 uur In ons bezit zfln. van „De Echo va» het Zuiden". GERECHTIGHEID Ga, riep ik op bevelenden bijna drei genden toon, zij naderen, wanneer ge niet gaat. dan zullen ze ons beiden gevangen ne men. Die waarschuwing deed haar een weinig moed vatten, zij ging eindelijk en nam het kind mee. Ik liep met verdubbelde snelheid voort en ging naar het midden van den weg, op dat zij mij goed zouden zien. Zooals ik -liet voorzien had, gebeurde het ook. De menschen van Miramont sloegen al leen acht op mij en liepen voorbij het dwars- pad zonder zich op te honden. Ongeveer een mijl ver vluchtte ik voor hen uit en zorgde er voor dat de afstand tusschen mij en mijn vervolgers niet klei ner maar ook niet grooter werd. Eensklaps maakte de weg een sterke krom ming, die, met het dichte kreupelhout aau weerszijden, mij voor eenige oogenblikken aan hun oog onttrok. Dat was een gunstig punt om hun het spoor bijster te maken, ik verliet eensklaps den gebnanden weg, ging door het kreupel hout en liep dwars door het veld naar de veerpont. De list slaagde naar wensch, zij zagen mij niet en liepen voort. Toen ik aan den oever der rivier kwam, op de plaats waar de pont altijd lag, vond ik haar niet. De boot lag er niet meer. Ik vergiste mij zeker Neen, mijn oogen, weldra gewend aan het onzekere maanlicht, zagen duidelijk aan den overkant van de rivier een donker voorwerp in het water liggen, dat moest de pont zijn. En Georgette? En het kind? Mijn God, wat zou er gebeurd zijn? AVas zij de rivier overgestoken? Waarom had zij niet op mij gewacht? Al les was toch eenzaam en stil, niemand had haar vervolgd. Mijn hoofd duizelde, ik voelde dat al mijn bloed naar de hersens steeg, en ik riep eerst zacht, toen iets luider, ten slotte overluid Georgette Georgette Geen antwoord. Eensklaps deed een zwak geschrei, dat ik in mijn nabijheid hoorde, mij verschrikt op springen, het was mij alsof mijn hart met een mes doorboord werd, want dat geschrei was van een kind, van mijn kind. Ik uitte een kreet van woede en wanhoop, snelde naar het lange riet aan den oever en daar, gerold in dekens die hem deden smoren vond ik mijn zoon, mijn zoon, verstaat ge ^BernardZijn moeder had hem daar neer gelegd en achtergelaten, om beter te kun nen vluchten. Had de angst haar verstand beneveld? Misschien wel, maar de roofdieren, die hun welpen meenemen om hen aan den jager te doen ontkomen, laten zich liever dooden, dan dat zij hen achterlaten. In de wouden van Amerika heb ik er ontelbare malen de bewijzen van gezien en telkens kwamen er dan bittere gedachten bij mij op. Alle die ren, die de natuur geschapen heeft, van de sluipende jakhals tot de fiere leeuwin, be schermden haar jongen met haar eigen lichaam en eerst aan haar lijk kon ik de kleine wezens, die zij het leven hadden ge schonken, ontrukken. En de vrouw van Ro bert Duhesme, de schoone Georgette O noodot, ostraf Wat heb ik geleden, Bernard, wat heb ik •geleden in die weinige minuten dat ik daar als versteend, als vastgenageld stond aan den oever van de rivier, in het bevroren riet, met, mijn kind tegen de borst gedrukt, nadat ik de dekens had losgerukt en zfln onschuldig, purperkleurig gezichtje had ontbloot. Hjj strekte de handjes naar mij uit en stamelde met bevend stemmetje Papa, ik hen bang, papa, ik ben bang. Wat ik toen leed, Bernard, is monster achtig, bovenmenschplijk. Die vrouw had dus aan niets gedacht dan aan haar eigen veiligheid, zij had haar kind MAATSCHAPPIJ VAN VERZEKERING OP HET LEVEH weggeworpen als een waardeloos, hinder lijk voorwerp, zij had mij aan mijn lot over gelaten om voor zich alleen gebruik te ma ken 'van de maatregelen, die wij tot de vlucht genomen hadden. Nu eerst had ik haar hart geheel leeren kennen, nu eerst wist ik hoe valsch, trouweloos en laf zij was. Bij al mijn verslagenheid ging mij eens klaps een gedachte door het hoofdhet geld, het geld, dat mij tot misdadiger gemaakt had Ik doorzocht haastig mijne kleederen en toen ik niets vond, herinnerde ik mij. dat zij het mij bij mijn thuiskomst had afgeno men en haar vreugdekreten klonken mij in de ooren Dit is de vrijheid, de vreugde, het ge luk. Ik gruwde van zooveel laagheid, liet was mfl alsof de grond onder mij wegzonk en een peilloos diepe afgrond mij verzwolg. En luidkeels, bijna zonder dat ik het wist, riep ik uit Welk een strafWelk een straf Eensklaps voelde ik een zware hand, die mijn schouder aanraakte en een ruwe stem voegde mij toe In naam der wet neem ik u gevangen. Verschrikt keerde ik mij om. Een gendar me stond voor mij en greep mij aan. Hoe? Waarom? Ik wist het zelf niet meer, mijn geest was zoo verbijsterd door liet ongeluk dat mij trof, dat ik alles had vergeten. Een enkele gedachte hield mij nog bezig, namelijk dat ik mijn kind in de armen had en dat ik het mij niet zou laten ontrukken, het was reeds genoeg, dat de moeder het zoo laaghartig had verlaten. Met een sprong rukte ik mij los van de hand van den gendarme en wierp mij in de rivier, die aan den kant reeds met een dunne ijskorst was bedekt, welke evenwel onder mijngewicht afbrak. Ik moest vluchten, mijn kind aan het dreigend gevaar ontruk ken, en ook aan de schande over mijn mis daad, die op hem zou terugvallen. Dat be greep ik, ondanks den staat van koorts achtige opgewondenheid, waarin ik ver keerde. De gendarme schoot op mij als op een wild dier. Owanneer lip het kind geraakt had, zou ik teruggekeerd zijn en hem onder mijn vuisten verpletterd hebben, maar ik alleen werd geraakt. Hoewel ik den kogel in mfln bovenarm voelde dringen, zwom ik de rivier over en drong aan den overkant het dichte woud in. Robert Duhesme zweeg en droogde het zweet af dat op zijn voorhoofd stond. Toen Bernard in diep gepeins verzonken, bleef zwijgen, hernam Robert: Het overige weet ge, Bernard. Alles wat ik deed om den dood te vinden bleef vruchteloos. Men vond mij, toen ik bewuste loos in een rotskloof lag, wekte mijn le vensgeesten weer op en toen, ondanks rnij- zelven, mijn krachten teruggekeerd waren, bracht men mij voor den rechter. Maar het kind? vroeg Bernard. Een glimlach van geluk plooide de lippen van Robert, toen hij antwoordde: Mijn zoon werd. Goddank, door brave menschen opgenomen, die ik het geluk had op mijn. weg te ontmoeten, hij leeft, ik heb hem gezien, gisteren, vanmorgen nog, hij is een verdienstelijk menscli en gaat een schit terende toekomst tegemoet, liij draagt een achtenswaardigen naam, waar geen smetje op kleeft en de vreugde die ik van hem be leef, doet mjj alles vergeten, wat ik na dat onheil heb geleden. Ik ben gelukkig, Ber nard, gelukkig voor dén korten tijd die mij nog te leven overblijft en dat geluk ben ik in Frankrijk komen zoeken. Nu ik u beb weergezien," nu ik weet dat ge mij vergeeft, en ik uw hand broederlijk in de mijne voel rusten, nu ik geen zorg meer over mijn zoon behoef te hebben, is al mijn lijden vergoed al mijn smart betaald en kan ik kalm en gelaten den dood afwachten. Bernard de Prabert zuchtte en zeide: Helaas, waarom zflt gij niet vroeger gekomen? Ik had gezworen dat ik verdwijnen zou, want ik was vast voornemens te ster ven om met mü dat noodlottig verleden geheel uit te wisschen en opdat er nooit een smet van mijn schande op mijn zoon zou terugvallen. De dood wilde mij niet, hoe ik hem ook zocht, smeekte en trotseerde, maar het was althans mijn plicht, een heilige 'plicht, nooit meer een voet op Franschen bodem te zetten. Hij hoog het hoofd en herhaalde zeer zacht Het was mijn heilige plicht en thans heb ik hem door mijn zwakheid verzaakt. Ik had het gezworen en ik heb mijn eed ge broken. God geve dat ik niet in hem voor dien meineed gestraft zal worden. Na een lang stilzwijgen vroeg Bernard. En die vrouw, wat is er van haar ge worden Ik weet het niet, ik heb nooit naar haar gezocht. Niet? Ik was er zelfs bevreesd voor haar terug te zien, want met haar zouden nieu we rampen op mij zijn neergedaald. In een eerste opwelling van toorn had ik haar kunnen dooden en dus mijn handen weer met menschenbloed bezoedeld hebben. In mijn zwakheid had ik haar kunnen verge ven en zou wellicht nogmaals onder haar noodiottïgen invloed zijn gekomen. Ik heb nooit getracht te weten, wat er van haar geworden is en ik wil haar voor altijd ver geten. Dat is verstandig. Het verleden is dood voor u, Robert,, en het tegenwoordgie doet u in den zoon, die zoo wonderdadig is gered, een vreugde en een geluk smaken, dat uw geweten kan geruststellen met de gedachte, dat de hemel uw misdaad heeft vergeven. Gij zjjt gelukkig, ik benijd u, Robert. Gij benijdt me, gij, Bernard? Ja, broer, ik benijd u. O! als ge eens in mijn geweten kondt lezen. Het kan u toch geen misdaad verwijten. Het verwijt mfl mfln zwakheid, mijn verblinding, mfln lafheid. Evenals gfl, Robert, heb ik onder den in vloed verkeerd van een wonderschoone vrouw, maar die geen hart, geen ziel had. Evenals de uwe, had die vrouw een broeder, die een speler, een losbol, een verkwister was, in staat tot alle laagheden, tot alle misdaden om aan zijn hartstochten te vol doen. Evenals gij duldde ik dien ellendeling in mfln huis en hfl heeft mijn zoon gemaakt tot zfln evenbeeld, even diep verdorven, even eerloos, even onnuttig als hfl zelf is. (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1924 | | pagina 1