It ECHO VAN HET WM
No. 29. Zaterdag 10 April '2G. 49e Jrg.
DERDE BLAD.
De Uitvoeringen van
„Das Paradies und die Peri"
op 13 en 14 pril a.s.
111.
Tweede Deel. Na eenige maten van
het orkest beschrijft de tenorsolo, hoe
de Peri met schuchter gelaat de Poort
van Eden nadert. Het is slechts een
zwijgende liefdevolle blik, waarmede
zij vraagt of de Poort zich voor haar
openen zal? Echter wacht haar groote
teleurstelling en wel door de woorden
van den Engel (mezzo-sopraan-solo):
viel heil'ger muss die Gabe sein.
die dich zum Thor des Lichts lasst
ein!"
Deze solo wordt (zéér zacht gezon
gen herhaald door het engelenkoor
een kort kwartet van vrouwenstem
men.
Gelukkig voor haar, laat de Peri zich
hierdoor niet ontmoedigen. Opnieuw
begeeft zij zich op weg en welnaar het
land van de zonnenwarmte, naar Afri
ka en in de bronnen van de Nijl baadt
zij zich de moede vleugels.
Hierop volgt het koor der Nijlgees-
ten, dat in levendig tempo wordt ge
zongen door vrouwenstemmen met te
noren
„Hervor aus den Wassern geschwind
und sehet das holde, liebliche Kind!
etc.
Prachtig, eenigszins melancholiek,
klinkt hier tusschendoor het gezang
der Peri in haar smachtend verlangen
naar het Paradijs (begeleiding door de
hobo)
„Ach Eden, ach Eden, wie sehnt sich
nach dir mein Herz, etc.
Dit is één der mooiste gedeelten uit
het werk: het levendig rhytmisch koor
gezang der Nijlgeesten, telkens afge
wisseld door de waarlijk schitterende
sopraansolo der Peri. Pianissimo ein
digt het met de woorden:
hört, wie sie klagt
hört, stille, still!"
De Peri zweeft voort tot zij komt
boven het land van Egypte, over welks
trotsche pracht een lugubere drukken
de stilte hangt, want een ontzettende
ziekte is doende hier dood en verderf
te zaaien: het is de pest, die in het land
heerscht in ongekende hevigheid: (te
norsolo)
mit giftgem Hauche ihre Spure
verfolgend,
zieht durchs Land die Pest."
De Peri weent bij het aanschouwen
van zooveel ellende. Aangrijpend klinkt
hierop het kwartet der vier solisten:
„Denn in der Tran ist Zaubermacht,
die solch ein Geist für Menschen
weint".
De eerste zes maten worden a capella
gezongen. Aan het stille meer, dat zich
uitstrekt langs den zoom van het woud,
ligt een jongeman, die eveneens dooi
de vreeselijke ziekte is aangetast (alt
solo). Hij, die steeds zooveel liefde
van zijn medemenschen mocht onder
vinden, sterft thans verlaten en onbe-
weend. Zéér zacht, klinkt in de stilte
zijn smeekbede, om slechts één druppel
water uit het meer, om zijn dorst te
kunnen lesschen (tenor-solo):
„Ach, einen Tropfen nur aus der See"
etc.
Slechts één ding is er, dat hem troost
brengt: het weten dat zijn bruid nog
bewaard is gebleven voor den giftigen
adem van deze doodende ziekte.
Doch ziet, zoo kondigt de tenor in
een sneller wordend tempo aan, wie
nadert daar langzaam, gelijkend op de
godin van gezondheid, beschenen dooi
de zachte stralen van het maanlicht?
Het is zijn trouwe bruid, die gedre
ven wordt door haar verlangen: te ster
ven in de armen van haren geliefde. In
een iets sneller tempo vervolgt de te
nor de beschrijving van de ontmoeting
der beide getrouwen
„Sie halt im Arm den Freund,
sie presst die rote Wangen an seine
bleiche" etc.
Het deert haar niet, ook met de
vreeselijke ziekte te worden hesmet;
zijn smeekbeden en zijn verzekering
dat zij erdoor aangetast zal worden,
hebben geen vat op haar. Want haar
vurigste wensch is immers, met hem
samen te zijn, hetzij in leven of dood:
„Trink meine Trane", zoo smeekt zij
hem. Drink ook mijn bloed, mijn har-
tebloed en wend uw gelaat niet van mij
af. In deze sopraan-solo komt het voor
al erop aan, de goede voordracht te
treffen, waarbij telkens de hartstochte
lijke liefde tot uiting komt, die het
meisje er toe brengt, met haren geliefde
tesamen te sterven. Tenslotte is zij ook
zelf door de doodelijke ziekte aange
tast men hoort de muziek in een steeds
langzamer tempo overgaan, waarbij de
tenor het sterven der beide geliefden
beschrijft. Steeds langzamer en zachter
klinken de begeleidende accoorden bij
de woorden:
„Auf drückt sie ihm noch einen langen
und letzten Kuss, und stirbt im Geben.
Hiermede zijn we gekomen tot het
slotgedeelte van het tweede deel van
het oratorium; hetgeen tot de schoon
ste behoort, dat Schumann ooit heeft
geschreven:
Heerlijk mooi klinkt het doodenlied
voor de beide elkaar trouw geblevenen
uit den mond der Peri in een langzaam
en plechtig tempo. Men lette speciaal
op deze schitterende gevoelvolle so
praansolo, gevolgd door een imposant
koor, ongetwijfeld het hoogtepunt in
het werk:
„Schlaf nun und ruhe in Traumen
voll Duft",
zoo zet de Peri in, even later in de
zelfde verrukelijke melodie door het
koor herhaald en onderstreept. Pianis
simo, zéér zacht klinken de gevoelvolle
woorden, hetgeen de indrukwekkende
stemming ervan ervan verhoogt. Dit
kooMs zeker niet gemakkelijk en moet
voor een zuivere vertolking dikwijls
worden gerepeteerd;
Plechtig, als een marchc funèbre'
vervolgt de Peri haren klaagzang,
waardoorheen men hoort murmelen de
woorden van het koor:
„Schlaf! schlaf sanft",
en er tusschen door het diepe geluid
der bassen
„bis ihre Seelen auferwacht"
met dit innig-mooi muzikale koor ein
digt het tweede gedeelte.
Het Derde Deel verplaatst ons in den
hemel. Het begint met het vroolijk, in
prettigen rhytmus klinkende koor der
Houri's:
„Schmücket die Stufen zu Allah's
Tron,
schmückt sie mit Blumen, Freundin-
nen alle".
Ook dit is wederom een zéér mooi
koor, dat wordt afgewisseld door eeni
ge kleine solopartijen van sopraan en
alt, die naar we vernemen, zullen ge
zongen worden door de dames A.
Gragtmans en A. Gerris; met eigen
krachten dus! De sopraansolo vertolkt
één der Houri's, die n.m. de komst van
de Peri aankondigt met de woorden:
„Sieht da, die Bahn zum ew'gen Licht
Kommt schon die Peri herangeflogen".
Het koor spreekt de Peri moed in:
zij moet niet twijfelen, doch haar moet
de overtuiging geworden, dat trouw en
geloof nimmer bedrogen hebben. Hier
na vervolgt het duet van sopraan- en
alt-soli:
„Jetzo zurück in die Rosenlauben
Freude zu geben, Freud zu empfangen"
etc. Ook dit koor kan in de bijzondere
aandacht worden aanbevolen.
De tenorsolo verhaalt nu de hierop
volgende gebeurtenissen; als geschenk
voor Eden's Poort brengt de Peri de
laatste liefdezucht der beide jonge
menschen. Maar ijdel is opnieuw haar
hopen geweest: nog zal Eden's Poort
niet voor haar geopend worden, want
hoewel smartelijk aangedaan, zingt de
Godsgezant haar toe:
„Noch nicht! Treu war die Maid",
etc. en opnieuw luidt het oordeel:
„Viel heil'ger muss die Gabe sein,
die dich zum Tor des Lichts lasst ein!
waarop weer een prachtig moment in
het werk komt met de schitterende
stemmingsvolle sopraansolo, waarin
de Peri in onuitsprekelijke droefheid
haar aangrijpend mooi^n klaagzang
doet hooren:
„Verstossen! Verschlossen auf's neu
das Goldportal!
Gerichtet! Vernichtet^der Hoffnung
letzter Strahl!"
Maar, zoo vervolgt zij, ik wil op
nieuw beginnen; ik zal niet rusten voor
ik geslaagd ben in mijn zending, want
brengt deze niet na alle tegenspoed ten
slotte het hoogst denkbare geluk? Ik
wil, ik moet het kleinood vinden, dat
mij de Poort van het Paradijs zal ont
sluiten!
Een bariton-solo verplaatst ons
dan naar het rozenland van Syrië, waai
de zon ter kimme neigt over den heili
gen Libanon:
„Jetzt sank des Abends goldner Schein
auf Syrien's Rosenland herein", etc.
De Peri heeft zich naar hare zusters
begeven, die haar met vragen bestor
men (kwartet van 2 sopranen en 2 al
ten)
„Peri, ist 's wahr, ist 's wahr
das du in den Himmel willst?
Is het heerlijk zonnelicht, zijn de
sterren, de maan en de aarde U niet
voldoende? Als gij naar den hemel wilt
gaan, zoo neem ons dan mede! Doch
met deze woorden, vervolgt de bariton,
neemt haar smart nog toe. Zonder
vreugde in haar hart ziet zij naar den
ondergang van de zon, daar ginds ach
ter den tempel, die eens haar eigen was.
Plotseling komt zij tot een besluit: zij
begeeft zich daarheen:
„Hinab zu jenem Sonnentempel!
Ein Amulet, auf dessen Stein ein
Zeichen glanzt
vom Blitz hiriein geschmolzen; dort
gewahr ich's".
Wellicht slaagt zij hier in het vinden
van datgene wat zij zoo lang reeds
zoekt: de sleutel van het geheim wat
het hoogste goed is, dat Eden voor haar
zal openen.
Het verder verloop der gebeurtenis
sen wordt daarop in prachtige solo's
bezongen door resp. tenor en mezzo
sopraan. De tenor verhaalt, hoe de Peri
nederziet op het spel van een kind te
midden der rozen. In de nabijheid er
van^ nadert een ruiter, die van zijn
dampend ros stijgt om zijn dorst te
lesschen in de bron. En zij ziet, hoe op
het gelaat van dezen man allerlei lage
hartstochten als hebzucht, bedrog,
meineed, hun onmiskenbaar stempel
hebben gedrukt.
„Doch horch", zoo laat thans de mez
zo-sopraan zich hooren:
„Wie Vesperruf zum Beten
da still die Sonn hernieder schwebt
von Syriens tausend Minareten
jetzt durch die Lüfte bebt".
Als het spelende kind de vesperroep
hoort, die het teeken is voor het avond
gebed, knielt het neder en roept „met
reine englenmond God's eeuwigen
naam aan". En wat gevoelt thans hij,
de diepgezonkene, vervolgt de tenor,
hij met zijn verleden van bloedige
schuld? In een eenigszins langzamer
tempo vertolkt de baritonsolo de stem
van den man:
,,'s war eine Zeit, du selig Kind
da jung und rein, wie du
mein Tun und Beten war
doch nun".
Partituren van Das Paradies
und die Peri f 2.25 ver
krijgbaar bij den Waalwijk-
schen Muziekhandel van Th.
Löwenthal. Grootestraat
216, Waalwijk.
Hierop volgt een grootsch koor,
prachtig te samen klinkend met de
stemmen der vier solisten, waarin ver
heerlijkt worden de tranen, die zullen
vloeien bij het ware berouw over be
dreven misdaden:
„O heil'ge Tranen inniger Reue
in eurer sanften Sühnungsflut", etc.
waarop de Peri haar gebed opzendt, dat
slechts één enkele berouwvolle traan
moge vloeien! Haar gebed wordt ver
hoord, want ziet, zoo verhaalt de tenor,
deemoedig knielt de man neder, naast
het kind, terwijl een zonnestraal hen
heiden beschijnt. Eén gouden straal is
het, die zich weerkaatst heeft in het
oog van den zondaar, dat zich thans
heeft gevuld met tranen van berouw.
En hymnen zweven door den hemel,
vervolgt het koor, want aan een reeds
verloren gewaande ziel is vergiffenis
geschonken.
Hiermede zijn we -gekomeii tot het
prachtige slot gedeelte van het werk,
dat ingeleid wordt door de sopraan
solo, de Peri, die nu wel overtuigd is,
dat haar werk is afgeloopen:
„Freud, ew'ge Freud, mein Werk ist
getan,
die Pforte geöffnet zum Himmel
hinan", etc.
Zij wordt begroet en verwelkomd met
het „Chor der Seligen" met de woor
den:
„Willkommen, willkommen unter
den Frommen!
Du hast gerungen und nicht geruht;
nun ist's errungen', das köstliche Gut!"
O, vreugde, hoe zalig ben ik, ver
volgt de Peri; vaarwel gij aardsche
geuren en bloesems, gij zijt schoon
doch vergankelijk. De lotos, die Allah's
troon siert, bloeit eeuwig want in elk
zijner bladeren leeft een ziel.
Prachtig, breed, in indrukwekkende
stijl komt het grootsche einde .waarbij
de koor stemmen juichen:
„die Trane ist's, die du gebracht
die aus dem Aug des Sünders floss
die dir den Himmel wieder erschloss",
waarnaast de bovenaardsche geestes-
verrukking der Peri zich uit in de
woorden
„wie selig, wie selig, wie selig bin ich!"
Steeds hooger klinken de juichkreten
der Peri, tot tenslotte, fortissimo een
al-omvattende overweldigende jubeling
van sopraansolo en koor het einde
brengt van dit onvergetelijk Meester
werk
C. van der Hoeven.
Vergeet niet plaatsen te be
spreken voor de groote uit
voering op a.s. Dinsdag en
Woensdag.
PROVINCIAAL NIEUWS.
Waalwijk, 9 April 1926.
Werktijd Schoenindustrie.
Naar aanleiding van onze korte
mededeeling omtrent de schoen- en
lederindustrie in ons Paaschnummer
en de daaraan vastgekoppelde be
schouwing over den werktijd in de
schoenindustrie, mede naar aanleiding
van de actie der Kamer van Koop
handel voor de Langstraat te dezer
zake, vestigt men er onze aandacht
op dat de Ned. R. K. Bond van Schoen
fabrikanten reeds een paar jaren met
deze aangelegenheid doende is geweest.
In de algemeene vergadering van 31
Maart 1924 van dien Bond kon de
toenmalige president reeds mededeelen
dat ter zake de wijziging der regeling
voor overwerken (Arbeidsverschuiving) I
overeenstemming met de arbeiders
organisatie was verkregen en het adres
om wijziging der vergunning voor
seizoen-overwerken aan den Minister
kon worden ingezonden, gezamenlijk
onderteekend door den Bond en de
Werknemers organisatie.
Deze overwerkvergunning zoude dan
zoo gesteld zijn, dat 2500 uren per
jaar kon worden gewerkt, te gebruiken
naar gelang de behoefte met die restric
tie, dat niet.langer dan 10 uren per dag
en 55 uren per week gewerkt zou
worden.
Een dergelijke regeling bestaat reeds
jaren in de Typografie en is vastgelegd
in het Collectief Contract. Men ont
vangt dan elk kwartaal van den Bond
een staat, waarop de uren worden
aangeteekend.
Het verzoek tot bovenbedoelde over
werkvergunning is echter nooit ver
zonden, naar men ons mededeelt,
omdat destijds de werknemers de
onderteekening daarvan, afhankelijk
stelden van het tot stand komen eener
voldoende regeling in geval van werke
loosheid.
Alhoewel hieromtrent tusschen de
besturen der beide organisaties over
eenstemming was bereikt, bleken echter
de voorstellen betreffende deze laatste
regeling (werkeloosheid) op de Alge
meene vergadering van denfabrikanten-
bond dato 17 Juli 1924 niet volkomen
instemming te hebben, zoodat dit punt
in die vergadering werd aangehouden.
Nadat de fusie van de R K. Lederbe
werkers organisatie met den Ned. R.K.
Fabrieksarbeidersbond tot stand was
gekomen, was het Bestuur der Werk
nemersorganisatie niet langer bereid
mede te werken tot het tot stand komen
van bovenbedoelde werktijdregeling.
Onze zegsman voegde aan de ons
hierboven verstrekte inlichtingen de
volgende beschouwing toe:
Dat door de Werkgevers zeer veel
waarde werd gehecht aan het tot
stand komen eener vergunning als
bovenbedoeld, blijkt wel uit het feit,
dat op elke bespreking met de werk
nemers opnieuw dit punt ter sprake
werd gebracht, terwijl zelfs van de
zijde der fabrikanten gedurende eenigen
tijd een onderhoud aan de werknemers
geweigerd werd totdat zij het eenmaal
gegeven woord, mede te werken tot
het aanvragen en invoeren der boven
bedoelde vergunning, zouden hebben
ingelost.
De werknemers meenden echter in
deze nieuwe regeling slechts eene ver
slechtering der arbeidsvoorwaarden te
zien, terwijl hunnerzijds met absoluut
voorbij zien van de belangen der
industrie pertinent ontkend werd de
bewering van de zijde der fabrikanten
dat de schoenindustrie Is en in de
toekomst meer en meer zal worden
.seizoen-industrie", dat het derhalve
dringend noodzakelijk is, dat de werk
tijdregeling in deze industrie zich
aanpast aan de gewijzigde omstandig
heden, wil men het voortbestaan dezer
industrie niet ernstig in gevaar brengen.
Na dit, bovenbedoeld, démenti van
arbeiderszijde, is het niet van belang
ontbloot, dat een officieel lichaam als
de K. v. K. komt met een voorstel
dat geheel in de lijn ligt van het bij
den Bond gedurende enkele jaren
reeds aanhangige, onder de uitdrukke
lijke verklaring dat de schoenindustrie
is geworden een seizoen-industrie en
dus dringend behoefte heeft aan eene
wijziging van de werktijdregeling.
Bij de reorganisatie van den Schoen-
fabrikantenbondzijnnieuwe wijzigingen
in het Coll. Contract voorgesteld en
werd in een eenigszins anderen vorm
wederom een voorstel gedaan, dat
eenigszins beperkt, tot vrijwel 't zelfde
resultaat zou leiden.
Voorgesteld werd eene vergunning
aan te vragen, waarbij maximaal 160
werkdagen per jaar gedurende 10 uren
arbeid mag worden verricht.
Ook hier tegenover staat de werk
nemersorganisatie afwijzend.
De vraag doet zich thans voor of
in deze voor de schoenindustrie zoo
buitengewoon moeilijke tijden, nu een
ieder zich in moet spannen om het
voortbestaan dezer ernstig getroffen
industrie, mogelijk te maken, nog
langer een arbeidscontract gehandhaafd
kan blijven met eene organisatie, die
zoo weinig blijk geeft van juist inzicht
in den toestand, die tegen beter weten
in de verandering van deze tak van
nijverheid tot seizoens-industrie blijft
ontkennen, en die, met voorbijstreving
^van het werkelijk belang harer leden
doctrinair blijft bij de hoera leuze
„Geen verslechtering der arbeids
voorwaarden."
Men late zich niet verblinden door
eene tijdelijke opleving, de reactie
volgt wis en zeker. Tot zoover onze
zegman.
Katholiekendag Waalwijk.
Het Dagelijksch Bestuur van den
Katholiekendag werd dezer dagen door
Z.D.H. Mgr. A. Diepen, Bisschop van
's Hertogenbosch, in audiëntie ont
vangen. Z. D. H. verklaarde zich
bereid het Beschermheerschap van den
Katholiekendag te aanvaarden, terwijl
als datum, waarop de Katholiekendag
zal worden gehouden, werd vastgesteld
Zondag 26 September 1926.
Voorts werd in principe opgezet de
Katholiekendag te doen aanvangen
met eene Pontificale Hoogmis ten 11
uur voorm., welke door Z. D. H. zal
worden gecelebreerd in de parochiale
kerk van St. Jan, waarheen de deel
nemende vereenigingen zich in stoet
zullen begeven vanaf 'tStationNed. S.S.
Daarna zullen om 12'/2 uurnam.de
Afëeelingsvergaderingen aanvangen en
te 4l/a nam., de Groote Algemeene
Feestvergadering, waarvoor de Z Eerw.
ZeerGel. Heer Dr. J. Witlox te St.
Michiels Gestel zich bereid verklaard
heeft de feestrede uit te spreken.
In ons nummer van 1.1. Zaterdag
hebben wij medegedeeld bij geruchten
vernomen te hebben, dat het comité
tot huldiging van 't Wit Gele Kruis
had afgezien van haar reeds gepubli
ceerd programma ter herdenking van
dit feit en tot verzameling van een
flink bedrag voor deze vereeniging.
Het blijkt thans zekerheid te zijn, dat
geen voortgang zullen hebben de
opgezette plannen van tentoonstelling
der zieken-verplegings-artikelen en ma
terialen in zaal of tent, van tombola's,
verloting, verkoop van snuisterijen,
handwerkjes enz. zaken die op 'tpubliek
zulk een groote aantrekkingskracht
en gewoonlijk zulk een mooi
financieel succes hebben. Wij verwij
zen naar de bazaar onlangs in Musis,
in 't Patronaatsgebouw, die zulk een
moreel en financieel resultaat hadden.
De oorzaken hebben wij vernomen,
maar wij kunnen werkelijk niet be
grijpen dat men om deze redenen
zonder verdere pogingen deze o. i.
belangrijke zaak geheel heeft laten
zitten en dat om tal van redenen.
Meer zullen wij er maar niet van
zeggen.
Wij vernemen thans dat in de ver.
gadering van 1.1. Woensdag besloten
is dat eenige leden van 't huldigings
comité eene collecte langs de huizen
zullen houden, die wij natuurlijk in
belang van 't doel gaarne aanbevelen.
Voor het examen Schoenmaken
Diploma A, dat dit jaar voor de eerste
maalte Nijmegen, Deventer, Groningen,
Den Haag en Amsterdam wordt afge
nomen en van welker commissies de
heer Fred. Hoek als regeerings-ver-
tegenwoordiger voorzitter is, hebben
zich niet minder dan 397 sollicitanten
aangemeld.
Maandagavond gaf de Gemengde
Zangvereeniging „Vooruitgang zij ons
Doel" in de Ned. Herv. Kerk een
buitengewoon goed geslaagd concert.
Velen waren opgekomen om van de
prestaties van dit koor te genieten en
er is genoten, in alle opzichten, want
zoowel het koor als de verschillende
solisten hebben zich op z'n best doen
hooren.
Vooral Psalm 8, koor met bariton,
solo's en orgel, van F. Pijlman, vol
deed bijzonder goed. Directeur, solis
ten, zangers en de heer L. Both, orgel-
nist. mochten dan ook een welverdiend
applaus in ontvangst nemen.
Algemeen zullen de toehoorders het
er over eens zijn dat het met dit koor,
onder de kundige en bezielende lei
ding van den heer A. Nelissen, steeds
crescendo gaat.
A.s. Dinsdag en Woensdag zullen
dan de uitvoeringen van het Oratorium
„Das Paradies und die Peri" van R.
Schühman in onze gemeente plaats
hebben en daarmede eene muzikale
gebeurtenis van den eersten rang.
We willen voor de laatste maal er
nog eens op wijzen welk een voorrecht
het is, dat oratoria als „Jahreszeiten",
„Schöpfüng" en nu weer „Das Paradies
und die Peri" hier worden gegeven.
En op welk een wijze? op een manier
als ze nergens beter gegeven worden
en waaraan alle zorg wordt besteed
tot in de kleinste bijzonderheden.
Door een koor van omstreeks 100
dames en heeren, dat onder uitstekende
leiding van den heer G Gerritsen,
maanden en maanden ijverig heeft
gestudeerd, waarbij zijn geëngageerd
de beste solisten uit den lande als b.v.
Di Moorlag en Louis van Tulder, met
begeleiding van 't versterkt symphonie-
orkest van 't 6e Regiment Infanterie
uit Breda;... wat wil men nog meer,
als men weet dat het een prachtwerk
is, dat iedereen, kenner en leek zal
kunnen waardeeren door de uitnemende
artikelen van den heer C. van der
Hoeven en dat dit prachtwerk er bij
het koor uitstekend in zit en eene
vertolking vindt zoo af. zoo stijlvol,
zoo volkomen beheerscht als geen
oratorium tevoren.
Daarom spraken we van een mu
zikale gebeurtenis, daarom verwachten
we dat geheel het muzikale Waalwijk
maar ook de verre omtrek op een
dezer avonden aanwezig zal zijn om
aan dit muzikaal festijn aan te zitten,
zonder uitzondering. Hier valt te ge-