Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
pp vrouw.
FEULLETOM
jfafsRÉ
Om den goeden naam
UITGAVE:
WAALWIJKSCHE STOOMDRUKKERIJ ANTOON TIELEN.
Telefoon No. 38. Telegr.-Adres: ECHO.
DIT NUMMER BESTAAT UIT
TWEE BLADEN.
EERSTE BLAD.
Wij lezen bijgaand interessant artikel
in het „D. v. N."
Beschaving is voor een groot deel
zelfbeheersching.
De werkelijk beschaafde weet op
tijd te zwijgen de onbeschaafde niet.
In achterbuurten gaat het wild toe,
wanneer oneenigheid in een gezin
ontstaan is. Dan wordt er luidruchtig
gekeven, en soms nog erger. Andere
buurtbewoners worden betrokken in
den twist. De partijen vertellen haar
wederwaardigheden in het openbaar,
eerst aan de woninggenooten, dan aan
de buren, soms aan vrienden, einde
lijk aan den politie-agent. Op hoogen
toon meestal. Zelfs met tranen.
„Schreeuwen" heeft in den volksmond
een dubbele beteekenis die van
schreien en schreeuwen, zeker
omdat beide uitingen van gemoeds
beweging daar gewoonlijk gepaard
gaan. Wie schreit, schreeuwt. De
menigte is even rijk aan tranen, als
krachtig van geluid. Vandaar de eeu
wige volksoploopen in volksbuurten,
waar de goede naam gemakkelijk
wordt prijs gegeven om een twist in
't openbaar uit te vechten of te be
slechten.
Ook buiten de volksbuurten heerscht
die hebbelijkheid.
De beschaving heeft tijd noodig
om alle leden eener familie te voor
zien van voldoende weerstandsvermo
gen, om wat de Franschen noemen
het vuil goed binnenshuis te wasschen.
Oneenigheid ontstaat zoo licht, zelfs
over kleinigheden, wanneer dezelfde
menschen altoos in elkanders nabijheid
leven. Verscheidenheid van inzicht
leidt altoos tot verscheidenheid van
opvatting. Beschaving bewaart het
evenwicht tusschen partijen onbe
schaafdheid betrekt aanstonds vrienden
in iets wat hun niet aangaat. Onbe
schaafde vreemden hebben behoefte
aan vulling van hun gesprekken is er
dankbaarder stof voor achterklap denk
baar dan een familie-oneenigheid
Zoo breidt de twist zich uitzoo
rolt de goede naam over de straat
keien.
Wat zich in het klein afspeelt in
73)
TWEEDE DEEL.
familiekringen, speelt zich in het groot
af in de maatschappij, in de gemeenten.
Om ons tot deze laatste te beperken
dat een gemeente behoefte heeft aan
een goeden naam, zal wel niemand
tegenspreken.
Zij heeft dien noodig om te kunnen
optreden met het haar toegekend gezag.
Ook om zelve het noodige crediet te
kunnen verkrijgen en behouden. En
niet het minst om aan haar ingezetenen
voldoende aanzien te kunnen ver
schaffen in hun handel en wandel.
Wat zien wij nu gebeuren
Wie geregeld de verslagen der ver
gaderingen van gemeenteraden inziet
of leest, wordt dikwijls onaangenaam
getroffen door de verregaande vrij
moedigheid, waarmede fouten en foutjes
in het gemeentelijk beheer worden
besproken.
In vroeger tijd moge wel eens te
veel gezwegen zijn, tegenwoordig wordt
zeker te veel gepraat.
En vooral gepraat door de minder-
ontwikkelde en minder-beschaafde
elementen, die dank zij het algemeen
kiesrecht plaatsen hebben verworven,
waarvan zij zelf de beteekenis niet
geheel toonen te beseffen.
Praten, praten, praten, dat schijnt
in de duizend Nederlandsche parle-
mentjes het hoofddoel te zijn van vele
volksvertegenwoordigers.
Praten, ofschoon doen de hoofd
zaak zijn moest:
Kallen is mallen
En doen is een ding
De stof ontbreekt soms.
Welaan, dan maar van een mug
een olifant gemaakt.
Dan maar te keer gegaan tegen
personen, die hun best doen volgens
eigen inzicht en die in hun arbeid
wel eens een fout begaan.
Een fout, lieve hemel, één fout op
honderd goede daden
Alleen waar niet gewerkt wordt, daar
worden geen fouten begaan.
Waar wel gewerkt wordt, kan de
fout niet ontbreken omdat wij nu
eenmaal allen gewone menschen zijn
die zich vergissen kunnen en die geen
zes hoofden hebben en geen twaalf
Fouten behoeven nooit te worden
goed gepraat, maar zij moeten wel
dikwijls worden verontschuldigd.
En zij moeten zeker niet altijd aan
de groote klok gehangen worden.
Wat voor een gelukkig familieleven
de pest is, dat is ook de pest voor
een gelukkig gemeentelijk leven.
De goede naam eener gemeente mag
niet over de straatkeien gegooid wor
den ter wille van enkele fouten in het
gemeentebeheer.
Wij voelen alles voor openbaarheid
zelfs voor eerlijke en gezonde critiek,
maar niets voor eeuwig en langdradig
gezanik over kleinigheden.
Elke gemeenteraad heeft zelf een
dagelijksch bestuur gekozen; laat dan elk
gemeenteraadslid dat zich bezwaard
voelt over fouten of tekortkomingen
in het gemeentelijk beheer eerst eens
bij het dagelijksch bestuur aankloppen
voordat het den mond en, helaas
welk een mond soms openzet in
een openbare vergadering.
Want wat in het openbaar bespro
ken wordt dat gaat tegenwoordig niet
enkel meer door de gemeente, maar
door het heele land.
Vooral wanneer het den schijn heeft
pikant te zijn.
Er wordt over gesproken; er wordt
nog wat bijgehangen; en het eind van
het liedje is, dat de naam van een
gemeente overal lach, spotlach en
ergernis wekt.
Bleef het maar daarbij.
Doch de slechte naam der gemeente
gaat over op de gemeentenaren en
zelfs op een heele streek.
Menschen, die elders een goede po
sitie zouden kunnen verwerven in de
maatschappij, worden niet benoemd
omdat het merk van oorsprong ver
dacht is; kooplieden die elders handel
willen drijven, worden dubbel gewan
trouwd, omdat zij komen uit een ge
meente waar alles „rommel" is, volgens
het woord van haar eigen vertegen
woordigers; vreemdelingen vermijden
zulk een gemeente, die te veel in op
spraak komt
Dat hebben de kletsmajoors bereikt.
En dat alléén, gewoonlijk.
Want van al hun klachten, bezwaren
en verdachtmakingen blijft meestal, bij
grondig onderzoek, weinig of-niets
over.
Er bestaat een bijzondere reden
voor de gemeenten in Brabant, om erg
voorzichtig te zijn met haar naam.
Want de algemeene faam van dit
gewest is vooral in 't Noorden van
het iand, nog lang niet schitterend.
Het vreemdelingenverkeer bijvoor
beeld is hier betrekkelijk gering en
daardoor ontgaan aan Brabant vele
voordeelen, omdat tientallen boven-
Moerdijkers huiverig zijn zich te wagen
in deze oorden.
Dat is natuurlijk dwaas, maar het
feit valt niet te loochenen.
De praatvaars mogen het wel beden
ken.
Want zij hebben bij hun intrede in
den gemeenteraad onder eede beloofd
de belangen der gemeentemet
al hun vermogen te zullen voorstaan
en bevorderen.
Bij die belangen staat de goede naam
eener gemeente heel vooraan.
VINCENT CLEERDIN.
BINNENLAND.
Een Zeppelindienst tusschen
Amsterdam en Tokio?
De correspondent van de „Times"
te Riga meldt, dat kapitein Walther
Bruns, de Duitsche luchtschipcomman
dant, te Moskou is aangekomen om te
confereeren met de sowjet-regeering
over de bijzonderheden van een voor
gestelden geregelden Zeppelindienst
tusschen Amsterdam en Tokio via
Kopenhagen, Leningrad, Archangel,
Dickson Harbour, Yakoetsk, Ayan en
Nikolaiefsk
Hij verklaarde dat de geheele afstand
kan worden afgelegd in 5 dagen en
dat de dienst onderhouden zou kunnen
worden door een vloot van Zeppelins
van 150.000 kubieke meter capaciteit,
ieder in staat om 40 tot 50 personen
te vervoeren en 10 ton bagage.
Kapitein Bruns zal verder naar Tokio
reizen om met de Japansche regeering
hetzelfde onderwerp te bespreken.
Dr. Nansen, die samenwerkt met
kapitein Bruns, vertoeft momenteel
eveneens in sowjet-Rusland.
De Ned. schrijft:
Naar wij uit de beste bron vernemen,
zijn alle berichten, omtrent de samen
stelling van het nieuwe kabinet, nog
geheel voorbarig en daardoor in menig
opzicht onjuist.
De bezetting der verschillende plaat
sen kan niet worden vastgesteld, al
vorens beslist is over het aantal en de
indeeling der departementen van al
gemeen bestuur. En juist dienaan
gaande bestaat nog onzekerheid. Dat
de nieuwe minister van Oorlog ook
Marine zal beheeren, staat vrijwel vast.
Maar aangaande de samenvoeging van
Binnenlandsche Zaken met Onderwijs
en (in verband daarmede) het blij
ven van de afdeeling Landbouw bij
Binnenlandsche Zaken of hare vereeni-
ging met andere afdeelingen tot een
nieuw departement, worden nog onder
zoekingen ingesteld, Het terugkomen
op een eerst in 1922, na rijp beraad
en met groote kosten doorgevoerde,
regeling, schijnt bezwaar te ontmoeten.
Er mag echter op worden gerekend,
dat de beslissing omtrent een en ander
uiterlijk Vrijdag a.s. zal worden bekend
gemaakt.
De Tel. zegt, dat voor zeven van
de acht portefeuilles de verdeeling zoo
goed als vast staat. Zij geeft deze
Financiën en premier: Colijn.
Binnenlandsche ZakenRutgers.
Arbeid, Handel en Nijverheid
Kooien.
Justitie De Geer.
WaterstaatBongaerts.
Buitenlandsche ZakenVan Karne-
beek.
Defensie: De Quay.
Men zit thans nog met het depar
tement van Koloniën. De moeilijkheid
is, dat de christelijk-historischen voor
een tweeden zetel in aanmerking ko
men, terwijl men juist candidaten van
de andere fracties voor dit departement
heeft.
Over het regeerprogram van den heer
Colijn vernam het blad nog de volgende
bijzonderheden
Naast de bezuiniging op de defensie
met 20 tot 30 millioen komt op het
program voorinvoering der Ziektewet
en verdere uitbouw der sociale wet
geving, met wijziging der Invaliditeits
wet. Verder uitvoering van groote
werken ter bestrijding der werkloosheid,
zooals kanaalaanleg in het Oosten en
Zuiden van het land en wegenaanleg.
Naar wij vernemen heeft de
minister van Financien, de heer Colijn
De Echo van het Zuiden,
Waalwyksche en l.insslrnlsckr Courant,
Dit blad verschijnt
WOENSDAG EN ZATERDAG.
Abonnementsprijs per 3 maanden 1.25.
Franco per post door het geheele rijk 1.40.
Brieven, Ingezonden stukken, gelden, enz.
franco te zenden aan den Uitgever.
Prijs der Advertentiën:
20 cent per regel; minimum 1.50.
Reclames 40 cent per regeL
Bij contract flink rabat.
Advertentiën moeten Woensdag en Vrijdag
des morgens om uiterlijk 9 uur ln ons bezit
zijn.
van „DB EO EO VAN HET ZUIDEN'
En. hij trekt heel en nl party voor mij.
Ik heb de eerste bladzijden gelezen van zijn
verslag, waarin er van het gesticht „De
Bron" kwestie is; dat zijn aanteekeningen,
statistieken, aanmerkingen, die hem ver
schaft zijn door zijn zeer verstandigen be
stuurder.
Hij schrijft zeer goed. hy heeft mij de
voornaamste aanhalingen vertaald. En denk
eens. dat zal in het meerendeel der groote
dagbladen afgekondigd worden.
Dat is zeer goed. zeer goed. stemde Vir-
ginie in. dat zal ons vele en goede zaken
aanbrengen.
Op dit oogenblik begonnen de wachthon
den te huilen en Harper richtte zich op in
zijn bed.
Dan werd er door een der honden een
langen smartkreet geslaakt, waarna alles
weer in stilte verviel.
Er was niets meer te hooreu.
De onrust die zoo in eens den bestuurder
bevangen had, was spoedig verdwenen. Hij
was zeker van zyne doghonden, twee wreed
aardige dieren, alleen des morgens gevoed
met rauw vleesch, en die des nachts, losge
laten, wild het park doorliepen, gereed om
alle menschelyk wezen te verscheuren, dat
het wagen zou onder hun bereik te komen.
Na een oogenblik stilzwijgen, hernam
I-Iarper.
lly heeft mij zelfs een zeer goede ge
dachte gegeven, waarvan de uitvoering on
getwijfeld voor gevolg hebben zou al de
eerlooze lasteringen welke men tegen ons
en ons huis gericht heeft, gansch te niet te
doen. Alleen, dat zou ons nogal wat kosten,
hoewel zyn toestand in de drukpers hem
toelaat ons ter hulp te komen en de grootste
uitgaven te vermijden.
Er moet altijd geld verteerd worden,
gromde Virginie, die liever van inkomen dan
van uitgaven hoorde spreken.
En wat voor gedachte is dat? Laat eens
hooren
Dat wij een feest zouden geven, een
feest aan al onze toonbare kostgangers. Mu
ziek, zang, alleen- en tweespraken, en men
zou zelfs een klein vuurwerk afsteken. Er
zou verslag over gegeven worden in de dag
bladen. Hij heeft my gezegd, dat hij zelf
er zich mede gelasten zou een programma
op te stellen, dat niets gekost zou hebben.
Hij belast zich ook met de artisten.
't Is goed, wy zullen daarover naden
ken. zeide mevr. Harper ongeduldig. Ik heb
nu genoeg van uw histories. Goeden nacht.
Er waren nog geen vier-en-twintig uur
verloopen als de gedachte van James Sind-
le.v reeds in den geest van Harper vastge-
ankerd was, en dat deze, ondanks den te
genstand van Virginie, besloot het tot uit
voering te brengen.
Een feest, een zinneloozenfeest. Er zou
concert zyn en gedanst worden en alles zou
met het afsteken van eenige vuurpijlen ein
digen.
En aanstonds beijverde de bestuurder zich
om de toebereidselen te verhaasten, terwijl
James Sindley naar Parijs ging om artis
ten aan te werven.
De ongelukkige opgéslotenen die schan
daal zouden kunnen verwekken, zou men in
hunne cellen opgesloten houden en zy zou
den niets hooren dan de verdoofde akkoor
den van de muziek en niets anders zien dan
de vallende sterren en vuurpijlen.
Al de bewoners der omliggende dorpen
zouden uitgenoodigd wordener zou eene
massa volk zyn, en dat schoon feest, met
een menschlievend doel gegeven, zou de
grootste reclame zyn welke men voor het
gesticht „De Bron" maken kon en al de
lasteringen zouden in eens vernietigd zijn.
Met beleid, zonder er in het minst op aan
te dringen, had de medewerker aan de „Ti
mes" zich in korten tijd vrijen toegang in
het Familiegraf weten te verschaffen.
Voortaan was hij daar thuis. De bestuur
der noemde hembeste vriend, en Virginie
noemde hem reeds met zyn voornaam Ja
mes.
Om daartoe te komen had Sindley vele
mVu moeten doorbrengen in het gezelschap
van het eerloos koppel en hun zijne goedkeu
ring moeten geven, wanneer hij liever hun
met verontwaardiging en afkeer den rug
zou toegekeerd hebben.
Hy had zyn toezicht in het gesticht opper
vlakkig gedaan, zonder vragen te stellen,
zonder bescheidenheid, zich eenvoudig ver
genoegend met hetgeen men hem wilde too
nen. Dus, hy was de sombere diepten van
het krankzinnigengesticht niet binnenge
drongen. Men had hem alleen persoonlijk
laten zien, die lichtelyk in den geest ge
krenkt, maar geheel en al kalm en onscha-
delyk waren, hoewel de gevaarlijke en woe
dende zinneloozen in „De Bron" niet ont
braken.
Hoevelen zelfs waren er onder hen niet,
die gezond van lichaam en geest in het
Familiegraf gekomen waren en die nu in
hunne onderaardsche, donkere hokken, als
gevangenen .opgesloten, tegen den dood
worstelden.
Men zou waarlyk gezegd hebben dat Ja
mes Sindley zyn zending wetens en willens
verwaarloosde, ofwel dat hy dokter Harper
sparen wilde en misschien met hem accoord
was om alles verborgen te houden.
Maar toen eens tot het feest besloten
was en de toebereidselen aan den gang wa
ren, en vooral toen hy volstrekt zeker was
van het vertrouwen van Harper en van zijn
wederhelft, begon hy met hetgeen hij zijn
bijzonder toezicht noemde.
Dat was hem nu zeer gemakkelyk.
Hy kwam vry in en uit het gesticht. De
groote. reusachtige waker, die het beroep
van portier uitoefende, toonde hem nog wel
een grimmig gezicht, maar hij was er reeds
in gelukt hem zachter te stemmen door mid
del van eenig drinkgeld, dat hy hem telkens
by zyne aankomst in de hand stopte.
Wy hebben gezegd dat, sinds zyne aan
komst, James Sindley geen enkele vraag
aan den bestuurder van „Dé Bron" gesteld
had. Hij wachtte tot Harper er zelf toe
zou besluiten met hem te spreken van het-
geen hy weten wilde en allengskens den
sluier oplichten zou, die zoovele eerloosheden
en wreedheden verborg.
Wat zeker is, Harper's waakzaamheid
verzwakte hoe langer hoe meer.
Voor het feest werd vriend Sindley over
alles door Harper geraadpleegd.
Overal in het park ging men vuurblakers
plaatsen, lichtjes en ballons hangen.
James Sindley had alle moeite ter wereld,
om te beletten dat Harper geheel het park
in een zee van licht herschiep.
Beste heer bestuurder, zegde hy, het
zal voldoende zyn eenige bosjes en de be
woonde paviljoenen te verlichtenanders
zouden de kosten al te groot zyn.
Harper haalde de schouders op, te ken
nen gevende dat hy wilde dat het schoon
zou zyn, om het even wat het kosten moest.
Welaan, zeide hem Sindley, wilt gy
met my eens de ronde doen dezer paviljoe
nen? Ik zal 11 daaromtrent kunnen zeggen
tot hoe hoog die kosten beloopen zullen. In
Engeland heb ik mij veel met verlichtingen
bezig gehouden.
Harper liet het zich geen tweemaal vra
gen: hy richtte zich in het gezelschap van
zyn gast naar de paviljoenen, die, zooals
men het zich herinneren zal, hier en daar
in het park verspreid waren,
j Met vervoering besprak James Sindley
nu de verlichting, aantoonende hoe de licht
kransen moesten gelegd worden, en Harper
schikte zich naar zyne meening. zyne stern
verhief zich nog. toen hy het paviljoen, be
woond door de baronnes Cazéres en Etien-
nette de Roquevère, naderde.
I Wel neen. vervolgde hy,. geen algemee
ne verlichting, mynheer Harper, dat zou
1 geen goed effect maken. Er moeten lichtende
punten zyn, glansende vuurkransen, door
het geboomte, en die des te treffender zul
len zyn. daar zy het overige van het park
in de duisternis zullen latenbegrypt gy
my?
Goed, zeer goed, uwe aanduidingen zul
len opgevolgd wordengy zelf zult uwe be
velen te geven hebben en de eenige meester
zyn.
Op dit oogenblik draaide Harper en de
correspondent de lommerryke plaats om.
waar de baronnes Cazéres en Etiennette de
Roquevère meermalen per dag naast elkan
der op de bank kwamen zitten om den loop
hunner gesprekken te hernemen, die dik-
wyls door het geroep en door de onverdra-
geiyke eischen van Catlche onderbroken
werden.
Die gedwongen rust verbitterde de oud
gouvernante van l^tiennette en ontstelde
hare zenuwen en het was met verwenschin-
gen in plaats van met dank dat zy de goe
de en liefderyke zorgen van de twee arme
schepselen bejegende.
De naderende stem van den bestuurder
hoorende, had Etiennette aanstonds hare
onrustige en opgewondene bewegingen her
begonnen, en zelfs een harer gewone liede
ren aangeheven, toen zy eensklaps zweeg.
Hare oogen waren gevallen op hare ge
zellin, en zy was getroffen geweest door de
ontsteltenis harer wezenstrekken.
Mevr. Cazéres was, inderdaad, zeer bleek
geworden, hare hygende ademhaling en
hare half geopende lippen getuigden dat een
overgroote angst haar bevangen had.
Mejuffrouw Etiennette was op het. punt
haur op stillen toon eene vraag te stellen,
maar er was geen tyd meer. Harper en Sind
ley waren juist den hoek der dreef omge
draaid en bevonden zich nog slechts op
eenige stappen van hen.
De ontroering der baronnes werd hoe
langer hoe heviger.
Een kreet, dien zy met al hare vereenigde
krachten weerhield, veranderde in een
smarteiyken zucht, die aan hare lippen
ontsnapte, terwyi zij de armen opsloeg en
achterover viel.
Etiennette was haastig opgestaan eii
ving hare vriendin in haar armen op.
Harper kwam toegeloopen, maar reeds
was James Sindley hem vooruit.
Arme vrouw, riep hy met luider stem,
zy is oupasseiyk. Wij hebben haar ongetwij
feld doen schrikken.
(Wordt vervolgd).