Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen
Hel NÉMcyelptie vtrtlrag.
i
m
Mïsffiïï'
FEULLETOM
GEEN GEWETEN.
49e JAARGANG.
UITGAVE
WAALWIJKSCHE STOOMDRUKKERIJ ANTOON TIELEN.
Telefoon No. 38. Telegr.-AdresECHO.
EERSTE BLAD.
Minister Van Kar nebeek verdedigt
het in zijn memorie van antwoord.
Verschenen is de memorie van ant
woord nopens het Nederlandsch Bel
gische verdrag
Minister Van Karnebeek zegt daarin
dat wanneer hij het verdrag, waarop
zooveel critiek is uitgeoefend, en waar
tegen zooveel stemming is gemaakt
niettemin voor aanneming bij de Staten
Generaal blijft aanbevelen, het niet is
omdat hij in de voorbereiding aandeel
heeft gehad en het namens de regee
ring geteekend heeft, maar omdat hr
de totstandkoming acht te zijn in het
belang van ons land en van onze
internationale betrekkingen.
Verder betoogt de minister, dat he
tractaat niet moet worden beoordeeld
naar de verhouding der wederzijdsche
prestaties en dat de bereikte resul
taten moeten worden vergeleken met
hetgeen België in 1919 poogde te ver
krijgen.
Juist omdat territoriale wijzigingen
en militaire verbintenissen a limine
werden afgewezen, moest Nederland
België wel op economisch terrein
tegemoet komen.
Met de mogendheden is thans over
eenstemming bereikt over den vorm
der vervallenverklaring der verdragen
van 1839.
De minister meent, dat in 1924,
toen de Belgische regeering bereid
bleek de besprekingen te hervatten,
de Nederlandsche geen ander stand
punt innemen mocht, dan zij inderdaad
innam. Hij betwist, dat hij het publiek
over de in 1920 aanvankelijk bereikte
overeenstemming onvolledig heeft in
gelicht.
De Scheldecommissie zal zich met
kwesties van souvereiniteit noch recht
streeks noch zijdelings mogen inlaten.
Een onvoorwaardelijke garantie voor
de bevaarbaarheid der Wester-Schelde
wordt niet gegeven en het aandeel
van Nederland aan de verbeterings
werken is nader geregeld en aan
bepaalde grenzen gebonden. Het is
niet de bedoeling, dat de Schelde
commissie uitsluitend met het scheep-
vaartbelang rekening zal houden. In
het „additioneele protocol" is dat nader
gepreciseerd. De veel besproken ge
heime Scheldekaart wordt ter griffie
der Kamer ter inzage voor de leden
gelegd.
Het scheidsgerecht zal met de kwestie
der kosten van rivierverbetering geen
bemoeienis hebben. Een nieuw servi
tuut acht de minister door het scheids
gerecht niet geschapen. Naar een
Belgische haven doorvarende koop
vaardijschepen (of omgekeerd) zullen
niet mogen worden aangehouden. Zoo
dra ze passagiers of lading innemen
of lossen, worden ze niet als door
varend beschouwd. De autoriteit be
houdt zich het recht voor zich van
het karakter van het doorvarend schip
te vergewissen.
Door de Wielingen opvarende sche
pen zullen door Belgen worden be-
loodst, het bedrag der loodsgelden
voor naar Antwerpen varende schepen
zal door België en Nederland geza
menlijk worden vastgesteld op voor
stel der Scheldecommissie.
Van het kanaal Antwerpen—Moerdijk
verwacht de minister ook zekere voor
deden voor Nederland, vooral, wan
neer dit kanaal wordt afgetakt naar
de Westerschelde. De kosten zullen
in overeenstemming met de belangen
der beide naties bij dat kanaal worden
verdeeld.
De gratis sleepdienst van Dordrecht
tot Antwerpen voor uit Straatsburg
komende schepen, blijft uiterlijk tot
de indienststelling van het kanaal
Antwerpen—Moerdijk behouden en
zal niet worden uitgebreid.
De nieuwe kanalen zullen ook voor
Nederland ongetwijfeld voordeelen
geven, waarvan de beteekenis niet
mag worden onderschat Men verlieze
bovendien niet uit het oog, dat, indien
tot den aanleg dezer kanalen mocht
worden overgegaan, het nog vele jaren
zal duren, alvorens zij in gebruik
genomen kunnen worden Tegen dien
tijd zal de ontwikkeling van het
Rotterdamsche havencomplex zoover
gevorderd zijn, en zijn positie zoodanig
bevestigd, dat het niet aannemelijk
schijnt, dat deze door de nieuwe
kanalen ernstig in gevaar zoude wor
den gebracht en dat Antwerpen daar
door gelegenheid zal krijgen, Rotterdam
nog een deel van zijn bedrijf afhandig
te maken.
De vrees, dat de groote sommen,
welke zijn besteed om het verkeer te
water van Limburg naar het Noorden,
te verbeteren, als gevolg van de
rechtstreeksche kanaalverbinding met
Antwerpen, als verloren geld zouden
moeten worden beschouwd, komt den
minister niet gerechtvaardigd voor.
Voor die vrees zou alleen grond
bestaan, wanneer de Limburgsche
kolen en andere Limburgsche pro
ducten voor een belangrijk deel be
stemd waren voor uitvoer over zee.
De voorgenomen verbetering van
het kanaal van Luik naar Maastricht
en van de Zuid-Willemsvaart, zullen
ongetwijfeld, als geheel genomen.
Nederland niet minder dan België
ten goede komen. Door het kanaal
van Maastricht naar Neeroeteren wordt
Belgisch Limburg ontsloten voor onze
zeehavens. Ook voor de steenkool
voorziening van ons land zal dit
kanaal van waarde blijken.
De belangen van Zeeuwsch-Vlaan-
deren en in het bijzonder die van
Terneuzen, worden inderdaad sterk
benadeeld door de bijzondere tarieven
door België voor spoorwegzendingen
naar Belgische zeehavens toegestaan.
Een regeling van deze kwestie kwam
echter bij de herziening van het
Scheidingstractaat niet in aanmerking.
Inmiddels heeft de Nederlandsche
regeering Terneuzen's belangen geens-
zins veronachtzaamd.
Ondanks aanvankelijk verzet, heeft
de Nederlandsche regeering van België
gedaan weten te krijgen, dat Terneu
zen, wat de spoorwegtarieven betreft,
hersteld wordt in den toestand van
vóór den oorlog en met Antwerpen
gelijkgesteld.
In zake de opheffing van de Belgi
sche neutraliteit zegt de minister, dat
zij, die achteraf van Nederlandsch
toestemming hiertoe een grief maken
tegen het verdrag, de veranderingen
voorbij zien, die de wereldoorlog in
de internationale verhoudingen heeft
achtergelaten. Ook dat de Wielingen
kwestie onafgedaan bleef, behoeft tot
bezorgdheid geen aanleiding te geven.
Ook in het verleden heeft deze toe
stand niet tot ernstige practische
moeilijkheden geleid.
Wat de verandering in de positie
van Antwerpen betreft nopens het
verkeer van oorlogsvaartuigen, deze
is slechts van beperkten omvang en
strekt zich niet uit tot Nederlandsch
gebied. De toestand is deze, dat aan
België de voldoening werd gegeven
van een verwijdering uit zijn statuut
van de daarin opgenomen souvereini-
teitsbeperkingen.
De Nederlandsche souvereiniteit
bleeft evenwel ongerept en het recht
van Nederland onaangetast om zelf-
standig te beslissen, of en onder
welke voorwaarden op zijn water
gebied, in casu de Schelde, vreemde
oorlogsschepen worden toegelaten.
Het verkeer van Belgische oorlogs
schepen op de Schelde wordt derhalve
beheerscht door de regeling van het
internationaal recht.
Het standpunt, gehuldigd in de door
de Nederlandsche delegatie afgelegde
verklaring dat
„De Nederlandsche regeering zich
te geener tijd onverschillig zou
toonen, wanneer het grondgebied
van Nederland opzettelijk zou wor
den geschonden en dat zij, voor
zooveel de bepalingen van het
Handvest van den Volkenbond zulks
toelieten, zoodanige schending, waar
zij ook zal plaats hebben, als een
casus belli zal beschouwen,"
is vanzelfsprekend. Het strookt met
de houding, door Nederland gedu
rende den wereldoorlog ingenomen
en met de gangbare rechts- en poli
tieke opvattingen. Deze verklaring is
geen verbintenis en is van algemeene
strekking. Uitdrukkelijk werd bij het
debat buiten twijfel gesteld, dat Neder
land zich voorbehield zijn defensie
stelsel in volle onafhankelijkheid te
regelen. Bovendien staat de verklaring
op den grondslag en in het kader
van het Volkenbondsstelsel, waarvan
de verplichtingèh door Nederland zijn
aanvaard.
In zijn slotbeschouwingen waar
schuwt de minister ernstig tegen een
heropening van het geding, die van
verwerping van het tractaat 't gevolg
zou zijn, en tegen 'n lichtvaardige
opvatting van de gevaren verborgen
in bijzondere territoriale verhoudingen.
BINNENLAND.
Bij de Tweede Kamerzijn ingediend
de wetsontwerpen tot wijziging van
verschillende Belastingwetten.
IN KOMS TEN BEL AST ING.
Een wijziging, welke de minister in
de plannen van zijn ambtsvoorganger
zou wenschen te brengen, bestaat hierin,
dat de aanhangige herziening der In-
komstenbelasting, welke beoogt een
ontlasting der groote gezinnen, vervan
gen wordt eenerzijds door 'n afschaf
fing van de ten behoeve van het
Leeningfonds geheven opcenten op de
Personeele belasting en op den suiker-
accijns, anderzijds door een verlaging
van de hoofdsom der Personeele
belasting.
Naast de beoogde herziening van de
Personeele belasting zal voorts aan de
groote gezinnen en ook aan andere
mindere draagkrachtigen. ten goede
komen de voorgenomen schrapping van
de Leeningsopcenten, zoowel op het
personeel als op den suikeraccijns.
HET SUIKERPOTJE.
De voorgestelde verlaging van den
suikeraccijns maakt het noodig een
voorziening te treffen met betrekking
tot het z g. suikerpotje". De wet van
4 December 1909 koppelde n 1. de
verlaging van den suikeraccijns aan
de toen ingevoerde verhooging van
den gedistilleerd-accijns en stichtte in
verband daarmede een fonds waaraan
zou worden tegoed geschreven hetgeen
laatstgenoemde belasting over de jaren
1911 en volgende meer zou opbrengen
dan f 25.200 000. Het saldo van dit
fonds, dat in de schatkist is belegd,
bedraagt f 16 490 694 67.
NUMMER 44.
WOENSDAG 2 JUNI 1926.
Waalwiiksclie en
Courant,
Dit blad verschijnt
WOENSDAGENZATERDAG.
Abonnementprijs per 3 maanden 1.25.
Franco per post door het geheele rijk ƒ1.40.
Brieven, Ingezonden stukken, gelden, enz.
franco te zenden aan den Uitgever.
DIT NUMMER BESTAAT UIT
TWEE BLADEN.
Prfls der Advertentiën:
20 cent per regel; minimum ƒ1.50.
Reclames 40 cent per regel.
Bjj contract flink rabat.
Advertentiën moeten Woensdag en Vrfldag
des morgens om uiterlijk 9 uur In ons bezit
zfln.
van „DE ECHO VAN HET ZEIDEN
ROMAN VAN
REINHOLD O R T M A N N.
21).
In gezelschap van haar kamenier was zy
naar het station gereden op het perron
door haar verloofde opgewacht, die haar
zyn laatste afscheidsgroet in den vorm van
oen waarlijk schitterend bouquet rozen over
handigde.
„Wij zullen elkander heel vaak schrijven,
niet waar, dierbare Ingeborg?" Dat waren
de laatste woorden geweest, die zy voor het
sluiten van het portier nog uit zyn mon;l ge
hoord had en de eerstvolgende weken hadden
haar bewezen, dat lijj het met zijn voorstel
in ieder geval ernstig meende. Om den an
deren dag bracht de postbode, een brief
waarvan de omslag zyn schrift droeg en
precies zoo onderhoudend en aangenaam,
als zijn gesprekken steeds als gast aan tafel
bij den professor waren geweest, was ook «le
inhoud van deze meestal tamelijk uitvoerige
brieven.
Dat daarin van allerlei andere zaken meer
sprake was dan van zijne liefde, droeg er in
niet geringe mate toe bij, de levendige brief
wisseling voor Ingeborg spoedig tot een aan
genaam tijdverdrijf te maken. Had zij
eerst slechts met tegenzin en als onder een
lastigen dwang geantwoord, zoo verschafte
haar het onschuldig gekeuvel, dat zich eigen
lijk in niets onderscheidde van de corres
pondentie met een of andere vriendin, spoe
dig oprecht genoegen en het kon zelfs voor
komen, dat zij ongeduldig naar den post
bode uitkeek, als deze zich eens wat ver
laatte.
Aan een terugkeer naar de hoofdstad
dacht zij voorloopig evenmin als aan de
groote verandering, welke haar leven biunen-
lcort zou ondergaan. Zij had er zonder lang
na te deuken in toegestemd, toen mén haar
voorstelde den huwelijksdag te bepalen in
het begin van den herfst en zy had daarbij
eigeniyk geen ander gevoel gehad, dan een
van stille vreugde over het vooruitzicht, dat
er nog een heel lange zomer van heerlyke
eenzaamheid op het Lindower landgoed voor
haar lag.
Lange wandelingen zooals vandaag had z.y
wel reeds vaker ondernomen; maar aange
zien de mooiste plekjes juist aan de andere
zijde van Lindow lagen, richtte zy haar
schreden voor de eerste maal dezen kant
,uit, die haar totaal onbekend was, toen zy
bemerkte, dat het recht voor haar uit lich
ter tusschen de stammen w >rd, verhaastte zy
eenigszins haar pas en een uitroep van big
de verrassing ontsnapte haar onwillekeurig,
toen zy plotseling uit de duisternis van
het bosch te. voorschyn tredend een geheel
veranderd, bekoorlyk landschap voor zich
zag.
Uitgestrekte, sappig groene weiden, slechts
hier en daar door kleine boomgroepen onder
broken, vertoonden zich aan haar blikken,
zoo ver haar oogen reikten, terwyi op vry
korten afstand de aardige huisjes met roode
daken van een flink dorp haar een vriende
lijken groet schenen toe te roepen. Temidden
dier roode daken verhief zich hoog boven zyn
omgeving een slanke kerktoren.
Eerst thans voelde Ingeborg, dat zy toch
eenigszins moe en hongerig was geworden en
na een korte aarzeling nam zy het besluit,
haar tocht tot aan gindsch dorp voort te
zetten, waar toch wel een of andere gelegen
heid zou zyn om zich te verfrissclien. Maar
zy had nauwelyks een twintigtal passen'ge
daan, toen een onverwachte hindernis in den
vorm van een diep uitgegraven en tameiyk
breede sloot, haar plannen trachtte te ver
ijdelen. Eenige oogenblikken bleef Ingeborg
besluiteloos staan, doch toen spoorde haar
overmoed haar aan deze hindernis te over
winnen en zy waagde koen den stellig niet
ongevaarlyken sprong. Qelukkig evenwel
kwam zy op beide voeten aan de overzyde
van de sloot terecht; haar japon was door
een weerspanuigen doorntak echter zoo
hardnekkig vastgehouden, dat de lichte stof
daartegen niet bestand was en scheurde. In
een stemming, die het midden hield tussch >n
vroolykheid en schrik, stelde Ingeborg vast,
dat het onmogelyk zou zyn, zich in zulk «en
leelyk toegetakeld toilet aan de dorpelingen
te vertoonen en dat haar ugenlyk niets an
ders over bleef, dan volgens denzelfden weg,
waar langs zy gekomen was, weer terug te
wandelen.
Eenigermate ontsteld door deze ontdek
king, keek zy hulpzoekend om zich heen en
het bemoedigde haar eenigszins, toen zy
dicht in haar nabyheid iets kleurigs be
speurde, dat by nader inzien een in de volle
lengte in het gras uitgestrekte, klaarbiyke-
lyk nog zeer jeugdige menschengestalte van
het vrouwelyk geslacht bleek te zyn. In ieder
geval bestond er nu weer hoop op een mede-
lydeinle ziel en dus stapte Ingeborg, haar be
schadigde rok hoog opnemend, dapper op de
beweginglooze gestalte toe.
Het kon een meisje van veertien of vyf-
tien jaar zyn, dat het zich echt ongegeneerd
gemakkelyk had gemaakt op het met bloe
men bezaaide grastapyt. Beide ellebogen in
het jonge gras borend, hield zy haar hoofd
met de handen ondersteund vast en las
schijnbaar zeer opmerkzaam in een boek,
dat opengeslagen voor haar lag. De fyne,
lichtblonde haartjes, die zich ondanks het
glad, naar achteren gekamde haar en de
styf gevlochten lange vlechten op haar voor
hoofd en in haar blanke hals weerspannig
tot krulletjes vormden, schitterden in de zon
als met goud doorweven draden en sieriyk
gluurden de elegante enkels, gehuld in rose-
kleurige kousen, onder haar eenvoudig jurk
je te voorschyn.
„Een gewone boerendochter is het in ieder
geval niet," dacht Ingeborg en voorzichtig
begon zy op vriendelyken toon het gesprek.
Eenigszins ontsteld keek de verraste op,
om daarna uit haar gemakkeiyke houding
licht en elastisch overeind te springen. Haar
gezicht was nog te kinderlyk en bovendien
te overvloedig met zomersproeten bezaaid, om
eigeniyk voor knap te kunnen doorgaan
maar er schitterden haar twee heldere, blau
we oogen tegemoet van zulk een eigenaardi
ge schoonheid, dat het magere gezichtje
daardoor alleen reeds bekooriyk en boeiend
werd/ En het was zonderling dat Ingeborg
onmiddellyk het gevoel had, deze oogen niet
voor de eerste maal in haar leven te hebben
gezien, ofschoon zy zich er geen rekenschap
van wist te geven, by wien dit soort oogen
haar soms vroeger al eens opgevallen kon
zyn.
Spoedig was de kleine omtrent de oorzaak
van het gebeurde ongeluk op de hoogte;
maar de poging om met behulp van toevallig
voorhanden spelden de aangerichte schade
zoo goed mogelyk te herstellen, bleek on
danks haar handigheid spoedig een volko
men hopeloos beginnen.
„U zult er wel toe moeten besluiten, den
korten afstand tot ons huis af te leggen,
juffrouw," begon zy met een heldere aange
naam klinkende stem, „want zonder naald
en draad valt er toch niets uit te richten."
Ingeborg aarzelde natuurlyk niét, het
vriendelijk aanbod aan te nemen en terwyl
zy dwars door de weiden recht op de roode
daken van het dorp toeliepen, ontspon zich
tusschen haar en haar jeugdige gezellin een
levendig gesprek, waaruit Ingeborg vernam,
dat het meisje Regine heette en dat zy de
dochter van (Ten reeds jaren geleden ge
storven dorpsonderwijzer was. De dominé,
die zooals zy zei een studievriend van
haar broer was, gaf haar les in de Fran-
sclie taal en het behoorde tot haar byzondere
liefhebberyen, met haar grammatica het
vi-y'e veld in te gaan, om daar heel onge
stoord haar lessen te leeren.
Voor een eenvoudig, wit geschilderd tuin
hek bleef Regine na een wandeling van tien
minuten staan.
„Hier is ons huis!" zeide zy. „Gaat u maar
binnen, juffrouw! Dadelyk aan uw linker
hand is de huiskamer. Moeder is zeker nog
achter by de kippen, maar ik zal haar oogen-
blikkelyk roepen".
Ingeborg gaf gevolg aan de uitnoodiging
en nadat zy het kleine, eenvoudig maar zorg
vuldig onderhouden tuintje doorgeloopen
was, viel het haar niet moeiiyk meer den
weg te vinden.
Zij was by den eenvoudigen aanblik van
dit kleine huisje er op voorbereid geweest,
een gewoon boerenvertrek binnen te treden
en de gezellig huiselijke kamer, die by den
eersten oogopslag zelfs van een zekere wel
gesteldheid scheen te getuigen, verschafte
haar dan ook een niet geringe verrassing.
Weliswaar bleek het by nader inzien al
spoedig, dat het slechts de meest eenvoudi
ge middelen waren, met behulp waarvan de
bewoners van dit huls dit gunstig resultaat
bereikt hadden, maar de bekwaamheid en de
goede smaak, waarmee zy daartoe te werk
waren gegaan, kwamen daardoor juist in
een des te helderder licht. De prachtig inge
bonden boeken op het liooge boekenrek, de
in iyst gezette houtsneden aan de muren en
vooral de kunstig gehaakte en geborduurde
kleedjes, die met vindingryke scherpzinnig
heid overal waren aangebracht, waar maar
een geschikt plaatsje te ontdekken was,
maakten de kleine ruimte met de blankge-
schuurde vloer, de sneeuwwitte gordynen en
de prachtige bloempotten voor de ramen als
het ware tot een ideale plaats, vervuld van
den heeriyksten vrede.
Nog had Ingeborg haar inspectietocht niet
voleindigd, toen Regine in gezelschap van
haar moeder terugkwam. De weduwp van
den onderwijzer was een schrale, nauwe
lyks middelbaar groote figuur, met volko
men grys haar en met een trek van lichame-
lyk lyden op het zachte gelaat.
Zy begroette de vreemde jonge dame zoo
vriendelijk, dat daardoor al onmiddellyk al
le verdere verontschuldigingen overbodig
werden en terwyl Regine naast Ingeborg
neerknielde, om met de handigheid van een
geoefende kleermaakster de scheur in haar
japon dicht te naaien, begon de moeder een
gesprek, dat spoedig ook de laatste terug
houdendheid tusschen de nieuwe kennissen
verjoeg.
.AN at bent u hier byzonder aardig inge
richt!" sprak Ingeborg met een uitdrukking
van overtuigde oprechtheid. „Het is iemand
te moede, alsof hier tusschen deze vier wan
den nooit iets anders dan de zonnigste vrede
kan heerschen."
Een weemoedige glimlach verscheen om
do smalle lippen van de vrouw.
(Wordt vervolgd!.