Toegewijd aan Handel, industrie en Gemeentebelangen. joop vrouw. FEÜLLETOfl ,NOORD-BRABAND" V EERSTE BLAD. BINNENLAND. Arbeidinspectie Firma van Arendonk. Op vragen van het lid van de Tweede Kamer, den heer Fleskens, betreffende het optreden der Arbeids inspectie tegen een firma te Tilburg: Volgens een bericht in de pers van 17 Februari 1.1. zou de Arbeidsinspectie tegen de firma Van Arendonk te Tilburg zijn opgetreden op een wijze, die niet kan worden geduld. Is de minister bereid in deze de meest mogelijke inlichtingen te ver schaffen en c.q. de noodige maatregelen te nemen, ten einde een dergelijk op treden in de toekomst te voorkomen? (Dezer dagen herinnerden we eraan dat het antwoord van den minister wel wat lang uitbleef); heeft de minister van arbeid, handel en nijverheid geantwoord De ondergeteekende is bereid inzake het optreden der arbeidsinspectie tegen de N.V. J. van Arendonk's schoen- en lederfabrieken, te Tilburg, de meest mogelijke inlichtingen te verschaffen. Einde januari 1924 vroeg de directie van deze vennootschap, wegens groote drukte, na een lange periode van slapte, een overwerkvergunning aan voor 3 maanden en 9'/2/53 (9'/2 uur per dag en 53 uur per week). In haar schoen en lederfabriek werkten toen 255 per sonen. De vergunning werd verleend tot Zaterdag 1 Maart, omdat deze fabriek op Maandag 3 Maart de voor schoenfabrieken, krachtens art 28, 7de lid, der Arbeidswet 1919, bij beschik king van den ondergeteekende d d. 11 October 1922, no. 11084, afd. Arbeid, verleende vergunning begon te volgen, welke haar een aantal weken 10/55 toestond. Inmiddels hield de drukte in die fabriek aan, want bij inspectie op 8 April en 30 Mei werd de per- soneelsterkte opgegeven als 450. Tegen het eindigen van het over werken. volgens de seizoenregeling, vroeg de vennootschap vergunning om te mogen blijven werken 10 uren per dag en 55 uren per week, welk ver zoek op 13 Juni 1924 het districtshoofd te Breda» afwees. Inmiddels wendde één der directeuren zich met den secretaris zijner werkgeversorganisatie tot den directeur-generaal van den arbeid om te trachten althans tot 1 September 1924 de regeling 10/55 ge continueerd te krijgen, aanvoerend, dat daardoor geen binnenlandsche fabriek geschaad zou worden en zij dan ge durende den winter het geheele per soneel, dat in korten tijd met 200 personen was uitgebreid, van circa 250 tot 450, aan het werk zouden kunnen houden. Het districtshoofd, van oordeel zijnde dat het verleenen van een overwerk vergunning in een tijd van het jaar, dat het in de schoenindustrie zeer weinig druk pleegt te zijn, tot gevolg zou hebben, dat het najaarswerk vroeger gedaan zou zijn en werkloosheid in den winter vroeger zou inzetten, meende dat de omstandigheden, bedoeld in art. 28 der wet, hier niet voorhanden waren en weigerde de vergunning. De onder geteekende heeft in beroep, onder dag- teekening van 4 Juli, aan deze ven nootschap alsnog vergunning verleend om tot en met 30 Augustus 1924 in haar voornoemde „onderneming (schoen- en lederfabriek) door arbeiders van 16 jaren of ouder, in afwijking van het bepaalde bij art. 24 der Arbeidswet 1919, gedurende 10 uren per dag en 55 uren per week arbeid te doen ver richten, onder voorwaarde, dat: a 49) c. het aantal arbeiders, dat in de onderneming werkzaam is, vóór 1 Maart 1925 niet zal worden verminderd." In haar beroepschrift deelde de vennootschap zelf mede, dat «terwijl in December 1923 in onze fabrieken circa 200 arbeiders werk vonden, dit aantal thans (26 Juni 1924) is opge voerd kunnen worden tot ruim 400." Aangezien een van de voornaamste motieven, die tot het verleenen der vergunning hebben geleid, was de verklaring van de aanvraagster, dat de vergunning het haar zou mogelijk maken, gedurende den winter haar zoo sterk vermeerderd personeel aan het werk te houden, moest natuurlijk de naleving der desbetreffende voorwaar den worden gecontroleerd. Op 24 September 1924 werd een telling in de fabriek gehouden en bleken aldaar 360 arbeiders aanwezig te zijn. Op 1 October werd weder controle gehouden, ditmaal uit de loon lijsten en werden 390 arbeiders geteld. Er waren een tiental arbeiders bij, die slechts enkele dagen per week werk zaam waren. Het districtshoofd schreef d.d. 14 October aan de vennootschap, dat hij het aantal bij den aanvang der vergunning werkzame arbeiders aan nam te zijn 400 het cijfer, dat de vennootschap in haar beroepschrift had genoemd, doch met het voorvoegsel „ruim". In elk geval werd het haar daardoor gemakkelijker gemaakt de opgelegde en feitelijk door haar zelf ingegeven voorwaarde na te leven De vennootschap deelde daarop mede, dat er 406 werkzaam waren, doch op 31 October werden er 397 arbeiders geteld. Ten slotte zou vóór ommekomst van den termijn (1 Maart) nog een controle worden gehouden. Dat geschiedde op 3 Februari 1925 en daar deze bestemd was als de laatste, achtte het districts hoofd het noodig haar zoodanig in te richten, dat haar resultaat zoo noodig als grondslag voor een proces-verbaal dienst kon doen. De controle geschied de dus hoofdelijk; om dubbeltelling of overslaan te voorkomen, werden de namen van de arbeiders door 4 ambte naren van de arbeidsinspectie ge noteerd, terwij 2 rechercheurs van politie toezicht hielden op het verkeer tusschen de eigenlijke fabriek en het door den openbaren weg daarvan ge scheiden kantoor en magazijn. Toen werden in de schoen- en leer fabriek samen geteld 374 arbeiders, terwijl er 5 ziek en 2 in retraite waren, te zamen dus 381 arbeiders. Daar de vennootschap nog in reke ning bracht 13 man kantoorpersoneel, 6 reizigers, 4 van het filiaal in Am sterdam, een thuiswerker en een tuin man, telde zij er volgens de haar aangegeven methode 406. DOOP. fzRVARÏHG STERK. Hoewel uit den aard der zaak bij het vaststellen van de voorwaarden sub c, mede in verband met den tekst der vergunning geen oogenblik bedoeld is om tot het aantal werkzame personen andere groepen te rekenen dan alleen fabrieks- en magazijnpersoneel, voor welke categorieën immers de vergun ning alleen geldigheid had, is, in ver band met de redactie dier voorwaarde onder c, aan de vergunning van 4Juli 1924 verbonden, afgezien van het op maken van proces-verbaal. De vennootschap wenschte de con trole van 3 Februari te doen geschieden aan de hand der loonlijsten van de Rijksverzekeringsbank. Aangezien het betrokken districtshoofd echter be twijfelde, of een vaststelling van het aantal arbeiders op die wijze door de rechterlijke macht wel als wettig en overtuigend bewijs zou worden ge accepteerd, meende hij den door hem gekozen weg te moeten volgen. Om 9 uur 45 zijn 3 ambtenaren met de controle begonnen, terwijl een vier- deomhalf elf begon met de telling van het magazijn en kantoorpersoneel. Vóór 12 uur was dit werk afgeloopen. Om 2 uur is in het magazijnkantoor de verificatie van de opgenomen na men met de loonlijsten begonnen waarbij tegenwoordig waren de admi nistrateur van de loonlijsten, rentekaart enz. en een of meer van de directeu ren der vennootschap. Slechts omtrent enkele arbeiders, vier of vijf moesten nadere gegevens worden opgenomen, zoodat het onder zoek des middags geen stagnatie in de fabriek heeft kunnen veroorzaken. Dit onderzoek was om 4.15 geëindigd. Opgemerkt moet nog worden dat de controle op 3 Februari plaatsvond en dat eerst in de bladen van 17 Februari een klacht over deze controle verscheen, een klacht, waarvan de auteur niet bekend is. De directie heeft, hoewel zij de handelingen der controleerende ambtenaren daarbij op 3 Februari met belangstelling volgde, daarbij op geen enkele wijze kenbaar gemaakt, dat het onderzoek hinderlijk of onaangenaam was. Blijkens bovenstaande uiteenzetting der feiten moet de meening, dat de arbeidsinspectie tegen de vennootschap opgetreden zou zijn op een wijze die niet kan worden geduld, onjuist wor geacht. De arbeidsinspectie handelde hier ter vervulling van een op haar rusten, den plicht, toezicht op de naleving van de bij een vergunning gestelde voor waarde. Een dergelijke controle is noodig omdat bij het achterwege blijven er van het gezag der wet zou worden verzwakt en de belangen van arbeiders en van patroons-vakgenooten zouden kunnen worden geschaad. De arbeids inspectie is voorts bij de controle ge bleven binnen de bij de wet gestelde grenzen en heeft daarbij alles vermeden wat haar optreden noodeloos hinderlijk of kwellend had kunnen maken. Ten hoogste kan de vraag gesteld worden, of.de vrij ingrijpende wijze waarop de controle op 3 Februari 1925 plaats had, wel in de juiste verhouding stond tot het destijds nog te bescher men belang, ook in verband met de omstandigheden, dat uit de controles van 1 en 31 October 1924 gebleken was, dat het vereischte aantal arbei ders, ofschoon niet bereikt, toch bena derd was. De ondergeteekende vindt echter onder de gegeven omstandigheden geen aanleiding het optreden van het betrokken districtshoofd af te keuren of eenigen maatregel ter zake van het voorgevallene te nemen. KieskringenUtrecht, Nijmegen, Arnhem. 1. Mr. A. J, M. J. baron van Wijn bergen. 2. M. J. H. R. van Schaik. 3. j. G. Suring. 4. L. F. J. M. baron van Voorst tot Voorst (Twello). 5. G. Bulten. 6. C. Knigge. 7. J H. A. L. von Frijtag Drabbe. 8. J. M. H. v. d. Grinten. 9. Dr. J. F. J. ten Berge. 10. J. W. H. M Meijer. De heer Knigge is alzoo op de zesde plaats tusschen het Politiek Advies in geschoven. De heer P. H. J. Steenhoff als laatste candidaat van het Politiek Advies, valt van de officieele lijst af. Kieskringen Groningen en Leeuwarden. 1. A. C. A. van Vuuren. 2. Dr. H. W. Takkenberg. De volgorde van het Politiek Advies onderging geen wijziging. Kieskringen Zwolle en Assen. 1. A. H J. Engels. 2. Mr. P. J. M. Aalberse. 3. A. j. Schoemaker. 4. H. Ruyter. De uitslag der stemming in groep III, omvattende de kieskringen Amsterdam, Haarlem, Helder, Rotter dam, Den Haag, Leiden, Dordrecht en Middelburg, luidt naar de bereke- Wul«(|ksrkr en Langstraatsclie Courant Dit blad verschijnt .WOENSDAG EN ZATERDAG. Abonnementsprijs per 3 maanden 1.25. Franco per post door bet geheele rijk 1.40. Brieven, Ingezonden stukken, gelden, enz. franco te zenden aan den Uitgever. UITGAVE: WAALWIJKSCHE STOOMDRUKKERIJ ANTOON TIELEN. Telefoon No. 38. - Telegr.-Adres: ECHO. Prijs der Advertentiën 20 cent per regel; minimum 1.50. Reclames 40 cent per regel. Bij contract flink rabat. Advertentiën moeten Woensdag en Vrijdag des morgens om uiterlijk 9 uur in ons bezit zijn. DIT NUMMER BESTAAT UIT DRIE BLADEN. van „DE EO HO VAN HET ZUIDEN' TWEEDE DEEL. Op dit -eiland vereenigden zich de leden der Maffia die aan het gerecht ontsnapt waren, zich by de samenzweerders der Ca- morra, die gevreesde en geduchte vereeni- ging, welke sedert 8 jaren den schrik had verspreid onder de bevolking van Sicilië en Znid-Afrika. Als lid der Camorra had Cazéres opnieuw zyn dubbelen rol gespeeld en de politie op de hoogte gesteld. Dat was een gevaarlijk spel, de leden der Camorra immers meenden het ernstig en alle verraad, elke aanklacht werd dadelflk gestraft door den dolk of het vergift. Zoodra het gerecht de hand gelegd had op de hoofden der geheime vereeniging, was Andréa naar Frankryk vertrokken om zich daar aan de. wraak zyner medegezellen te onttrekken. Van toen af was hij niet meer gezel Ca- zéres, maar wel baron Andréa Cazéres. Toen graaf de Thai hem over die zaken had gesproken had liy kunnen schrikken en beven, maar liy dacht dat alles reeds lang vergeten was, toen hy zich nu opeens tegen over een van de oudste gezellen der Camorra bevond, en wel een der meest beraden, een der gevaarlijkste, die geenszins bereid scheen Cazérès te laten ontsnappen. De baron gevoelde zich niet op zijn ge mak, liy vroeg zich angstig af hoe hy hier zou uitgeraken, hoe dat zou afloopen. In zyn binnenste gevoelde hy een hevigen afkeer van politiedienaars, maar nu zochten zijne oogen van rechts naar links of er niet ergens in de verte twee agenten opdaagden als een redding. Maar niets, niets. Zoover zijn oogen reiken konden, geen enkele agent te zien. Zijn gezel ving weldra de samenspraak aan. Welnu, zegde hij op spottenden toon, gij zegt niets, kameraad, wat is dat nu met u, hebt gij soms uw tong verloren? Ik ben vermoeid, afgemat, ik heb ge heel den nacht gespeeld. Gij hebt zelfs gewonnen. Oh, wy zyn zeer goed ingelicht, wij zyn op de hoogte van alles. Dat weet gij immers ook wel. By de woorden „gij hebt gewonnen", ging Cazéres in zijn zak. Kon hij zich hier maar uit den slag trek ken ten koste van geld, hy was bereid te geven al wat hy had. Hij wilde zyn geldbeurs openen, maar de andere sloeg op zyn hand, fronste de wenk- brouwen en sprak op gebiedenden toon Steek dat weg, gy weet wel dat men ons niet omkoopt met goud. tenminste mij niet. Verschooning. Ik dacht dat ik u een dienst kon bewijzen en ik zou my gelukkig geacht hebben, had ik u in dit geval ter hulp kunnen komen. O, wat zijt gy veranderd, riep de andere uit en hernam zijn spottenden toon. Vroeger waart gy knorrig, bevelend, hoogmoedig, nu zijt gij nederig, nu zijt gij zoo zacht als een schaap. Dit laatste woord, dat dubbelzinnig kon gebruikt worden, deed een rilling al de leden van den baron doorloopen. Ik ben niet veranderd, antwoordde hij, de gevoelens die ik koester zyn nog al tijd dezelfde; op myn ouderdom verandert een mensch niet. Zwijg van uw ouderdom. Gy moogt van geluk spreken, want gij veroudert niet. Met even veel kracht staat gij altijd op uw post. Zooals gij zegt, altijd met evenveel kracht sta ik op mijn post. Maar wat ver langt gij? Spreek, indien ik u van dienst kan zyn? Zie, dat heet ik spreken, wij zullen straks zien of gy mij van dienst kunt zijn, MAATSCHAPPIJ VAN VERZEKERING OP HET LEVEN LW K eerst en vooral moet ik u een weinig uitleg geven. Een weinig uitleg? Ik verzoek u my niet te onderbreken, gy zult liooren. Hier veranderde liy van toon. nu werd zyn stem ruw en schokkend. Toen gü ons ginder in Sicilië alleen hebt gelaten, wogen zware vermoedens op u. Dat is ongehoord, antwoordde Cazé- res op heftigen toon. Alles was ontdekt, wy waren gevangen, ieder had het recht zich terug te trekken, waar hij wilde. Zeg geen dwaasheden. Gy weet genoeg dat alles niet ontdekt was, dat wij niet ge vangen waren, vermits ik hier aan uwe zijde zit en gij zoovele andere kent die nooit het minste verontrust werden. Wat er ook van zy, ik heb gedacht in tyds voor myne veiligheid te moeten zorgen. Gy hebt gedaan wat gy gewild hebt, dat is een zaak die gy te regelen hebt met uw geweten. Al het overige gaat my niet aan, maar het einde, het einde van de zaak zal tellen. Andréa Cazeres gevoelde zich al minder en minder op zyn gemak. De gezellen hebben u beschuldigd en ik de eerste van allen, ik verberg u de waar heid niet, en ik beschuldig u nog, nu, op dit oogenblik. De baron maakte een zenuwachtig gebaar alsof hy wilde opspringen en de vlucht ne men. Vlucht niet, ging de andere voort, al tijd op denzelfden toon, vluchten zou niets baten. Wy houden u vast en wy houden u goed vast. Nu moogt gy zeggen dat gy ge vangen zijt. dat gy niet zult ontsnappen. Andréa Cazéres liet een diepe zucht. Maar dat is afschuwelyk, dat is yseiyk, een ongelukkige zoo te beschuldigen, die zich niet verdedigen kan. Gy beschuldigt my hebt gy bewyzen? Gy wilt bewyzen? Ik zal er u geven. Herinnert gy u een onzer gezellen, een flinken jongen, die met u een vreugdig leven leidde te Messina? Gy schynt na te den ken? Gij weet dat nog zeer goed. .Tiovani, gy ziet dat ik zyn naam nog ken. Welnu Jiovani is dood. Hy heeft met ons afgerekend. Maar alvorens te sterven heeft hy verklaringen gedaan. Het hoofd van Andréa zakte op zyne borst. Loochenen zou volkomen nutteloos zyn gy ziet dat wel. Ik heb u ook reeds gezegd dat gy gevolgd wordt. Ziet gy ginds, recht over ons, dien man die op en neer wandelt? 't Is een gezel die geen enkele onzer bewe gingen uit het oog verliest. Een andere staat daar, op den rechter kant, en ginds, links af, onder die brug, zit nog een gezel. Op die manier volgen wy u sinds geruimen tyd. wy kennen uwe gewoonten, uwe betrekkin gen, geheel uwe levenswyze, uw doen en laten. Nog eens, gy ziet dat gy gevangen zyt, goed gevangen en dat gy ons niet zult ontsnappen. Andréa verdedigde zich. hy wilde loo chenen. Zwyg, want, ik heb geen tyd te ver spillen. Gy zyt gevangen, zeg ik. gy zyt ont maskerd. Schik u in uw lot. Gy ziet toch wel in dat alles nutteloos is. Gy zoudt my aan de politie overleveren, indien gy het kondt. Genade, zuchtte Andréa en hief zyne handen smeekend op, ik zweer u De stem van den onbekende klonk nog doffer, maar nu had zy ook een dreigenden toon aangenomen. Gy zweert my, wat zweert gy. Dubbe le verrader. Zweert gy dat het niet waar is dat gy alle avonden in de Grenellestraat naar generaal de Thai gaat? Zweert gy dat het niet waar is, dat hy u voornameiyk ge last heeft my te ontdekken, my over te le veren, my, Jan Steinberg. De ongelukkige Andréa zakte in een van «schrik. Nu zwygt gy, ging Steinberg voort, nu zweert gy niet meer. Gy ziet dat ge gevan gen zyt, gy zyt onze man en gy geraakt niet uit onze handen. Daarop volgde eenige oogenblikken stilte, Ik ga voort. Gy gaat dus alle avonden naar generaal de Tliall. in gezelschap van een Rus, graaf Wladimir Paloutine. Ik ken hem ook goed. 't Is dank zy my, dat hy zich heeft kunnen meester maken van het erf deel van zyn neef. Ik heb hem papieren be zorgd welke toelieten Alexis Livachoff te doen beschuldigen van samenzweering en hem te doen verbannen om van de rykdom- men van Alexis bezit te nemen. Ik ken u beiden, gy zyt twee aartsschelmen... Doch dat zyn myne zaken niet, dat gaat my niet aan. Ik weet slechts dat gy my moet over leveren aan de Russische politie, indien de gelegenheid zich aanbied. Gy moet dus be- grypen, dat uwe rekening gemaakt is. Genade. Heb medelyden, smeekte An dréa. Ik werd gedwongen naar graaf de Thai te gaan, maar ik heb hem slechts ver slagen zonder belang ingediend. Ik heb nie mand verraden. Ik geloof het wel. Gy hebt niemand verraden, omdat gy niet kondt. Gy wist niet waar ik my bevond. Daarby ben ik ver zekerd dat gy ons niet meer zult verraden, want wy zullen er u den tyd niet toe laten. Vergiffenis, vergiffenis Die woorden kwamen onverstaanbaar, onsamenhangend uit Andréa's toegeknepen keel. Jan Steinberg bezag zyn gevangene met een kouden en doordringenden blik. Nu zyt gy in myne handen, nietwaar? ging hy voort op stillen toon, en maak geen beweging of myu dolk doorboort u het hart Op hetzelfde oogenblik zag Andréa het staal flikkeren boven zyn hoofd. Gedurende eenige oogenblikken, die voor den rampzalige eeuwen van een schrikwek- kenden doodstryd waren, hield Jan Stein berg den dolk dreigend voor zyne oogen. Eu toen hy zag dat zyn slachtoffer geheel en gansch vernietigd was in zyne wilskracht en in de onmogelijkheid van zich te verde digen, dat Andréa er zelfs niet meer aan dacht zich te verweeren, maar alles zou la ten begaan, toen sprak Steinberg met by- tenden stem Welnu, er bestaat één middel, om u te redden, een enkel, en dat middel zal ik u aanduiden. Spreek, spreek, gezel, riep Andréa uit op trillenden toon. Gy zult zien, dat gy op my moogt rekenen, indien ik myne fouten kan herstellen. Zooveel woorden niet. Uwe daden al leen, zullen bewyzen. Luister nu. Ja, ik luister. Spreek haastig. Ik luister. De ongelukkige staarde hygend Jan Stein berg »"n. (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1925 | | pagina 1