Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
PINKSTEREN.
i
i
ffirar
Uactoi Ccüfo
FEULLETOM
GEEN GEWETEN.
xonq reeds
ï/T
NUMMER 41.
ZATERDAG 22 MEI 192G.
49e JAARGANG.
UITGAVE
WAALWIJKSCHE STOOMDRUKKERIJ ANTOON TIELEN.
Telefoon No. 38. Telegr.-AdresECHO.
EERSTE BLAD.
De blijde, hooge feestdag is weer
aangebroken, waarop Christus' kerk
de nederdaling herdenkt van den H.
Geest over de Apostelen, die door den
beloofden Trooster gesterkt, bemoedigd,
bezield, voor het eerst naar buiten
traden om onverschrokken de prediking
te aanvaarden, welke hun opvolgers,
de herders der kerk, door alle eeuwen
hebben voortgezet en nog voortzetten
op den huidigen dag.
Wat heden de Pinkstervlam aanraakt
zuivert en met haar warmen gloed ont
steekt, het zijn de mystieke aandoenin
gen der ziel, de stille en onmerkbare
neigingen naar deugd en in God ver
borgen leven, maar ook de machtige
impulsies tot forsche en kloeke daden
van geloofsleven naar buiten.
De wereldllng ziet van dit alles niets.
Die aan de stof en de oppervlakte
der dingen hangt, gaat deze geheimenis
sen achteloos of schouderophalend
voorbij.
Hij heeft geen oog voor de groote fi
guren, die heden uit de opperzaal van
Jeruzalem naar voren traaen om aan
de wereld het Christendom te brengen
in welks atmosfeer hij zelf onbewust
zijn materialistisch en doelloos leven
slijt.
Het is de natuur, die in dit jaargetij
zijn stoffelijk oog bekoort.
Niet de Pinkstervlam, maar de
zomergloed, die zijn weelde uitstraalt
over bosch en akker
Niet de goede geur van Christus,
welken zijn Geest uitspreidt in de zielen,
maar de aroom van bloemen, die hun
kelken met haar liefelijkheden open
zetten naar de blauwe lucht deze
aardsche schoonheden zijn het die voor
een oogenblik zijn leege existentie op
vullen en streelen, en straks als bloe
men verwelkt zijn en de winternevelen
een gordijn trekken voor het bleeke
zonnelicht, het gemoed leeg en onvol
daan achter laten met den honger in
de ziel naar andere en altoos sterkere
prikkels.
Zoo leven er duizenden en millioe-
nen in deze ontkerstende maatschappij,
voor wie de geheimenissen van dezen
dag zijn geworden als een boek met
zegelen gesloten.
Ontwent aan bovennatuurlijke aspi
raties, door valsche leerstelsels inge
dommeld en vermaterialiseerd, sleepen
zij 'n geheel ongeestelijk bestaan voort
uit den eenen maalstroom van genieting
opduikend telkens meer gehavend, om
dadelijk weer te worden verzwolgen
door een anderen.
Wij echter wonen in een groote stad
boven den berg.
En wij zijn de dragers van een hoog
heiligen en kostbaren schat.
Terwijl de wereld verarmt en in
geestelijk pauperisme, wegkwijnt, heb
jen we onze rijkdom hoog te houden
tot een verlokking voor de schamelen
van dezen tijd.
Terwijl de wereld in duisternis rond-
tast, hebben wij de gouden luchten
der groote waarheid zonder floers of
nevel te laten flonkeren hoog van den
loogen berg zonder schroom of vrees
critis mihi testes, want, zegt Cristus,
gij zult mijn getuigen zijn tot aan het
uiteinde der aarde.
Zeer zeker het menschelijke blijft.
Het schuchtere, dat zooveel goeds
weer houdt, zal ook na de Pinkster
viering nog zooveel energie lam leggen.
Ook in den besten wordt het goud
zoo telkens verdonkerd, de glans van
hooger licht zoo dikwerf verduisterd.
Zoo zelden geeft de uitstraling van 't
Pinksterlicht, dat we opvingen in onze
ziel, een wederuitstraling naar buiten
in vollen, klaren glans.
Maar daarom keert de viering van
het Pinksterwonder elk jaar weer terug,
om ons voor die verflauwing van den
geloofsmoed schuldig te stellen voor
het aangezicht van God en met nieuwe
aandrift weer te doen ingrijpen naar
de volle bezieling des H. Geestes.
Daarom ook is de Pinksterdag bij
uitstek het bruiloftsfeest van de on
stoffelijke werkingen Gods. 't Hoog
lied der wedergeboren ziel, die op geen
kerkelijk feest gelijk dit ervaren kan.
hoe de H. Geest zich uitstort in den
mensch met onuitsprekelijke ver-
zuchtigen.
Veni Creator Spiritus
BUITENLAND.
Gisteren heeft dr. Marx in den
Duitschen rijksdag de aangekondigde
regeeringsverklaring voorgelezen, welk
zeer kort was. Communisten en Völki-
schen dienden een motie van wan
trouwen in. Tegen de stemmen van
deze beide partijen werd een voorstel
der regeeringspartijen aangenomen, ver-
klarend, dat de rijksdag van de regee
ringsverklaring kennis neemt en over
gaat tot de orde van den dag. De
Duitsch-nationalen onthielden zich van
stemming.
Ter ontwapeningsconferentie te
Genève is gisteren het standpunt der
Nederlandsche delegatie door gene
raal van Tuinen uiteengezet Vermoe
delijk zal de voorbereidende com
missie reeds deze week haar eerste
zitting beëindigen.
Naar verluidt, heeft de Engelsche
premier Baldwin, op een conferentie
tusschen de regeering en het bestuur
van de mijnwerkersfederatie een on-
middelijke verlaging van 10 percent
op de minimum-loonen in alle mijnen
voorgesteld.
Dit voorstel is door de mijnwerkers
verworpen.
Gisteren is in den heelen sector
der afdeeling van generaal Marly een
uiurn ui
belangrijk offensief in Marokko inge
zet. Overal maken de Fransche troepen
goede vorderingen.
Uit Rabat wordt gemeld dat het
offensief is ingezet in het gebied van
Tazza, waar de Franschen 10 K M.
oprukten op een front van 30 K.M.
en vorderingen maakten in de richting
van Targuist.
De Spanjaarden hernamen Annoeal,
dat zij in 1921 verloren.
Op het front van de afdeeling van
generaal Marty in het gebied der Beni
Oeriagel zetten de Franschen, in ver
binding met de Spanjaarden, hun
omvangrijke operatie voort, die zich
uitstrekt van een punt ter hoogte van
de Werga tot de nieuwe posities, ver
overd aan de Nekor. De operaties
blijven zich in de beste omstandig
heden ontwikkelen.
Mussolini heeft een proclamatie
gericht tot de fascisten in Italië ter
gelegenheid van de herdenking van het
invoeren van nieuwe verhoudingen
tusschen kapitaal en arbeid.
In deze proclamatie zegt Mussolini
„De democratische liberale staat is
verwoest en in zijn plaats is getreden
de sterke fascistische staat".
Verder verklaart Mussolini in de
proclamatie dat de organisatie van
samenwerking in het land thans een
feit is. Voor de eerste maal in de his
torie der wereld heeft een constructieve
revolutie plaats gehad, welke een wer-
kelijken vrede brengt.
BINNENLAND.
Het Centr. ver-neemt uit militaire
kaderkringen, dat de Minister van
Oorlog eerstdaags voorstellen zal in
dienen, waarbij aanmerkelijke bezuini
gingen op het leger zullen worden
verkregen door reorganisatie.
De raad der gemeente Grave
besloot in zijn gisterenavond gehou
den vergadering tot schorsing der
wethouders Jacob en Buurhorst en de
leden Genevace en Wolter, wegens
levering aan het burgerlijk armbestuur.
Naar wij vernemen is't machine
depot der H.1J.S.M. te 's Gravenhage
opgeheven, waardoor twaalf machi
nisten naar andere loodsen zijn over
geplaatst. Bezuiniging is hiervan de
reden De depots te Rotterdam en
Tilburg zullen volgend jaar worden
br
opgeheven, zoodat alsdan slechts zullen
overblijven de dépots te Roosendaal
en Amsterdam.
Naar de Tel. verneemt, is binnen
betrekkelijk korten tijd de indiening
van een wetsontwerp te wachten tot
wijziging van de Lager-Onderwijswet,
waarbij aan de gemeentebesturen de
bevoegdheid zal worden verleend, het
onderwijs in een der moderne talen
n het leerplan der lagere scholen op
te nemen.
Het betreffende wetsvoorstel ver
keert op het oogenblik reeds in een
vergevorderd stadium van voorberei
ding.
De ilclio van het Zuiden,
Waalwyfescbf «n Langstraatst-kr Courant,
Dit blad verschijnt
WOENSDAG EN ZATERDAG.
Abonnementprfls per 3 maanden ƒ1.25.
Franco per post door het geheele rijk 1.40.
Brieven, Ingezonden stukken, gelden, enz.
franco te zenden aan den Uitgever.
Prijs der Advertentlën
20 cent per regelminimum 1.50.
Reclames 40 cent per regel.
Bij contract flink rabat.
Advertentlën moeten Woensdag en Vrijdag
des morgens om uiterlijk 0 uur ln ons bezit
zijn.
DIT NUMMER BESTAAT UIT
DRIE BLADEN.
van „DE EOHO VAN HET ZEIDEN".
ROMAN VAN
REIN II OLD ORTMANN.
18)
„Ik begrijp uw gevoelens volkomen en ik
eerbiedig ze. Nooit zou het in mij opkomen
u ervan te verdenken, dat u langen tijd ge
heimen voor uw vader zoudt verbergen. Maar
bet gaat in liet uiterste geval slechts om een
uitstel van enkele uren. Vanavond nog denk
ik met uw vader te spreken, voor bet geval
hij tenminste niet zal weigeren mij te ont
vangen".
„Goed dan! Ik schik my geheel naar uw
wil. Maar het zal dan nog noodzakelijker
zijn, dat u thans vertrekt. Hij kan ieder
oogenblik terugkomen."
Thans maakte doctor Artois geen verde
re tegenwerpingen meer en nadat hij haar
nog eens teeder de hand gekust had, richtte
hij zijn schreden naar de deur. Halverwege
bleef hij echter staan, om op onverschilligen
toon, als gold het een opmerking van onder
geschikten aard, te zeggen„Zelfs al zou het
meisje daarvan iets mogen verraden, dau
zal mijn bezoek voor den professor nauwe
lijks iets opvallends hebben. Ik ben dan op
precies dezelfde wijze ontvangen, zooals u
eerst ook Valentin Duringhoffen hebt ont
vangen. Want u hebt hem toch gesproken
niet waar?"
„JaDe toevallige ontmoeting met den
heer Duringhoffen was mij zeer welkom,
daar ik nog iets jegens hem goed te maken
had."
„Ah vandaar dus die warme geestdrift
waarmee hy beneden op de steenen trap
over u sprak. De dochter van den deurwaar
der Leopard had dat echter niet mogen hoo-
ren
S^bhtbaar onaangenaam getroffen keek
Ingeborg op: „De dochter van een deur
waarder? En waarom niet? Wat heb ik
met haar uit te staan?"
„U natuurlijk niet het minste! De heer
Duringhoffen echter vermoedelijk des te
meer. Er bestaan, naar ik vermoed, zeer in
nige betrekkingen tusschen hem en dit jon
ge meisje, dat
„Ik zou mij niet gaarne met de privé-aan-
gelegenheden van uw vriend inlaten, doctor1',
viel Ingeborg hem met rustige vastberaden
heid in de rede. „En mijnheer Duringhoffen
is toch uw vriend, naar ik meen gehoord te
hebben".
„Zeker, zeker! Wij zijn oude studiemak
kers. Eeu voortreffelijk mensch en ik
twijfel er niet aan, of hy zal in een huwelijk
met juffrouw Leopard zeer gelukkig worden.
Maar u hebt gelijk, het is feitelijk beter, dat
ik den professor thans niet ontmoet."
Hij vertrok, maar hy keerde niet direct
naar zijn eigen woning terug, want hij trad
een naastbygelegen postkantoor binnen, om
daar op de achterzijde van een telegramfor-
lier haastig eenige woorden neer te schrij
ven. Eenige minuten later had hy het epis
tel in een couvert gesloten en den brief op
straat aan een jongen overhandigd, die aan
gemoedigd door een flinke fooi, zich haastig
verwijderde in de richting van het stadsge
deelte, dat het adres aangaf.
De envelloppe- droeg het adres van mej.
Edith van Manstein en daarboven prijkte
het dik onderstreepte woord„Eigenhandig".
HOOFDSTUK IX.
Professor Wallroth vernam bij zijn thuis
komst, dat juffrouw Ingeborg een lievigen
aanval van hoofdpijn had gekregen en op
haar kamer wenschte te blijven. Hij moest
dus wel alleen den middagmaaltijd gebruiken
en daarna ging hij in een tamelijk ontevre
den stemming aan zijn schrijftafel zitten,
teneinde zich door ingespannen arbeid met
eenige zeer moeilijke vraagstukken van de
onaangename gedachten te bevrijden, die
hem juist nu onmiddellijk voor zijn huwe
lijksdag dubbel zwaar drukten.
De schemering was reeds aangebroken en
hij wilde juist om de lamp bellen, toen na
een bescheiden tikje de deur openging, om
de hooge, slanke gestalte van een gesluierde
dame door te laten.
Edith!" riep de professor verbaasd uit,
toen hy de onverwachte bezoekster wat
scherper had opgenomen. „Aan welk geluk
kig toeval dank ik deze aangename verras
sing
Zij lichtte haar sluier op, maar zij weerde
hem af, daar hij haar behulpzaam wilde zijn
bij het uittrekken van haar mantel.^
„Vergeef mij, dat ik je hier in je eigen
huis kom overvallen", begon zij het gesprek.
„Ik kom niet voor mijn eigen belangen, maar
als bemiddelaarster voor een ander. En de
ze andere had zulk een haast met de zaak,
dat ik alleen al uit medelijden met hem alle
bedenkingen op zij moest zetten."
„Dat is een inleiding, die mij zeer nieuws
gierig moet maken, geliefde Edith", merkte
de professor op, terwijl hij tegenover haar
plaats nam. „Wie is dan wel de gelukkige,
die zich in zulk een rijke mate in je deelne
ming mag verheugen?"
„Herinner je je nog het onderhoud, dat wij
op den dag na onze verloving gehad hebben
destijds, toen ik uit jouw mond voor de
eerste maal vernam, hoe vijandig je dochter
zich tegenover onze \^rbintenis had ver
klaard?"
„O ja, dat herinner ik mij nog heel goed",
antwoordde de professor aarzelend, „het was
op denzelfden dag, dat ik doctor Artois bij
jou aan huis leerde kennen."
Edith knikte om daarna haastig voort te
gaan„Ik zei je destijds, dat er slechts één
mogelijkheid bestond, mij uit den onbeschrijf
lijk pijnlijken toestand te bevrijden, waarin
ik door de houding van Ingeborg gekonien
ben. En jij was het volkomen met me eens,
dat haar spoedig huwelijk voor ons allen
de beste oplossing van deze onaangename
kwestie zou beteekenen."
„Zeer zeker! Maar van den aanvang
af, had ik al geen hoop, dat reeds in de
naaste toekomst op zulk een oplossing te re
kenen viel. Zij zelf schijnt ook in 't geheel
niet aan trouwen te denken en ik kan toch
ook niet met behulp van advertentlën in de
bladen of iets dergelijks een adspirant-echt-
genoot voor haar in hui9 halen."
„Dat is ook niet uoodig, want zulk een
adspirant is reeds aanwezig. Kun je niet
raden, wien ik op het oog heb?"
Op het voorhoofd van den professor ver
toonde zich een kleine rimpel. Het eeuigste
vermoeden, dat in mij zou op kunnen ko
men", sprak hij ontwijkend, „zou my zoo
avontuurlijk toeschijnen, dat ik het niet
gaarne onder woorden zou brengen. Je zult
me toch niet tot. de pijnlijke noodzakelijkheid
verplichten, om je drie dagen voor ons lxuwe
lyk iets te moeten weigeren?"
„Je woorden zijn voor mij bewijs genoeg,
dat je niet meer in twijfel verkeert, omtrent
den persoon, dien ik bedoel. Maar wat
doe je nu? Waarom wil je bellen?"
„Ik zal opdracht geven om de lamp lder
te brengen. Het is immers al zoo donker, dat
ik nauwelijks nog je lief gelaat, kan onder
scheiden."
Met bijna ruw geweld had Editli haar
hand op zijn arm gelegd, om hem het bellen
te beletten.
„Bel niet, ik verzoek je er dringend onx
sprak zij haastig.
De opvallende zenuwachtigheid in haar
gedrag verwonderde den professor in hooge
mate. Ily had iets dergelijks nog nooit bij
haar waai'genom-n. Maar hy was ridderlijk
als steeds en voldeed zonder verder te vra
gen aan haar wensch.
Er ontstond een kleine, pijnlijke stilte;
daarna ging Edith op zonderling haastigen
toon voort:
„Het is dus doctor Siegmuud Artois, die
den oprechten wensch koestert, je schoonzoon
te worden. Ik geloof niet, dat er iets belang
rijks op hem valt aan te merken, behalve
dan zijn beperkte middelen van bestaan.
Professor Wallroth schraapte zijn keel.
Het scheen hem klaarblijkelijk niet gemak
kelijk te vallen, den juisten vorm voor zijn
antwoord te vinden.
„Ik moet bekennen, dat ik zeer verrast
ben, beste Editli, te meer, daar Ingeborg ab
soluut niets van dezen doctor wil weten. Bij
zijn talrijke bezoeken zou ik toch stellig
heblxen moeten opmerken, of zij iets voor
henx gevoelde."
Jelui mannen hebt geen scherpen blik
op dit gebied. Het kan zijn, dat zij moeite
heeft gedaan haar gevoelens voor jou te
verbergen, maar het is in ieder geval een
feit, dat Artois Ingeborgs jawoord bezit."
Nu kon de professor toch niet langer zijn
bewonderenswaardige kalmte bewaren. Wat?
Een reeds bekonkelde zaak achter mijn rug?
Die jonge man schijnt het er op toe te
leggen, langs bedenkelijk kronim" paden te
gaan, of hij heeft de een of andere onver
schillige uitlating van mijn dochter geheel
willekeurig ten zijnen gunste uitgelegd."
„NeenHij heeft haar volgens den vorm
zyn hand aangeboden en zij heeft zich met
volle beslistheid bereid verklaard, zijn echt-
genoote te willen worden."^
„Een interessante nieuwigheidEn ik
moet het wel gelooven, omdat ik het uit
jouw mond moet vernemen. Maar indien In
geborg dat gedaan heeft, dan is zy daartoe
uitsluitend gekomen door haar koppig ver
zet tegen ons huwelijk. Ik had haar verbo
den een afhankelijke betrekking aan te ne
men en nu grijpt zij naar het eerste het
beste andere middel, om zich van mij los
te maken. Maar deze doctor, die niets heeft
en niets is, zou zelfs dan nog niet in aan
merking komen als mijn schoonzoon, indien
Ingeborg werkelijk in de meening verkeerde
van hem te houden. Alle eer voor je
vriendschap jegens hemmaar ik kan mijn
eenig kind toch niet. aan den eersten den
besten weggeloopen hongerlijder uithuwe
lijken?"
„Slechts enkele weken geleden nog was je
een geheel andere meening omtrent Sieg
muud Artois toegedaan. Je sprak destijds
over hem als over een flinken energieken
jongen man."
„Nu ja het schijnt, dat hij wel iets ge
leerd heeft en hij is in ieder geval een zeer
onderhoudend man in gezelschap. Maar wat
wil dat zeggen? Hij zou nog jarenlang op
het geld van zijn vrouw, dat wil dus zeggen
op mijn geld zijn aangewezen en ik ben niet
rijk genoeg om mij de luxe van zulk een du
ren schoonzoon te permitteeren."
„De jongelui zouden zich eerst zooveel mo
gelijk op allerlei gebied kunnen inkrimpen
en zijn eigen eergevoel zal Artois aansporen,
zich zoo spoedig mogelijk van je steun onaf
hankelijk te maken".
(Wordt vervolgd).