Handel, Industrie en Gemeentebelangen
tl II1 IV IJ li v.
Toegewijd aan
FEULLETON
„NOORD-BRABAND"
t
UITGAVE
WAALWIJKSCHE STOOMDRUKKERIJ ANTOON TIELEN.
Telefoon Na 38. Telegr.-AdresECHO.
DIT NUMMER BESTAAT UIT
TWEE BLADEN.
EERSTE BLAD.
GEMEENTERAAD.
DRUNEN.
(Vervolg.)
7. Wijziging verordening op het
beheer van het Electriciteitsbedrijf
dezer gemeente
De Voorzitter zegt dat de wijziging
slechts van ondergeschikt belang is
en het meer eene administratieve
maatregel betreft waartegen wel geen
der leden bezwaar zal hebben.
De heer Muskens meent dat er een
termijn van 5 jaar is vastgesteld ge
durende welken tijd de P.N.EM. het
beheer van het bedrijf heeft. Hij zou
het beter vinden dat dit slechts van
jaar tot jaar van kracht was.
Voorzitter. Ik weet niet precies hoe
het met het contract staat, hoeveel
jaren daar nu van om zijn, weet ik
niet juist. Dat zal ik nakijken en in
een volgende vergadering mededeelen
Dit heeft echter met deze wijziging
niets te maken.
A. v. d. Wiel. Ik weet wel dat het
voor den tijd van 5 jaar is aangegaan.
Voorzitter. Dat weet ik, maar ik
weet niet juist wanneer het expireert.
De heer W. v. d. Wiel vraagt wat
wordt gedaan met menschen die niet
betalen
De Voorzitter zegt dat-Burg. en
Weth. belast zijn met de uitvoering
van de verordeningen, dus in zulke
gevallen ook optreden. Is het achter
stallige bedrag van beteekenis, dan
wordt het advies van een advocaat
ingewonnen. Betreft het een gering
bedrag, dan vanzelf niet, want dat
zou niet verstandig zijn, dan kan men
beter zelf zien het bedrag binnen te
krijgen en gelukt het dan niet, dan
wordt zoo iemand direct van het net
afgesneden. Meer kan men er niet
aan doen. want het gaat niet als met
de belasting, dat men beslag kan
leggen
De heer W. v. d. Wiel vraagt of
het wel de weg is om de P N E.M.
alles alleen te laten maken. Zij kan
dan zooveel rekenen als ze wil.
De Voorzitter zegt dat van zooveel
rekenen als men zelf maar wil geen
sprake is, aangezien de overeenkomst
luidt dat alles aan zelfkoste> den prijs
woidt geleverd en waar hier wordt
ingekocht aan heele groote kwantums,
zal daar wel niet zoo gemakkelijk
tegen te concurreeren zijn.
De heer W. v. d. Wiel merkt op
dat de P.N.EM. duur is. Bij Van
Schijndel in Waalwijk is men er daarom
van af gegaan en nu maken ze zelf
het licht, wat ze maar liefst 6 cent
goedkooper uitkomt.
De Voorzitter merkt op dat wij
daarmede niets te maken hebben omdat
het niet tot de competentie dezer
gemeente behoort. Hij wijst er op dat
het een kwestie is die bestaat tusschen
de P.N EM, en de groote gemeenten
omdat de P.N.EM. zelf stroom levert
aan de groot-industrie. Verschillende
groote gemeentebesturen zijn daar al
tegen opgekomen omdat die liever
zien dat de stroom door die groot
industrieelen van het G E B. wordt
betrokken. Voor de kleinere gemeenten
is het echter goed, want hoe meer
stroom de P.N E M. kan verkoopen,
hoe eerder het bedrijf rendabel zal
werken.
In deze gemeente heeft men geen
groot-industrie en de kwestie ligt
trouwens geheel buiten de lijn van
deze verordening.
Conform het voorstel van Burg. en
Weth. wordt besloten.
8. Verzoek van 't gemeentebestuur
van Sprang-Capelle om adhaesie te
betuigen aan het besluit van den
Raad dier gemeente om aan Ged.
Staten' dezer provincie te verzoeken
de jaarwedde-regeling voor burge
meesters, wethouders, secretarissen,
ontvangers en ambtenaren van den
burgerlijken stand in deze provincie
in dien geest te willen herzien, dat
eene algemeene vermindering worde
verkregen ten bedrage van 10 pCt.
der thans geldende bedragen, met
voorstel van Burg en Weth.
De Voorzitter zegt dat Burg. en
Weth. voorstellen het schrijven
voor kennisgeving aan te nemen.
Bij de behandeling van de begroo
ting is over deze aangelegenheid al
gesproken en gezegd dat de raad
de bevoegdheid in deze mist en Ged.
Staten t. z. t wel zal ingrijpen.
Spr. zegt zich zeer goed te kunnen
vereenigen met wat in Geertruiden-
berg naar aanleiding van dit schrijven
is gezegd n.l. dat iedere gemeente zicli
maar met eigen zaken moet bemoeien.
Waar zou het ook heen moeten als
iedere gemeente telkens dan over dit
en dan weer over dat komt aanklop
pen om adhaesie te-betuigen. Iedere
gemeente moet zelf wijs genoeg zijn
om zijn eigen zaken te regelen.
De heer Muskens meent dat door
tal van gemeenten reeds adhaesie is
betuigd. Ook deze gemeente kan dit
nu z. i. goed doen.
Voorzitter. Bij de begrooting is hier
over al gesproken. Door den heer van
Drunen is toen nog een voorstel daar
toe gedaan wat echter niet is aange
nomen.
Muskens. Dat was toen weer heel
iets anders.
De Voorzitter zegt dat het geheel op
't hetzelfde neerkomt. Bij de beschou
wingen is er nog op gewezen dat de
Rijkssalarissen ook aanmerkelijk ver
laagd zijn, doch het daarom nog niet
noodig was dat de salarissen, die hier
in de gemeente worden gegeven, pok
verlaagd moesten worden. De vraag is
maar, is het salaris hier te hoog ja of
neen. Spr. wil, omdat het ook hem
betreft, er niet zoo heel veel over zeg
gen, alleen wil hij er nog even op
wijzen dat het salaris nog van dien
aard is, dat hij als hij zou getrouwd
zijn, er niet van zou kunnen komen.
AI dergelijke zaken dienen en moeten
plaatselijk worden beoordeeld. Ieder
moet zich maar met eigen zaken be
moeien, want wat moet het worden
indien iedere raad zich op een dergelijke
manier met al die zaken gaat bemoeien.
De heer Muskens kan de houding
van de Wethouder niet begrijpen aan
gezien deze al onder voorzitterschap
van burgemeester Van Huiten mee
28)
farrry^WAALWU K gO
DOOR. ERVARING STERK.
aangedrongen hebben om de 8'/j pCt.
pensioensgrondslag de ambtenaren zelf
te laten betalen.
Voorzitter. Dat is een groot ver
schil. Men kan er veel voor voelen
dat iemand een behoorlijke bezoldi
ding heeft en ook dat iemand voor
zijn eigen pensioen zorg moet dragen
Muskens. Dat blijft toch hetzelfde.
Voorzitter. Dat is een groot, een
heel groot verschil.
De heer W. v. d. Wiel meent dat
er geen bezwaar tegen kan bestaan
om aan het schrijven adhaesie te be
tuigen wijl in het adres staat dat de
verlaging te zijner tijd moet ingaen.
Hij voelt er ntet veel voor om nu te
gaan verlagen want alle dagelijksche
benoodigdheden worden steeds hooger
in prijs, maar de tijd kan veranderen
en daarom zullen zooveel gemeente
besturen adhaesie hebben betuigd.
Voorzitter. Het is mij niet bekend
dat er zooveel gemeenten zijn die
adhaesie aan dit adres hebben betuigd.
W. v. d Wiel. Ik zeg niet dat het
loon nu al omlaag moet, want daar
zijn de omstandigheden niet naar, maar
wel als de tijd verandert. Kijk eens
hoe het Rijk op de salarissen van de
onderwijzers aan het korten is geweest.
Voorzitter. Keurt u dit dan thans goed?
Als u zelf zegt dat alles weer veel
duurder is geworden, dan kan het
toch niet anders of die menschen
moeten zich heel wat gaan bekrimpen.
Wil de gemeente dat standpunt gaan
volgen Door adhaesie te betuigen
doet men zulks want in het adres
wordt op onmiddellijke verlaging aan
gedrongen.
W, v. d. Wiel. Ik meende dat daarin
staat om het later pas te gaan verla
gen wanneer de tijdsomstandigheden
anders zijn geworden.
De Voorzitter laat het bewuste
schrijven voorlezen, waaruit blijkt dat
op directe verlaging - wordt aange
drongen.
De heer van Drunen zegt dat op de
begrooting is te zien dat de gemeente
in het bezit is van honderden bunders
grond die allemaal aan een tamelijk
goeden prijs verhuurd zijn en als ge die
opbrengst bij elkaar telt is het nog
niet voldoende om er het personeel
van het Raadhuis mee te betalen.
Voorzitter. Dat heeft daar toch niets
mee te maken, want er zijn heel veel
gemeenten die geen bezittingen hebben
en die hebben toch evengoed bestuurs-
leiding noodig. Zou men ze betalen
naar de opbrengst van die bezittingen,
dan zouden ze op veel plaatsen 'm
gaan smeeren. Zoo iets kan men niet
voor een koopje laten doen. Bovendien
gaat men geen salaris geven naar wat
men aan eigendommen heeft, maar naar
het werk dat wordt verricht. Men kan
niet zeggenzoolang wij belasting
betalen geven we geen salaris, dat
gaat niet op.
Het voorstel van Burg. en Weth.
wordt daarna met 8 tegen 2 stemmen
aangenomen.
Tegen stemden de heeren Muskens
en Van Drunen.
10. Aangehouden verzoekschrift van
Hub. van Son alhier om de boomen,
staande langs den keiweg van de
spoorbaan tot de scheiding te laten
rooien.
De Voorzitter zegt dat de iepen-
boomen inmiddels zijn verkocht en
f 130 hebben opgebracht, wat nogal is
meegevallen.
Het verzoek om de eikenboomen te
mogen rooien is aangehouden. Spr. is
ter plaatse wezen kijken en heeft de
boomen nogal licht bevonden, welke
meening door de Wethouders wordt
gedeeld. Burg. en Weth. stellen voor
daarom de boomen niet te laten rooien.
De Inspecteur van het Staatsbosch-
beneer heeft ook eenig bezwaar ge
maakt en dan zou het kapverbod op
gelegd kunnen worden, en waar de
eikenboomen voor het land niet zoo
schadelijk zijn dan de iepenboomen,
acht men het 't beste daarvoor geen
vergunning te geven.
Van Drunen. Ik zou den man toch
een beetje ter wille zijn en hem de
l knotwilligen, die van boven een beetje
rauw zijn, wat laten hakken.
Voorzitter. Wij waren van meening
dit nog te moeten uitstellen tot een
volgend jaar.
Van Spijk. Goed hakbaar is het
nog niet.
Muskens. Er is toch altijd gezegd
dat het om de 4 jaar gehakt mocht
worden en dat is nu en het hout is
er bekwaam genoeg voor ook.
Van Spijk. De menschen zijn nu
bijna allemaal geriefd en wat zal het
hout dan opbrengen
De heer A. v. d. Wiel zegt dat het
opvallend is dat de boeren zelf in het
veld boomen planten, ook daar waar
ze het recht tot voorpooting hebben
en nu kan hij maar niet begrijpen
waaromin'thartvande gemeentede boo
men zouden moeten worden opgeruimd.
Van Drunen. Dat kan zoo hier en
c aar zijn om de beesten zomers wat
n de schaduw te kunnen laten staan.
A v. d. Wiel. Men ziet er heel veel
rNUlvi.viL~i\
De ïlcho van het Zuiden,
en Lainrstraalsclie Courant
Dit blad verschtjnt
WOENSDAG EN ZATERDAG.
AbonnementsprtJs per 3 maanden 1.25.
Franco por post door het geheele rjjk 1.40.
Brieven, Ingezonden stukken, gelden enz.
franco te zenden aan den Uitgever.
PrtJs der Ad verten tlën
20 cent per regel; minimum 1.50
Reclames 40 cent per regel.
By contract flink rabat
Advertentiën moeten Woensdag en Vrijdag
des morgens om al ter 14] k 0 aar in ons beslt
■tJn.
van „DE ECHO VAN HET ZUIDEN".
EERSTE DEEL.
MAATSCHAPPIJ VAN VERZEKERING OP HET LEVEN
De aankomst liad plaats in den avond,
toeh een dikke mist belette tien stappen
ver te zien, en het gerol van het rijtuig over
den keiachtigen weg had eenige nieuws
gierige visscliersvrouwèn aan de deur hun
ner woningen doen komen.
Alexis was toen hot lusthuis binnen ge
gaan.
In de eetzaal stond Renée tegen de open
deur geleund.
Bleek en trillend van aandoening met de
beide handen op het hart gedrukt om de he
vige kloppingen te bedaren, terwijl er tra
nen van aandoening in hare oogen glinster
den. vroeg zij met bevende stem
Zij is daar, niet waar?
Alexis wilde wachten en nog eenige voor
zorgen nemen, maar toen hij haar zoo ang
stig zag, was het hem onmogelijk niet on
middellijk te antwoorden:
Ja, zij is daar.
Maar aanstonds voegde hij erbij
Wees moedig, houd u sterk. Ontstel u
niet te zeer, want dat zou noodlottig kunnen
zijn.
O, antwoordde Renée, de.voordeur na
derend, het geluk doodt niet.
Dan ging Alexis terug naar het rijtuig:
Kom, sprak hij, de moeder zijne liahid
toestekend om haar te helpen uitstappen,
kom. Zij wacht u. Zij roept u, kom...
Lieve moeder.
Welbeminde Renée.
Op de stoep staande, aanschouwde Alexis
Monteray met eveneens kloppend hart die
ov°rgroote, roei ude vreugde: zijn werk.
Renée lag in de armen harer moeder, met
het hoofd op haar hart, op dat moederhart,
waar de kinderen altijd de kalmte, de be
vrediging en het geluk vinden.
En daarna hoorde men gedurende lange
oogenblikken nog alleen stil geween en tril
lingen van eindelooze vreugde.
Ha, de smarten waren weg. vergeten, uit-
gewischt.
Dit oogenblik van onzeggelyk genoegen,
van overgroot geluk, vergoedde beiden hun
lang martelaarschap.
Onbeschrijflijk was het tooneel tusschen de
moeder en de teruggevonden dochter, als
het ware uit den dood opgestaan.
Gjj zjjt het toch wel, beminde Renée,
mompelde zacht de moeder.
En hare handen streelden in vervoering
van teedcrlieid langzaam het gelaat en de
haren van de jonge vrouw.
Wel ja. antwoordde eindelijk Barbara,
die zelfs in dit oogenblik van diepe ontroe
ring hare vrijheid van spreken behield, wel
ja, mevrouw, wij hebben haar gevonden en
voor u bewaard, uwe brave dochter.
En Renée op den arm tikkend, zeide zij
Lief kind. gij zult zooveel weenen dat
gij niet meer ziet. Waarlijk, gij zult uwe zoo
schoone oogen verbranden. Gij, mevrouw, gij
moet u de sterkste toonen en haar tot be
daren brengen, anders zal zij morgen de
koort li- bben.
Op dien raad die rechtstreeks uit hot hart
van de brave Barbara kwam. deed de moe
der zich eenig geweld aan om hare ontroe
ring te bedwingen.
Ja, gij hebt gelijk, zeide zij, wij moeten
kalmer zijn, maar 't is zoo goed en het ver
licht zóo het hart, te weenen, wanneer men
zooveel geleden heeft.
Gü moet daar niet meer aan denken,
mevrouw.
De slechte dagen zijn voorbij aangezien gij
weer en voor altijd met uwe geliefde dochter
vereenigd zijt.
En, zelf hare tranen drogend, voegde de
huishoudster erliij
Welaan, men mag zich niet zoo ont
stellen wanneer men het geluk teruggevon
den heeft. En ik, hoé is het mogelijk, ik doe
in dat concert mee en middelerwijl zal mijn
zeebaars aangebrand zijn. Want ik heb u
een goed avondmaal bereid, mevrouw.
Barbara aarzelde by dit laatste woord
zy wist niet hoe de nieuwgekomene te
noemen om haar van hare dochter te onder
scheiden.
Maar Alexis Monteray kwam haar aan
stond te hulp.
Mevrouw Duricu... zeide hy.
Deze naam was onderweg door mevrouw
Cazéres aangenomen.
Het was niet mogelyk dat twee vrouwen
onbekend en verborgen het lusthuis van Ker-
mor zouden bewonen.
En er was tusschen mevr. Cazéres en
Alexis overeengekomen, dat Renée en hare
moeder zouden doorgaan als bloedverwan
ten van Monteray, die zich voor eenigen tijd
bij hem kwamen vestigen.
Op die wyze zou Renée voor de lieden van
het dorp tesamen op Kermor aangekomen
zyn met hare moeder en Monteray. die ljen
te Parys was gaan afhalen, en zy zouden
voorzeker niet vragen om er meer van te
vernemen.
iflaar toen was het gelaat van mevr. Ca
zéres versomberd.
Maar, mynheer, had zy Alexis gezegd,
met moeite hare woorden vindend, wy kun
nen niet blyven by... een vriend, ongetwij
feld maar
Een vriend, die niettemin een vreem
deling is, niet waar, mevrouw, wedervoer
de jongeling aanstonds; maar zie, neem die
gastvryheid aan, ik smeek er u om, want ik
ben al te gelukkig u die te mogen aanbieden.
Spreek onder ons nooit, ik verzoek het u.
nooit over kwesties van geklelyk belang. Gy
moet niet de minste bekommering of vrees
hebben, mevrouw, want gy kunt my iiiet
hinder)yk zyn, wel integendeel. Ik ben alleen
ter wereld en verdien geld genoeg om ons
een ruim bestaan te verzekeren.
De baronnes begreep deze groote kiesch-
heid, maar toch zag zy er bezwaar in aldus
een vervolg van diensten te, aanvaarden
welke zy onmogelyk anders zou kunnen ver
goeden dan door de levendigste dankbaar
heid en verkleefdheid.
Mevrouw, hernam Alexis, hare aarze
ling ziende en hare verlegenheid begrypend,
ik zal u gemakkelyk kunnen voldoen, hoop
ik, en al uw bezwaren overwinnen. Ik ben
zeer ryk geweestik was gewoon aan een
weelderig leven, vol genot en door een leger
van trouwe dienaren omgeven. Welnu, ik
heb in een enkelen slag myn fortuin verlo
ren. Er is een tyd geweest waarop het mij
onmogelyk zou geweest zyn u ter hulp te
komen, u de gastvryheid aan te bieden. Maar
ik heb gewerkt, God heeft myne onderne
ming gezegend en thans verdien ik ruim
mijn bestaan.
Laat my toe dat geld ter uwer beschikking
te stellen. Ik weet dat de ellendeling aan
wien gy gebonden z.yt, u van alles beroofd
heeft én wist gy hoe gelukkig ik ben te mo
gen zeggen dat het dank zy myn werk is,
dat het my thans toegelaten is u ter hulp te
kom n. Aanvaard myn aanbod, ik smeek er
u om.
Indien gij weigert, zoudt gy my diep on
gelukkig maken.
Wel, mynheer, had mevrouw Cazéres
geantwoord, gy zegt het terecht, ik bevind
mij volstrekt zonder middelen van bestaan,
ik heb niets, ik ben totaal ten onder ge
bracht.
Ik hérhaal het u, mevrouw, ik verdien
ruim myn bestaan. En gy behoeft nooit te
vreezen een onbescheiden gebruik te maken
van hetgeen ik u aanbied.
Hoe zal ik ooit zooveel goedheid ver
gelden.
Met gulhartig en eenvoudig myn aan
bod te aanvaarden.
Van toen af was het niet mogelijk meer
te weigeren.
En mevrouw Durieu vestigde zich in het
lusthuis, met hare dochter, die, zooals wy
weten, er zich sinds lang reeds bevond.
De eerste dagen had men te Kermor en
op het Goülvenstrand druk gesproken over
de „dames Durieu", de bloedverwanten van
Monteray, die natuuriyk de algemeene
nieuwsgierigheid opwekten.
Maar, daar zy zich zoo stil hielden en
beiden altyd in het zwart gekleed waren,
daar zy slechts uit gingen om lange wande
lingen op het strand te doen, met beleefd
heid de groeten die men hen toestuurde be
antwoordend, had men al spoedig opgehou
den zich om hen te bekommeren.
Buiten deze dagelyksche wandelingen waar
op Alexis hen vergezelde, had Renée geen
andere verstrooiing dan de muziek.
In al hare pracht en schoonheid was hare
stem teruggekomen.
En Alexis Monteray bleef daar, by de
piano gedurende lange uren, ten prooi aan
eene ontroerde bewondering, voor het talent
der jonge vrouw.
Deze drie wezens leefden daar in eene
weldadige rust, die onverstoorbaar scheen.
Renée en hare moeder vonden groot beha
gen in dat stil en eenzaam leven, en Alexis,
zonder aan zichzelven de oorzaak van zyn
geluk te willen bekennen, voelde dut hy
nooit zoo tevreden, zoo opgeruimd van geest
geweest was.
Zoodra zy zich sterk genoeg gevoeld had
en zy gansch hersteld was van de ontroe
ring welke de komst harer moeder haar had
veroorzaakt, had Renée aan deze alles ver
teld wat zy geleden had en haar tot in de
minste byzonderheden het vreeselijk drama
van Kermor verhaald.
Tot dan toe had Alexis Monteray zelf van
dat alles allen de ontbnooping, de schipbreuk
der Ebbenhouten Brick, gekend.
't Was eerst eenige dagen na de aankomst
harer moeder dat Renée het verhaal deed
van de lange reeks ongelukken welke zy ge
leden had, en zy had er op gestaan dat Mon
teray erbij tegenwoordig was.
Gy zyt myn vriend, lmd zy gezegd, hem
de hand reikend met de teederste verkleefd
heid gy hebt my het leven gered en gy hebt
het recht alles te weten wat er met my ge
beurd ia
By de eerste woorden reeds kon mevr.
Cazéres zich niet beletten hare dochter te
onderbreken en uit te roepen:
Maar toch... Hij beminde u... De el
lendeling. Waarom heeft hy u willen ver
moorden?
Wacht moeder. Gy zult alles weten...
Nu ben ik verlost.
Ja, goed... maar op Ny-Slott hebt gy
my gezegd
Ach, arme moeder, ik was niet vry. Een
andere ellendeling, de rentmeester van den
graaf. Rurick. zyn trouwe handlanger, ver
loor u niet uit 'toog, verliet u niet, hoewel
gy hem nergens zien kondt. Eén woord van
my en gy, lieve moeder, zoudt dood voor
myne voeten neergevallen zyn.
(Wordt vervolgd.)