zijn, toestanden, die in hun naakte
waarheid ook op heden wijze lessen voor
ons insluiten.
Men kan daarin lezen, hoe vroeger
eiken vooruitgang was uitgesloten, op
de eerste plaats doordien te weinig of
althans verkeerd werd gerekend, omdat
nog in het laatste gedeelte der vorige
eeuw, maar al te weinig aandacht werd
geschonken aan de administratie.
Doch ook heden ten dage, nu toch
zeer zeker in de fabrieken, aan de ad
ministratie een belangrijke plaats is in
geruimd, vraagt men zich bij de soms
onverklaarbare prijzen wel eens af„Is
buiten de administratie om, de prijs
van den concurrent nog niet al te dik
wijls een maatstaf voor het vaststellen
van eigen prijs.
Klaar en duidelijk beschrijft de heer
Donker de toenmalige naijver tusschen
de fabrikanten onderling, het groote ge
mis aan vertrouwen in elkander, een
tweede groote struikelblok voor den
vooruitgang.
Een naijver, die zich destijds uitte in
het elkander afhandig maken van een
goeden afnemer, terwijl men dan niet
terugschrok, alleen om dit doel te be
reiken, zelfs beneden kostprijs te wer
ken.
In het begin dezer eeuw nam die on
derlinge concurrentie dusdanige afme
tingen aan, dat weldra de meest ver-
standigen tot de conclusie kwamen,
dat zonder verandering absolute onder
gang dreigde.
Besprekingen hadden plaats tusschen
fabrikanten uit de verschillende plaat
sen des lands, met als gevolg het op
richten in 1900 van den Ned. Bond van
Schoenfabrikanten.
Een eerste punt van het programma
voor de jonge Vereeniging was verbe
tering der prijzen en reeds spoedig deed
de goede invloed van dit lichaam zich
gelden, waaruit grootere welvaart
voortsproot.
De Schoenindustrie, welks machina-
lisatie zich in die dagen langzamerhand
voltrok, kon destijds echter nog niet
bogen op een gunstigen naam in eigen
land, wat betrof het fabrikaat, terwijl
zij in het buitenland nog geheel onbe
kend was.
De jonge vereeniging gaf zich hier
over volkomen rekenschap en kort na
hare oprichting, in het jaar 1903, werd
in Waalwijk een groote Internationale
Tentoonstelling voor de Schoen- en Le
derindustrie gehouden, met als resul
taat meerdere waardeering in eigen
land voor het Nederlandsche fabrikaat,
en orders voor het buitenland. Een
gunstige tijd volgde. Gestaag breidden
de fabrieken zich uit, of verrezen nieu
we, tot in 1912'13 de omstandigheden
wederom minder gunstig werden, om
dat de concurrentie wederom te ver
werd doorgevoerd.
Nieuwe maatregelen zouden zeer ze
ker noodig zijn gebleken om de indu
strie opnieuw aan te passen aan de ge
wijzigde omstandigheden.
Doch op den 1 Augustus 1914 brak
de geweldige wereldbrand uit. Onmid-
delijk werden de relaties met het bui
tenland verbroken en ieder land, ook
ons Nederland, was op zichzelve aan
gewezen.
Na aanvankelijke algeheele stilstand,
in de bedrijven, stegen weldra de prij
zen dusdanig, dat beduidende winsten
gemaakt werden, zoodat evenals zoo
vele industrieën, ook de Schoen- en Le
derindustrie een gunstige, mischien wel
te gemakkelijke tijd doormaakte, tot
einde 1918.
Geld werd er verdiend in die jaren,
alhoewel de verhalen daaromtrent des
tijds in omloop, verre de werkelijkheid
overtroffen, doch ook veel geld werd
besteed om de bedrijven uit te breiden
en beter in te richten, daar men ver
wachtte onmiddellijk na den grooten
wereldoorlog gunstige tijden tegemoet
gaan.
De naoorlogstijd, in tegenstelling met
de verwachtingen, bracht slechts een
voortdurende, steeds toenemende ma
laise, Mie ernstiger werd naar gelang de
daling der valuta in de ons omringende
landen haar hoogtepunt bereikte in
1922, begin 1923, tot eindelijk wederom
de Bond, eendrachtig samenwerkend,
verkreeg de Schoenenwet, welke een
spoedig herstel tengevolge had.
Doch ook op heden, evenals in 1900,
nu wij bijeengekomen zijn ter viering
van het 25-jarig bestaan van den Ned.
R.K. Bond van Schoenfabrikanten, is
de toestand nog niet rooskleurig te noe
men. Evenals toen, mogen'wij bij gele
genheid van dit jubileum eens een blik
werpen op den eigen toestand, mogen
wij eens ernstig doorlezen het boek van
den heer Donker en daaruit onze les
nemen.
Ook thans, ondanks den Bond, laat
de samenwerking nog dikwijls te wen-
schen over, ook thans heerscht nog
maar al te dikwijls een onheilig wan
trouwen ten opzichte van elkander.
Dankbaar aanvaardde het hoofdbe
stuur het voorstel van den heer Maas,
omdat dit feest, dat wij heden vieren,
een gereede aanleiding was tot het hou
den van deze Tentoonstelling, doch
daarbij zat bij het Hoofdbestuur eene
diepere, eene ernstigere bedoeling voor,
dan alleen het herdenken van het 25-
jarig bestaan.
Zooals in 1903, moest door deze Ten
toonstelling wederom 'de Vaderlandsclie
Schoen- en Lederindustrie beter naam
maken in eigen land, door deze Ten
toonstelling moet de in oorlogstijd ver
loren gegane export herwonnen worden,
maar vooral op deze Tentoonstelling,
waar de Nederlandsche fabrikant gege
ven heeft '1 beste, wat in hem is, moet
heden op deze vergadering voor ieder
onzer vast komen te staan het eigen
kunnen. Duidelijk demonstreeren hier
beide industrieën, dat zij niet langer,
voor welke buitenlanders ook, onder be
hoeven te doen. Wij moeten diep over
tuigd zijn van dat kunnen, en daar
naast van het goed recht, voor een ver-
bruiksindustrie bij uitnemendheid als
de onze, op welvaart, op grootere wel
vaart, dan die gedurende de laatste ja
ren gekend.
Deze welvaart, het boek van Donker
stelt het zoo duidelijk in het licht,
wordt niet bereikt door naijver, door
onderling wantrouwen, doch, denk
slechts terug aan de motieven die tot
de oprichting van deze Bond leidden,
door samenwerking.
Samenwerking, voor velen onzer,
mede uitvoerders van den wensch van
't hoofdbestuur, 't organiseeren dezer
Tentoonstelling, een woord, dat veel,
neen, dat alles zegt, omdat zij de heili
ge overtuiging hebben, dat ook hier al
leen door die samenwerking zulk een
Tentoonstelling kan worden daarge-
steld.
Samenwerking is hetgeen wij ook in
de toekomst noodig hebben om iets veel
grooters te bereiken, u.l. uitschakeling
van overdreven concurrentieinzicht, in
schakeling van grootere welvaart.
Laat mij dan eindigen, M. H., met
den wensch uit te spreken, dat op deze
vergadering, de herdenking van een 25-
jarig bestaan, den grondslag gelegd
wordt voor hechtere samenwerking,
dies ook voor grootere welvaart in de
toekomst, daarmee ook de grondslag
voor het langdurig voortbestaan van
dezen Bond.
Ik heb gezegd.
Verder stelde hij voor de navolgende
telegrammen te verzenden
Aan H. M. de Koningin.
De Nederl. R.K. Bond van Schoen
fabrikanten in de gebouwen van de
Internationale Tentoonstelling voor
Schoen- en Lederindustrie te Waalwijk
in feestvergadering bijeen, ter herden
king van zijn 25-jarig bestaan, betuigt
aan Uwe Majesteit zijn gevoelens van
aanhankelijkheid en eerbied.
KLIJBERG, Voorzitter.
DENTENEER, Secretaris.
Aan het Doorluchtig Episcopaat,
Utrecht.
De Nederl. R.K. Bond van Schoen
fabrikanten, in de gebouwen der
Internationale Tentoonstelling voor
Schoen- en Lederindusirie te Waalwijk,
in feestvergadering bijeen, ter herden
king van zijn 25-jarig bestaan, betuigt
aan het Doorluchtig Episcopaat van
Nederland eerbiedige hulde.
Eveneens werd een telegram ver
zonden aan Mevr. Wed. Travaglino,
waarin eerbiedig hulde werd gebrach
aan de nagedachtenis van haar echt
genoot.
Hierna werd het woord verleenc
aan den ZGel. Heer Dr. Kortenhorst
te 'sHage, lid van de Tweede Kamer
der Staten Generaal, die de volgende
feestrede uitsprak:
Hooggeachte Bestuur!
Feestvierende Vergadering
Gij hebt mij uitgenoodigd om in
deze vergadering, gewijd aan de her
denking van het 25-jarig bestaan Uwer
bloeiende vereeniging, een woord tot
U te richten, waarin de hoogere be
teekenis van den werkgever te midden
van de bonte bewogenheid der naar
een nieuwen tijd en naar een betere
toekomst strevende menschheid word
geschetst.
Ik ben U dankbaar voor deze uit
noodiging, omdat het mij de gelegen
heid biedt in Uw midden te komen
ten einde mijn belangstelling in het
wel en wee Uwer organisatie te toonen
en mij aan de fictie over te geven
alsof het mogelijk ware om een oogen
blik de tijd stop en stil te zetten ten
einde met één oogopslag het verleden
en de toekomst te overzien en omda
die fictie mij dringt mij rekenschap te
geven van veel dat voorheen nie
geheel duidelijk was.
De mensch in zijn geheel genomen
aldus Taine, is de mensch in de
maatschappij waaruit hij voorkomt
Want eerst in de maatschappij in
aanraking met anderen, kan hij de
hoogste vermogens, die de Schepper
in zijn ziel en aanleg heeft geprent
volkomen uitleven en ontwikkelen. He
is in de maatschappij dat de mensch
de volle ontplooiing verkrijgen kan
voor de hoogste hoedanigheden die
hem tot den Koning der Schepping
hebben gemaakt.
De mensch een sociaal wezen, maar
daarnaast individu!
Ziedaar in korte woorden de kern
van de strijdleuzen van het menschdom
en van de maatschappij in dezen tijd.
ndividualistische aanleg eenerzijds,
sociale roeping anderzijds, eigen-
gerechtigst, zelfgenoegzaam, egoïstisch
van den eenen kant, aan anderen
verantwoording schuldig, van anderen
afhankelijk, als christen menschlievend
en opofferingsgezind van den anderen
kant.
Rechten en plichten, voortspruitend
uit de dubbele natuur van den mensch,
als enkeling en als gemeenschaps
wezen, tegenover zich zelf en tegen
over alles wat ons omringt, zij eischen
in ieder tijdsgewricht en in iedere
nieuwe verhouding, telkens opnieuw
gewetensonderzoek en orienteering.
Is er ooit een tijd geweest waarin
na de gebondenheid van den oorlogs
tijd de menschheid meer aan de valsche
goden der bandeloosheid heeft ge
offerd? Maar heeft ook niet de erva
ring van iederen dag geleerd, dat de
moderne beschaving, de triomfen der
technische wetenschappen, de enorme
ontwikkeling der verkeersmiddelen,
waardoor de volken van de uiterste
hoeken der wereld met elkander in
relatie zijn getreden, de ongekende
vooruitgang van de wereldpers, de
volkeren, die meenen zich zelf genoeg
te zijn, een solidariteit, een gevoel
van onderlinge afhankelijkheid hebben
opgedrongen, die de vrijheid tot waan
en die de ongebondenheid tot utopie
hebben gemaakt?
Een oogenblik scheen het, dat na
de ellende van den oorlog de wereld
in zichzelf keerde en alle krachten
wilde samenbrengen om tezamen de
groote liquidatie van den oorlogs
toestand tot een oplossing te brengen.
Doch hoe kort heeft deze periode
geduurd. Hoe diep heeft het conflict
tusschen individualistischen aanleg en
gemeenschapsgevoel de volkeren en
de klassen der menschen weer uiteen
gescheurd.
De vier oorzaken die volgens Paus
Benedictus XV den oorlog deden ont
branden, vernielen opnieuw de rust
en de welvaart der volkeren en de
menschen.
a. de wederzijdsche liefde ontbreekt
in het samenleven van menschen met
menschen,
b. het gezag van degenen, die in
overheid zijn, wordt geminacht,
c. de verschillende klassen der
burgers strijden op verbitterde wijze
met elkander.
d. De vergankelijke en gebrekkige
goederen werden zoo begeerig nage
jaagd, alsof den mensch geen andere
en veel betere ter bereiking ware weg
gelegd.
Denkt niet dat dit alles de taak van
den werkgever in dezen tijd niet bein-
vloedt en verzwaart.
Ik durf U zeggen, wanneer er één
groep van personen is, die dag in dag
uit aan den lijve de disharmonie tus
schen individu en gemeenschap on
dervindt, dat het de groep der werk
gevers is, de leidende stand in he
wijde gebied der economische ver
houdingen.
Elke storing in het internationaa
verkeer, elke crisis in de goederenruil
elk conflict tusschen de Europeesche
grootheden, elke wetgeving, die ten
doel heeft, de nationale markt voor de
nationale productie te bewaren, elke so
ciale maatregel die ongelijkheid in pro
ductievoorwaarden sticht of verscherpt
elke beroering de arbeidersmentaliteit
in revolutionairen zin, elke ontwrich
ting der finantiëele positie van de om
ringende landen, elke wijziging van de
politieke machtsverhoudingen in het
eigen land, elke ministerwisseling, elk
arbeidersconflict in een andere be
drijfstak, brengt voor den ondernemer
in den een of anderen vorm soms
plotseling, soms over eenigen tijd, zijn
gevolgen mede, waarmede hij rekening
heeft te houden.
De arbeid van den ondernemer als
leidende arbeid is in vergelijking me
die van den uitvoerenden arbeid nie
vervangbaar.
Die arbeid is naar menschelijke
maatstaf gerekend scheppend. Hij moe
trachten als een kapitein na de oceaan
stormen, de horizon te overzien, om
uit den stand der elementen het lo
van het aan zijn zorgen toevertrouwde
schip te kunnen bepalen. Zijn fouten
en misrekeningen richten zich in hun
gevolgen niet op hem alleen, zijn
bekwaamheden, inzichten en ervarin
gen strekken ook anderen tot zegen
Doch de elementen zelf heeft hi
niet in zijn hand, hij moet ze kennen
en toepassen om er zijn gedragingen
naar te regelen, henzelven bepalen kan
hij niet.
Niet anders is het bij den werkge
ver in dezen tijd en naarmate hij bij de
middelen en duizenden moeilijkheden
er in slaagt zijn taak voor zichzelven
en voor de gemeenschap behoorlijk o
zelfs schitterend te vervullen, in die
zelfde mate wordt zijn positie bestre
den en benijd.
Is er wel ooit een tijd geweest,
waarin het gedachtenleven de massa
zich zooveel rondom de zelfstandige
figuren van den vrijen werkgever heeft
gegroepeerd als thans het geval is.
Raadpleeg de sociale en economische
tteratuur van de laatste tien jaren
en gij zult ervaren dat in standaard
werken en brochures in tijdschriften
en dagbladartikelen, in verslagen van
staatscommissies en in vlugschriften
steeds meer de positie van den onder
nemer met zijn rechten en plichten in
het brandpunt heeft gesloten van den
strijd.
Raadpleeg de collectieve wetten en
verordeningen en de beraadslagingen
der vertegenwoordigende lichamen en
gij zult wederom tot het inzicht komen,
dat de organen der gemeenschap niet
gerust hebben voordat de werkgever,
ook door middel van wetgeving vast
omstrengeld werd door de grijpgrage
vangarmen van onverdedigbare be
moeizucht.
Herinner U de moties, de procla
maties en de congresbesluiten, die de
arbeiderswereld hierbij heeft rondge
strooid en om het andere woord zult
gij een aanslag op Uw posite ont-
moeten.
Neen het ondernemersschap is nie
meer een individueele kwestie van
beroepskeuze gebleven, het onderne
merschap is een maatschappelijke
unctie geworden, een functie die de
daartoe geroepene de taak oplegt om
eenerzijds zorg te dragen voor kapi-
aalvorming, teneinde door uitbreiding
van fabrieken, de steeds toenemende
bevolking 't bestaan mogelijk te maken,
doch anderzijds, om door een goede
dividend en loonpolitiek vrede te hou
den onder aandeelhouders en arbeiders;
dit eischt van hem dat hij bij stijgende
en telkens nieuwe moeilijkheden op
de goederenmarkt de onverbiddelijke
vraag en aanbod in 't oog moet houden,
maar ook van den andere kant, dat hij
zijn kostprijsberekening aldus maakt,
dat hij voor Staat en gemeente den
eisch tot hooge belastingen kan betalen,
dat hij nauwgezet de normen in acht
neemt, dat hij stipt de premiën van de
sociale verhoudingen, gezwegen nog
van het feit, dat hij somtijds nog hooge
loonkosten moet betalen.
De werkgever als rentmeester van
het kapitaal dat de gemeenschap hem
als toevertrouwd leengoed in bewaring
heeft gegeven, komt nog altijd overeen
met de dienaren uit het Evangelie dat
in de kerkelijke liturgie van 2 Septem-
ber, den feestdag van den Patroon der
werkgevers, den H. Koning Stephanus
van Hongarije, ons wordt voorgehouden.
Volgens het Evangelie-verhaal vertrok
zeker edelman naar een ver land, om
voor zichzelf het koningschap te aan
vaarden en dan terug te keeren. Maar
hij ontbood tien zijner dienaren en
gaf hun tien ponden en zeidetothen:
Drijft zaken tot ik terugkom. Zijne
landslieden intusschen haatten hem en
zonden hem een gezantschap achterna
met de boodschapWij willen hem
niet tot koning over ons.
En toen hij, na aanvaarding van het
koningschap, terugkeerde, liet hij de
dienaren, wien hij het geld gegeven
had, bij zich ontbieden om te vernemen
wat ieder voor zaken gedreven had.
De eerste nu kwam voor en zeide
Heer uw pond heeft tien pond bij-
gewonnen. En hij antwoordde hem
Goed, brave dienaar, omdat gij u in
het geringe trouw getoond hebt, wees
gezagvoerder over de tien steden. En
de tweede kwam en zeideHeer uw
pond heeft vijf pond opgebracht. Ook
tot dezen zeide hij: Sta ook gij uw
vijf steden. En de volgende kwam en
zeideHeer, ziehier uw pond, dat ik
in een zweetdoek gewikkeld bewaarde.
Want ik was bang voor U, omdat gij
een streng mensch zijt, ge neemt weg
wat ge niet hebt uitgelegd en oogst
wat ge niet gezaaid hebt. Hij zegt
hemNaar uw eigen woord zal ik u
oordeelen, slechte dienaar, ge wist dat
ik een gestreng mensch ben, dat ik
wegneem wat ik niet heb uitgelegd
en oogst wat ik niet gezaaid heben
wederom hebt ge dan mijn geld niet
op de bank gezet, dat ik bij mijne
komst u met rente kan terugvorderen
En tot de omstaanders zeide hij
Ontneemt hem het pond en geeft het
hem, die de tien pond heeft. En ze
zeiden hemHeer, hij heeft al tien
pond. Want ik zeg: Aan al wie heeft
zal gegeven worden, maar hem die
niet heeft zal ook al wat hij heeft
ontnomen worden.
Mijne Heereh, lijkt dit evangelie
verhaal niet geschreven voor de werk
gevers in alle tijden En leert het ons
niet dat de sociale taak van den
ondernemer hierin bestaat dat hij als
verantwoordelijk voor de hem toe
vertrouwd belangen, ook verplicht is in
best vermogen die taak uit te voeren?
Wordt er zelfs niet in dit verhaal op
een wijze, die bij eerste lezing ervan
ons een oogenblik schokt, een straf
gezet op luiheid en traagheid en een
premie op voortvarendheid en ijver?
Doch den een leert ook nog iets
anders, n.l. dat alles wat wij hebben
en meenen te zijn, ons is gegeven niet
tot eigen nut en voordeel alleen, doch
om er mee te woekeren in het belang
van .Hem, die het ons gaf, en Hem,
die wegneemt, wat hij zelve niet heeft
uitgelegd en die oogst, wat niet door
hemzelve werd gezaaid.
Het is deze overweging die de
Katholieke werkgevers doet berusten
in veel, dat hen tegen de borst stuit
en dat hen moeilijkheden doet over
winnen waarin deze wellicht noode
zijn ondergegaan.
Legt de geheele geschiedenis
van Uw sterk groeiende industrie
niet getuigenis af van deze hoogere
waarheden
In den rustigen gang der evolutie
mogen zoo nu en dan ook de invloed
van geweldige gebeurtenissen als oor
log en revolutie groote schokken en
schommelingen voorkomen. In het al
gemeen is deze beweging te vergelij
ken met die van een spiraal wier wen
dingen telkens op dezelfde plaats
terugkeeren, maar ook telkens op een
hooger niveau.
In het leven van het huidig geslacht
van schoenfabrikanten is niets dat ook
niet reeds door het verste voorgeslacht
is beleefd, er zijn geen moeilijkheden,
niet door Uw voorganger zijn verwon
nen en er zijn geen lichtpunten, die ook
in het grijs verleden het pad van Uw
voorouders niet hebben beschenen.
Het leven staat niet stil, stilstand is
achteruitgang. Het verleden dat is
weggeschoven heeft in Uw industrie
als kostbaar erfstuk slechts één
herinnering achtergelaten nl. die van
een ontstuimigen drang naar beter,
door vervolmaking van de persoonlijk
heid des werkgevers, door grootere
bekwaamheid, door volledige eman
cipatie van de invloeden die loodzwaar
eeuwen aan eeuwen het Brabantsche
volk hebben neergedrukt.
Ik mag om dit aan te toonen niet
te uitvoerig worden. Ik behoef dat ook
niet te doen. Wie het Gedenkboek van
den heer W. Donker Pzn., aan Uwe
vereeniging gewijd leest en herleest,
hij kan zich niet onttrekken van de
machtige bekoring, die de geschiede
nis van Uw industrie op elkeen moet
uitoefenen. Nimmer heb ik zoo wel
sprekend, zoo gevoelig de psychologie
van een industrieelen geslachtsboom
beschreven gezien als in dit boek.
Ik zou wenschen dat elke jongen
man die de carrière van werkgever
kiezen gaat den inhoud van dit werkje
zich zou inprenten om uit ervaringen
van het voorgeslacht den moed te put
ten om de afgeronde lijn van de hui
dige generatie onafgebroken te blijven
volgen.
Wanneer wij de geschiedenis nagaan
dan is de oorsprong van de leder
industrie terug te vinden in den tijd
der Romeinen. Niet onwaarschijnlijk
is deze industrie de oudste die in deze
landen werd beoefend.
En ziet het is met de uit haar ont
sproten Schoenindustrie in de 18e eeuw
gegaan gelijk het gaat met die indu
strie in de 20ste eeuw zij het ook in
andere proporties, de hoedanigheid en
de prijs van het Brabantsch product
waren dusdanig, dat op het voorbeeld
van het Leidsche Schoenmakersgilde
in de jaren ondom 1750, ook Dordrecht
en de Haag een invoerverbod van het
Langstraatsche schoenwerk hebben
weten te verkrijgen, welke tactiek later
door vele andere steden uit het Noor
den werd nagevolgd. Niet onwaar
schijnlijk is de ondergang der eens
zoo bloeiende Schoenindustrie te
Eindhoven, Helvoirt, Oerle, Piergs, Lith
en andere plaatsen -daar aan te wijten
geweest.
Leert de geschiedenis ons niet, de
nieuwe zoowel als de oude, hoe tegen
over een averechtsche handelspolitiek
zelfs het beste en goedkoopste pro
duct geen afzet vinden kan? En zijn
uit het oude en jongste verleden geen
kostbare lessen te putten voor de han
delspolitiek van het eigen land
Dezelfde spiraalbeweging waarbij de
lessen der geschiedenis zich telkens
weer herhalen liggen in de Schoen
industrie voor het grijpende moor
dende onderlinge concurrentie in de
jaren vóór de Fransche Duitsche oorlog,
de afhankelijkheid der industrien van
den handel, het verzet der arbeiders
tegen de invoering van machines.
De sociale mistoestanden die uit de
gedwongen winkelnering zijn voort
gekomen, de nadeelen der huisindustrie,
de „grlenkeP-methode, het prijsgeven
van de kwaliteit van het product, het
conservatisme van een groote massa
fabrikanten, dat alles zoo levendig en
sprekend door den heer Donker te
boek gesteld, dat alles en ook de
reactie daartegen door de besten onder
het werkgeversgeslacht, vinden wij ook
in onze dagen, zij het in gewijzigden
vorm weer terug.
(Zie vervolg 2e blad.)