Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
■me en mij
jonge vrouw.
R.K. Middelbare Handelsavondcursus
i
WAALWIJK.
Aanvang van den nieuwen cursus
Maandag 7 September, 6,30 uur.
Hoofdpijn
Mijnhard!
FEÜLLETOM
NUMMER 69
ZATERDAG 29 AUGUSTUS:i925
48e JAARGANG.
UITGAVE:
WAALWIJKSCHE STOOMDRUKKERIJ ANTOON TIELEN.
Telefoon No. 38. Telegr.-Adres: ECHO.
DIT NUMMER BESTAAT UIT
DRIE BLADEN.
EERSTE BLAD.
80)
TWEEDE DEEL.
Aanmelding van NIEUWE leerlingen voor klas I, II of III kan
geschieden in het Schoolgebouw Mr. van Coothstraat
Voor JONGENS Donderdag 3 September, tusschen 7 en 8 uur.
Voor MEISJES Vrijdag 4 September, tusschen 7 en 8 uur
De Directeur,
J. S1EMER.
bedaart spoedig door het gebruik
van Hoofdpijntabletten
Buisje 60 c.
ABONNEERT U OP EN ADVERTEERT
IN DIT BLAD.
Waalwpschf en Untstriilsete Courant
Dit blad verschynt
WOENSDAG EN ZATERDAG.
Abonnementsprijs per 3 maanden 1.25.
Franco per post door het geheele rflk 1.40.
Brieven, Ingezonden stukken, gelden, enz.
franco te zenden aan den Uitgever.
PrlJs der Advertentlën
20 cent per regel; minimum 1.50.
Reclames 40 cent per regel.
Bfl contract flink rabat
Ad verten tlën moeten Woensdag en Vrijdag
des morgens om uiterlijk 0 uur in ons bezit
alJn.
Wanneer een propagandist voor So
cialisme of communisme een succes-
avond boeken wil, is het 't gemakke
lijkste en het zekerste middel voor hem
te spreken over de gelijkheid. ooral
op de laagste klasse maakt zulk een
pleidooi een diepen indruk.
Hoe staat echter het wetenschappe
lijke socialisme tegenover de gelijk
heidsidee?
Weer direct treden hier twee ver
schillende richtingen naar voren: een
gematigde naast een naar het uiterste
strevende richting.
De eerste richting waarvan ook
Marx en Engels voorstanders zijn
streeft naar de totale vernietiging \dii
alle klassen verschil.
Daar alle menschen arbeiders zijn
zullen zij mogen deelen in den op
brengst der maatschappelijke produc
tie naar de mate van hunnen arbeid.
Veel wijzer zullen de meesten door
deze laatste conclusie niet geworden
zijn.
Hoe toch moeten wij opvatten:
„naar de mate van hunnen arbeid?"
Zal men hierbij rekening moeten
houden met het toch niet te ontkennen
feit, dat de een wegens geestelijke of
lichamelijke meerwaardigheid, ook
meerdere en betere arbeid zal kunnen
leveren.
Waar blijft dan echter de maatstaf
van gelijkheid, wanneer men daarmee
rekening houdt, en waar blijft men
wanneer men er geen rekening mee
houdt? En toch één van beide wegen
zullen moeten worden ingeslagen.
Welk is dan eigenlijk den wetenschap-
pelijken grondslag, waarop dit
gelijkheidsbeginsel is opgetrokken.
Marx steunt hier op zijn, zooals wij
vroeger bewezen valsche waarde theo
rie, welke bepaald dat de eenige maat
staf voor de ruilwaarde moet worden
gezocht in den noodzakelijken arbeid.
Hieruit is dan zeer goed af te leiden,
dat iemand zooveel mag eischen van
de totale massa, die is voortgebracht
in de gemeenschap, als hij aan die ge
meenschap arbeid heeft geleverd.
Maar een gelijkheidseisch hieruit
af te leiden is een heel andere kwestie
en bovendien een onmogelijke kwes
tie.
Moge hier even dienstdoen het rake
voorbeeld dat Gathrein geeft in zijn
„Der Sozialismus".
„Stellen wij, zoo zegt hij, het geval,
dat een arbeider waarlijk bekwaam en
vlijtig is en spoedig zooveel heeft ver
diend, dat hij niet alleen zich zelf aan
een zalig niets doen kan overgeven,
maar ook nog een of meer bedienden
houden kan, wie zal hem dat dan be
letten? En als hij nu nog van 'anderen
geschenken krijgt of door erfenis, door
spel of anderszins van arbeiders een
deel van hun inkomen bekomen heeft
en daarmede op groeien voet wil gaan
leven wal zal hem daarin kunnen
beletten?
Op deze wijze zouden wij dra weder
hoeren en dienstboden, armen en rij
ken, arbeiders en leegloopers hebben,
dus klassenonderscheid
Een die ongehuwd blijft, zou een
zeer aangenaam, gemakkelijk leven
kunnen leiden, terwijl een ander, min
der begaafd, minder sterk, die een tal
rijke familie te onderhouden heeft, tot
armoede vervallen zou".
Bovendien raakt hiermee nog iets
anders in de knel. Wanneer men vlij
is, wanneer men in zoodanige omstan
digheden is gekomen, dat werken niet
zoozeer meer noodig is, en men het
ook niet meer doet, waar blijft dan de
stelselmatige productie van den staat.
Zeker men kan ze dwingen te blijven
werken tot een bepaalden tijd, doch
wanneer men zich deze methode in
denkt en men redeneert daar dan op
verder, dan zal men tot een nog meer
verrassend resultaat komen.
Er is nog iets. Waar, blijft men met
diegenen die ten eenenmale ongeschikt
tot werken geworden zijn, er zijn toch
zooveel zieken en voor 't gansche le
ven verminkten? Waar blijft men met
weesjes en dergelijken. Aan den Staat?
Goed, maar vergeet niet dat men recht
streeks in botsing komt met den eerst
opgezette beginselen.
Dat er in deze nog 't een en ander
was recht te zetten voelde Marx zelf
ook wel.
Om de opwerpingen hiertegen ge
maakt te niet te doen, nam hij zijn toe
vlucht tot de volgende bewering.
De communistische maatschappij
zal niet ineens zijn volmaaktheidstoe-
stahd bereikt hebben, zoodat we voor
de bereiking van het „hoogere tijd
perk" een „eerste periode" zullen moe
ten doormaken.
Wij leven thans nog in een volbloed
kapitalistischen tijd, waaruit het
menschengeslacht zich moet los wor
stelen.
Welnu zegt Marx, als er dan in die
eerste periode ongelijkheden worden
aangetroffen, dan zijn dat misstanden,
zonder meer.
Ja deze misstanden zegt hij zelf zijn
onvermijdelijk, immers hij brengt alles
terug tot het economische, en verkon
digd zonder meer, zooals we reeds
vroeger opmerkten, de in-dwaze stel
ling, dat het recht niet volmaakter
kan zijn dan de economische toestand
en de daar door bepaalde beschavings
ontwikkeling der maatschappij.
Doch later in 't hoogere tijdperk
komt alles in 't reine, dan zullen allen
in werkelijkheid gelijk zijn.
Wij vreezen echter, dat de eerste
periode een zeer lange zal zijn, die tot
het einde der dagen duren zal.
Had Marx slechts even om zich heen
gekeken hij zou gezien hebben, dat hij
van „DB BOBO VAN HET ZUIDEN
Zij sloeg de eerste accoorden aan, en daar
Onésime en Victorieune beiden een ontken
nend hoofdteeken deden, begon zy de roman
ce te zingen, om er hun een gedachte van te
geven.
Van de eerste toonen had Onésime groote
moeite gehad om een uitroep van verrukking
te weerhouden.
't Was evenzoo het geval met Victorienue.
De twee artist en waren met een ware ver
bazing geslagen en keken de jonge vrouw
in bewondering aan.
De stem van Renée was inderdaad ver
rukkelijk, waarlijk bewonderenswaardig.
Hare uitdrukking was uitmuntend en hare
zangwijze onverbeterlijkdat was de vol
maaktheid der hooge kunst in al hare schit
terende schoonheid.
Het was met een gevoel van hartverscheu
rende smart dat zij het laatste couplet zong,
een kreet van diepe, folterende wanhoop,
waarin zy geheel haar hart deed trillen.
De dood kome en verlosse mij
Van 't lyden van mijn hart;
Mijn leven is een mart'larU,
'k Bezwijk aan mijne smart.
Helaas, Helaas.
'k Bezwijk aan mijne smart.
Ha. er zal nu geen kwestie meer van schul
den zyn.
Toen zij uitgezongen had, zeide Onésime:
Ha, beste vriendin, als de kans maar
mede gaat, dan loopt alles op wieltjes.
Die goede mevr. Renée is waarlik eene
lijnrecht in conflict komt met de fei
ten, die ons omringen.
Hoe kan hij toch meer gelijkheid
verwachten van meer beschaving, als
hij gezien had dat juist de grootste on
gelijkheid te vinden is waar de be
schaving het diepst is doorgedrongen.
De wilde volksstammen kennen de
volmaakte gelijkheid ook niet, maar
toch zeker is het verschil er meestal
geringer dan in onze moderne staten.
En waar er in onze beschaafde landen
een zekere gelijkheid van geest, een
broederschap bestaat, zouden we die
danken aan de beschaving of zou daal
de leer van Christus, misschien een
meer meesprekende factor zijn?
Moesten wij in het voorgaande reeds
de totale misvatting constateeren,
voor zoover het betreft de richting
der gematigden nog erger wordt het
waar we ons bewegen gaan op het ter
rein der voorstanders van absolute- of
uiterste gelijkheid.
Deze richting die wordt voorgestaan
door het overgroote deel der socialis
ten haalt een streep door elke onder
scheiding van rechten en plichten.
Dit is niet zoo nieuw, reeds het
Gotha- en Erfurt er-program geven
duidelijk te kennen waar het omgaat,
waar zij eischen:
afschaffing van alle klassen, en
daardoor van de klassenheerschappij
gelijke rechten en gelijke plichten
voor allen zonder aanmerken van ge
slacht of afkomst.
De eisch is „absolute gelijkheid".
voorzienigheid voor ons, nntwoordde Victo
rieune haren makker.
En welke kunstenares.
Dat zulk een talent ongekend en ver
loren blijft.
Weet gij wel, Onésime, dat wtJ naast
haar een treurig figuur zullen maken?
Dat, dat is zeker, maar gy zult liet
zien, alles zal goed gaan, want zij brengt ge
luk aan. Alles zal goed van stapel loopen
mevrouw Renée zal al de aanwezigen in ver:
rukking bréngen en. geloof mij, wij zullen
ook ons deel hebben van de toejuichingen.
Voor het concert namen de artisten een
goed, doch eenvoudig eetmaal.
Mevrouw, sprak Onésime. in overeen
stemming met zijne gezellin, wilt gU ons de
eer aandoen ons klein feestmaal te deelen?
Wel, zeker wil ik dat en zelfs met veel
genoegen, doch op eene voorwaarden noch
tans; dat men naast myn couvert nog een
ander zetten zal voor Barbara Quintrec.
Aanstonds na hot maal bracht Onésime
alles in gereedheid voor het concert, want
hij was de leider, de controlehouder en te
vens (le bestuurder van de kleine troep,
zonder te vergeten dat hij alleen het ge
wicht van het komieke gedeelte te dragen
had.
Het uur was gekomen en men verdrong
zich voor den ingang. De zaal was al spoe
dig stampvol en de ontvangst ongemeen
groot. Onésime jubelde, terwijl Victorienue
den naam zegende van die goede (lame, die
hun als door de Voorzienigheid ter redding
gezonden was op het oogenblik dat zij aan
de diepste wanhoop ten prooi waren.
Eenmaal de zaal binnen, werd Onésime
van con trolehouder bestuurder en, vooraan
op liet podium verschijnend, groette hij
driemaal liet publiek en deed dan met
een eenigszins ontroerde stem de volgende
aankondiging:
„Heeren en Dames,
Daar onze kameraad Tito Bastini het
goed gevonden heeft zijne verbintenissen
met ons te verbreken en ons schielijk te
verlaten, bevonden wij ons vooreerst in de
grootste verlegenheid om onze verplichtin
gen jegens u te houden, toen, gelukkig, een
kunstenares van groot, van overgroot ta
lent. durf ik zeggen, zich gewaardigd heeft
ons hare kostbare medewerking te verlee-
nen. En gij zelf zult er over oordeelen, hee
ren en dames, gy zult bij de verwisseling
niets verloren hebben, wel 't tegendeel.
Een algemeen handgeklap onthaalde (leze
woorden.
Wij zullen het niet wagen hier een ver
slag over het concert te geven, daar het
voor ons verhaal zelf geen eigenlijk belang
zou opleveren.
Zeggen wij alleen dat het slechts een by-
na onafgebroken ovatie voor mevr. Renée
was. Alles werd uitbundig toegejuicht en
meermalen werden zij teruggeroepen en een
berg van bloemen werd hun aangeboden.
Eenigszins beschaamd, maar zeer geluk
kig, voelde Renée een bittere spijt in haar
hart.
Waarom waren de twee wezens welke zij
op aarde bQininde, hare moeder en Alexis,
daar niet op (len eesten rang, om hare
vreugde te smaken en in haar geluk te
deelen
Victorienue, hoewel in veel mindere mate
dan Renée, bekwam ook een waren bijval.
Wat Onésime betreft, hij toonde zich een
waren meester in zyn vak. Hij verwekte
den lachlust van een ieder en hy werd ook
meermalen door toejuichingen teruggeroe
pen.
Heb ik het u niet gezegd? sprak hy tot
Victorienue, by het einde van het eerste
deel. Alles gaat goed, nog nooit zullen wy
zoo toegejuicht geweest zyn en zeker niet
zooveel geld ontvangen hebben.
By haar eerste optreden had Renée op
(le eerste rangen van het publiek een toe
schouwer bemerkt, (lien zQ uanstonds her
kende.
Het was de reiziger, die, in jachtkostuum
aangedrongen had om met Renée een by-
zonder onderhoud te hebben.
Niets in zyn persoon, nochtans, verraad
de die onbescheidene, overdreven hoffelyk-
heid, welke Renée om zyn zonderling ver
zoek. by hem vermoed had.
Ongetwyfeld was het een muziekliefheb
ber, waut al de trekken van zyn gelaat
drukten bewondering en verrukking uit.
Door een by na onmerkbare beweging met
het hoofd gaf hy de maat aan, terwyl de
zilveren stem van Reneé in alle volmaakt-
Cathrein teekent hierbij aan:
„Daarmede kan blijkbaar niet lou
ter staatkundige gelijkheid of de ge
lijkheid voor de wet bedoeld zijn. Deze
vrijheid bestaat reeds heden in de
meer vooruitstrevende landen. Men
denke b.v. aan de Vereenigde Staten
van Noord-Amerika. De socialistische
eisch beteekent veeleer de feitelijke en
algemeene sociale en algeheele gelijk
heid".
Paulsen, in zijn „System der Etik"
wil het Socialisme doen optreden als
een partij van rechtvaardigheid en
niet als een partij van gelijkheid.
Doch met welk recht?
Wie geeft hun recht onze tegen
woordige maatschappelijke constelatie
te beschouwen als iets in strijd met
alle rechtvaardigheid en daarentegen
een maatschappelijke ordening geba
seerd op de absolute gelijkheid voor
allen als de eenig ware en eenig recht
vaardigen te zien?
Hoe nu staan wij tegenover dit vrij
heidsbeginsel?
beid de gevoelens weergaf door toouzetter
en dichter gegeven aan het stuk dat zy
voordroeg en waarvan zy al de schoonheid
deed uitschynen.
Achter het podium bevond zich eene klei
ne zaal, waarin de artisten by de pauze
eenige rust kwamen nemen.
Op zeker oogenblik, terwyl Onésime nog
maals mevr. Renée bedankte, zag hy den
onbekende in jachtkostuum naar hem toe
komen.
Mijnheer, zegde de vreemdeling, zeer be
leefd, terwyi de jonge vrouw zich terug
trok, ik heb dezen namiddag mevr. Renée
gehoord en tevergeefs door den hotelhouder
de toestemming doen vragen haar myn hul
de aan te bieden.
Als het zoo is, wedervoer de komiek,
eenigszins barsch, als mevrouw er niet in
toegestemd heeft u te ontvangen dezen na
middag, weet ik niet hoe gy zoo onbe
schaamd zyn kunt, u dezen avond voor haar
te willen aanbieden. Dit aandringen is voor
het minst ongepast, mynheer, laat my toe
het u te zeggen en gelief u onmiddeiyk te
rug te trekken, want gy begi-ypt wel dat
het hier uwe plaats niet is.
De onbekende liet zich door die nogal
brutale afwyzing niet ontstellen; hy ver
genoegde zich met een bittéren glimlach
deu komiek aan te kyken en hernam:
Myn naam, of liever myn titel, zal u
de reden zeggen van myn aandringen, dat
in niets onwelvoegèlyk is, ik verzeker het
u. en het bewys ervan beste heer, is, dat
gy zelf binnen eenige oogenblikken, het als
eon plicht zult aanzien, my aan mevr. Re
née voor te stellen.
O, dat, nooit, ik verzeker het u...
De zonderlinge jager Onésime brak liet
woord af, en half luid, zich tot den komiek
voorover buigend, mompelde hy
Ik ben de bestuurder van de Nieuwe
Opera van Weenen.
Onésime ontstelde en liet van verbyste-
ring het muziekstuk dat hij in de hand had,
op den grond vallen.
En hij begon te stotteren.
Verschooning, mynheer de bestuurder,
verschooning. Ik verwachtte natiiuriyk niet
te Nantes... in zulk kostuum... de eer te
hebben mynheer den bestuurder te ontmoe
ten.
Zeer goed, sprak de bestuurder van de
Nieuwe Opera van Weenen al lachende, ik
neem uwe verontschuldigingen aan, doch
enkel op een voorwaarde, dat gy my on-
middeiyk aan mevrouw Renée zult voor
stellen.
En ziende dat Onesinie gereed was om te
voldoen aan zyn verlangen, voegde hy er
op luiniigen toon hy
Heb ik het u niet gezegd, dat gy het
doen zoudt
Ha, ik geloof het wel, mynheer, ik ben
tot alles bereid om u te dienen.
En zich naar Renée keerend, die, met een
zydelingsclien blik, dat tooneel volgde en
zich ton prooi gevoelde aan eene groote ver
legenheid, de reden niet begapend van de
achtervolging waarvan zy het voorwerp
was, zeide (1e komiek:
Mevrouw, ik heb de eer u den bestuur
der van de Nieuwe Opera van Weenen voor
te stellen.
Het ys was gebroken, de vrees welke Re
née reeds vervulde was verdwenen, daar zy
nu wist dat de man die aldus tot haar door
gedrongen was, noch een onbescheidene, en
ook geen vijand was.
Ik vraag u verschooning voor myne
onbescheidenheid, mevrouw, begon de be
stuurder; het toeval heeft alles gedaan. Ik
zal u, zoo gy het my toelaat, de uitlegging
geven van hetgeen u nog een raadsel schy-
nen moet.
Ik begeef my naar het kasteel van Brl-
dailles, ter jacht, voor een paar dagen, by
goede vrienden van my, die op dit oogen
blik zeer verwonderd moeten zyn over my
ne afwezigheid. My in het hotel bevindend,
waarin gy afgestapt zyt, heb ik u hooren
zingen en ik ben verrukt, geheel in vervoe
ring gebracht. O, geloof wel dat ik de ge
woonte niet heb my aan het maken van
complimenten over te leveren.
Maar gy hebt een bewonderenswaardige
stem, mevrouw, een onvergeiykbare sopraan,
en daarby daalt gy nog tot een zeer lagen
toon. Kortom, gy bezit zonder tegenspraak
een schouwburgorgaan zooals er geen twee
de te vinden is. Gy hebt daarenboven een
uitmuntende zangwyze, ik heb in u een wa
re kunstenaarsbezieling erkend, en gy zingt
met eene uitdrukking en met een gevoel die
het gehoor streelen en het hart doen trillen.
(Wordt vervolgd).