I
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
FEUILLETON
Binnenland
EERSTE BALD
„NOORD-BRABAND"
Wonden
Kloosterbalsem
NUMMER 61
ZATERDAG 2 AUGUSTUS 1924
UITGAVE
WAALWIJKSCHE STOOMDRUKKERIJ ANTOON TIELEN.
Telefoon No. 38. Telegr.-AdresECHO.
DIT NUMMER BESTAAT UIT
DRIE BLADEN.
INTERNATIONALE
TENTOONSTELLING
m TILBURG, ma
Belangrijke internationale in
zendingen 33131
WERELD-ATTRACTIES.
Geheel Nederland komt
naar Tilburg.
VOOR TIEN JAREN.
Donderdag hebben in het heele land
de klokken geluid, en van de torens
onzer groote kerken hebben de bazui
nen geschald. Zij hebben niet geroepen
tot feestviering en luidruchtigheid,
maar veeleer tot ingetogenheid en over
peinzing. Want het gold de herden
king van de ernstige gebeurtenissen,
waaraan tien jaar geleden de wereld
ten prooi werd; gebeurtenissen, die in
het staatkundig en economisch leven
,a-„ Europa wonden hebben- -geslagen?"
zóó diep en schrijnend, dat de knapste
geneesheeren nu, ruim 5| jaar nadat
de brand heeft uitgewoed, nog niet de
middelen hebben gevonden om gene
zing en herstel te brengen.
Aan hetgeen er tien jaar geleden in
ons land gebeurde en tot herdenking
waarvan de klokken en de bazuinen
hebben opgeroepen, herinnert het ma
nifest, in heel het land aangeplakt.
Op Vrijdag 31 Juli 1914, te half twee
in den namiddag teekende de Koningin
het mobilisatiebevel; „Alle miliciens
en landweermannen met spoed opko
men". Er was oorlogsgevaar voor ons
land. En nauwelijks was het bevel ter
kennis van het Nederlandsche volk
gekomen, een paar uur slechts na de
60)
onderteekening, of in alle steden en
dorpen en gehuchten van ons land,
maakten de dienstplichtigen en een
menigte vrijwilligers zich op om in
werkplaatsen, fabrieken en kantoren,
of op het land den arbeid neer te leg
gen, familie en vrienden, misschien
voor goed, vaarwel te zeggen en zoo
snel mogelijk hun garnizoenen of hun
posten aan de grenzen te bereiken. Er
niet gevraagd, er werd niet gerede-
ueerd, er werd niet gemord.
Nederland was in oorlogsgevaar;
dat besef leefde in allen, in heel het
volk. Maar zij, die het spits hadden af
te bijten als het werkelijk, ook voor j
ons, tot oorlog ktvam, en daarvoor hnn
gave lijf, hun leven wellicht gingen of
feren, marcheerden daarheen, waar de
plicht hen riep.
Nauwelijks vierentwintig uur na
de afkondiging van het mobilisatiebe- j
vel was ieder op zijn post. Geen man
uit 't land ontbrak op het appèl. En
toen volgden rondom ons in Europa
de gebeurtenissen elkaar met verbijs
terende snelheid op. In enkele dagen,
woedde de wereldbrand, kort tevoren
in Oostelijk Europa uitgebroken, al
tot vlak bij onze grenzen. Drie kwart
van ons werelddeel stond weldra in
lichter laaie.
Het is goed, deze dingen thans, na
tien jaren, nog eens in herinnering te
brengen. Zij klinken ons wellicht wat
vreemd in de ooren, nu de~herinnerin-
gen aan dat alles door de gebeurte
nissen, die sindsdien, tijdens en na den
grooten oorlog ons denken en doen
beheerscht hebben, vervaagd zijn. Welk
een vertrouwen hebben wij in die ban
ge dagen geput uit de paraatheid van
ons leger en van onze vloot, uit de be
kwaamheid en vastberadenheid van
de hoogere leiding. Wat vond toen
heel ons volk een moreelen steun in het
besef, dat de verdediging aan de land
en zeegrenzen op haar post was en het
gemeenschappelijk erf met man en
macht zou houden buiten het oorlogs
geweld.
Zoo hebben wij gestaan, midden in
het gevaar, jaren achtereen. En de wal
van mannen en van weermiddelen, van
mijnen en versperringen werd steeds
verzwaard. Het leger groeide aan tot
het drie- en meervoudige van zijn oor
spronkelijke sterkte. Groote offers zijn
er voor gebracht. Niet alleen in geld,
zelfs niet in de eerste plaats in geld.
Want zwaarder dan dat wogen de per
soonlijke offers dergenen, die uit hun
gezinnen, uit hun zaken, uit hun maat
schappelijke milieu waren gerukt om
vele maanden, sommigen, met name de
met rang en verantwoordelijk com
mando bekleeden, zelfs jaren achter
een de verdediging van het land verder
te helpen opbouwen en in stand hou
den. Hoevelen dier gemobiliceerden
zagen in die dagen hun zaken verloo-
pen, hun werkkring verloren gaan, hun
studie, wellicht voor goed, afgebroken,
hun gezin zonder stevige leiding, hun
maatschappelijke positie ondermijnd:.
En ondanks dat alles stonden ze daar,
geduldig en goedmoedig aan de gren
zen, 's nachts en bij ontij, in regen en
wind, tevreden al wanneer ze na vol
brachten wachtdienst een onderkomen
vonden in hun kwartier, een groezeli-
gen zolder, een schuur of een stal,
waar in de lange winternachten kou
en sneeuw door de reten speelden. En
altijd die onzekerheid van hoe lang het
nog duren zou, en plotseling dan weer
dat dreigende gevaar van zeer nabij
door de schokkende berichten van over
de grens.
Voorwaar, er is aan dien anderen
kant, hier in het Zuiden en ook ver
in 't Oosten oneindig veel meer gele
den, niet enkel door 't leger, maar ook
door de burgerij. Doch dat is het juist,
[doop, ervaring sterk.
en steun, dat bij deze gelegenheid zal
worden gedaan ten behoeve van tal van
oud-gemobiliceerden, die door het ver
vullen van hun nationalen plicht groote
en blijvende, maatschappelijke, soms
ook physieke, nadeelen hebben onder
vonden.
wat ons thans, bij allen afkeer van
luidruchtig vreugdebetoon, toch tot
vreugde en dankbaarheid moge stem
men. Dankbaarheid over het feit, dat
wij voor de verschrikkingen van een
oorlog binnen onze landspalen zijn ge
spaard gebleven, trotsch in het besef,
dat Avij in 1914, met ter zijde stelling
van maatschappelijke, godsdienstige
en politieke verschillen, getoond heb
ben, een krachtig en zelfbewust volk
te zijn, dat zijn wil tot vrede op stelli
ge wijze heeft gedemonstreerd. Dank
baar ook, tegenover degenen, die in de
uren des gevaars hun plicht deden en
vaak meer dan hun plicht.
Bij stukjes en beetjes heeft men
het gemobiliseerde leger zonder
plichtplegingen naar huis gestuurd,
der plichtplegingen naar huis gestuurd,
toen men de manschappen en de re-
serve-aanvoerders, in wier handen de
lagere bevelvoering vrijwel geheel be
rustte, niet meer noodig meende te
hebben. Doch wat er in dat opzicht te
kort is gedaan, kan voor het land
slechts een aansporing te meer zijn,
om in deze dagen met warmte nog eens
de offers te herdenken, door zoovelen
voor ons allen gebracht, en het oor
niet te sluiten voor het beroep op hulp
HERDENKING MOBILISATIE 1914.
Woensdag is in het geheele land het
volgende manifest aangeplakt:
LandgeiiootenNu tien jaren zijn
verloopen sedert bij den oproep „Te
Avapen" door heel Nederland een schok
voer en een siddering, Avenscht het na
tionaal comité een woord tot u te rich
ten. Het Avas Juli 1914. Onlieilspellend
hadden ZAvare wolken zich aan den
staatkundigen hemel saamgepakt. Ge
legen tusschen de strijdenden, gelegen
op hun oorlogsAveg, was onze positie
zeer bedreigd. Hoe zou het ons gaan?
Wij Avillen vrede. Onze moedige
vorstin en onze kloeke regeering aar
zelden niet. Het bevel tot mobilisatie
bracht onze geheele weermacht te land
en ter zee in gereedheid om elke schen
ding van ons gebied tegen te gaan. Met
bedrukt hart zag ieder het kind, den
vader, den echtgenoot te wapen snel
len om zich te scharen om de kern van
goede aanvoerders, die hen zouden
leiden daarheen, waar het belang van
het vaderland riep! Hoevele Indische
verTufgangers traden in onze gelede
ren
Meer dan vier jaren drukkende on
zekerheid. Het waren moeilijke jaren,
maar... het gevaar werd afgewend en
bleef afgeAvend. Op Neerlands vrijen
bodem zette geen vreemde den voet.
Eensgezind en vast van wil stond het
geheele volle achter zijn regeering.
Neerlands zelfstandigheid die vroe
ger door inwendige verdeeldheid was
verloren gegaan en die in 1813 met
vreemde hulp was herkregen werd
door eigen kracht bewaard.
LandgenootenZwaar waren de of
fers, die van onze gemobiliseerden en
van hun gezinnen moesten worden ge-
ëischt. Zij hebben hun plicht gedaan.
Zij hebben het vaderland behoed ten
47e JAARGANO.
Waalwijksclie
Courant
Dit blad verschuilt
WOENSDAG EN ZATERDAG.
Abonnementsprijs per 3 maanden 1.26.
Franco per post door het geheele rflk f 1.40.
Brieven, Ingezonden stukken, gelden enz.
franco te zenden aan den Uitgever.
Prfls der Ad verten tiën
20 cent per regel; minimum 1.50
Reclames 40 cent per regel.
Bfl contract flink rabat.
Advertentlën moeten Woensdag en Vrijdag
des morgens om uiterlijk 9 uur In ons bezit
zijn.
Zaterdag en Zondag a.s. groote
Internationale Zang- en Muziekwed-
strijden en Festivals.
van „De Echo van het Zuiden".
MaaT dan zijn wij verloren, Daniël,
zelfs al slaagt ons plan geheel naar wensch,
begrijpt ge dat niet? Gesteld dat hij naar
Havre wordt gevoerd, met geweld aan boord
gebracht van de eerste boot, die naar Ame
rika vertrekt, zonder dat hij een woord
heeft kunnen spreken of een regel schrijven
om ons aan te klagen, wat baat dat dan
nog? Hij zal terugkeeren, Daniël, of wat
nog erger is 'hij zal iemand zenden, dien
wij niet kennen en die geheel van alles is
ingelicht. Die onbekende zal aan Bernard
het geheim meedeelen of rechtstreeks een
aanklacht bij de justitie indienen. O! God,
wij leven van nu af als op een vulkaan, die
elk oogenblik onder onze voeten kan uitbar
sten en ons vernietigen.
Daniël haalde de schouders op, zijn wenk
brauwen waren krampachtig saamgeknepen,
zijn oogen loerden schuw overal heen en
fonkelden met somberen glans. Hij vergat
geheel zfjn gewoonte om met afgebroken
volzinnen te spreken en zijn stem klonk
buitengewoon helder toen hij antwoordde
Aan dat alles heb ik ook reeds gedacht.
Had Ik mij niet met de zaken van Aurélien
behoeven bezig te houden, dan zou ik Ba-
taille op zijn reis naar Havre gevolgd zijn
en misschien was het mij dan wel gelukt,
het een of ander ongeluk te doen ontstaan,
dat onzen vijand eens en voor goed het
zwfjgen oplegde. Maar dat kan Ik nu niet
doen omdat mij den tijd ontbreekt. Wjj zijn
eöhter nog niet reddeloos verloren en onze
toestand is niet zoo hachelijk als ge wel
denkt. Wij kunnen tenminste nog andere
maatregelen nemen en hebben nog meer
middelen onder ons bereik. Wanneer Ber-
nard De Prabert eens stierf of als onher
stelbaar krankzjnnig in een gesticht werd
opgesloten wat zouden wij dan nog te vree
zen hebben? Wat doet het er toe of Robert
al aan zijn broeder alle bijzonderheden om
trent de misdaad te Miramont-la Montagne
verteld heeft, wanneer Bernard zelf ons niet
schaden kan. Voor het gerecht behoeven wij
niet te vreezen, want er bestaat volstrekt
geen wettig bewijs, dat wij in die misdaad
gemengd waren of er de voordeelen van ge
trokken zouden hebben. Het eenige wat men
u kan ten laste leggen is bygamie, maar de
man, met wien gij huwdet, heette niet Ber
nard Duhesme, maar Bernard de Prabert
en er is alweer geen bewfjs aan te voeren,
dat gij zijn ware afkomst kendet, want de
papieren waarop gij gehuwd zijt, droegen
alleen zijn aangenomen naam en bovendien
was officieel bekend, dat Robert Duhesme
overleden was. Begrijpt ge dat alles? Voor
de justitie zijn we dus volkomen veilig, al
leen Bernard hebben wij te vreezen en met
hem zullen wij
Hij voltooide zijn zin niet, maar maakte
een veelbeteekenend handgebaar. Mevrouw
De Prabert barstte evenwel in tranen uit,
ondanks deze geruststellende woorden.
Mijn God, mijn God! snikte zij, al die
sombere plannen zullen mij zelf nog doen
sterven of krankzinnig maken. Als ge eens
wist, Daniël, hoe zwak ik mij gevoel en
hoeveel sombere voorgevoelens mij doen sid
deren. Wij hebben in ons leven al heel wat
treurige wederwaardigheden doorleefd, maar
I ik verzeker u, dat ik mij nog nooit zoo ang-
j stig, zoo ontmoedigd, zoo bang voor de toe-
komst heb gevoeld. Die vreeselijke intrige,
j welke gij op touw zet tegen Filip Dormelles
brengt er ook niet weinig toe bij, om mij be-
j vreesd te maken en dan zal daarop een niet
minder vreeselijke intrige tegen Bernard De
Prabert moeten volgen. Ogij waagt te veel.
Het kan niet anders, wij zjjn er toe
gedwongen.
Waarom toch al die onrust, die strijd?
Het moet.
Daniël, mijn lieve broer, ge weet hoe
goed ik altijd voor u geweest ben. Laten wij
liever van al die sombere plannen afzien
en kalm en tevreden gaan leven.
Kalm en tevreden leven, hahaha, her
haalde oom Daniël met een duivelachtige
MAATSCHAPPIJ VAN VERZEKERING OP HET LEVEN
veroorzaakt door branden, snijden
of stooten, builen en insectenbeten
dadelijk behandelen met AKKER's
grijnslach. Toelaten dat die bruidsehatjager
Filip Dormelles met de rijke Marguérite De
Briais trouwt, dat Robert Duhesme alles
aan zijn broeder mededeelt en dat Bern. De
Pabet ons zijn liuls uitjaagt. Ja, dan kun
nen wij kalm en tevreden leven, maar waar
van? Van de wind misschien?
Helaas, wat ben ik ongelukkig, snikte
Félicienne.
Ho, ho, zeide oom Daniël, terwijl hij
haar den rug toekeerde, een vrouw die
weent is dom en onuitstaanbaar. Ik ga heen.
Hij voegde de daad bij bet woord en liet
mevrouw De Prabert achter die aan haar
angst, wroeging en smart den vrijen teugel
vierde, weende en zich de handen wrong in
wanhoop en vertwijfeling.
Aurélien had zich naar zijn vertrekken
willen begeven, maar in den gang ontmoette
hij iemand, dien hg blijkbaar niet verwacht
had en wiens aanwezigheid hem verre van
aangenaam scheen.
Het was een klein, oud heertje, geheel in
het zwart gekleed, met eenigszins grijzend
haar en een paar deftige bakkebaarden.
Aurélien fronste het voorhoofd, toen hij
hem zag en zeide op norschen toon
Gij hier, mijnheer Fabret?
De oude heer maakte een buiging en zei
de op onderdanigen, maar ietwat spottenden
toon
Ik zelf, mijnheer De Prabert, en geheel
tot uw dienst.
Dank u, maar welke wind voert u
hierheen, een goede of een slechte? vroeg
Aurélien.
AVat zal ik u daarvan zeggen, dat
hangt er geheel van af hoe men de dingen
beschouwt.
Wat bedoelt ge daarmee?
Wel, hetgeen voor den een aangenaam
is, kan voor den ander soms zeer onaange
naam zijn. Wij, notarissen, moeten ons met
zooveel zaken bemoeien, dat wij inderdaad
geen tijd hebben om na te gaan, in hoeverre
wij welkome of onwelkome bezoekers zijn.
Het heeft er veel van, mijnheer Fabret,
of gfl den gek met mij steektriep Aurélien
toornig uit. Dat is zeer onvoorzichtig.
De hemel bewaar me, mijnheer De Pra
bert, geen haar op mijn hoofd dat daaraan
denkt.
Kort en goed, wat komt gij hier doen?
Gij zjjt tamelijk nieuwsgierig, met uW
verlof.
Ik meen dat ik er wel eenlg belang bij
heb.
Dat kan.
Nu?
Ambtsgeheim, mijn beste mijnheer De
Prabert, neem bet me toch alsjeblieft niet
kwalijk, maar het is een ambtsgeheim, ik
mag er u dus niets van vertellen.
Aurélien beet zich op de lippen; hij had
den kleinen notaris wel bij de keel willen
grijpen, maar hij bedwong zich en zeide op
minachtenden toon, terwijl hij de schouders
ophaalde
Och wat, die ambtsgeheimen van u
worden op straat verteld.
Des te beter, antwoordde de onverstoor
bare Fabret, dan zal het u geen moeite kos
ten er achter te komen.
Ge vergeet wel eenigszins tot wien gij
spreekt, mijnheer, zeide Aurélien op Imo
gen toon.
In het minst niet, ik spreek tot den
zoon van mijn geachten cliënt, mijnheer
Bernard De Prabert.
Ik weet wel, dat gij een wrok tegen mij
hebt.
Toch niet.
Dat gij niets liever zoudt willen,, dan
mij onterfd te zien.
Foei, wie ul dat verteld heeft, is een
lastertong.
Maar gij zult u misrekend hebben,
mijnheer Fabret.
Onmogelijk, want ik heb niet de minste
berekening gemaakt, maar vergeef mij, wan
neer ik dit aangename gesprek moet afbre
ken, mijnheer Bernard De Prabert wacht
op mij en ge weet, hij is mijn geachte cliënt.
Uw onderdanige dienaar, mijnheer Aurélien.
De kleine notaris boog zeer diep, mis
schien wel om het spotlachje te verbergen,
dat zich op zijn gelaat vertoonde.
Daarna verwijderde hij zich vlug.
Bleek van woede snelde Aurélien naar
zijn kamer en onderweg mompelde hij
Die oude gek drijft op onbeschaamde
wijze den spot met mij. Hij schijnt al vol-
komen zeker, dat de erfenis van mijn vader
mij zal ontglippen en dat ik niet meer zal
zijn dan een onbeduidend jongmensch zonder
fortuin, die van een lijfrente moet rondko-
men, anders zou hij er zich wel voor wach
ten zulk een toon tegen mij te voeren. AVacht
maar, oukle pennelikker, we spreken elkaar
wel eens nader.
In elk geval, wanneer mijn lieer De Pra
bert hem vanmorgen zoo vroeg heeft ont
boden, dan moet hg zich wel ernstig ziek ge
voelen en hij zal zijn maatregelen nemen
om mama en mij te onterven. AArelnu,, neen,
dat zal niet gebeuren. Ik heb het recht mij
te verdedigen, des te erger voor hen, die
mijn belangen aanranden. AVij hebben nog
wetten, die aan kwaadwillige of gekke grijs
aards verbieden, hun kinderen te berooven.
Wjj zullen wel zien, verduiveld, wij zullen
zien.
Hij was intusschen op zijn kamer geko.
men, liep in de grootste opgewondenheid
heen en weer en sloeg met zijn wandelstok
op de meubelen en de gordijnen.
Zijn kamerdienaar kwam om zich te zij
ner beschikking te stellen, maar toen hij
zag in welk een stemming zijn heer ver
keerde, oordeelde hij het voorzichtiger, zich
maar ongezien uit de voeten te maken.
Vooreerst zal ik moeten weten, ging
Aurélien voort, wiens woede toenam naar-
mate hij over liet geval dacht, wat de juiste
bedoelingen van papa zijn. Die notaris heeft
een afkeer van mg, hij zal mij dus niets
zeggen, dat is zeker, en het is zelfs te vree
zen, dat hij ook zgn leerling Maurice De
Noirtal met het fijne van de zaak onkundig
zal laten. Er schiet mij dus niets anders
over dan er mijnheer De Prabert zelf naar
te gaan vragen. Een onaangename bood
schap,, maar het is al zoo lang noodig ge
weest, dat er eens een zuivere opheldering
plaats heeft tusschen hem en mg.
Hij wierp zich in een fauteuil en hernam
AA'aarom zou ik het ook niet dadelijk
gaan doen, zoodra de notaris weg is? Tot
dusverre heeft de moed mij steeds ontbro
ken en dan wilde ik een twist met papa
vermijden, zoolang ik niet zeker wist of...
Nul is er geen twijfel meer aan.
(Wordt vervolgd.)