DE ECi
ID VI
Mil
;tmi
b
Illicit
Tweede Blad.
FEUILLETON
No 66. Woensdag 27 Aug. 1924
Onderstaande circulaire wordt
door het Roode Kruis verspreid:
HET ROODE KRUIS
TEN DIENSTE DER MENSCHHEID.
Ongetwijfeld zijn er millioenen men-
schen, die de zegenrijke werking van
het Roode Kruis kennen en bewonde
ren. Daarnaast echter zijn er stellig
nog zeer velen, die het Roode K1U1S"
werk niet kennen of daarover onjuist
worden voorgelicht en daardoor dit
verkeerd beoordeelen. Dit laatste leidt
om het zacht uit te drukken tot
een niet welgezind staan tegenover het
edele werk, dat in hoofdzaak door den
grooten menschenvriend, den Zwitser-
schen geneesheer Henri Dunant om
streeks het midden der vorige eeuw ge
grondvest werd.
De oorzaak, die geleid heeft tot zulk
een volkomen onjuiste beoordeeling
van het Roode Kruiswerk is o.i. gele
gen in een noodlottige begripsverwar
ring van oorzaak en gevolg. Oorlog
beteekent: ramp, onheil, stelselmatige
menschenmoord en welvaartvernieti
ging. Dit wordt terecht door de men-
schen verfoeid!
Aan het ellendewoord OORLOG zit
de klank Roode Kruis zeer nauw ver
bonden. Enhoe verbijsterend het
ook moge klinken, het onmiddellijk
samengaan van de oorlogsgruwelen
met het heilrijke Roode Kruiswerk,
deed het ontzettende wanbegrip gebo
ren worden, dat steun aan het Roode
Kruis slechts beteekent steun aan de
oorlogsgedachte.
Waardoor bestaat dit heillooze be
grip thans nog?
Het antwoord kan zijn, omdat de
groote massa der menschheid niets of
veel te weinig weet van het Roode
Kruiswerk en zijn streven.
Daaraan moet een einde komen!
In naam der menschelijkheid en in
het belang der gansche menschheid
dient dit verantwoordelijk stellen van
het Roode Kruis, dit monsterachtig
wanbegrip weggevaagd te worden.
Het humanitaire werk, dat 't Roode
Kruis heeft verricht, en dat, wat het
zich ten doel stelt, moet ter kennis
worden gebracht van het algemeen.
Men weet helaas nog veel te weinig,
door welken geest dit werk wordt be
zield. Daarvoor vragen wij thans de
aandacht.
In het jaar 1921 verscheen een histo
risch overzicht: „Het Nederlandsche
Roode Kruis van 19171920".
Wat in het voorwoord wordt gezegd
zal nuttig zijn hier te worden herhaald.
Wij lezen daar„Dat het Roode Kruis
is een nevenverschijnsel van den oor
log, maar tegelijkertijd de kiemdrager
van de komende volkerenvrede. Toen
de mogendheden de noodzakelijkheid
erkenden van een verzachting van de
ellende van den oorlog jegens vriend
en vijand, werd zedelijk 't vonnis van
den oorlog geveld. Van het inzicht, dat
de oorlog barbaarsch en afschuwelijk
is, tot de overtuiging, dat redelijkheid
en menschelijkheid dit gansch niet
meer mogen gedogen, voert ons het
beschavingsproces onvermijdelijk, zij
het dan, dat de weg lang is, en zeer on
effen. Maar, dat het dwaas is en on
logisch om met alle middelen te pogen
elkaar te dooden of te verminken en
tegelijkertijd zijn beste krachten van
menschlievendheid en wetenschap m
dienst te stellen, om ook den getroffen
en verminkten vijand te verplegen en
te genezen, spreekt vanzelf.
De ontwikkeling en groei der Roode
Kruisgedachten zijn dus vredesfacto-
i-en en in die opvatting is het Roode
Kruis als onderdeel van den Volken
bond geheel op zijn plaats. Het maakt
thans deel uit van 't Vredesinstituut
Men ziet, dat zijn geen woorden die
gesproken zouden kunnen worden
door dragers van oorlogsgedachten,
door leiders van een oorlogswerktuig.
Immers de kennis en ervaring, van
den oorlogsjammer, in den loop der
tijden door het Roode Kruis verkregen,
zijn de aanleiding waardoor zulke echt-
menschelijke uitingen ontstonden.
Het Roode Kruis is dan ook een
stichting, gedragen en gedreven door
gevoelens van de hoogste menschelijk
heid en naastenliefde.
Het Roode Kruiswerk geschiedt zoo
wel in Oorlogs- als in Vredestijd!
Zoo lang de Volkeren het bescha
vingspeil nog niet hebben bereikt, om
door Recht en Rede geschillen te be
slechten, doch het ruw geweld door de
Menschheid nog zal worden gebruikt
om elkander te overtuigen of te
overweldigen, tot zoolang zal het
Roode Kruis de humane taak blijven
volvoeren om de smarten die men
daardoor elkaar aandoet te lenigen en
te verzachten.
Hetzelfde gemis aan waarachtige be
schaving maakt het noodzakelijk reeds
in Vredestijd te zorgen, dat alle mid
delen aanwezig zijn, die tot verzach
ting der smarten en het redden van
menschenlevens tijdens den rampvol
len krijg kunnen worden aangewend;
waarvoor het Roode Kruis dan ook
nauwkeurig zorg draagt.
Welk prachtig werk het Nederland
sche Roode Kruis deed, tijdens en na
den oorlogsramp, hoewel zelf niet in
den oorlog betrokken, valt in alle on
derdeden onmogelijk te vermelden.
Uit den geweldigen schat van mate
riaal sommen wij slechts op, het hel
pen van verminkten na den oorlog; de
verzorging van vluchtelingen naar ons
land; het helpen van krijgsgevange
nen, geinterneerden enz.
Doch ook in Vredestijd vervult het
Roode Kruis hoog inenschelijke plich
ten.
Bij watersnood, spoorwegongeluk
ken en veenbtandênT bij het in dienst
stellen van nood-ziekenhuizen; bij het
stichten van ziekenhuizen en park-
herstellingsoorden; het ziekenvervoer
aan de stations; bij het opleiden van
Roode Kruisverpleegsters en help
sters; het in standhouden der trans
portcolonnes; bij de pestbestrijding in
Nederlandsch Indië; bij de thyphus-
epidemieën, bij de malariabestrijding;
bij zijn werken voor de volkshygiëne
de Reizende Hygiëne Tentoonstelling
en de voorbereiding om in ons land te
komen tot een doeltreffende Voor- en
Nazorg voor t.b.c. patiënten, is het
Roode Kruis zijn eigen geschiedenis
en verheven coel getrouw gebleven.
Werden niet Rusland, Frankrijk,
Oostenrijk, Hongarije, Duitschland en
Japan geholpen in de tijden van nood,
ontstaan door de na-oorlogsche slechte
economische oestanden en door na
tuurrampen?
Het verdient daarom dan ook den
steun van alle welmeenenden in ons
land.
De naaste toekomst vraagt van ons
allen groote aandacht en groote offers
voor het belang der gansche mensch
heid.
Het Roode Kruis werkt daarvoor.
Daaraan kan ieder een weinig zijn
kracht geven, ongeacht in welken
kring der Maatschappij men leeft. Door
menschelijkheid te betrachten en al
dus de volkskracht te versterken, die
nen wij de Menschheid
Wordt daarom lid van het Roode
Kruis! De geringe contributie van
minstens 1 per jaar zult Gij gaarne
offeren aan dit humane werk.
Verzoekt Uw familieleden, vrienden
en kennissen dit eveneens te doen, op
dat het Roode Kruis kan worden uit
gebreid en voortgezet, gedragen dooi
het heilrijk willen van allen, tot het
keeren en lenigen van zoovele levens
rampen.
In Amerika, Japan, Zweden en an
dere landen is practisch iedereen lid
van het Roode Kruis.
Waarom zou dit in Holland niet
kunnen?
Namens het Hoofdbestuur:
Jhr. H. Loudon,
le Onder-Voorzitter.
Mr. H. C. Dresselhuijs,
Secretaris-Generaal.
Jhr. A. W. G. van Riemsdijk.
Penningmeester.
De Commissie voor de Leden
werving voor het Nederland
sche Roode Kruis
Jan A. van Zutphen, Voorz.
B. W. de Kanter, Secretaris.
S. J. Chabot.
Bern. W. C. Emons.
Dr. M. de Hartogh.
Jb. E. Joachimsthal.
Mr. D. Krantz.
T. H. L. Leclercq.
Mevrouw C. L. Levenkamp-
Plantne.
Z. G. Ph. Marcella.
L. Mazel.
Dr. H. K. Offerhaus.
Jhr. Mr. W. J. M. v. d. Poll.
Jhr. A. W. G. van Riemsdijk.
P. W. Scharroo.
W. C. Teunenbroek.
's-Gravenhage, Juli 1924.
Men melde zich aan bij het Hoofd
bestuur van het Nederlandsche Roode
Kruis, Princessegracht 27, Den Haag.
Interlocale keuring te Waalwijk
op 25 September 1924.
Zeer prijzenswaardig is het, dat de
fokvereenigingen te Elshout, Herpt en
Raamsdonk het initiatief genomen heb
ben om te Waalwijk dit jaar gezament-
lijk eene interlocale keuring te houden.
Van groote beteekenis is dit voor die
vereenigingen zelf, omdat zij daar eens
hun vee kunnen vergelijken met an
dere vereenigingen en daarmede de
noodzakelijke kennis om fokvee op de
juiste wijze te beoordeelen, weer ver-
grooten, maar van nog grootere betee
kenis is dit feit voor de niet-leden der
fokvereenigingen uit de gansche om
geving, de Langstraat en het Land van
Heusden en Altena. Immers zij zijn het
die nog de meeste leering behoeven en
deze wordt hun daar geboden in het
getoonde vee en in de uitlegging welke
van de keuring en plaatsing der dieren
zal worden gegeven. Dat er op gebied
van veeverbetering in bovengenoemde
streken nog wel wat dient te geschie
den, zal iedereen, die eenigszins met de
toestanden op de hoogte is, wel met
mij eens zijn. De telken jare plaats
vindende stierenkeuringen geven dui
delijk aan dat het werkelijk niet roos
kleurig gesteld is in deze noordelijke
districten van Brabant. Ligt dit dan
misschien aan den bodem of het be
drijf stype ter plaatse? Hierover
alle twijfel uitgesloten. Er zijn in die
eigen streek voorbeelden genoeg dat
op dergelijke gronden en onder die
omstandigheden goed veefokken wel
degelijk kan. Trouwens bij mijn her
haalde tochten dóór dit gebied, valt 't
mij telkens weer op wat voor een uit
stekend weiland op meerdere plaatsen
wordt aangetroffen en moet ik er tel
kens weer aan denken hoe het moge
lijk is dat de Langstraat en omgeving
op het gebied van veefokkerij niet
meer van zich doet spreken.
Wat moeten hiervan dan wel de oor
zaken zijn! Gedeeltelijke onkunde en
onvoldoende ambitie zullen wel de
hoofdoorzaken zijn. Ja onvoldoende
ambitie voor fok- en contrólevereeni-
gingen en de te vele ambitie voor het
handelen en sjacheren in vee, ziedaar
een heel voorname quaestie. Dat een
boer gaarne wat handel drijft is begrij
pelijk en noodig, maar dat te vele
sjacheren is schadelijk voor het eigen
bedrijf.
Nu kom ik geen ambitie vragen
voor een soort sportzaak, zooals de
rationeele veefokkerij door sommige
niet voldoende deskundigen wel eens
wordt genoemd, maar voor een abso
luut economische kwestie n.l. de ver
grooting van de rentabiliteit van het
veehouden en veefokken. Iedereen wil
toch gaarne sterk gebouwd melkvee
met hooge opbrengsten, met veel melk
en een hoog vetgehalte, met een goede
voedselverwerking hebben. Vee dat
deze eigenschappen ook zooveel moge
lijk overbrengt op zijn nakomelingen.
En dit alles tesamen is toch het doel
van de tegenwoordige rationeele vee
fokkerij.
Maar hoe wilt gij fokkers van de
Langstraat die eigenschappen nu lee-
ren kennen indien U geen gebruik
maakt van de fok- en contrólevereeni-
ging? Om tot rationeele fokkerij te ge
raken is het niet noodig dat U ander
vrouwelijk vee aanschaft. Neen beter
acht ik het, zooveel mogelijk de eigen
koeien te verbeteren, door selectie en
door ze te laten dekken door stieren
van goede afkomst en goed exterieur.
Dan ook het eigen vee te leeren ken
nen in opbrengst, hoeveelheid melk en
vetgehalte en zich zelf op de hoogte
te brengen van de eischen aan het ex
terieur te stellen om krachtige dieren
te hebben en te houden. Dit zijn de
middelen om te komen tot goed melk
en fokvee en op den duur wellicht ook
tot goed stamboekvee.
En toch al wordt hier en daar niets
voor deze kwestie gevoeld; met uitzon
dering van die enkele vereenigingen
wordt de hand niet aan den ploeg ge
slagen. Hoe is het toch mogelijk, dat
fokkers met de ontwikkeling van den
tegenwoordigen tijd nog zoo achter
willen blijven, niet achterlijk, wijl zij
geen stamboekvee b Toben, maar wel
omdat zij die, op de i duur zeer veel
geldelijk voordeel afwerpende fok- en
contr. vereenigingen vcorbii zien.
Moge de interlocale keuring tc Waal
wijk veler oogen openen. Daarom gij
leden der fokvereenigingen, komt
vooral op met uw vee om u zelf en
anderen voor te lichten en gij niet-
leden gaat tenminste kijken en over
weeg dan eerlijk bij U zelve of die be
weging ook zijn nut kan afwerpen.
Ook in de rubriek vee van niet-leden
kunt gij uw eigen dieren inzenden en
zal U daardoor reeds eenigszins de
weg kunnen worden gewezen en blijf
dan niet verder bij de pakken neerzit
ten.
Moge deze opwekking ter deelname
en bezoek aan de keuring te Waalwijk
veler ooren treffen, dan geloof ik stel
lig, dat binnen niet al te langen tijd,
de Langstraat en het Land van Heus
den en Altena een zeer voorname
plaats zullen gaan innemen onder de
rationeele fokgebieden van het zwart
bonte vee.
Ginneken, Augustus 1924.
De Rijksveeteeltconsulent,
A r i n s.
DUSSEN. Geslaagd voor 't examen
Hoofdakte de -heer H. A. Simonis,
alhier.
Openbare vergadering van den
Raad der gemeente Dussen op Vrijdag
29 Augustus 1924, des nam. drie uur.
Agenda
1. Ingekomen stukken en mede-
deelingen.
2. Opmaking aanbeveling leden
college van zetters.
3. Aanbieding rekening dienst 1923.
4. Aanbieding begrooting dienst 1925.
MADE. Dezer dagen werd een hond
van den heer J. Vallen alhier overreden
door een auto, de wielen gingen het
dier over den kop en hij was terstond
dood.
Zondag 31 Aug. zal door de Ky-
nologenelub op het feestterrein van den
heer H. van der Westen met plm. 30
herdershonden een uitgebreide demon
stratie worden gehouden, opgeluisterd
door de harmonie St. Cacelia van Made.
Prachtige prijzen zijn beschikbaar.
- Men verneemt uit goeden bron,
dat door het Bestuur van de harmonie
St Caecilia alhier een verzoek aan
Burgemeester en Wethouders is of zal
worden gericht, om tergemoetkoming
in een eventueel te plaatsen kiosk een
collecte langs de huizen te mogen
houden en bij gunstige resulaat die
kiosk op het molenplein of een door
't college aan te wijzen plaats te kun
nen opstellen.
- Zondag reden van Made—Geer-
truidenberg vanaf l'/2 uur nam. tot
laat in den avond twee autobussen om
't uur vice versa Made—Geertruiden-
berg, waar muziek- en zangconcours
gehouden Ondanks slecht weer was
het passagiersvervoer zeer druk en
levendig.
Alhier hebben de bakkers het
tarwebrood met 1 cent en het witte
brood met 2 ct. per brood opgeslagen.
De Burgemeester van Made c a.
maakt bekend dat op 29 Augustus a.s.
des Vrijdags des voormiddags 10 uur
een openbare raadsvergadering zal
worden gehouden van de gemeente
Made en Drimmelen.
Heden werd bij de familie van
schipper J. Leemans het bericht ont
vangen dat J. L. bevarend een z.g.
69)
i
van „De Echo van het Zuiden".
mum.
Zaterdag zal mijn huwelijk plaats hebben,
mijn laffe yijanden willen dat onmogelijk
maken, het tot eiken prijs verhinderen. In
de Alpen hebben zij getracht mij om het le
ven te brengen, hetgeen mislukte tot twee
maal toe, te Parijs pogen zij mij mijn eer
te ontrooven hetgeen nog veel erger is
maar ik ben moedig, zij zullen hun schande
lijk doel niet toereiken, zoolang er nog een
droppel bloed in mijn aderen is, ik zweer u,
dat ik mij met de kracht der wanhoop zal
verdedigen, kolonel, en wee hun, die zich
tot hun, medeplichtigen hebben gemaakt.
Zwijg,, kapitein, riep kolonel Allevard
heftig uit, en geef acht op uw woorden. Het
voegt u niet op zulk een hoogen toon te
spreken en mij lastig te vallen met persoon
lijke aangelegenheden, die hiermede niet in
het minste verband staan. Gij wordt beschul
digd van landverraad, en ik vind hier de
bewijzen, welke deze beschuldiging beves
tigen.
Wanneer gij onschuldig zijt hetgeen ik
wensch tracht dan die bewijzen te weer
leggen. Wat mij betreft, als uw verantwoor
delijke chef, is het mijn plicht u in arrest
te nemen en u van het oogenblik af nauw
keurig te doen bewaken, in afwachting dat
generaal Rolland, onze commandant, doen
fcal wat hij zijn plicht rekent. En nu geen
Woord meer. Volg mij.
Filip boog het hoofd,, als bezweek hij on
der zulk een vernedering. Steels ge wij ze
wierp hij een blik op kapitein Massias, maar
deze beantwoordde zij n blik niet.
De kapitein der artillerie, zichtbaar ont
roerd en door allerlei tegenstrijdige gewaar
wordingen bestcrmd, zonder te weten, wat
liij in dit geval denken moest, had het ge
laat afgewend.
Filip Dormelhs begreep wat er in hem
omging.
Groote God, iidien ook Massias aan hem
twijfelde, dan zag hij geen redding meer.
Hij drukte de, handen tegen de borst, om
het onstuimig koppen van zijn hart tegen
te gaan.
Duizenden warden, vol vurige welspre
kendheid, kwamen in zijn brein op, waar
mee hij zijn onsciuld zou kunnen aantóonen,
bewijzen die hj geven kon, dat hij het
slachtoffer van ïen helsche list was, maar
tevergeefs, hij wfs een gevangene, m n had
hem bevolen te twijgen, hij zou streng be
waakt worden ei zijn vriend twijfelde aan
hem.
Hij had al zijn moed, al zijn kracht noo
dig, om niet nee? te vallen en met wanke
lende schreden v»lgde hij kolonel Allevard,
die de kamer vertiet.
Bij de deur stmd Martineau, die, zoodra
hij den hoofdoffider gewaar werd, zich we
der in postuur zette, met de eene hand aan
zijn politiemuts, <je andere op den naad van
zijn broek. Hij lud het geluid van toornige
stemmen gehoord, dat uit de kamer van zijn
kapitein kwam en daaruit had hij begrepen,
dat deze eenig gtvaar dreigde, zonder nog
juist te weten, waarvan men hem beschul
digde.
Met zijn goedige trouwe oogen, zocht hij
den blik van Fi-lij» Dormelles op te vangen,
ten einde hem zijl ongerustheid uit te druk
ken en zijn vurig verlangen,, hem van dienst
te zijn.
Kolonel Allevam' merkte dien blik op.
Hij fronste de Wenkbrauwen en mat den
soldaat van hoofd tot voeten.
Wat zegt gij? vroeg hij.
Martineau antwoordde
Niets, kolonel.
Gij hebt een zonderling uiterlijk.
Martineau zwee?.
De kolonel lierram
Hebt gij vaimorgen deze woning be
waakt?
Ja, kolonel.
Zijt gij niet weg geweest?
Neen, kolonel.
Den geheelen morgen niet?
Ik heb alleen, een brief aan mijn vader
naar de bus gebracht, kolonel en in een
koffiehuis gaan ontbijten, zooals ik iederen
morgen doe.
Zijt ge anders nergens geweest?
Neen, kolonel.
Martineau werd eensklaps vuurrood, hij
dacht aan de heerlijke oogenblikken, die hij
met de mooie mevrouw Regnaut had door
gebracht.
Dat wil zeggen, ja„ kolonel, ik ben nog
een half uur boven geweest, bij iemand, die
op de tweede verdieping woont.
Spreekt ge de waarheid?
Ja, kolonel.
En hebt ge in dien tijd de deur open
gelaten?
Neen, kolonel, dat doe ik nooit, ik heb
de sleutels altijd in mijn zak als ik uitga.
Is er iemand hier geweest terwijl gij
weg waart?
Neen, kolonel.
Ook niet toen gij de straat op .zijt ge
weest?
Neen, kolonel.
Het is goed.
Kolonel Allevard verliet de woning, ge
volgd door kapitein Massias en Filip Dor
melles,, die een somber stilzwijgen bewaar
de.
Het rijtuig wachtte beneden en bracht
hen naar het ministerie terug.
Op den drempel van zijn bureau gekomen
deed de kolonel daar Filip binnentreden en
zeide tegen kapitein Massias
Ik dank u, kapitein en verzoek u geen
woord te spreken over hetgeen gij gehoord
en gezien hebt.
De artillerie-kapitein bracht de hand aan
zijn kepi.
Ozeide de kolonel, toen kapitein Mas
sias zich wilde verwijderen, wees zoo goed
aan den officier van de wacht te zeggen,
dat hij mij een korporaal met Uvee man
moet zenden.
Hij loosde een zucht van spijt, groette en
begaf zich naar het wachtlokaal van het mi
nisterie.
Toen hij weg was, sloot kolonel Allevard
de deur van zijn bureau en wendde zich tot
Filip.
Kapitein, zeide hij, ik zal onmiddelflk
onzen commandant, generaal Rolland, in
lichten van hetgeen er is voorgevallen.
Ik verzoek u er om.
Hebt ge mij niets mee te deelen betref
fende de aanklacht, die tegen u gedaan is?
Niets, kolonel.
Goed.
De kolonel liep met groote stappen zijn
bureau op en neer.
Hij wist zich zelf niet goed rekenschap te
geven van hetgeen er in hem omging; aan
den eenen kant was het hem een voldoe
ning, de bewijzen gevonden te hebben voor
de schuld van kapitein Dormelles, dien hij
zoo bitter haatte, maar aan den anderen
kant was er iets in de houding, in de stem
van den jongen officier, dat hem eerbied af
dwong ondanks zichzelven. Zonderling! hij,
die meende zijn vijand te vernederen, voelde
zichzelf vernederd.
De komst van den korporaal met twee
soldaten, die hij had aangevraagd, was hem
een welkome afleiding.
Voor de deur van het bureau hoorde hij de
commando's
Peloton halt.
Zet af 't geweer,
Geweer bij den voet.
De kolonel snelde naar buiten, waar de
soldaten met de banjonet op het geweer
stonden te wachten. Hij plaatste den korpo
raal in de antichambre, een soldaat voor
de deur en een voor het venster.
Laat niemand van hier gaan, verzet u
desnoods met. geweld, dat is het consigne.
Na deze maatregelen genomen te hebben,
keerde hij op zijn bureau terug om de papie
ren te halen, die hij op de kamer van Filip
had gevonden en die hij bij het binnentre
den op de schrijftafel had geworpen.
De ongelukkige jonge man hoorde de ge
weerkolven op de steenen der gang vallen
en sidderde van afschuw bij deze ruwe ar
restatie.
Hij werd bewaakt als een gevangene,
achter de ruiten van het venster zag hij een
bajonet fonkelen.
OGod, welk een schanderiep hij uit,
terwijl hij zich de handen wrong in wan
hoop.
Hfl kon niet nalaten met een bitteren
glimlach tegen kolonel Allevard te zeggen,
toen deez weer binnenkwam
Dat alles is wel overbodig, kolonel, ik
wil niet vluchten, integendeel, ik verlang
zoo spoedig mogelijk generaal Rolland te
spreken.
Wanneer hij u wil aanhooren, dan
wensch ik niets liever. Zoodra mijn rapport
is opgemaakt, en mijn verantwoordelijkheid
opgeheven, bekommer ik mij in het minst
niet meer om uw zaak, wees daar verzekerd
van, maar intusschen moet ge me toestaan
dat ik alle maatregelen neem, die de wet
voorschrijft.
Na deze op stroeven toon gesproken woor
den, ging hij heen en nam de bewijzen
of althans wat hij voor de bewijzen hield
van het verraad van Filip Dormelles
mee.
Deze als gevangene alleen gebleven, zonk
als vernietigd op zijn stoel terug en tastte
met beide handen naar zijn brandend hoofd.
Okon hij slechts een weinig kalmte in
zijn verwarde denkbeelden brengenHoe
gaarne had hij bedaard over zijn zaak wil
len nadenken en de middelen beramen, waar
door hij zijn laffe vijanden kon ontmaskeren
en overtuigen. Het was duidelijk merkbaar
dat de aanslag kwam van die twee ellende
lingen Aurélien De Prabert en oom Daniël.
Voor zichzelf was Filip daarvan vast over
tuigd, liij had er het moreele bewijs van,
maar hoe zou hij dat bewijs vaststellen en
zijn overtuiging door zijn meerderen doen
deelen? Wat hem het meest schrik aanjoeg
en hem met een sombere, martelende onge
rustheid vervulde, was de nauwkeurige na
bootsing van zijn handschrift, zoo nauw
keurig dat hij er zichzelf door zou laten be
driegen. Het geleek wel of daarbij tooverij
of hypnotisme in het spel was. Het kon niet
anders of men moest dat handschrift als
echt erkennen.
Ohet helsche plan was goed overlegd,
en behendig ten uitvoer gebracht, terwijl hij
geheel opging in zijn vreugde en in het ge
luk dat hem te wachten stond.
(Wordt vervolgd.)