Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
I
Vastenmandement.
jonge vrouw.
Éf
1
:W*
FEÜLLETOH
NUMMER 14
WOENSDAG 17 FEBRUARI 1926
49e JAARGANG.
UITGA VI:
WAALWIJKSCHE STOOMDRUKKERU ANTOON TIBLEN.
Telefoon Ne. 18. Telefr.-Adree: ECHO.
DIT NUMMER BESTAAT UIT
TWEE BLADEN,
EERSTE BLAD,
Het Episcopaat van Nederland heett
ter gelegenheid van den Vasten, den
volgenden herdelijken brief tot de ge-
loovigen gericht.
Aan het einde van het zoo glans
rijk verloopen jubeljaar te Rome heelt
Z. H. Paus Pius XI een Encycliek
gericht aan de geheele wereld, waarin
Hij klaar en duidelijk uiteenzet, dat
Jezus Christus en als eeniggeboren
Zoon van den Hemelschen Vader en
als Verlosser der wereld is de Koning
der koningen, aan wien alle macht ge
geven is in hemel en op aarde, Wiens
rijk geen einde zal hebben. Aan zijn
heerschappij zijn Engelen en menschen
onderworpen. Geen sterveling, die
niet verplicht is de geboden van Chris
tus te onderhouden. Onder den hemel
is aan de menschen geen andere naam
gegeven, waarin zij zalig moeten wor-
den, dan de naam van Jezus Christus.
Opdat de menschen meer en meer
doordrongen zullen worden van den
plicht aan dien Koning Christus' de
hulde der aanbidding te brengen, met
de algeheele onderwerping aan Zijn wil
heeft Z. H. bepaald, dat telkenjare op
den laatsten Zondag van October, dien
n.I. welke den feestdag Allerheiligen
voorafgaat, over geheel de wereld de
feestdag van Jezus Christus Koning zal
worden gevierd en tevens op dienzelf
den dag jaarlijks de toewijding zal
worden hernieuwd van het mensche-
lijk geslacht aan het Allerheiligst Hart
van Jezus. Van de erkenning van dat
Koningschap van Christus is alleen
het heil der wereld te verwachten. En
wee de wereld, indien dat Koningschap
geloochend zou worden. Wordt Chris
tus uit de maatschappij verbannen, dan
is daarmee de grondslag van recht en
plicht vervallen. Zoodra, zegt de H.
Vader, God en Jezus Christus uit de
wetten en de gemeenschap verwijderd
zijn, zoodra het gezag niet meer aan
Qod, maar aan menschen ontleend
wordt, zijn de grondslagen van het
gezag verdwenen en is het motief ver-
126)
vallen, waarom enkelen het recht zou"
den hebben te bevelen, anderen den
plicht om te gehoorzamen en moet
ten slotte de geheele menschelijke sa
menleving ineenstorten, daar deze niet
meer gesteund wordt door een krach-
tigen steun en stut.
Zoo heeft de thans roemrijke regee-
rende Paus opnieuw voor de wereld
betoogd, hetgeen zijn hoogvereerde
voorgangers de wereld steeds hebben
voorgehouden, dat namelijk het heil
der wereld alleen te verwachten is van
den terugkeer tot Christus, die is de
weg, de waarheid en het leven. Op
deze eenvoudige waarheid van het
Koningschap van Christus, den Ver
losser der wereld, berusten de zwaarste
verplichtingen van den mensch. Immers
is Christus onze Koning, dan zijn wij
Zijn onderdanen, die Hem moeten die-
nen met alle vermogens en krachten
die in ons zijn. Zijn wet moet voor
ons zijn de hoogste wet des levens.
Blijven wij tekort in het volbrengen
van Zijn wil, dan treft ook ons het
verwijt van Christus aan de Farizeeën
dat volk eert Mij met de lippen, maar
hun hart is verre van Mij.
In 1924 hebben Wij in een gezamen
lijk schrijven van het Episcopaat erop
gewezen, dat, helaas, de wufte, licht
zinnige geest van zinnelijkheid en ge
notzucht ook bij de aan onze zorgen
toevertrouwdegeloovigen meer en meer
veld wint en dientengevolge de dege
lijke, echt godsdienstige geest van
weleer uit menig huisgezin is verdwe
nen.
Diep doordrongen van de zware
verplichtingen Ons opgelegd, om te
waken over de kudde aan onze leiding
toevertrouwd, achten Wij Ons ander
maal verplicht gezamenlijk U, B. G.
te wijzen op een groot gevaar, dat
tegenwoordig meer dan vroeger het
godsdienstig leven bedreigt en dat
reeds menig godsdienstig huisgezin
heeft verwoest, n 1. de slechte lectuur.
Voor velen, B. G., is de lectuur een
levensbehoefte geworden. In alle ran
gen en klassen der maatschappij wordt
gegrepen naar het boek, het tijdschrift,
de krant. De meerdere verstandelijke
en geestelijke ontwikkeling, ook van
de volksklasse de stijgende onvoldaan
heid van het leege leven van velen,
de trek naar het sensationeele, dit alles
leidt er toe de zucht tot het lezen aan
te wakkeren, dien wil lezen om zich
te ontwikkelen, om op de hoogte te
blijven, teneinde over actueele onder
werpen te kunnen meepraten, om niet
voor achterlijk te worden aangezien in
gezelschap van vriendenen kennissen.
En met dergelijke beweringen wil men
zijn geweten sussen en meent men
gerechtigd te zijn boeken, tijdschriften,
kranten te lezen, van welke men weet,
dat ze 'voor het godsdienstige leven,
voor het ongerept bewaren van het
geloof en de reinheid des harten ver
derfelijk zijn. En het slechte boek, het
slechte tijdschrift, het slechte blad, zelfs
het zoogenaamde neutrale blad, doet
geleidelijk maar zeker zijn werk. Als
een geestelijk gift ondermijnt die lec
tuur het zieleleven, brengt onrust en
verwarring in geest en hart en geeft
ten slotte den doodsteek aan het gods
dienstig leven. Mocht iemand meenen,
dat deze bewering overdreven is, dan
is de droeve ondervinding daar om
haar tg staven Meerderen, helaas, heb
ben door slechte lectuur hun geloof
verloren. De slechte lectuur is dan ook
den katholiek verboden, omdat daarin
de geloofs- en zedenleer der Kerk
worden aangevallen, gespot wordt met
alles, wat den katholiek heilig en dier
baar moet zijn. Het materialisme naast
zinnenprikkelend realisme in deze lec-
tuur doet den lezer vergeten, dat Qod
zijn geboden gegeven heeft voor alle
menschen en voor alle tijden. De Kerk
is verplicht zulke lectuur te verbieden
om ook hare kinderen, die zelf dat
gevaar niet bespeuren, te beveiligen.
Nu zegge men niet, dat het lezen van
zulke lectuur zonder schadelijke gevol
gen aan geest en hart kan voorbijgaan
Wij weten immers allen, B. G., de
mensch is van nature tot het kwade
geneigd, de booze begeerlijkheid leeft
in ieder van ons, en deugd beoefenen,
braaf, godsdienstig leven kost ons
moeite en strijd. Indien iemand nu
voortdurend boeken en bladen leest,
waarin de zonde wordt voorgesteld
als een vergeeflijke, natuurlijke zwak
heid, de deugd wordt beschouwd als
een dwaze conventie, waarin verleiding
en bedrog worden verheerlijkt, de
schijn-wetenschap het geloof in de
door God geopenbaarde waarheid be
spot en een noodslotstheorie het Gods
vertrouwen ondermijnt, moet dan zoo
iemand, vragen Wij, niet noodzakelijk
zijn geloof verliezen en tot volslagen
zedeloosheid vervallen? Het is dan
ook niet te verwonderen, dat tegen
woordig zooveel misdaden te betreu
ren zijn, misdaden, die getuigen van
algeheele zedelijke verwording.
Ook de zoogenaamde neutrale ont
spanningslectuur van onzen tijd is ver
derfelijk voor een ieder, maar vooral
voor de jeugd. Meestal behelzen deze
boeken liefdesgeschiedenissen beschre
ven op een wijze, welke op de ver
beelding inwerkt, de nieuwsgierigheid
opwekt, de hartstochten prikkelt en
zoo den lezer of de lezeres tot zonde
brengt. En is eenmaal de leeslust van
dergelijke boeken in leeswoede ontaard,
dan, B. G wordt rijp en groen, goed
en slecht verslonden. De boekenmarkt
wordt letterlijk overstroomd met der
gelijke minderwaardige ectuur, hetgeen
wel bewijst, dat talloos velen die boe
ken lezen.
Niet zelden wordt de verontschuldi
ging vernomen Die lectuur werkt op
mij niet nadeelig, ik laat er mij niet
door medeslepen. Betreurenswaardige
verblinding! Die bewering wordt weer
sproken door de dagelijksche ervaring,
welke klaarblijkelijk aantoont, datnie
mand aan de verleidende kracht der
slechte lectuur kan ontkomen. Doch al
zou het zoo zijn, dan rust op U
den plicht slechte lectuur verre te
houden om het slechte voorbeeld, dat
gij anders zoudt geven en waardoor
gij anderen tot slechte lectuur zoudt
kunnen brengen.
Wij vermanen daarom met allen
aandrang de ouders, om waakzaam te
zijn en streng toezicht te houden op
de lectuur hunner kinderen. Bedenkt
wel, dat het boek, en niet het minst
een dergelijk boek, veel aantrekkelijks
heeft voor kinderen. Weest een voor
beeld voor uwe kinderen, voor uw
huisgezin. Leest zelf geen bladen of
boeken, die direct of indirect een ge
vaar zouden kunnen zijn voor het
geloof en de reinheid uwer kinderen
of een ergenis voor uwe onderhoorigen.
Koopt en leest dergelijke bladen en
boeken nooit, ook niet op reis, vraagt
daar zonder menschelijk opzicht katho
lieke lectuur. Leidt den leeslust uwer
kinderen in de goede richting, en
mogen zij van u leeren slechte lectuur
te verafschuwen.
Steunt ook, B. G., zooveel in uw
vermogen is èn moreel èn finantieel
de goede pers, met name de dagblad
pers. Bedenkt wel, B. G., de pers is
de grootmacht van onzen tijd. Het
dagblad is de kracht van elke partij,
het groote middel om propaganda te
maken voor hare beginselen. Vandaar
dat er geen partij is, noch op gods
dienstig, noch op politiek terrein, die
niet allereerst zorgt een blad te heb
ben van hare richting. Mochten toch
alle katholieken beseffen hoe noodzake
lijk het is katholieke kranten te steunen!
Z. H. Paus Pius X roemrijker gedach
tenis heeft weleer gezegd: „wat baat
het kerken te bouwen, missies te hou
den, scholen op te richtenalle goede
werken, alle krachtinspanning der
katholieken zullen onvruchtbaar blijven,
indien ze niet tevens zich weten te
bedienen van het wapen der katholieke
pers" Het Is dan ook diep te betreuren,
B G dat er altijd tal van katholieke
huisgezinnen zijn, waarin geen katho
lieke krant komt. En dat nog wel,
terwijl wij in ons land'nkathollekedag-
bladpers hebben welke de bewondering
wekt van de geheele wereld. Beseften
de katholiekep dat voorrecht en de
kracht daarin gelegen, dan zouden
zij zichop katholieke bladen abonneeren
en niet langer liberale kranten lezen,
waarvoor thans zeker geen enkele
I
Waalwijksfile en Langstraatsche Courant
Dit Wad rerechflnt
WOENSDAG EN ZATERDAG.
Abonnementsprijs per 8 maanden 1.25.
Franco per poat door het geheele rijk 1.40.
Brdeven, Ingezonden stokken, gelden, ens.
franco te «enden aan den Uitgever.
Prtja der Advertentlfin
20 oent per regel; mlnlmtim 1.00.
Reclames 40 cent per regel.
By contract flink rabat
Advertentlën moeten Woensdag en Vrijdag
des morgens om alterlfk 9 »r ia oma bedt
■8n.
•a» „DM ECHO VAN HET ZUIDEN
DOOD EN LEVEND.
Welaan, laat ons niet aarzelen, sprak
zfl. Gaan wy naar boven. Toen ik liaar daar
aanstonds verlaten lieb, sliep zij.
Sophie Mosser zeide niet de waarheid.
Was dat wel een slaap, die voortdurende
bedwelming, in een staat van ongevoeligheid
gehouden door middel van slaapdranken en
vergiften?
Renée lag in een leunstoel uitgestrekt.
Haar schoon en rein gelaat was ontsteld
onder den invloed van vreeselyke nachtmer-
riën.
Bleek en vermagerd, was zij nog slechts
de schaduw van zichzelf.
De blauwe kringen die hare diepgezonken
oogen nu omgaven, zeiden wat al wreedheden
en voortdurende kwellingen zij doorstaan
had.
Groote God, mompelden hare halfge
opende lippen, heb medelijden met mij. Wan
neer toch zal dat lijden een einde nemen?
Hoe licht ook het gerucht was van de stap
pen, verdoofd door het dik vloertapijt, hare
gespannen zenuwen deden haar de nadering
harer beulen vernemen.
Haastig zette zij zich overeind en hare
oogen sperden zich wijd open.
GÖ, gij. riep zij verschrikt, Wladimir
en Cazéres herkennend, wat komt gij hier
doen?
U verzekeren dat ik nog niet dood ben,
antwoordde Wladimir.
Wel, die dood, het is smeekend dat ik
er naar vraag. Doodt mij dan, ellendelingen,
indien er n nog eenig gevoel van medelyden
in het hart overblijft.
Dokter Tarnoski liad de hand van Renée
genomen.
De pols slaat zeer onregelmatig, sprak
hij't is onmogelijk de zieke in dezen toe
stand te laten. Er zijn hartversterkende mid
delen noodig. Men moet haar tot bedaren
brengen, eenieder kan er zich van overtuigen.
En met een merkwaardige beliendighejd
deed hij met een kleine spuit eene inspuiting
met morphine, vooraleer Renée er aan den
ken kon eenigen weerstand te bieden.
Het vergif werkte sterk, eenige seconden
na de toediening.
Het hoofd van Renée viel op haren schou
der.
Vermoeid, overheerscht door eene verplet
terende behoefte naar rust, strekte zy zich
uit op haren zetel, met halfgeopende oogen.
Maar ondanks alles kwam de kalmte nog
niet in dat verscheurde hart.
Zelfs onder het gewicht dier geweldadige
verbijstering, duurde de zedelijke kwelling
nog voort.
Andrea Cazéres behield al zyne koelbloe
digheid.
En hoeveel zulke inspuitingen zou zy kun
nen verdragen? vroeg hy.
Elias Tarnoski aarzelde.
Twee, ten hoogste twee, antwoordde liij.
Anders zou men haar zeker dooden.
En met twee andere inspuitingen zou zy
vijftien tot twintig, misschien vier en twin
tig uren slapen.
Daar niemand hiertoe durfde overgaan,
kwam Sophie Mosser te hulp.
Nu, zeide zij, moeten wy haar op het
bed leggen en door geheel het kasteel en in
den omtrek aankondigen dat gravin Palouti-
ne overleden is.
Eu eenige oogenblikken daarna, inderdaad,
hoorde men door al de gangen van Ny-Slott
het akelig, jammerend geroep:
Gravin Renée Paloutine is dood.
Hetzelfde was gedaan om de dood van
prins Demetrius aan te kondigen.
Renée lag nu op een groot praalbed.
Honderden flambouwen verlichten nu de
rouwkapel.
Het gelaat had wel de bleekheid van den
dood.
Ha. het eerloos drama werd meesterlyk ge
speeld. Iedereen liet'zich bedriegen.
Door de zorgen van Sophie Mosser, die
zich spoedde die eerlooze komedie te spelen,
versierden de meiden van het kasteel de
zaal waarin de doode rustte met geurige
bloemen, slingerplanten en welriekend groen.
Naar al de omliggende dorpen en naar Re-
vel werden mannen gezonden, om het treu
rig nieuws aan te kondigen, en aanstonds
kwamen er van alle kanten menschen naar
Ny-Slott, welke by het l>ed van gravin Renée
Paloutine neerknielden.
De mannen van de streek hadden hunne
schoonste roode kielen aangetrokken, de
vrouwen hunne helderkleurigste kleeren en
rondom Ny-Slott heerschte er een opgewone
beweging.
Dat was een rustdag voor allen, byna een
feestdag.
Om te ontsnappen aan een aandringende
gedachte die langzamerhand in een folteren
de gewetenswroeging veranderd was, had
Wladimir, als naar gewoonte, zich bedron
ken.
Cazéres traclite eene waardige houding aan
te nemen. Hy toonde zich diep ontroerd,
maar het was eerder van angst dan van ver
driet. Hij zou gegevén hebben, wat hy voor
zeker niet bezat, om ouder een ander, ver
verwyderd klimaat, de versche en vrye lucht
te mogen inademen.
Sophie Mosser liep voortdurend haastig op
en neer door geheel het kasteel.
Wat al hevelen had, zy te geven, toebe
reidselen te maken en maatregelen te nemen.
Alles berustte op haar. want Rurick had het
goed gevonden het voorbeeld te volgen van
zyn meester en verkeerde in denzelfden toe
stand.
De dienaren waren dus vry en handelden
naar goeddunken en Nick Frolop, die schoone
jachtwachter, maakte van die vryheid ge
bruik om Mea te naderen.
Op voorstel van Mea, waren beiden by
het praalbed der ongelukkige Renée gaan
neerknielen.
En Mea bewonderde haar, die doode, zoo
schoon nog, bleek als was en koud als mar
mer.
Zie eens, Nick Frolop, mompelde het
jong meisje, zie eens hoe schoon zy is, myne
arme meesteres. Zou men niet zeggen dat zy
in een zachten slaap ligf en ons aankykt?
Wel, zie, Nick Frolop, indien gij zoudt op
houden my te beminnen, zou ik. in myne
jeugd zoo willen sterven.
Waarom zou ik ophouden u te bemin
nen, Mea, aangezien ik u uit geheel mijn hart
lief heb?
Wel, Nick Frolop, hier, tegenover deze
arme doode, moet gij zweren my altyd te
zullen beminnen. Anders, ik herhaal het u,
zult gy my doen sterven, geiyk zy.
Achter hen, te midden eener nieuwe groep
boeren en boerinnen, die voortdurend aan
kwamen, hoorden de jonge lieden eene scher
pe stem.
'tWas van de oude Marina Altanoff.
Ha. riep zij. zy is dood. Wel dood dezen
keer. zy hebben haar voorzeker vermoord.
Bah, dat zyn myne zaken niet. de vervloekte
zal zonder dat wel gestraft worden. En
Sophie Mosser zal my niet meer vergeten,
anders, nu myne tong los gegaan is, nu de
andere myn zoon niet meer is, zou ik schoo
ne geschiedenissen vertellen.
Dan met een doffen, akeligen spotlach
Zy is zeer schoon, de arme gravin. Zy
was nog wel jong om te sterven. En de oude
Marina is nog goed te heen en kan nog lange
jaren leven.
De oude Marina ging dan heen.
Maar in plaats van de boeren en boerinnen
te volgen, dwaalde zy met opzet door de
gangen van Ny-Slott.
Ha, hoe gaarne zou zij den graaf ontmoet
hebben.
zy hoorde opeens een gerucht van woe
dende stemmen, en luisterde met gespannen
aandacht.
Ja, zeide zy dan met een grynslach, daar
is jiy, die zyne oude moeder geslagen heeft.
Hy heeft alweer gedronken, dat hoort men
aan zyn heescli en barsch geroep. Dat is ge
heel en al de stem van zyn vader. Ja, ja, de
stem van myn overleden man.
Marina neeg het oor, boog het hoofd voor
over tegen een zwaar voorhangsel dat de
deur afsloot waarachter zy de geweldige,
heesche stem van Wladimir hoorde.
Een lichte en haastige stap die haar na
derde belette haar iet9 meer te hooren dan
deze woordenDief, moordenaar, bandiet.
Gy wurgt my. Moord.
Zij keerde zich om en bevond zich tegen
over Sophie Mosser, die zeer haastig scheen.
Wat doet gy daar, Marina Altanoff?
vroeg z.y met een brutale stem.
De oude vrouw ontstelde niet in het minst.
Ik zocht u, schoone Sophie. Voor u ben
ik gekomen.
De stem van Sophie Mosser werd bitsiger
en barscher nog.
't Is nu het oogenblik niet om te komen
bedelen, zeide zy. Ga gerust naar huis, men
zal voor u zorgen, ik beloof het u. Men zal
u niet vergeten by de uitdeelingen van ge
rookt vleesch en brood die men aan de armen
doet, maar nu moet gy vertrekken, Marina
Altanoff, ik gebiel het u.
Al morrend en zich beroepend op al de
heiligen waarvan de namen haar te binnen
kwamen, trok de oude vrouw zich terug.
Toen zy zich verwyderd had, hief Sophie
Mosser haastig het deurvoorhangsel op en
ging de plaats binnen.
Aan een tafel, waarop zich papier, een
inktpot en pennen bevonden, zat Wladimir
Paloutine, in gezelschap van dokter Elias
Tarnoski.
Wel, riep Sophie, zyt gy nu geheel en
al zinneloos geworden? Gy roept als een be
zetene.
Bemoei u met uwe zaken, gromde Pa
loutine.
O, wedervoer Sophie Mosser, myne za
ken zyn ongelukkig eenigerwyze de uwe,
Wladimir Paloutine en 'tis wel daarom dat
ik er my mede bezig houd. Ik herhaal dat gy
zinneloos zyn moet om zoo te hullen. Met al
dat over en weer geloop in het kasteel is dat
hoogst gevaarlyk, vooral na zulke gebeurte
nissen.
Weet gy, wie ik daar aanstonds verrast
heb, terwyi zy achter de deur stond te luiste
ren?
Elias Tarnoski richtte zich op en wierp
een angstigen oogslag naar den kant der
deur.
Wie was het? vroeg de graaf.
De oude Marina Altanoff, die u be
spiedde en ongetwyfeld de verwyten gehoord
heeft, die gy op dat oogenblik uitbraaktet.
Ja, maar gy weet niet wat die duivel-
sche giftmenger van my eischen durft, riep
Wladimir woedend.
(Wordt vervolgd).