daarvoor niet aansprakelijk kunnen
worden gesteld. Hij althans wijst iedere
verantwoording daarvan van zich af
omdat hij er zich absoluut niet mee
kan vereenigen. Liever had hij gezien
dat, zooals ook verwacht mag worden
en zooals gebruikelijk is, er op de
eerste plaats zaken betreffende de af-
deeling in het verslag zouden worden
vermeld en op de laatste plaats alge
meene zaken. Hij stelt er prijs op dat
vooralsnog betreffende de afdeeling
iets in het verslag zal worden op
genomen.
De Voorzitter onderschrijft gaarne
hetgeen door den heer Smolders naar
voren is gebracht en aan de instem
ming die zijne woorden bij de ver
gadering hebben mogen ondervinden,
mag hij concludeeren dat ook de ver
gadering deze meening is toegedaan.
Door den heer M. van Loon, pen
ningmeester, wordt daarna verslaguit
gebracht over het afgeloopen jaar.
De ontvangsten bedroege f 695.94
en de uitgaven f 644.68, zoodat het
boekjaar met een voordeelig saldo van
f 51.26 sluit.
Door de heeren M. A. van Liempt
en C. de Vries werden de boeken en
bescheiden onderzocht en in orde be
vonden.
De heer Andr. van Oudheusden kan
zich met het verslag van den penning
meester wel vereenigen, echter niet
met dat van den secretaris en daarom
zou hij gaarne zien dat op een volgende
vergadering een nieuw verslag wordt
uitgebracht.
De Voorzitter acht het niet noodig
om een niiuw verslag uit te brengen,
wel om, zooals door den heer Smolders
is verzocht, daarop een aanvulling te
geven, waarmede de heer A. van Oud
heusden zich kan vereenigen.
De Voorzitter stelde daarna aan de
orde de benoeming van een bestuurslid
Van de gelegenheid om candidaten
in te dienen is door niemand gebruik
gemaakt, daarom stelt het bestuur als
candidaten de heeren P. Broos en L.
Verwiel-Stierhout.
Uitgebracht werden 76 stemmen,
waarvan verkregen de heer Broos 49
en de heer L. Verwiel-Stierhout 23
stemmen, terwijl er 4 in blanco waren
uitgebracht, zoodat de heer Broos is
gekozen.
Op de vraag van den Voorzitter of
hij zijne benoeming aannam, antwoord
de hij bevestigend, dankte voor het
in hem gestelde vertrouwen en zeide
gaarne zijn bescheiden krachten in
dienst van de Katholieke zaak te zullen
stellen.
De ZeerEerw. heer Van Riel wenschte
met een enkel woord op de kwestie
van den heer Surig terug te komen.
In het verslag heeft de heer Surig zich
verdedigd, maar uit de geheele houding
van de vergadering blijkt dat men het
niet eens is met de door hem aan
genomen houding, iets wat hij zich
goed kan indenken, want door deze
houding in den raad aangenomen
sabotteert hij de Kiesvereeniging
en de Katholieke fractie in den raad
en aangezien uit ~de houding van den
heer Surig blijkt dat hij zijn ingenomen
standpunt blijft handhaven, wil hij hier
thans de vraag steller, of de vergadering
het met deze houding eens is ofwel
of men wenscht dat hij zijne houding
zal veranderen. Naar zijne meening
heeft men in de Kiesvereeniging het
recht daarnaar te vragen omdat een
oplossing van de kwestie moet komen.
De heer Surig ontkent gezegd te
hebben dat hij niet wil medewerken
om tot die oplossing te komen. De
weg die hij wil bewandelen om tot
die oplossing te komen, wil hij zelf
zoeken. Hij meent dat hij die zelf mag
kiezen en niet den weg behoeft te
te nemen dien men hem aanwijst.
Ik meen. zoo zegt hij. het recht te
hebben mijn eigen weg te volgen.
Van der Linden. Kan de heer Surig
misschien ook zeggen welke weg hij
zal inslaan
Surig. Op 't oogenblik kan ik dat
nog niet zeggen.
De Voorzitter zegt dat den heer Surig
geen weg is aangewezen. Alleen is
gezegd dat hij zich aan de uitspraak
van een hooger college heeft te onder
werpen, omdat zulks wettelijk is voor
geschreven. Om zich daaraan te onder
werpen behoeft men zich niet te
schamen, de wet verbiedt anders te
handelen.
Surig. Dat zegt U.
Voorzitter. Zoo sabotteert U de
Kiesvereeniging en dat zou wel eens
in uw nadeel kunnen blijken
te zijn als U zoo tot de verkiezingen
zou doorgaan.
Hij acht de zaak aldus, nl. dat door
den heer Surig niet anders dan aan
een formaliteit is te voldoen, waarna
de kwestie zal zijn opgelost.
Het oordeel van de vergadering in
aanmerking nemende geeft hij hem in
overweging om alsnog op zijn besluit
terug te komen.
Surig. Ik doe al stappen bij de over
heid. Op 't oogenblik kan ik in open
bare vergadering echter nog geene
nadere uiteenzetting geven.
Voorzitter. Ik hoop dat U uw voor
deel zal doen met hetgeen hier thans
is gezegd.
Vervolgens deelt hij mede dat dr.
.Moller hier eene spreekbeurt zal ver
vullen. Dezen spreker voorstellen meent
hij dat onnoodig is wijl dr. Moller
daarvoor te bekend is, eene in deze
provincie te geziene figuur is. Ais
oprichter en stoere werker van de
vereeniging „Ons Middelbaar Onder
wijs" heeft hij zeer vele verdiensten
ook voor deze gemeente. Zijn geheele
kunnen en kennen heeft hij in dienst
van de R. K. wetenschap gesteld en
aan hem is het te danken dat die
scholen zulk een hooge vlucht hebben
genomen alsook dat de naam van het
donkere Zuiden is gaan verdwijnen.
In niet geringe mate heeft hij daartoe
medegewerkt.
Waalwijk is trotsch op de school
door hem zoo gesteund. De studee-
rende jongelui, de handel en industrie
allen brengen hem daarvoor gaarne
hulde en dank. Het is hem een aangena
me taak zulks van deze plaats namens
allen, want hij weet zeker de tolk van
de geheele vergadering te zijn, te
kunnen doen. Hij spreekt daarbij den
wensch uit dat het hem gegeven moge
zijn als lid van de Tweede Kamer nog
veel voor deze schoone provincie die
ook hem lief is geworden te kunnen
doen.
Dr. Moller daarna het woord nemend
zegt heden te zullen spreken over
de Crisis en wat daaraan vasi'
zit Schijnbaar is de Crisis opgelost
en toch is dat niet het geval, ja is de
toestand zelfs nog moeilijker gewor
den en daarom is het goed den toe
stand te bekijken zooals hij geweest
is, thans is en worden kan.
Spr. gaat dan vervolgens de oorzaak
van de Crisis na en wijst daarbij op
de vele bijzonderheden die er aan
vastzitten.
Voorop wil hij stellen dat de han-
génde zaak geen katholieke kwestie is
geweest.
Die dat beweren liegen of begaan
op z'n minst genomen een groote fout
om er een katholieke kwestie van te
maken en om dat te bewijzen acht hij
het noodig op eeriige feiten ie wijzen.
In 1871 is, bijna op denzelfden
datum de post voor het gezantschap
ook geschrapt Toen door den liberaal
Dumber, daarbij geholpen door S. v.
Houten, die daar eenige weken ge
leden nog prat opging. Is het nu door
toedoen van een Ds. Kersten gekomen,
toen was het een liberaal, zitting heb
bend onder Minister Torbecke. Alge
meen wordt beweerd dat, ware Tor
becke niet ziek geweest zoo iets niet
zou zijn gebeurd.
Waarom de liberalen toen het ge
zantschap hebben opgeheven
Omdat de pauselijke staten waren
gevallen en de Paus geen vorst, geen
koning meer was.
Reeds toen maakte men een grove
fout. Zij koppelden het gezantschap van
den Paus vast aan een Staat en dat is
verkeerd
Een Fransche Minister die in 1920
het gezantschap in de Kamer moest
verdedigen zei zeer juist dat men
vroeger geen gezant bij den Paus had
omdat hij het hoofd was van een Staatje
van nog geen 2 millioen inwoners,
want als zoodanig had het absoluut
geen waarde, maar wel om het feit
dat hij is een groote geestelijke macht,
het hoofd van de geheele Katholieke
kerk, die. en dat is het vooral waarop
het aankomt, eengrooten invloed heeft
bij de wereld politiek.
Dat laatste nu is het, waar het op
aan komt, waarom men zooveel waarde
hecht en ook inderdaad heeft te hechten
aan een gezantschap bij Z H. den Paus.
Het gaat niet om de geestelijke
macht, maar het gaat alleen om de
macht die hij in de wereld-politiek
heeft, want zou het alleen zijn door
de geestelijke macht, dan zou spr. als
Nederlandsch Staatsburger er ook niet
voor zijn want het zou dan, als Neder
lands Staatsburger bezien, gelijk zijn
te stellen met een gezantschap bij den
Islam of i. d. Thans echter is het
iets anders. Had de Protestantsche
Unie ook een hoofd die een soortgelijke
invloed op de wereld politiek had,
dan zou hij niet aarzelen om ook voor
een gezantschap bij dat hoofd zijn
stem te geven.
Alleen om den grooten invloed dien
Z. H. de Paus op de wereld-politiek
heeft, is het van beteekenis dat men
daar een gezant heeft.
Op de Vredesconferentie heeft men
Z. H. den Paus ook willen uitnoodi-
gen, doch toen Italië dreigde zich te
zullen terugtrekken, heeft men daarvan
afgezien.
Frappant is het te zien hoe angst
vallig men daar heeft nagelaten het
woord „staat" te gebruiken, doch
daarover sprekende, steeds het woord
„macht" heeft gebruikt.
Spr. wil hier even wijzen op het
feit dat in de jaren 1872—1915 nooit
door een Katholiek pogingen zijn aan
gewend om het gezantschap weer bij
Z. H. den Paus te herstellen en hij
kan verzekeren dat daartoe nu ook
geen pogingen zullen worden gedaan.
Óm de zaak nog niet meer te ver
troebelen, kunnen de Katholieken dit
op de laatste plaats doen.
Door de liberalen, onder Cort van
der Linden, is men in 1915 met een
voorstel gekomen om een buitengewoon
tijdelijk gezant te zenden omdat men
erkende dat Z. H. de Paus veel gedaan
had en kon doen tot het herstel van den
vrede. Niemand, van welke partij ook,
had daartegen eenig bezwaar. Hadden
de Christ.-Hist. toen iets gezegd, dan
hadden ze nu sterker gestaan, maar
niets werd gezegd, niemand had er
eenig bezwaar tegen.
In 1920 kwam Minister Karnebeek,
iemand van liberalen huize, die welis
waar zitting had in het Ministerie
Ruys de Beerenbrouck, iemand waar
van men" wel eens zegt dat hij al te
gemakkelijk van het eene in het
andere Kabinet over gaat, met het
voorstel om hem geen buitengewoon
gezant in tijdelijken dienst te noemen,
maar een gewoon gezant in vasten
dienst omdat Nederland daarbij be
lang heeft.
Spr. wil er hier, eer.s op wijzen dat
vaak wordt gezegdvoor dat klein
landje dit, dat klein landje dat is het
niet noodig, maar iets verderfelijkers
kent hij niet, want alle gevoel van
eigenwaarde gaat daardoor verloren.
Men moet weten dat Nederland na de
groote mogendheden de eerste mogend
heid in de wereld is die er belang bij
heeft, niet alleen door zijn ligging,
maar vooral ook door zijn groot
koloniaal rijk, wat meer inwoners telt
dan welke Staat van Europa ook, uit
genomen Rusland.
De groote mogendheden achten een
vertegenwoordiging bij het Vaticaan
wel van belang, meer dan voor 1872,
want waren er toen 18 gezanten, thans
zijn er 26. Een duidelijk bewijs dat
de erkenning van den grooten invloed
die men daar heeft, niet is afgenomen,
maar zelfs beduidend is toegenomen.
In 1920 zijn het de Christ.-Histori-
schen geweest die verklaarden bezwaar
te hebben tegen een gezant en wel
beginsel-bezwaren. Wat men in geen
vijf jaar had gehad, kreeg men dus
nu ineens. Dat is toch wel een al te
raar, een al te vreemd geweten en
daarom behoeft men den ernst van dit
gezegde niet al te hoog aan te slaan.
Spr zegt die houding van de Christ.
Hist, niet te kunnen begrijpen want ze
weten drommels goed dat het terug
roepen van een gezant het grievendst
is wat men iemand kan aandoen. Ge
woonlijk geeft het dan ook aanleiding
tot conflicten en niet zelden ook tot
oorlog.
Ondanks dit alles kwamen de Christ
Hist, ieder jaar bij de behandeling van
de begrooting opnieuw met hun be
zwaar aandragen Alleen in 1922 en
1923 zijn ze daarmede achterwege
gebleven omdat toen de verkiezingen
voor de deur stonden.
In 1922 is Ds. Kersten gekomen
geheel buiten de andere partijen om,
en wie zijn oor goed te luisteren heeft
gelegd, zal hebben gehoord dat hij
kwam omdat de anderen niet genoeg
vijandig gezind tegenover de Katho
lieken waren.
Hier bracht spr. in herinnering
dat ook de Christ. Historischen zich
indertijd om die reden van de Anti-
Rev. hebben afgescheiden. In het
begin hebben zij zich toen de vrij-
Anti-Rev. genoemd doch later hebben
ze den naam van Christ. Hist, aan
genomen. i
Nu worden er nog gevonden die de
meening zijn toegedaan dat de haat
tegen de katholieken niet genoeg in
alles doordringt en er daarom op
aandringen dat men nog meer
dan tot nu toe de katholieken moet
bestoken. Omdat de Christ. Hist, en
Ds. Kersten dat nog niet hard genoeg
deden kwam een Ds. Lingbeek. Toen
deze afgevaardigde in October het
woord voerde zei Schaper tegen
Ds. Kersten: „nou jongen, daar ben
jij nog niks bij
Spr. wil van deze plaats de Katho
lieken waarschuwen en hen er op
wijzen dat het anti papisme weer in
al zijn gestrengheid is ontwaakt.
In den breede zet spr. vervolgens
uiteen hoe na een gehouden verkiezing
wordt gehandeld en hoe door de ver
schillende groepen wordt overlegd.
Ook in 1924 is door den kabinets
formateur met-de Voorzitters van de
verschillende groepen geconfereerd ook
met die van de Christ. Historischen,
Mr. Schokking die Minister van Justitie
zou moeten worden en daar is duide
lijk tegen gezegd, dat als men de
gezantschapspost bij de H. Stoel zou
schrappen, de vier Katholieke Ministers
zouden aftreden.
Trouwens Mr. Marchant heeft de
Chr. Hist, ook gewaarschuwd, dat zijn
partij in het vervolg tegen dien post
zou stemmen niet omdat ze daartegen
eenig bezwaar hadden, maar omdat
men de coalitie wilde uiteen doen slaan.
Van dezen wist men dus wat zou
komen, wat men had te verwachten.
De socialisten hebben nu een meer
zwakke houding aangenomen.
Trouwens ook in de afdeelingen is
er genoeg op gewezen en nu dacht de
Katholieke partij dat het wel in orde
zou zijn en daarom ging men in zee
met de partijen. Had men geweten
dat het zoo zou loopen, dan ware
het niet gebeurd.
Nu moet niet gedacht worden, merkt
spr. hier op, dat hiertoe zoo maar is
besloten, dat zoo maar over de zaken
wordt heengeloopen, neen tweemaal is
er over vergaderd een bewijs dus dat
men zoo maar niet over ijs van een
nacht is gegaan.
Toen Minister Colijn zijn program
ontvouwde had hij ook Mr. Schokking,
zooals van zelf spreekt, van een en
ander op de hoogte gesteld, doch ge
bleken is dat Mr. Schokking over alles
en nog wat met zijn fractie heeft ge
sproken, behalve over deze zeer ge
wichtige zaak, dat had hij vergeten.
Was dat omdat hij candididaat*
Minister was en dacht hij het zoo te
kunnen probeeren, denkend dat men
er dan, nl. zijn partij, wel overheen zou
stappen
Hier wil spr. even opmerken, dater
omtrent financieele economische zaken
ook een groot verschil van meening
onder de Rechterpartijen bestond, wat
niet minder ernstige gevolgen had
kunnen hebben
Er is wel eens gezegd en geschreven
dat men dit niet zus en dat niet zoo
had moeten doen maar hij wil hier wel
zeggen dat de 28 afgevaardigdigden
toch geen kinderen meer zijn en alies
van te voren behoorlijk overwegen.
En dan kan men nog niet alles over
zien. Zoo b v. wie kan weten dat Mr.
Schokking vergeet zijn fractie in
kennis te stellen van een dergelijke
gewichtige zaak.
Voor de Chr-Hist, beteekende dit
niet veel, zei wisten toch welke
consekwenties er aan vastzaten, Want
niet alleen hadden ze de waarschuwing
van Mr. Marchant maar ook die van
de Katholieken in de afdeelingen ge
daan.
Het heeft niet mogen baten, men is
met Ds. Kersten meegegaan met de
gevolgen daarvan.
Spr. ontleedt de motie Kersten en
wijst op de onlogische redeneefing
daarvan.
Vervolgens gaat spr. den toestand na
zooals die thans is geschapen en stelt
dan de vraag wat ons nu te doen
staat.
Mr. Marchant is gekomen of wij
met hem en de socialisten zouden
samen gaan. Dat gaat echter zoo
maar niet.
Een oplossing moet er komen. Wij
achten de meest gewenschte weg dat
de drie Christelijke partijen een
Regeering vormen, maar gaat dat niet
dan moet een andere uitweg
worden gezocht en dan wil hij hier
verklaren dat samenwerken met de
socialisten de laatste mogelijkheid is
en zulks pas in de uiterste noodzake
lijkheid zal worden gedaan.
Een crisis hebben wij altijd ver
wacht zegt spr. en daarom is de vraag
van zelf onder de oogen gezien of
met de socialisten een Regeering was
te vormen en gezegd kan worden dat
een samengaan met de socialisten
niet onmogelijk maar ongewenscht is
en wij er dan ook alleen in u'ierste
noodzaak voor te vinden zullen zijn
Onzin acht hij het, dat zal hij hier
direct aan toevoegen dat men door
een samengaan met de socialisten
zielen zal verliezen, daar is hij in 't
allerminst bang voor. Hij voor zich
acht dit de laatste weg om een andere,
dieper gelegen reden, n.l. omdat we
in beginsel zoo lijnrecht tegenover
elkaar staan en de beginselen zullen
moeten blijven bestrijden, al kan oppoli
tiek-terrein samengaan noodig worden,
ook om onze politieke beginselverkla
ring zooveel mogelijk te kunnen door
voeren.
Maar toch, wie weet hoe spoedig
men voor die uiterste noodzaak zal
komen te staan en daaiom acht hij
het een duren plicht dat de kiezers
op tijd worden ingelicht.
Veertig lange jaren hebben de Chris
telijke partijen samengewerkt en het
moet worden erkend dat er heel wat
bereikt is.
Maar ook wil spr. er hier even op
wijzen hoe dr. Schaapman, en niet het
minst hier in Noord—Brabant werd
bestreden toen hij kwam met het voor
stel om met de Protestanten -samen te
werken. En toch, hoe goed heeft hij
gezien. Niemand zal meer gevonden
worden die het tegendeel zal wil
len beweren.
Door den tijd zijn er echter weer
verschillen gerezen want het mag niet
verheeld worden dat er in de laatste
tijden ernstige grieven naar voren zijn
gekomen die, voordat vruchtbaar wordt
samengewerkt, in orde moeten worden
gebracht.
In het kort bespreekt dr. Moller
hierna het compromisvoorstel dat
inzake het gezantschap is gedaan,
waarna hij terugkomt op de toekomst.
Als Katholieken hebber, wij een
program welks uitvoering wij in het
belang niet alleen van ons Katholieken
maar in het belang van de geheele
gemeenschap achten en daarom is het
zaak te trachten zooveel mogelijk
daarvan uitgevoerd te krijgen. Gaat
dat nu niet met de Christelijke partijen
dan zijn we gedwongen een anderen
weg te kiezen en dan zit er niets
anders op dan de uiterste noodzake
lijkheid, een samengaan met de socia
listen.
Het is ongewenscht, zegt spr. en
hij hoopt dat het niet gebeurt, maar
men moet de werkelijkheid onder het
oog zien. En diegenen die dat doen
zullen zien dat wij daar op 't oogen
blik heel wat dichterbij staan dan in
het begin van de crisis.
Zoo toch kan men niet blijven
zitten Er moet een oplossing komen
en als de Christ -Hist, nu op hun
standpunt blijven staan schiet er
werkelijk niets anders over dan tot
het allerlaatste zijn toevlucht te nemen.
Spr. merkt op dat wij uit den aard
der zaak met de socialisten een groot
verschil van meening hebben nl. het
Godsbestaan en Hem in alles en
overal, dus ook in den Staat, den
Koning der Koningen te zien.
Dat neemt echter niet weg dat men
onder de socialisten respectabele
menschen kan aantreffen, menschen
waarvoor hij groot respect heeft omdat
ze geheel en al zich zonder meer
geven voor hun partij, voor hun even-
mensch. Wij Katholieken, zegt spr
die zooveel beter weten hoe wij
moeten leven, krijgen van hen dikwijls
een beschamend voorbeeld.
Hij voor zich, hij moet het nog eens
herhalen, is niet zoo bang dat door
een samengaan met de socialisten,
zieltjes voor ons verloren zullen gaan.
Veel meer zijn er verloren en zullen
er nog verloren gaan als zoo wordt
doorgegaan, omdat er onder ons nog
te veel zijn die te weinig voor hun
evenmensch voelen en hun niet geven
wat ze volgens Christus moeten
geven.
Dat is de groote oorzaak van het
verloren gaan van zielen en hij wil
hier een ernstige waarschuwing voor
het Zuiden aan vastknoopen. De Socia
listen werken hier hard, ze zetten er
alles op om hier meer aanhangers te
vinden. Ze kunnen meer aandacht aan
het Zuiden gaan schenken omdat ze
in het Noorden niet veel winst meer
kunnen boeken.
Men zij dus op zijn hoede en ver-
gete niet te gemakkelijk dat we Chris
tenen zijn. Als men als werkelijke
christenen leeft, dan zal het socialisme
niet veel aanhangers vinden, integen
deel.
Spreker wil zijne lezing niet eerder
eindigen dan na er eerst opgewezen te
hebben hoe driest het anti-papisme
den kop opsteekt Feller en feller wordt
de strijd weer tegen Rome iets waar
aan wel de aandacht mag worden ge
vestigd.
Gevaren dreigen ons dus alom, zegt
spr., en daarom is het zoo noodig dat
de politieke eenheid blijft bewaard.
Hij kent niets ergers, niets verderfe
lijkers dan de verbreking daarvan.
Wat kan vraagt hij af, de R. K.'
Volkspartij nu doen De eene man
die ze hebben, doet nooit zijn mond
open, wat ook niet erg is, maar hij
wil er maar op wijzen dat er niets
wordt bereikt. Alleen door eendrachtig
samenwerken, door eendrachtig op-
trekken, kan Iets worden bereikt.
Het fel anti papisme dat zich aan
het ontwikkelen is zal ten slotte ons
dwingen tot een samengaan met de
socialisten.
Nog eens hij hoopt dat het niet
komt, maar ervoor vreezen doet hij.
Een krachtig applaus steeg op uit
$e toehoorders, die bijna twee uur
\ang den spreker onder ademlooze stilte
hadden aanhoord.
De Voorzitter dankte Dr. Möller
voor zijn hoogst interessante lezing en
sloot wijl niemand eenige vragen had
te stellen, de vergadering.
BINNENLAND.
De militaire reorganisatieplannen.
Naar de Rsb. nader uit militaire
kringen verneemt zullen in de hoogere
bevelvoering de verschillende comman
do's worden opgeheven, alsmede de
commando's over de inspectiebureaux
der diverse wapens.
Voortgegaan zal worden om de
bezuiniging door ie voeren in de lijn
zooals deze door den ex-minister Lam-
booy reeds is aangegeven in de oor-
logsbegrooting.
Als gevolg" van deze maatregelen
zal aan een aantal officieren ontslag
uit den dienst worden aangezegd, zulks
ook tengevolge van een eventueel voor
te nemen reorganisatie van de wapens
cavalerie en artillerie. Ook ten opzichte
van de opleiding van het reserve-per
soneel zullen nadere plannen worden
uitgewerkt. De bedoeling is, de bezui
niging te besteden voor den aankoop
van munitie en geschut.
Het beroepspersoneel zal zooveel
mogelijk worden ingekrompen.
Zaterdag werd te Antwerpen een
bijeenkomst gehouden van een deputatie
der Nederlandsche socialistische parle
mentaire groep en eene der Belgische
socialisten om besprekingen te voeren
over het Nederlandsch—Belgisch ver
drag.
Elk der delegaties heeft haar stand
punt over het ontworpen verdrag uit
eengezet, waarna vriendschappelijke
gedachtenwisseiingen volgden. Tot een
resultaat kwam men evenwel niet. De
voortzetting der besprekingen, die
bepaald was op Zondag, zal eerst later
plaats vinden en men hoopt dan tot
overeenstemming te geraken inzake
het verdrag.
Het totaal bedrag der bij de
algemeene vereenigde commissie ter
leniging van rampen door watersnood
in Nederland ingekomen gelden be
draagt thans, na de 43ste verantwoor
ding, f3.433.014.62.
Het Nederlandsch-Belgische verdrag.
Extremistische verlangens in België.
Het te Roosendaal verschijnende blad
De Grondwet heeft een vraaggesprek
gehad met den Antwerpschen advocaat
Arthur Rotsaert, een van de mannen
van het Comité du politique nationale,
die zich deswege ook sterk interesseert
voor de lotgevallen van het Neder
landsch—Belgische verdrag. Op de
vraag
„Wordt door aanvaarding van het
thans ontworpen verdrag voldoende
toegegeven aan verschillende Belgische
verlangens op maritiem gebied ant
woordde hij
„Wij hadden verwacht, meer ver
kregen te hebben dan thans het geval
is
Wij hadden verwacht de souvereini-
teit te verkrijgen over de Schelde. Niet
over den grond langs de boorden, niet
over Zeeuwsch-Vlaanderen, doch over