Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. ïcaeo en msmm Week-Revue. FEU ILL ET O tT GEEN GEWETEN. DOOR ER.WUNG 49e JAARGANG. UITGAVE WAALWIJKSCHE STOOMDRUKKERIJ ANTOON TIELEN. Telefoon No. 38. Telegr.-AdresECHO. EERSTE BLAD. Er is zeker niet 't minst als reactie op de laatste oorlogsjaren, in de men taliteit der volkeren een zekere kente ring aan 't groeien ten gunste van een blijvende internationale vrede, getuige onder meer de vele en velerlei vredes- bonden in de diverse landen opgericht. We kunnen niet anders dan ons daarin ten zeerste verheugenimmers nog terzijde gesteld het moreele kwaad door een oorlog over de natiën uitge stort, zal zonder een blijvende inter nationale rust elk streven naar econo misch herstel tot mislukking dreigen gedoemd te zijnzal ook de sociale kwestie niet tot haar oplossing kunnen worden gebracht. Was 'tdan ook niet meer dan na tuurlijk, dat de vredes en ontwapenings conferenties met buitengewone belang stelling werden tegemoet gezien en hun verloop gevolgd, door alwie het goed meende met ons volk, dat teleur stelling hen meermaals overvallen kwam bij dreigende en feitelijke mis lukkingen, even natuurlijk is 't, dat thans de gansche vrede lievende wereld 't zij katholiek, 't zij niet katholiek, de oogen hield gericht naar die meer dan gewone massaconferentie, waar een machtig intellectueel cosmopolitisch deel der menschheid is saamgestroomd het Eucharistisch Wereld Congres van Chicago. Daar in de Amerikaansche milioenen stad zijn honderd duizenden niet slechts in vrede maar vooral in onderlinge liefde steunend op de eenheid met Hem, Christus Eucharisticus, saam- geweest, schoon volkeren verschillend van stam en ras en taal, als broeders, kinderen van eenzelfden vader, knielend aan eenzelfde Gastmaal, offerend een zelfde Offer, dat een Gastmaal en een Offer der Vredes is. Zal dan dit Congres zijn invloed kunnen missen, waar 't gaat om de verspreiding der vredes idee? Laten we er weer maar buiten laten de bovennatuurlijke werking die niet katholieken hierin niet erkennen zuilen; maar enkel 't feit dat menschen van zoo groot verschil in nationaliteit, van allen stand en rang daar zóó vereenigd zijn, moet noodzakelijk zijn invloed doen gevoelen, zoowel op de internationale als op de maatschappelijke vredes beweging en ze beide een schrede vooruit helpen. En hierop kan niet genoeg de aan dacht worden gevestigd. Wanneer we dit overdenken dan zal ons duidelijk worden hoe duizenden en duizenden niet katholieken, dit Congres met sympathie hebben kunnen begroeten. I Ook ons Bossche Diocees zij 't dan op mindere wijze gaat z'n Eucharistisch Congres houden. Ook dit is niet zonder beteekenis voor de vredesbeweging, ik doel hier speciaal op den socialen vrede, die j helaas ook in ons Brabant wel eens ver te zoeken is. Wanneer n 1. op dit Congres te Boxtel werkgevers en werknemers zich één voelen en als gelijken voor God, dan kan dat niet anders of dit moet vruchten afwerpen voor de toekomst. Chicago en Boxtel, elk op hun wijze zullen werken aan 't herstel van Chris tus Koningschap in de zielen. Elke sociale kwestie is in haar diepste wezen een zielekwestie, ook de vredeskwestie is dat. Derhalve, ligt in genoemd her stel, ook het herstel van Zijn Goddelijk Koningschap in het internationale en maatschappelijke leven en hiervan al leen is de redding der wereld te ver wachten. Tenslotte en dit geldt dan meer speciaal voor de Katholieken zelf, welk een ontzagwekkende stroom van boven natuurlijke hulp zal er van deze con gressen uitgaan. Op dit verband tusschen deze dagen en de vredesbeweging de aandacht te vestigen was 't doel van dit artikel, dat ik sluiten wil met een aanhaling der woorden door den niet Katholieken Nederlandschen Consul te Chicago 21 Juni 11. op de Ned. Belg. sectie ge sproken Deze hooge vergadering, gebaseerd op de grondslagen van een christelijk leven, zal tengevolge hebben een beter onderling begrijpen, het grootste probleem, dat de volkeren der wereld bezighoudt. Mariapolder. A. v. D. PLUIJM. Binnenland. 't Is al weer een poosje geleden 'twas op een der mooie voorjaars dagen, die we dit jaar omstreeks Paschen hadden, dat we onder Wasse naar, even voorbij Den Haag wandel den. We werden van achter ons af gepasseerd door een stevigen, bonkigen zeeman, 'n veertiger, gekleed in flink, proper manchester pakop z'n frisschen kop droeg ie "n nieuwe schipperspet, üuitsch model, kortom 'n degelijke verschijning van een stoeren Holland- schen werker Eerst scheen le ons te willen passeeren, maar toen draaide hij ineen3 om en vroeg op beleefde wijze, of we ook konden zeggen, hoe laat het was. We stelden hem van het gevraagde op de hoogte. Hij dankte beleefd en scheen te willen doorloopen, hoewel we eenige aarze ling bemerkten. „Hoe laat zou ik in Haarlem kunnen zijn?" vroeg hij plotseling. Dat ligt er aan, zeiden we, of u per tram, trein of Neen, loopen Loopen En toen kwam er een heel verhaal. Hij was werkeloos, maar dacht in Haarlem een kansje te hebben. Van- j morgen was hij van Rotterdam ver trokken, maar of hij voor het beoogde doel nog op tijd in Haarlem zou aan komen, jaOch, we zijn op de wereld om elkaar te helpen, niet waar en we zorgden dan ook dat onze keurige, frissche, stoere zeebonk op tijd in Haarlem zou zijn. 't Noodlot is soms grillig. Een paar weken later zagen we in het Haagsche bosch, hoe 'n heer aangesproken werd door 'n zeeman, waarachtig, ónzen zeeman. De heer antwoordde en wilde toen doorloopen. Maar onze zeeman bleek nóg iets te vragen te hebben. De heer aarzelde, wilde doorloopen, luisterde onwillig, maar greep tenslotte In zijn porlemonnaie En nu kunt u ons gelooven of niet, maar we verzekeren, dat 't noodlot deze keer zoo grillig was, dat het ten derde male den zeeman op onzen weg voerde't was onder Rijswijk. Hij nam z'n pet af en vroeg ons aller beleefdst: „Mijnheer, kunt u me mis schien ook zeggen Maar we hebben hem niet laten uitpraten en wat we hem op ónbe- leefde wijze geantwoord hebben, zullen we hier maar niet weergeven. Echte „ouderwetsche" bedelaars, met ongeschoren gezichten, 'n afgetrapte, gelapte, gerafelde broek, met d'r teenen door d'r schoenen, die ziet men tegenwoordig haast niet meer. Dat volkje heeft zich mede aangepast „aan de eischen des tijds". 'n Modern bedelaar is 'n heer, met 'n boord aan en 'n actetasch onder z'n arm. waarin stukjes zeep. De meid doet de deur wijd open voor meneer en als v ie in den gang staat, doet hij zijn verhaal Op de een of andere Bankvereeniging is ie ontslagen ze zijn gewoonlijk op een „bank" werkzaam geweest en met zijn gezin verkeert hij nou in den grootsten nood. Als mijnheer of mevrouw nou 'n stukje zeep... We zitten zoo'n beetje overal en van de week waren we in Rotterdam. In 'n straat staat zoo'n mijnheer te „zingen" en hij wordt begeleid door z'n vrouw Jonge menschen, keurig in de kleeren. Hij heeft 'n frische boord om, z'n hoed houdt Ie in de hand en hij vangt er de geldstukken in op, die het paar vanuit de vensters der boven huizen worden toegeworpen. „Zij" heeft 'n bobby kopje, 'n leuk helm hoedje op, regenmantel aan, onder het korte rokje uit steken 'n paar mooie, stevige beenen met zacht glanzende kousen eu lieve schoentjes met hooge hakjes. „Toch zielig", dachten we, „je kunt zoo echt zien, dat die menschen 't anders gewoon zijn". Vóór ons uit loopt 'n heer. Juist als we het zingende paar bijna ge naderd zijn, passeert van den anderen kant 'n opzichtige dame. Ze kijkt de zingende juffrouw sarcastisch lachend aan en krijscht dan: „Ook 'n baan, zegl" De zingende juffrouw staakt haar lied, ze is zichtbaar onder den indruk van dat verwijt, maar spoedig herstelt ze zich en antwoordt fier„Dat doe ik, omdat ik op 'n fatsoenlijke manier an de kos wil kommel" Natuurlijk diende de andere dame behoorlijk van repliek, er ontstond 'n klein oploopje en 't gevolg was, dat de heer, die voor ons uitgeloopen was, in zijn portemonnaie tastte en met een demonstratief „U hebt groot gelijk, juffrouw", iets aan de zangeres overhandigde. En omdat we den volgenden morgen, toen we in de volksbuurtjes achter het postkantoor onzen weg zochten, den zanger èn zijn vrouw èn de opzichtige juffrouw als „frères (sueurs) et compagnons" een volkslogement zagen verlaten, daarom besloten we om in onze revue eens over dit „ver schijnsel" van den modernen tijd te schrijven. Ze weten zich zoo mooi voor te doen, maar in 99 van de 100 gevallen zijn ze geen steun waard, 'tls alleen maar jammer, dat we niet weten kunnen, wie die 1 op de 100 is Wat we beschreven, zijn de „kleine" trucjes van de kleine gauwdievende groote gauwdieven werken weer vol gens andere methoden. Dat heeft men deze week b v. weer kunnen lezen uit de berichten omtrent deverduiste- NUMMER 51. ZATERDAG 20 JUNI 192G. De Echo van het Zuiden, ftultijksfkr fB LiBSstriitsrkt Courant. Dit blad verschflnt WOENSDAGENZATERDAG. Abonnementprfls per 3 maanden 1.25. Franco per post door het geheele rflk 1.40. Brieven, Ingezonden stukken, gelden, enz. franco te zenden aan den Uitgever. Prijs der Advertentlën 20 cent per regelminimum 1.50. Reclames 40 cent per regel. By contract flink rabat. Advertentlën moeten Woensdag en Vrijdag des morgens om uiterlijk 9 uur In ons bezit zijn. DIT NUMMER BESTAAT UIT TWEE BLADEN. van „DE ECHO VAN HET ZEIDEN ROMAN VAN REINHOLD ORTMANN. 28) „Natuurlijk niet. en liet is werkelijk fa taal, (lat mijn veelvuldige verplichtingen mij zoo zelden tijd overlaten, om je naar derge lijke gelegenheden te vergezellen. Maar je bent toch ook gelukkig niet uitsluitend op mij aangewezen. Je vader en zijn vrouw zou den het stellig een groot genoegen vinden, je wat meer in hun gezelschap aan te tref fen." „Ik van mijn kant zou het echter allesbe halve genoeglijk vinden. Aan de eenzaamheid tusschen mijn vier muren geef ik toch nog altijd de voorkeur boven het gezelschap van mijn stiefmoeder." „Daar zijn we waarachtig weer op het chapiter aangeland, waarover met jou toch geen verstandig woord tq praten valt. Maar ik ben niet van plan je met verwijten lastig te vallen, want ik voel mijn geweten op een bepaald punt ook 'niet geheel zuiver. Het heeft mij vandaag in hooge mate bezwaard dat wij je vader in den laatsten tijd zoo schromelijk veronachtzaamd hebben. Ik vrees zelfs, dat hij zich in allen ernst ge kwetst zal voelen en dat moeten wij toch vermijden. Daarom heb ik voor vanmiddag een plan ontworpen, dat naar ik hoop je goedkeuring kan wegdragen. Je maakt je zoo spoedig mogelijk gereed, om het in je vaderlijk huis stellig reeds lang verwachte bezoek af te leggen en ik kom je tegen den avond afhalen, zoodra mijn werkzaamheden het mij veroorloven. Is dat niet een prach tig idee? Hij legde mes en vork neer en keek haar met een verwachtingsvollen glimlach aan, alsof hij zeker was van haar meest blijde toestemming. Ingeborg antwoordde, zonder hem aan te zien, met doffe stem„Wanneer jij het wilt, zal ik het doen. Maar ik zou je toch willen verzoeken, mij dat l>ezoek te besparen." Artois stond op en schoof zijn stoel vlak naast den hare. Terwijl lijj zijn rechterarm om haar hals legde, greep hij met. zijn lin kerhand een barer lusteloos in haar schoot rustende handen. „Wees verstandig, lieveling!" vleide hy. ..Wij kunnen het bij je familieleden toch niet heelemaal verkerven." Ingeborg had eerst een snelle, half onwil lekeurige beweging gemaakt, alsof zij zich aan zijn liefkoozing wilde 'onttrekkentoen had zij zich er echter aan onderworpen, hoe wel de onverschillige, gevoellooze wijze, waarop zij zijn teederlieid duldde, voor een fijngevoelig man stellig nog kwetsender ge weest zou zijn dan een openlijk tegenstreven. „Mijn vader weet, dat het niet uit gebrek aan liefde voor hem geschiedt, dat ik mij zoo zelden in zijn huis vertoon. En ik geloof, dat hij mijn bezoeken zelfs niet op prijs stelt." - „Dat is nu weer een van die zonderlinge gedachten van je, beste Ingeborg! Wees er van overtuigd, dat het liem een buitenge woon genoegen zou verschaffen, indien je hem maar eens een opgewekt en gelukkig gezicht wilde toonen. En jni^J dat is het waarom ik je vandaag zou willen verzoeken. Zou dat/ je nu werkelijk zoo bijzonder moei lijk vallen?" „Een gelukkig gezicht ik?" vroeg zij op een toon, die meer verwonderd dan als een beschuldiging klonk. „Zou je willen, dat ik nu ook nog begon te huichelen?" Hy verbleekte zichtbaar en in de diepte zijner oogen vertoonde zich een boosaardige flikkering; maar zijn stem klonk 1111 nog teederder en liefdevoller, toen hij haar ant woordde: „De uitdrukking, die je daar be zigt, is wel wat overdreven, lieve Ingeborg! Ik weetj niet, of je je soms bij je vader wel eens over mij beklaagd hebt „Nooit!" viel zij hem koel in de rede en terwijl liy de willooze nog dichter naar zich toetrok, giiig Artois voort: „Zoo, zoo. dat was dan heel edelmoedig van jemaar je bleek martelaarsgelaat is byna nog erger dan een uitgesproken aan klacht. Ik heb er bewijzen van ontvangen, dat je vader van mijn eigenschappen als echtgenoot (le meest ongunstige meening is toegedaan: ik ben-er zelfs van overtuigd, dat hy my in vollen ernst voor een wreeden tyran en een tweeden blauwbaard houdt. Zou liet nu langzamerhand geen tijd worden, dat hij deze meening laat varen? Ik verlang immers heelemaal niet, dat je je in over dreven lofuitingen «ver onze huiselijke geluk zaligheid zult uitputten; maar als je het nu tenminste over je zoudt kunnen verkregen, hem vandaag bij wijze van uitzondering eens met een vroolyk gezicht en met lachenden mond te begroeten, als je tenminste eens een vriendelijk woord over mij zoudt wil len zeggen, zoodra het gesprek op myn on beduidende persoonlijkheid mocht komenIk hen er zeker van. dat je door dit kleine offer zijn afkeer jegens my stellig zoudt kunnen verminderen." „Ik zal het probeeren," zeide zij toonloos, „maar ik/ moet eerlijk bekennen, dat ik ver bazend slecht comedie kan spelen." „Reeds menige- sléchte toneelspeler heeft door goeden wil het ontbrekende talent we ten aan te vullen," schertste hy, „en wan neer je maar den eerlijken wil daartoe hebt, is reeds veel gewonnen. Kijk eens, lieveling, er zouden zoo heel veel dingen zyn,' waar over je vertrouwelijk met je vader zoudt kunnen praten, nadat je hem in een opge wekte stemming hebt gebracht. Je zoudt liem b.v. duidelijk kunnen maken, dat het je hartelijk begint tegen te staan, met je huishoudgeld rond te komen, en dat wij veel maatschappelijke ve)ri>lic4itLngen niet kun nen nakomen tot groot nadeel van mijn per soonlijk aanzien, omdat ons de noodige mid delen ontbreken. Ook dat je toiletten vol strekt aanvulling noodig hebben en meer van dergelijke kleine verzuchtingen." Voor de eerste maal sedert het begin van hun onderhoud keek Ingeborg haar echt genoot recht in het gezicht en Artois moest voor haar blik onwillekeurig de oogen neer slaan. „Van alles wat je daar gezegd hebt, zal geen woord over my'n lippen komen." ver klaarde zy. met rustige beslistheid. „Wil je tenslotte ook nog niet van me eischen, dat ik mijn vader ronduit om geld verzoek?" Artois lachte; maar het was merkbaar dat zijn zelfbeheersching ten einde liep. „Opdat hy je misschien in een edelmoedige bui een biljet van honderd mark in de band stopt? De hemel beware me! Geen oogenblik heb ik er ook maar aan gedacht zoo iets onge hoords van je te verlangen. Je moet alleen maar een beetje stemming maken, verder niets! Laat de rest maar gerust aan mij over." /Met een plotselingen ruk maakte Inge borg zich uit zyn omarming los en stond op. „Genoeg! Thans doorzie ik je bedoelingen, maar ik zeg je l>y dezen onherroepelijk, dat ik beslist niet gaan zal. De taak, die mij tot werktuig van zulk een onedel plan zou ma ken, behoort toch zeker niet tot myn echte lijke verplichtingen." Thans fonkelden zyn oogen door plotseling opvlammenden toorn en liy zag haar aan op een wijze, alsof hij haar met zyn blikken wil de dooden. „Neem je in acht!" siste hij. „Ik heb je luimen tot nu toe met byna bovenniensche- lyk geduld verdragen; maar ik zal me door jou niet als een slaaf laten behandelen, die van jouw genade afhankelijk is. Ik ben je gebieder, onthoud dat! Je meester! En wee over je, wanneer het my op zekeren dag l>e- lieft, je door de macht, die de wet mij ge geven heeft, tot onderworpen gehoorzaam heid te dwingen!" Ingeborg was rustig tegenover hem blij ven staan eu niets dan koele verachting lag er op haar gelaat zoowel als in haar woorden. „Je zult nu weten, dat je bedreigingen my geen schrik aanjagen en dat die dreigemen ten mij duizendmaal minder tegenstaan dan je laffe liefkoozingen. Alles wat je thans nog voor slechts en ellendigs kunt doen, zal slechts heel gering zyn in verhouding tot de misdaad van die afschuwelijke leugen, waar door je eens myn jawoord' op bedriegelyke wijze hebt weten te verkrijgen." Met hevig hijgende borst en met gebalde vuisten stond Artois voor haar. Het had er allen schijn van. alsof hij zich het volgend oogenblik op haar zou storten. Maar onder den ban van haar onbevreesdeu blik en haar koninklijk opgerichte gestalte, kreeg hy nog te rechter tyd de heerschappij over zyn ko kend bloed terug. j Hij wierp het hoofd in den nek en met luid, hoonend gelach verliet hy. zonder baai- te antwoorden, het vertrek. HOOFDSTUK XIII. „De professor is niet thuis; maar mis schien kun je hem door myn bemiddeling meedeelen, wat je hem te zeggen hebt." Met deze woorden, waarin de verborgen spot slechts voor liet fijne oor van den doctor waarneembaar was, trad Editb op den avond van denzelfden dag Artois tegemoet, dien men als een nauw verwant familielid van den professor zonder meer de salon had bin nengelaten. De jonge vrouw was er klaar- blijkeiyk niet meer op voorbereid geweest, thans nog bezoek te ontvangen, want zy had haar japon reeds met een zeer elegante, lichte kimono verwisseld, waarvan de lange sleep zachtjes over het tapyt ruisch- te. tenvyi de wyde, in een punt eindigende mouwen by iedere bewoging haar prachtige, blanke armen zichtbaar lieten worden. Terwijl zy zelf op een van de kleine divans plaats nam, wees zy met een onverschillige handbeweging op een in haar nabyheid staande fauteuil. Artois aarzelde echter nog met een zichtbare besluiteloosheid aan haar uitnoodiging gevolg te geven. „Het lag In myn voornemen je man te spreken," antwoordde liy. „Wat ik hem te zeggen heb. kan ik slechts persoonlyk en on der vier oogen met hem behandelen." „Ah, dan wil ik natuurlyk niet verder l>y je aandringen. Maar is je tyd zoo kostbaar, dat je niet eens een paar vluchtige oogen- hlikken over hebt, om my bezig te houden?" „Het ontbreekt my daartoe inderdaad aan tyd en lust. lieve EdithEn je verliest er niets by, want, je zoudt vandaag een weinig amusant gezelschap in my hebben." „O, wat dat betreft, ik heb er mij lang zamerhand aan gewend niet te veeleisebend te zyn. Ik ben toch byna een jaar getrouwd, myn vriend!" „Je scliynt werkelyk geneigd te zyn tot schertsen. Het is jammer, dat ik momenteel niet in (1e gemoedsstemming verkeer daar van te profiteeren." „Ben je werkelijk zoo slecht geluimd, myn arme Siegmund? Weet je wel dat ik onder zulke omstandigheden, de toevallige afwezig heid van den professor byna als een byzon- deij geluk zou willen beschouwen?" (Wordt vervolgd).

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1926 | | pagina 1