daarvoor niet aansprakelijk kunnen worden gesteld. Hij althans wijst iedere verantwoording daarvan van zich af omdat hij er zich absoluut niet mee kan vereenigen. Liever had hij gezien dat, zooals ook verwacht mag worden en zooals gebruikelijk is, er op de eerste plaats zaken betreffende de af- deeling in het verslag zouden worden vermeld en op de laatste plaats alge meene zaken. Hij stelt er prijs op dat vooralsnog betreffende de afdeeling iets in het verslag zal worden op genomen. De Voorzitter onderschrijft gaarne hetgeen door den heer Smolders naar voren is gebracht en aan de instem ming die zijne woorden bij de ver gadering hebben mogen ondervinden, mag hij concludeeren dat ook de ver gadering deze meening is toegedaan. Door den heer M. van Loon, pen ningmeester, wordt daarna verslaguit gebracht over het afgeloopen jaar. De ontvangsten bedroege f 695.94 en de uitgaven f 644.68, zoodat het boekjaar met een voordeelig saldo van f 51.26 sluit. Door de heeren M. A. van Liempt en C. de Vries werden de boeken en bescheiden onderzocht en in orde be vonden. De heer Andr. van Oudheusden kan zich met het verslag van den penning meester wel vereenigen, echter niet met dat van den secretaris en daarom zou hij gaarne zien dat op een volgende vergadering een nieuw verslag wordt uitgebracht. De Voorzitter acht het niet noodig om een niiuw verslag uit te brengen, wel om, zooals door den heer Smolders is verzocht, daarop een aanvulling te geven, waarmede de heer A. van Oud heusden zich kan vereenigen. De Voorzitter stelde daarna aan de orde de benoeming van een bestuurslid Van de gelegenheid om candidaten in te dienen is door niemand gebruik gemaakt, daarom stelt het bestuur als candidaten de heeren P. Broos en L. Verwiel-Stierhout. Uitgebracht werden 76 stemmen, waarvan verkregen de heer Broos 49 en de heer L. Verwiel-Stierhout 23 stemmen, terwijl er 4 in blanco waren uitgebracht, zoodat de heer Broos is gekozen. Op de vraag van den Voorzitter of hij zijne benoeming aannam, antwoord de hij bevestigend, dankte voor het in hem gestelde vertrouwen en zeide gaarne zijn bescheiden krachten in dienst van de Katholieke zaak te zullen stellen. De ZeerEerw. heer Van Riel wenschte met een enkel woord op de kwestie van den heer Surig terug te komen. In het verslag heeft de heer Surig zich verdedigd, maar uit de geheele houding van de vergadering blijkt dat men het niet eens is met de door hem aan genomen houding, iets wat hij zich goed kan indenken, want door deze houding in den raad aangenomen sabotteert hij de Kiesvereeniging en de Katholieke fractie in den raad en aangezien uit ~de houding van den heer Surig blijkt dat hij zijn ingenomen standpunt blijft handhaven, wil hij hier thans de vraag steller, of de vergadering het met deze houding eens is ofwel of men wenscht dat hij zijne houding zal veranderen. Naar zijne meening heeft men in de Kiesvereeniging het recht daarnaar te vragen omdat een oplossing van de kwestie moet komen. De heer Surig ontkent gezegd te hebben dat hij niet wil medewerken om tot die oplossing te komen. De weg die hij wil bewandelen om tot die oplossing te komen, wil hij zelf zoeken. Hij meent dat hij die zelf mag kiezen en niet den weg behoeft te te nemen dien men hem aanwijst. Ik meen. zoo zegt hij. het recht te hebben mijn eigen weg te volgen. Van der Linden. Kan de heer Surig misschien ook zeggen welke weg hij zal inslaan Surig. Op 't oogenblik kan ik dat nog niet zeggen. De Voorzitter zegt dat den heer Surig geen weg is aangewezen. Alleen is gezegd dat hij zich aan de uitspraak van een hooger college heeft te onder werpen, omdat zulks wettelijk is voor geschreven. Om zich daaraan te onder werpen behoeft men zich niet te schamen, de wet verbiedt anders te handelen. Surig. Dat zegt U. Voorzitter. Zoo sabotteert U de Kiesvereeniging en dat zou wel eens in uw nadeel kunnen blijken te zijn als U zoo tot de verkiezingen zou doorgaan. Hij acht de zaak aldus, nl. dat door den heer Surig niet anders dan aan een formaliteit is te voldoen, waarna de kwestie zal zijn opgelost. Het oordeel van de vergadering in aanmerking nemende geeft hij hem in overweging om alsnog op zijn besluit terug te komen. Surig. Ik doe al stappen bij de over heid. Op 't oogenblik kan ik in open bare vergadering echter nog geene nadere uiteenzetting geven. Voorzitter. Ik hoop dat U uw voor deel zal doen met hetgeen hier thans is gezegd. Vervolgens deelt hij mede dat dr. .Moller hier eene spreekbeurt zal ver vullen. Dezen spreker voorstellen meent hij dat onnoodig is wijl dr. Moller daarvoor te bekend is, eene in deze provincie te geziene figuur is. Ais oprichter en stoere werker van de vereeniging „Ons Middelbaar Onder wijs" heeft hij zeer vele verdiensten ook voor deze gemeente. Zijn geheele kunnen en kennen heeft hij in dienst van de R. K. wetenschap gesteld en aan hem is het te danken dat die scholen zulk een hooge vlucht hebben genomen alsook dat de naam van het donkere Zuiden is gaan verdwijnen. In niet geringe mate heeft hij daartoe medegewerkt. Waalwijk is trotsch op de school door hem zoo gesteund. De studee- rende jongelui, de handel en industrie allen brengen hem daarvoor gaarne hulde en dank. Het is hem een aangena me taak zulks van deze plaats namens allen, want hij weet zeker de tolk van de geheele vergadering te zijn, te kunnen doen. Hij spreekt daarbij den wensch uit dat het hem gegeven moge zijn als lid van de Tweede Kamer nog veel voor deze schoone provincie die ook hem lief is geworden te kunnen doen. Dr. Moller daarna het woord nemend zegt heden te zullen spreken over de Crisis en wat daaraan vasi' zit Schijnbaar is de Crisis opgelost en toch is dat niet het geval, ja is de toestand zelfs nog moeilijker gewor den en daarom is het goed den toe stand te bekijken zooals hij geweest is, thans is en worden kan. Spr. gaat dan vervolgens de oorzaak van de Crisis na en wijst daarbij op de vele bijzonderheden die er aan vastzitten. Voorop wil hij stellen dat de han- génde zaak geen katholieke kwestie is geweest. Die dat beweren liegen of begaan op z'n minst genomen een groote fout om er een katholieke kwestie van te maken en om dat te bewijzen acht hij het noodig op eeriige feiten ie wijzen. In 1871 is, bijna op denzelfden datum de post voor het gezantschap ook geschrapt Toen door den liberaal Dumber, daarbij geholpen door S. v. Houten, die daar eenige weken ge leden nog prat opging. Is het nu door toedoen van een Ds. Kersten gekomen, toen was het een liberaal, zitting heb bend onder Minister Torbecke. Alge meen wordt beweerd dat, ware Tor becke niet ziek geweest zoo iets niet zou zijn gebeurd. Waarom de liberalen toen het ge zantschap hebben opgeheven Omdat de pauselijke staten waren gevallen en de Paus geen vorst, geen koning meer was. Reeds toen maakte men een grove fout. Zij koppelden het gezantschap van den Paus vast aan een Staat en dat is verkeerd Een Fransche Minister die in 1920 het gezantschap in de Kamer moest verdedigen zei zeer juist dat men vroeger geen gezant bij den Paus had omdat hij het hoofd was van een Staatje van nog geen 2 millioen inwoners, want als zoodanig had het absoluut geen waarde, maar wel om het feit dat hij is een groote geestelijke macht, het hoofd van de geheele Katholieke kerk, die. en dat is het vooral waarop het aankomt, eengrooten invloed heeft bij de wereld politiek. Dat laatste nu is het, waar het op aan komt, waarom men zooveel waarde hecht en ook inderdaad heeft te hechten aan een gezantschap bij Z H. den Paus. Het gaat niet om de geestelijke macht, maar het gaat alleen om de macht die hij in de wereld-politiek heeft, want zou het alleen zijn door de geestelijke macht, dan zou spr. als Nederlandsch Staatsburger er ook niet voor zijn want het zou dan, als Neder lands Staatsburger bezien, gelijk zijn te stellen met een gezantschap bij den Islam of i. d. Thans echter is het iets anders. Had de Protestantsche Unie ook een hoofd die een soortgelijke invloed op de wereld politiek had, dan zou hij niet aarzelen om ook voor een gezantschap bij dat hoofd zijn stem te geven. Alleen om den grooten invloed dien Z. H. de Paus op de wereld-politiek heeft, is het van beteekenis dat men daar een gezant heeft. Op de Vredesconferentie heeft men Z. H. den Paus ook willen uitnoodi- gen, doch toen Italië dreigde zich te zullen terugtrekken, heeft men daarvan afgezien. Frappant is het te zien hoe angst vallig men daar heeft nagelaten het woord „staat" te gebruiken, doch daarover sprekende, steeds het woord „macht" heeft gebruikt. Spr. wil hier even wijzen op het feit dat in de jaren 1872—1915 nooit door een Katholiek pogingen zijn aan gewend om het gezantschap weer bij Z. H. den Paus te herstellen en hij kan verzekeren dat daartoe nu ook geen pogingen zullen worden gedaan. Óm de zaak nog niet meer te ver troebelen, kunnen de Katholieken dit op de laatste plaats doen. Door de liberalen, onder Cort van der Linden, is men in 1915 met een voorstel gekomen om een buitengewoon tijdelijk gezant te zenden omdat men erkende dat Z. H. de Paus veel gedaan had en kon doen tot het herstel van den vrede. Niemand, van welke partij ook, had daartegen eenig bezwaar. Hadden de Christ.-Hist. toen iets gezegd, dan hadden ze nu sterker gestaan, maar niets werd gezegd, niemand had er eenig bezwaar tegen. In 1920 kwam Minister Karnebeek, iemand van liberalen huize, die welis waar zitting had in het Ministerie Ruys de Beerenbrouck, iemand waar van men" wel eens zegt dat hij al te gemakkelijk van het eene in het andere Kabinet over gaat, met het voorstel om hem geen buitengewoon gezant in tijdelijken dienst te noemen, maar een gewoon gezant in vasten dienst omdat Nederland daarbij be lang heeft. Spr. wil er hier, eer.s op wijzen dat vaak wordt gezegdvoor dat klein landje dit, dat klein landje dat is het niet noodig, maar iets verderfelijkers kent hij niet, want alle gevoel van eigenwaarde gaat daardoor verloren. Men moet weten dat Nederland na de groote mogendheden de eerste mogend heid in de wereld is die er belang bij heeft, niet alleen door zijn ligging, maar vooral ook door zijn groot koloniaal rijk, wat meer inwoners telt dan welke Staat van Europa ook, uit genomen Rusland. De groote mogendheden achten een vertegenwoordiging bij het Vaticaan wel van belang, meer dan voor 1872, want waren er toen 18 gezanten, thans zijn er 26. Een duidelijk bewijs dat de erkenning van den grooten invloed die men daar heeft, niet is afgenomen, maar zelfs beduidend is toegenomen. In 1920 zijn het de Christ.-Histori- schen geweest die verklaarden bezwaar te hebben tegen een gezant en wel beginsel-bezwaren. Wat men in geen vijf jaar had gehad, kreeg men dus nu ineens. Dat is toch wel een al te raar, een al te vreemd geweten en daarom behoeft men den ernst van dit gezegde niet al te hoog aan te slaan. Spr zegt die houding van de Christ. Hist, niet te kunnen begrijpen want ze weten drommels goed dat het terug roepen van een gezant het grievendst is wat men iemand kan aandoen. Ge woonlijk geeft het dan ook aanleiding tot conflicten en niet zelden ook tot oorlog. Ondanks dit alles kwamen de Christ Hist, ieder jaar bij de behandeling van de begrooting opnieuw met hun be zwaar aandragen Alleen in 1922 en 1923 zijn ze daarmede achterwege gebleven omdat toen de verkiezingen voor de deur stonden. In 1922 is Ds. Kersten gekomen geheel buiten de andere partijen om, en wie zijn oor goed te luisteren heeft gelegd, zal hebben gehoord dat hij kwam omdat de anderen niet genoeg vijandig gezind tegenover de Katho lieken waren. Hier bracht spr. in herinnering dat ook de Christ. Historischen zich indertijd om die reden van de Anti- Rev. hebben afgescheiden. In het begin hebben zij zich toen de vrij- Anti-Rev. genoemd doch later hebben ze den naam van Christ. Hist, aan genomen. i Nu worden er nog gevonden die de meening zijn toegedaan dat de haat tegen de katholieken niet genoeg in alles doordringt en er daarom op aandringen dat men nog meer dan tot nu toe de katholieken moet bestoken. Omdat de Christ. Hist, en Ds. Kersten dat nog niet hard genoeg deden kwam een Ds. Lingbeek. Toen deze afgevaardigde in October het woord voerde zei Schaper tegen Ds. Kersten: „nou jongen, daar ben jij nog niks bij Spr. wil van deze plaats de Katho lieken waarschuwen en hen er op wijzen dat het anti papisme weer in al zijn gestrengheid is ontwaakt. In den breede zet spr. vervolgens uiteen hoe na een gehouden verkiezing wordt gehandeld en hoe door de ver schillende groepen wordt overlegd. Ook in 1924 is door den kabinets formateur met-de Voorzitters van de verschillende groepen geconfereerd ook met die van de Christ. Historischen, Mr. Schokking die Minister van Justitie zou moeten worden en daar is duide lijk tegen gezegd, dat als men de gezantschapspost bij de H. Stoel zou schrappen, de vier Katholieke Ministers zouden aftreden. Trouwens Mr. Marchant heeft de Chr. Hist, ook gewaarschuwd, dat zijn partij in het vervolg tegen dien post zou stemmen niet omdat ze daartegen eenig bezwaar hadden, maar omdat men de coalitie wilde uiteen doen slaan. Van dezen wist men dus wat zou komen, wat men had te verwachten. De socialisten hebben nu een meer zwakke houding aangenomen. Trouwens ook in de afdeelingen is er genoeg op gewezen en nu dacht de Katholieke partij dat het wel in orde zou zijn en daarom ging men in zee met de partijen. Had men geweten dat het zoo zou loopen, dan ware het niet gebeurd. Nu moet niet gedacht worden, merkt spr. hier op, dat hiertoe zoo maar is besloten, dat zoo maar over de zaken wordt heengeloopen, neen tweemaal is er over vergaderd een bewijs dus dat men zoo maar niet over ijs van een nacht is gegaan. Toen Minister Colijn zijn program ontvouwde had hij ook Mr. Schokking, zooals van zelf spreekt, van een en ander op de hoogte gesteld, doch ge bleken is dat Mr. Schokking over alles en nog wat met zijn fractie heeft ge sproken, behalve over deze zeer ge wichtige zaak, dat had hij vergeten. Was dat omdat hij candididaat* Minister was en dacht hij het zoo te kunnen probeeren, denkend dat men er dan, nl. zijn partij, wel overheen zou stappen Hier wil spr. even opmerken, dater omtrent financieele economische zaken ook een groot verschil van meening onder de Rechterpartijen bestond, wat niet minder ernstige gevolgen had kunnen hebben Er is wel eens gezegd en geschreven dat men dit niet zus en dat niet zoo had moeten doen maar hij wil hier wel zeggen dat de 28 afgevaardigdigden toch geen kinderen meer zijn en alies van te voren behoorlijk overwegen. En dan kan men nog niet alles over zien. Zoo b v. wie kan weten dat Mr. Schokking vergeet zijn fractie in kennis te stellen van een dergelijke gewichtige zaak. Voor de Chr-Hist, beteekende dit niet veel, zei wisten toch welke consekwenties er aan vastzaten, Want niet alleen hadden ze de waarschuwing van Mr. Marchant maar ook die van de Katholieken in de afdeelingen ge daan. Het heeft niet mogen baten, men is met Ds. Kersten meegegaan met de gevolgen daarvan. Spr. ontleedt de motie Kersten en wijst op de onlogische redeneefing daarvan. Vervolgens gaat spr. den toestand na zooals die thans is geschapen en stelt dan de vraag wat ons nu te doen staat. Mr. Marchant is gekomen of wij met hem en de socialisten zouden samen gaan. Dat gaat echter zoo maar niet. Een oplossing moet er komen. Wij achten de meest gewenschte weg dat de drie Christelijke partijen een Regeering vormen, maar gaat dat niet dan moet een andere uitweg worden gezocht en dan wil hij hier verklaren dat samenwerken met de socialisten de laatste mogelijkheid is en zulks pas in de uiterste noodzake lijkheid zal worden gedaan. Een crisis hebben wij altijd ver wacht zegt spr. en daarom is de vraag van zelf onder de oogen gezien of met de socialisten een Regeering was te vormen en gezegd kan worden dat een samengaan met de socialisten niet onmogelijk maar ongewenscht is en wij er dan ook alleen in u'ierste noodzaak voor te vinden zullen zijn Onzin acht hij het, dat zal hij hier direct aan toevoegen dat men door een samengaan met de socialisten zielen zal verliezen, daar is hij in 't allerminst bang voor. Hij voor zich acht dit de laatste weg om een andere, dieper gelegen reden, n.l. omdat we in beginsel zoo lijnrecht tegenover elkaar staan en de beginselen zullen moeten blijven bestrijden, al kan oppoli tiek-terrein samengaan noodig worden, ook om onze politieke beginselverkla ring zooveel mogelijk te kunnen door voeren. Maar toch, wie weet hoe spoedig men voor die uiterste noodzaak zal komen te staan en daaiom acht hij het een duren plicht dat de kiezers op tijd worden ingelicht. Veertig lange jaren hebben de Chris telijke partijen samengewerkt en het moet worden erkend dat er heel wat bereikt is. Maar ook wil spr. er hier even op wijzen hoe dr. Schaapman, en niet het minst hier in Noord—Brabant werd bestreden toen hij kwam met het voor stel om met de Protestanten -samen te werken. En toch, hoe goed heeft hij gezien. Niemand zal meer gevonden worden die het tegendeel zal wil len beweren. Door den tijd zijn er echter weer verschillen gerezen want het mag niet verheeld worden dat er in de laatste tijden ernstige grieven naar voren zijn gekomen die, voordat vruchtbaar wordt samengewerkt, in orde moeten worden gebracht. In het kort bespreekt dr. Moller hierna het compromisvoorstel dat inzake het gezantschap is gedaan, waarna hij terugkomt op de toekomst. Als Katholieken hebber, wij een program welks uitvoering wij in het belang niet alleen van ons Katholieken maar in het belang van de geheele gemeenschap achten en daarom is het zaak te trachten zooveel mogelijk daarvan uitgevoerd te krijgen. Gaat dat nu niet met de Christelijke partijen dan zijn we gedwongen een anderen weg te kiezen en dan zit er niets anders op dan de uiterste noodzake lijkheid, een samengaan met de socia listen. Het is ongewenscht, zegt spr. en hij hoopt dat het niet gebeurt, maar men moet de werkelijkheid onder het oog zien. En diegenen die dat doen zullen zien dat wij daar op 't oogen blik heel wat dichterbij staan dan in het begin van de crisis. Zoo toch kan men niet blijven zitten Er moet een oplossing komen en als de Christ -Hist, nu op hun standpunt blijven staan schiet er werkelijk niets anders over dan tot het allerlaatste zijn toevlucht te nemen. Spr. merkt op dat wij uit den aard der zaak met de socialisten een groot verschil van meening hebben nl. het Godsbestaan en Hem in alles en overal, dus ook in den Staat, den Koning der Koningen te zien. Dat neemt echter niet weg dat men onder de socialisten respectabele menschen kan aantreffen, menschen waarvoor hij groot respect heeft omdat ze geheel en al zich zonder meer geven voor hun partij, voor hun even- mensch. Wij Katholieken, zegt spr die zooveel beter weten hoe wij moeten leven, krijgen van hen dikwijls een beschamend voorbeeld. Hij voor zich, hij moet het nog eens herhalen, is niet zoo bang dat door een samengaan met de socialisten, zieltjes voor ons verloren zullen gaan. Veel meer zijn er verloren en zullen er nog verloren gaan als zoo wordt doorgegaan, omdat er onder ons nog te veel zijn die te weinig voor hun evenmensch voelen en hun niet geven wat ze volgens Christus moeten geven. Dat is de groote oorzaak van het verloren gaan van zielen en hij wil hier een ernstige waarschuwing voor het Zuiden aan vastknoopen. De Socia listen werken hier hard, ze zetten er alles op om hier meer aanhangers te vinden. Ze kunnen meer aandacht aan het Zuiden gaan schenken omdat ze in het Noorden niet veel winst meer kunnen boeken. Men zij dus op zijn hoede en ver- gete niet te gemakkelijk dat we Chris tenen zijn. Als men als werkelijke christenen leeft, dan zal het socialisme niet veel aanhangers vinden, integen deel. Spreker wil zijne lezing niet eerder eindigen dan na er eerst opgewezen te hebben hoe driest het anti-papisme den kop opsteekt Feller en feller wordt de strijd weer tegen Rome iets waar aan wel de aandacht mag worden ge vestigd. Gevaren dreigen ons dus alom, zegt spr., en daarom is het zoo noodig dat de politieke eenheid blijft bewaard. Hij kent niets ergers, niets verderfe lijkers dan de verbreking daarvan. Wat kan vraagt hij af, de R. K.' Volkspartij nu doen De eene man die ze hebben, doet nooit zijn mond open, wat ook niet erg is, maar hij wil er maar op wijzen dat er niets wordt bereikt. Alleen door eendrachtig samenwerken, door eendrachtig op- trekken, kan Iets worden bereikt. Het fel anti papisme dat zich aan het ontwikkelen is zal ten slotte ons dwingen tot een samengaan met de socialisten. Nog eens hij hoopt dat het niet komt, maar ervoor vreezen doet hij. Een krachtig applaus steeg op uit $e toehoorders, die bijna twee uur \ang den spreker onder ademlooze stilte hadden aanhoord. De Voorzitter dankte Dr. Möller voor zijn hoogst interessante lezing en sloot wijl niemand eenige vragen had te stellen, de vergadering. BINNENLAND. De militaire reorganisatieplannen. Naar de Rsb. nader uit militaire kringen verneemt zullen in de hoogere bevelvoering de verschillende comman do's worden opgeheven, alsmede de commando's over de inspectiebureaux der diverse wapens. Voortgegaan zal worden om de bezuiniging door ie voeren in de lijn zooals deze door den ex-minister Lam- booy reeds is aangegeven in de oor- logsbegrooting. Als gevolg" van deze maatregelen zal aan een aantal officieren ontslag uit den dienst worden aangezegd, zulks ook tengevolge van een eventueel voor te nemen reorganisatie van de wapens cavalerie en artillerie. Ook ten opzichte van de opleiding van het reserve-per soneel zullen nadere plannen worden uitgewerkt. De bedoeling is, de bezui niging te besteden voor den aankoop van munitie en geschut. Het beroepspersoneel zal zooveel mogelijk worden ingekrompen. Zaterdag werd te Antwerpen een bijeenkomst gehouden van een deputatie der Nederlandsche socialistische parle mentaire groep en eene der Belgische socialisten om besprekingen te voeren over het Nederlandsch—Belgisch ver drag. Elk der delegaties heeft haar stand punt over het ontworpen verdrag uit eengezet, waarna vriendschappelijke gedachtenwisseiingen volgden. Tot een resultaat kwam men evenwel niet. De voortzetting der besprekingen, die bepaald was op Zondag, zal eerst later plaats vinden en men hoopt dan tot overeenstemming te geraken inzake het verdrag. Het totaal bedrag der bij de algemeene vereenigde commissie ter leniging van rampen door watersnood in Nederland ingekomen gelden be draagt thans, na de 43ste verantwoor ding, f3.433.014.62. Het Nederlandsch-Belgische verdrag. Extremistische verlangens in België. Het te Roosendaal verschijnende blad De Grondwet heeft een vraaggesprek gehad met den Antwerpschen advocaat Arthur Rotsaert, een van de mannen van het Comité du politique nationale, die zich deswege ook sterk interesseert voor de lotgevallen van het Neder landsch—Belgische verdrag. Op de vraag „Wordt door aanvaarding van het thans ontworpen verdrag voldoende toegegeven aan verschillende Belgische verlangens op maritiem gebied ant woordde hij „Wij hadden verwacht, meer ver kregen te hebben dan thans het geval is Wij hadden verwacht de souvereini- teit te verkrijgen over de Schelde. Niet over den grond langs de boorden, niet over Zeeuwsch-Vlaanderen, doch over

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1926 | | pagina 2