Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen I i R1IKSSCH00L voor Leerlooiers en Schoenmakers WINTERAVONDCURSUSSEN 4 October 1926. NIEMEIJER'S NIEMEIJER'S HEEREN-KLEERMAKERSZAAK heeft geopend. J. VERAA, Groensteeg 17, Waalwijk. FEUILLETON HET SLOT DYMECK te Waalwijk. Begin der voor Looierij en Schoenmakerij 40e JAARGANG. UITGAVE WAALWIJKSCHE STOOMDRUKKERIJ ANTOON TIELEN. Telefoon No. 38. Telegr.-AdresECHO. EERSTE BLAD. De 12e Diocesane Kattio* llekendag in het Bisdom van 's Hertogenbosch te houden te Waalwijk op 26 Sept. 1926. Sectie Middenstand. 111. Drie soorten Middenstanders. Tot de eerste soort bshooren, zooals wij gezien hebben al degenen, die meenen hel zelf wel af te kunnen en van geen aansluiting met anderen willen weten. De tweede soort zoekt wel samen werking tusschen standgenooten te ver krijgen, maar alleen om meer macht te krijgen. Hiermee is.men evenwel nog niet, waar men wezen moet. Er moet nog voor gezorgd worden, dat men van de macht, die men door organisatie heeft verkregen een goed gebruikmaakt. Er moet derhalve een regel zijn volgens welke men te werk gaat. Die regel is voor eiken katholiek de leer der Katho lieke Kerk, de katholieke beginselen. Wanneer men deze toepast zal de toe stand in de maatschappij goed kunnen worden, maar ook dan alleen. De middenstanders, die dit speciaal voor hun stand beseffen, vormen het derde soort middenstanders en maken de kern uit van heel de middenstandsbeweging. Deze zijn er van overtuigd, dat men eerst moet kunnen aantoonen, dat het recht is, wat men voor zich opeischt, vooraleer er toe over te gaan om het werkelijk te vragen of door de macht, die men bezit door middel van zijn organisatie, af te dwingen. We hebben reeds gezegd dat we voelen dat er meer noodig is dan macht alleen en dat de beginselen de diepere grond uitmaken waarop het bedrijfs leven en heel het maatschappelijk leven moet worden opgebouwd als op een fundament. Nu is het de vraag: Waarom is dit noodig, waarom kan er anders geen blijvende goede toestand komen Aan iedere mensch is het van nature eigen naar zich toe te halen zooveel hij kan en als hij de macht er toe heeft zou hij er zelfs toe kunnen komen meer te nemen, dan hem toekomt, in dien hij tenminste niet op zichzelven let. Werkt men met anderen samen, is men georganiseerd, dan komt hetzelfde tot uiting In beide gevallen moet derhalve het recht, moeten de beginselen den weg wijzen en aangeven, hoe men te werk moet gaan. Wij moeten eerst weten, hoe ver onze rechten gaan, en dan alleen op- eischen, wat recht is. En wat zal het gevolg hiervan zijn Op de eerste plaatsr dat het recht geëerbiedigd wordt, en volgens de ka tholieke leer wordt gehandeld. Vervolgens, zal dit respect afdwin gen bij de menschen met wie wij te handelen hebben en zal hen gcr.egen maken onze rechtmatige eischen in te willigen. Zoo ontstaat een toestand van rust, omdat de tegenpartij er zich bij neer legt in de overtuiging, dat het zoo toch billijk is. Deze toestand van rust en orde is zoo noodig voor de samen leving en voorde ontwikkeling op elk gebied. De macht krijgt hier haar juiste taak, n.l. op te vorderen, te dwingen des noods, dat men het recht erkenne en eerbiedigeneemt men daarentegen het recht niet als grondslag, eischt men niet alleen hetgeen waarop men recht heeft, maar nog meer en tracht men door overmacht dit te verkrijgen, dan geldt de macht van den sterkste en wordt de zwakkere verdrukt. De gevolgen hiervan zijn onrecht, ontbinding van den zwakkere, klas senstrijd, onrust en vranorde. Immers, moet men zich tegen wil en dank wegens de overmacht der tegenpartij bij die onrechtmatige eischen neerleggen, dan krijgt men een gespannen rust, de stilte, die aan het onweer vooraf gaat Men blijft op den uitkijk staan en werkt om, zoodra men over de noodige macht beschikt, het zijne weer terug te halen, jameer nog dan dat. De overmacht zal nu de andere partij op haar beurt er toe brengen, om onrecht te plegen en van zijn macht misbruik temaken. Het eind van het liedje is klassenstrijd, onrust, wanorde en alles, wat het maatschap pelijk leven maar kan benadeelen. Het recht is derhalve één van de Ondergeteekende, gediplomeerd coupeur in de wereldver maarde coupe „The Climax" systeem van Minister Co., bericht het geachte publiek van Waalwijk en Omstreken, dat hij een Voorhanden een prachtige stalencollectie van goed- koope en zeer fraaie stoffen. Door nette bediening en concurreerende prijzen hoopt hij de gunst van het publiek waardig te worden. Ten allen tijde en overal aan huis te ontbieden. 37036 Met de meeste aanbeveling, Zie verder de „MEDEDEEL1NG" in dit blad. 37046 De DirecteurVAN DER WAERDEN. steunpunten waarop het gebouw, de maatschappij moet rusten. Behalve de wet van recht, moet ook gelden de wet van liefde. Als we in het bedrijfsleven in aanraking komen met onze medemenschen, houdt toch zeker de wet van christelijke naasten liefde niet op! Deze geldt altijd, in alle levensomstandigheden, ook in het zakenleven. Bovendien, wanneer men altijd, in alle omstandigheden zijn recht tot 't alleruiterste toe opvordert, zal men zoo gemakkelijk de grens overschrij den en tot onrecht overgaan. Daartoe^ is de liefde van zoo'n bijzondere beteekenis, die juist dat uiterste niet opeischt, wanneer bijzondere omstan digheden daartoe aanleiding geven en de verhouding en het werken der menschen onderling wordt er veel soepeler, aangenamer en beter door. Als er in het geheel geen liefde is, zal de rechtvaardigheid ook groot gevaar loopen. Uit het bovenstaande blijkt derhalve, wat eigenlijk, als het er op aankomt, de goede toestand in het maatschap pelijk leven moet brengen, nl. het juiste begrip van recht en liefde. Wil men nu iets verbeteren, dan moet bij de kern vooral begonnen worden. Deze moet eerst gezond worden ge maakt en dan pas zal men goede vruchten kunnen oogsten. De christelijke beginselen van recht en liefde moeten derhalve worden uiteengezet en verbreid. Dit is noodig tot welzijn van heel de maatschappij, en van elk der standen in het bijzonder. Die midden standers, welke beseffen hoe nood zakelijk dit is voor hun stand, hebben het diepere inzicht inzake midden- standsaclie, wat zoo noodig is om werkelijke verbeteringen in den toe stand aan te brengen. Om nu dit diepere inzicht te krij gen, is het van zoo groot belang, de beginselen te hooren uiteenzetten NUMMER 72. ZATERDAG 11 SEPTEMBER 1926. De Echo van het Zuiden, Waalwijkselie en Laisslraalsrkr Courant ffi Dit blad verschijnt WOENSDAGENZATERDAG. Aboanementprfls per 3 maanden ƒ1.25. Franco per post door bet geheele rflk 1.40. Brieven, Ingezonden stukken, gelden, enz. franco te zenden aan den Uitgever. Prijs der Advertontlën 20 cent per regelminimum 1.50. Reclamos 40 cent per regeL Bfl contract flink rabat Advertentlën moeten Woensdag en Vrijdag des morgens om uiterlijk 9 uur ln ons bezit zijn. v DIT NUMMER BESTAAT UIT DRIE BLADEN. van „DE ECHO VAN EET ZÜIDEN". door ILZE DORE TANNER. 5) Gravin Dymeck had een snellen, vorschen- den blik op den graaf geworpen daarna legde zy onverschillig haar lorgnet terzijde. Henny trad op haar tante toe en kuste haar hand„Wees niet boos op mij, tante Klarissa, dat ik door slaaj) overmand werd." „Maar natuurlek niet, kind Ik dacht er niet aan, dat je er niet aan gewoon was om zoo lang op te blijven bel maar, dan kan Schroth je naar je kamer brengeiu." De heeren stonden op en maakten een bui ging voor Henny, die, blij, dat tante door haar gebrek aan tact in gezelschap niet in toorn was ontstoken, de electrische bel liet klinken en met Schroth, die een kaars droeg, de trap naar haar kamer opsteeg. Toen zy echter op haar kamer was gekomen, voelde zy zich toch te veel wakker, om zich dadelyk te ruste te begevenzy draaide het electri sche licht uit en' ging iu het donker by het raam zitten. Toen zag zy, zich byna spookachtig ver heffend, den toren, dien zy heden met de gravin bezichtigd had. De beide ronde ven sters der vertrekken schitterden in 't maan licht en een zonderlinge vrees voelde Henny in haar hart opkomen. Dus zoo dicht by den toren was haar ka mer; zy dacht een oogenblik 11a en haalde zich den weg nog eens voor den geest, dien zy met haar tante had gevolgd, maar zy wist zich niet te herinneren een deur gezien te hebben. Waarheen leidde echter de oude deur, die de afsluitiug vormde van de lange gang, waaraan ook Henny's kamer lag? Die moest volgens haar oordeel toch op de een of an dere wyze met den ouden, burcht in verbin ding staan. Zy had, op de lange donkere gang wyzend, aan Schroth gevraagd„Wie woont daar, zyn daar nog vertrekken?" Maar juffrouw Schroth had geantwoord „Alleen voorraadkamers en linnenkamers, myn slaapvertrek bevindt zich recht tegen over dat van de freule als u bang bent, behoeft u slechts aan myn, deur te kloppen. Maar Henny had gezegd: „Ik ben in 'tge heel niet hang", en voor geen geld van de wereld zou zy juffrouw Schroth of haar tante hebl>en willen bekennen, dat; het haar op het slot Dymeck soms zoo vreemd te moe de was. Beneden hoorde zy Koenraads stem, die orden gaf om het rytuig voor te brengen, zag het voertuig voorkomen en wegryden van liet binnenplein toen kleedde zy zich uit en lag spoedig in een vasten, drooinloozen slaap. Henny Koning aan haar broeder Bruno. Slot Dymeck. Beste Bruno! Ik heb een, voorval beleefd, dat ik je ver tellen moet. Eigenlyk zyn het zelfs twee voorvallen of liever avonturen en van beide zouden onze ouders misschien geen begrip hebben en ik zou me bovendien nog belache- lyk maken ook en ik heb er hier al onaange naamheden genoeg door beleefd. Dat is een veelbelovend begin, nietwaar? Ik heb jou, mijn besten oudsten broer, immers plechtig beloofd, om je alles te scliryven, wat my ver ontrust en bezorgd maakt en dat ik daarom juist niet aan onze ouders wil vertellen, om dat, zy immers zelf al zorgen, genoeg hebben. Het is juist zoo'n typische trek van vader, dat liy nooit verlangt, dat wy hem of moe der onze brieven laten zien, alsof die niet alleen ons eigendom waren, waarover wy de vrije beschikking hebben, maar evengoed aan den, afzender behoorden. Dus luister goedIk had al lang in het achterste gedeelte van ons park een kleine, niet gesloten poort ontdekt, die toegang gaf tot een smal paadje door een weiland, langs een kleine beek, aan weerskanten met wil gen begroeid en uitkwam in een klein den nenbosch. Gisteren dan, ik had nog drie uur tyd voor het diner, voelde ik groote lust, om eens een kleinen ontdekkingstocht op eigen gelegenheid te ondernemen; ik maakte nitAW fipetf.nboaiTótak ons het poortje open en sloop naar buiten. Ik vond het lieeriyk, zoo door de weilanden te zwerven en ik plukte een groot bouquet veldbloemen, die ik voor tante Klarissa wil de meenemen. Het was nauweiyks- tien mi nuten loopen tot aan het deunenboschje en daarin rook het zoo fyn naar dennennaal den en ik vond er zooveel aardbeziën, dat ik steeds verder in het boschje doordrong en tenslotte languit in het mos ging liggen drooinen. Toen ik op myn horloge keek, be merkte ik dat ik nog een uur tyd had, al vorens we aan tafel gingen en ik sprong daarom haastig overeind, om my op weg naar huis te begeven. Ik meende beslist de goede richting door het boschje te hebben in geslagen en ik was hevig verschrikt, toen Ik ontdekte, dat ik op een heel andere plok weer op het open veld kwam, want nergens was het slot Dymeck te bespeuren. Zoo vlug als ik kou liep ik weer terug, vond ik de plaats terug, waar ik zoo rustig had gelegen en zocht nu in tegenovergestelde richting naar den uitgang van het deunenboschje, maar tot myn groote schrik was ik weer verkeerd geloopen. Niet ver voor my uit zag ik een breeden, stoffigen straatweg en tamely k vlak by lag een hofstede met een rieten dak. Ik wa9 doodmoe, warm en vree- selyk dorstig en aangezien ik nu toch in ieder geval te laat aan tafel zou verschynen en bovendien niet het flauwste vermoeden had, hoe ik den juisten weg terug zou kun nen vinden, besloot ik maar den korten af stand, die my nog van de boerdery scheidde, af te leggen en om een, slok water te vragen en 0111 iemand te ontdekken, die my weer op den goeden weg kon helpen. Toen ik de binnenplaats opliep, die er heel netjes en ordeiyk uitzag, ontdekte ik een man, die voor een open staldeur stond en dien ik voor een knecht hield. Naarmate ik dichterby kwami merkte ik echter, dat hty toch wel wat meer, misschien de eigenaar zelf moest zy'11, voor een knecht zag hy er te goed gekleed en niet ruw genoeg uit, hoe wel liy een hooivork in de hand hield. Een echte reus met zulk blond haar, dat het heel sterk afstak tegen zyn bruingebrand gezicht, een verstandig, vriendelyk gezicht en hel derwitte hemdsmouwen. Hy keek grenzen- loos verbaasd, toen Ik op hem toetrad en een soort buiging voor hem maakte. Ik zei „zoudt u zoo vriendelyk willen zy» om i»y een glas water te geven en niy dan den weg naar het slot Dymeck te wyzen. Ik ben hier vreemd en beu verdwaald." Hy zag my verbaasd aan. was een oogen blik sprakeloos, werd toen plotseling purper rood. maakte nog een buiging en zeide „Och juffrouw, komt u even binnen, myn moeder is thuis, ik zal dadelyk voor een ver- frissching zorgen en u dan op den goeden weg helpen. Maar mag ik my eerst even aan u voorstellenV011 Wackerath." Ik moet wel een heel verbluft gezicht ge zet hebben, want hy lachte en voegde er aan toe„U verwondert zich over den adel- lyken naam ja, ondanks dat zyn wy echte hoeren. Ik kon niets verder zeggen, want wy waren het huis binnengegaan en myn inte ressante boer had voor my de deur geopend, die toegang gaf tot een zeer eenvoudig ver trek nog eenvoudiger dan onze eetkamer. Er zat een vrouw by het raam te naaien een dame kon ik haar met den besten wil niet noemen en keek) mij zoo verwonderd aan, alsof ik een lieele verschyniug was. zy had grys, heel glad haar en erg, vriendelyk, blauwe oogen, heelemaal zoo'n aardig ge zicht, waar je dadelyk vertrouwen in kunt stellen. Dat viel my des tq meer op, omdat je op het slot Dymeck zulke gezichten niet ziet. „Moeder, de juffrouw is verdwaald, wilt u zoo goed zyn haar wat te drinken te ge ven," zeide myn boer. Zy stond haastig op: „Maar natuuriyk, arm meisje, direct ben ik weer terug, ga ondertusschen maar op je gemak op die sofa in den hoek zitten. Je ziet er heelemaal uitgeput uit," en met die woorden ging zy de kamer uit en ik deed werkeiyk, zooals zy gezegd had, want ik was doodmoe. „Ik zal ons kleine wagentje inspannen, het zou toch te ver loopen voor u zyn en met paard en wagen zyn we over tien minuten op den weg naar Dymeck." En daarmee ging ook zoon Wackerath de kamer uit en hy zal buiten wel aan zyn moeder verteld hebben, waar ik vandaan kwam, want zy vroeg my er met geen enkel woord meer naar, toen zij direct daarop met een blad, waarop een glas water en bessen sap stond, bet vertrek weer binnentrad. Maar ik vertelde haar toen, maar uit mezelf van my en van onze oudera en van jou en zy luisterde zoo opmerkzaam en vriendelijk en vroeg zoo belangstellend naar myn thuis, dat het my warm om het hart werd en ik byna vergat, dat tante Klarissa danig uit haar humeur zou zy» over myn lang weg- biyven. Over zichzelf sprak mevrouw von Wackerath heelemaal niet, slechts een keer zei ze: „Myn man en myn beide jongste zo nen zyn op het land, deze, dien u pas hebt leeren kennen, is Ekhard, de oudste". Die kwain juist binnen en meldde, dat het ry tuig klaar stond. Iiy had een lichte jas en dito vest aangetrokken en hy zag er nu een beetje meer als een heer uit, maar van voornaamheid geen spoor. Ik nam afscheid van de vrouw des huizes en dankte haar liarteiyk en zy streek my liefdelyk echt moederiyk over het haar, wat my tameiyk goed beviel. Bulten stond een eenvoudig rytuigje met een paard ervoor, klaar en tot myn groote verbazing was er geen koetsier aanwezig, maar myn boer sprong zelf op den bok en voort ging het. Het speet my erg dat ik my op deze manier niet met hem kon onderhou den, dat wil zeggen, hy had zich wel eens een keertje kunnen omdraaien, maar dat doedi liy niet en ik had een prachtige gelegen heid om zyn broeden rug te bewonderen. Hy bracht my om het boschje heen tot aan het kleine weidepnd, wanrlangs Ik was gekomen en dat binnen vyf minuten naar Dymeck leidt. „Hier is helaas geen ryweg," merkte hy op. „Maar u bent nu; toch ook gauw thuis." Ook hem dnnkte ik natuuriyk zeeiï en reikte hein myn hand en toen viel het my op. dat hy reusachtig groote, bruine handen had, net als iemand die veel handenarbeid ver richt. Hy sprong toen weer op het ry tuigje en hy was in een oogenblik uit het gezicht verdwenenlk ging met oen tameiyk be drukt gemoed in de richting van liet slot. (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1926 | | pagina 1