Toegewijd aan Handel, Industrie en Cemeentebelangen. I Co. De Vrouw no den laofe G. VAN HAARLEM Jr. Acconntanlslfantoor H. VERHOEF. I NGDRDBRABAMD FEUILLETOM Accountant - Belasting-Adviseur Hotel P. Verniel - Waalwijk. DOOR, EB\4\RJNG NUMMER 7. ZATERDAG 22 JANUARI 1927. 50e JAARGANG. UITGAVE: WAALWIJKSCHE STOOMDRUKKERIJ ANTOON TIELEN. Telefoon No. 38.Teleur.-AdresECHO. DIT NUMMER BESTAAT UIT DRIE BLADEN. EERSTE BLAD. Die woorden zijn van den sodalis- tischen volksvertegenwoordiger Dr. van der Waerden en ze betreffen een door den Haarlemschen Raad van Arbeid verspreide reclame-kalender voor de V.O.V. (Vrijw. Ouderdomsverzeke- ring), een Rijksinstituut. Plaatjes en tekst wekten zooveel weerzin bij ge noemden heer, dat hij den minister verzocht om de verspreiding van de kalenders te beletten, waarbij hij de bovenstaande woorden ter kwalificatie van het product bezigde. Wie de afbeeldingen gezien heeft en over gezonden smaak beschikt, kan de meening van den heer van der Waerden volkomen deelen. Tekst èn teekening, welke laatste bovendien van een smakelooze opvatting der moeilijke caricatureele kunst getuigt, houden een speculatie in op de grof materieele instincten des menschen, gericht op de genoegens van 'n borrel en 'n sigaar, en nog andere, alsof slechts die in staat zouden zijn een „genoeglijken ouden dag" te verzekeren. Misleidend is de reclame bovendien, omdat het te verkrijgen ouderdomspensioen ons allerminst die z.g. genoegens verzekert en slechts in staat'is om de ergste nooddruft te bezweren. Nauwelijks waren de vragen gesteld, of van sommige zijden werd er al weer geprotesteerd tegen de .zedenmeesterij" over ons volk, waaraan, zooals mede de vragen van den heer Schaper om trent een voor reclame gebezigde voorstelling van een stierengevecht zouden aanduiden, nu ook de sociaal democraten gingen meedoen. Slechts ^jde ontdekking van h$t feit, dat de Haarlemsche Raad van Arbeid gebruik gemaakt had van smakelooze Duitsche platen, die ook tot reclame van allerlei andere zaken gebezigd worden, was aanleiding, dat de protesten verstom- j den en men zich begon te geneeren om zoo'n zaak te verdedigen. Maar we vragen ons toch af, welke reden sommige menschen kunnen heb ben om bezwaar te maken tegen een of andere opvatting over de zedelijke j of moreele waarde van wat in het I openbaar tentoongesteld, opgevoerd j of gedemonstreerd wordt. Als men in de groote bladen de critieken leest over schilderij-tentoon stellingen, muziek- of tooneeluitvoe- ringen, dan is de critiek vaak zoo onbarmhartig mogelijk. Men vernietigt eenvoudig de toekomst van een schil der, omdat b.v. zijn visie te ouder- wetsch zou zijn en om een muziek- of tooneelstuk te doen vallen zijn honderd en meer methoden gebruike lijk. Er ontbreekt samenhang van de deelen of samenvoeling van de spelers; er is critiek op de dictie, mimiek, op coulissen, verlichting en vele zaken meer. Een tooneelschrijver of -speler wordt vaak gehoond om zijn kunst opvattingen, -als een .prul" wordt hij voorgesteld, Zulke critiek, een enkelen keer deskundig en zakelijk, maar dik wijls ook ondoordacht, harteloos en door naijver ingegeven, zulke critiek is absoluut vrij in haar uitingen. Op één punt echter is geen critiek toe laatbaar en dat is omtrent de moreele waarde van het kunstproduct. Waarom toch De vraag, of de strekking van b.v. een tooneelstuk al of niet verderfelijk is, moet van zoo veel minder belang geacht worden dan de kwestie omtrent de kleur der toi letten, de wijze van tooneelbelichting of de opstelling der coulissen Integendeel de moreele kant hee hooge waarde, zeker voor ons. Niet alleen de officieele critici heb ben vaak een weinig malsch oordeel, maar ook het publiek heeft aanmer king op of lof vóór alles en nóg wat Beider critiek echter bepaalt zich ge woonlijk tot bijzaken en voor de groote lijn heeft men geen oog of men durft ze niet te bezien. In alle tijden heeft een streven be staan om aan de kunstvol men een speciaal karakter te geven, dat den tijdsgeest de nieuwere geldende op vattingen vastlegt, maar of het tegen woordige geslacht niet intelligent genoeg is om iets te bedenken, dat behalve nieuw ook goed en verstandig is, dan wel, dat vroegere tijdgenooten alle mogelijkheden reeds hebben uit gebuit, vast staat, dat de nieuwste kunstvormen meer aan waanzin dan aan kunst doen denken. Vele dichters maken verzen, die onleesbaar zijn. Wie een modern gedicht wil schep pen, neme de kartonnetjes uit het leesplankje van zijn kleinen jongen hutselt die kartonnetjes door elkaar, voegt ze dan in onregelmatige volgorde naast en onder elkander en hij heeft geschapen, wat men tegen woordig onder de hoogste uitingen der poëzie verstaat. Van een kachelpijp, een oude pet een bezemstok en eer, gebroken stoel is IEOEREN VRIJDAG van 10 uur voorm. tot en met 4l/2 uur 's nam. te consulteeren in diluZ f b0,ldt' moet :li,n alb?s maaki men een monument, dat door kunstkenners met ernst aanschouwd wordt. Schilders trekken een cirkel op een wit vlak, plaatsen er een paar zwarte strepen in, gooien er nog een paar ronde klodders op en sturen dan hun Impressionistisch kunstgewrocht naar een heusche tentoonstelling. En 't ellendige van alles is, dat het publiek, niet verder durvende gaan dan de officieele critici, heel koest in zijn bemerkingen is. Men vindt de bedoelingen „niet erg duidelijk". acht 't modern gedicht niet over al even begrijpelijk" zou aan een im pressionistisch schilderstuk hier een lijntje bij en daAr een klodder weg willen hebben, maar men durft het niet aan om eenvoudig te zeggen, wat men meent om de zaken te stel len zooals ze zijn, n l. dat al die ex cessen idioten werk vormen, zonder waarde en beteekenis. Maar omdat zulk geklungel in onze musea, zij het in een apart zaaltje te zien is en de kranten critici het met voor fijne pijptabak ZACHT, GEURiG GOEDBRANDEND Aan deze eischen voldoet Telefoon No 156, WAALWIJK. BELAST ZICH MET: HET OPMAKEN VAN BALANSEN; HET INRICHTEN EN CONTROLEEREN VAN BOEKHOU DINGEN e. d. 37323 HET BEHANDELEN VAN BELASTINGZAKEN. BILLIJKE CONDITIES. Waahijlisclie en iiiijtMKiüiMue Courant, Dit blad verschijnt WOENSDAG BN ZATERDAG. AbonnementprtJs por 3 maanden 1.25. Franco per post door het geheele rflk 1.40. Brieven, Ingezonden stukken, gelden, ens. franco te zenden aan den Uitgever. grfls dor Advertentlfin 20 cent per regelminimin^ L5q_ BtJ contract flink rabat Reclames 40 cent per regel. Advertentiën moeten Woensdag en Vrijdag des morgens om uiterlijk 9 uur ln ons bezit stjn. van DE ECHO VAN HET ZUIDEN". OF t**I3Ctt4PPy VAN VERZEKERING OP HET LEVIN 25) Kent gy hem? Zeker, het was die besteller, die altijd hg dien wijnwinkel, op den hoek van de rue Pigalle staat. Ga hem dan even halen. Terwijl de portier weg was, nam de heer \erduret' zijn zakboekje en vergeleek de nummers der zooeven ontvangen bankbil jetten met een blad vol cijfers. Toen zijn onderzoek geëindigd was, zei hH op heslisten toon Deze bankbiljetten zijn niet door den «lier gezonden. Gelooft gij dat, mijnheer? u~7 J,k ben er zeker van, tenminste, als de dief niet bijzonder by de hand en slim is, zeker is het, dat geen dier bankbiljetten een \an die is, welke uit uw kas gestolen zyn. :.aar' ?-ei Prosper, welke die zekerheid -in zijn beschermer onverklaarbaar vond, maar V)1- let, zeker» *k heb hier de nummers van alle biljetten. Hoe? En ik zelf hnd ze-niet. .inf- ia J2r,i,Jf bank had m#u j,msen en at i. gelukkig ook. Wanneer meu zich met vovitnr vergetin- Het is voor een verstandig man geen eer, om, na in ongele genheid tezyn geraakt, uit te roepen: dacht ïk met aan *odacht- Aan de hank Indien Prosper in den beginne eenige vrees had gehad, dien vriend van zijn vader reheel te vertrouwen, z.y was nu geweken. Hy begreep, dat hy alleen, nauwelijks by machte zynde te denken en aan z.y» weinige ondervinding prys gegeven, nooit dat ge duld van dien zonderlingen man zou hebben Deze echter scheen Prospers tegenwoor digheid geheel vergeten te hebben en ging tot zichzelf sprekend, voort: Dus, daar dat geld niet van den dief komt, kan het van dien anderen komen, die by de brandkast heeft gestaan en die de misdaad niet kon verhinderen en gewetens bezwaren heeft. De veronderstelling dat er twee menschen by den diefstal zyn geweest, eene veronder stelling. die de schrap bevestigde, wordt nu zekerheid. Prosper luisterde met open mond naar dien monoloog, waarvan hy niets begreep en dien hy niet wilde storen. Laten wy nu zoeken, ging Verduret voort, wie die tweede persoon kan zyn ge weest, wiens geweten knaagt, maar niets wil ophelderen. Hy nam den brief weer op en las hem drie, viermaal pver, langzaam, iederen zin ontle dend, ieder woord spellend. Klaarbiykelyk, zeide hy, is die brief door een vrouw opgesteld. Een man, die een anderen man een dienst wil bewijzen, had nooit dat woord ondersteuning gebruikt, dat toch eigeniyk vernederend is. Een man had voorschot of zoo iets geschreven. Alleen een vrouw, die onkundig aan de gewoonten der mannen is, vindt de gedachte, die het woord uitdrukt, zeer natuuriyk. En die zin, „Zy komt uit een hart", kan alleen door een vrouw bedacht zyn. Prosper had ditmaal het gesprek geheel kunnen volgen en zei: Ik geloof dat gy u vergist, mynheer, er kan geen vrouw bij in 't spel zy'n. De heer Verduret deed alsof hy die op merking niet hoorde, misschien had hy 'het werkeiyk niet verstaan, of wilde by niet over het gezegde twisten. Laat ons nu trachten, vervolgde hy, te onderzoeken, waaruit die woorden geknipt zyn. Hy ging naar het raam, begon de opge plakte letters met zoo groote oplettendheid te bestudeer en, als een geleerde, die een oud manuscript onteyferen wil.- De letter is klein, zei liy, en bleek, nette, zorgvuldige druk, dun maar sterk ge glansd papier. Ze zyn dus uit geen com rant geknipt, noch uit een boekdeel, maar ik heb ze meer gezien, ik ken ze, Didot gebruikt ze evenals Mame te Tours. Iiy zweeg even en stond ernstig na te den ken. Ik ben er, riep hy, ik hen er. Hoe is het mogelijk, dat ik dat niet dadeiyk gezien heb. Al die woorden en letters zyn uit een gebedenboek geknipt. We zullen dat eens nader onderzoeken, en nu bevochtigde hy met het puntje van zyn tong heel voorzich tig eenige der woorden; toen hy zag dat de gom oploste, lichtte hy ze met 'n speld voor zichtig op. Aan den achterkant van een de zer woorden, stond het woord „Deus" ge drukt. Dus, zei hy met een glimlach, ik heb goed geraden; maar wat mag er met dat geschonden kerkboek zy'n gebeurd? Zou men 'tverbrand df ergens verborgen hebben? De heer Verduret hield op. De portier kwam met den besteller binnen. Zoo, jelui komt juist van pas, zei hy vriendelyk en den besteller het couvert too- neud, zei hy Herinnert ge u, dat gy die vanmorgen hier gebracht hebt? Zeker, mynheer, te meer, daar mfl het adres opgevallen is; zoo ziet men ze niet dikwyis, nietwaar? Ja, dat vind ik ook. En wie had u ge zegd het hier te brengen, een heer of een dame? Neen, mynheer, een besteller. Dat antwoord deed den concierge lachen, maar mynheer Verduret glimlachte zelf niet. Een besteller, kent gy dien collega? Ik had hem nooit gezien. Hoe ziet hy er uit? Nu, niet groot en niet klein; hy heeft een groenachtig fluweelen jasje aan en heeft een medaille. Duivels, man, die bèschryving is vaag en kan op veel bestellers betrekking hebben. Had die u dan misschien gezegd, wie hem die boodschap gegeven had? Neen, mynheer, hy heeft my gezegd: Hier, breng dat in de Rue Captal 39; een koetsier gaf my dat op den boulevard en hy gaf my tien stuivers, daar zal hy nog wel een ©xtratje uitgeslagen hebben. Dat antwoord scheen mynheer Verduret te mishagen. i Dat er zooveel voorzorgen waren genomen, om dien brief by Prosper bezorgd te krygeu. verontrustte hem en werkte zy» plannen tegen. Zoudt gy dien besteller van hedenmor gen herkennen, als gy hem weer zaagt? vroeg hy. O ja, mynheer. Nu, let dan eens op. Hoeveel verdient ge ongeveer dageiyks? Dat weet ik niet precies, maar ik heb een goede plaats; ik denk tusschen de 8 en 10 francs. Nu, ik zal u 10 francs per dag geven, alleen om rond te wandelen, tot ge dien be steller gevonden hebt. Iederen avond komt ge tegen 8 uur in het hotel „den Aartsengel", om my rekenschap van uw wandelingen te geven en het geld te ontvangen. Vraag daar maar naar mynheer Verduret. Als gy hem vindt, krijgt gij nog 50 francs toe. Bevalt u die afspraak? Nu, dat geloof ik, mynheer. Verlies dan geen minuut en ga op weg. Hoewel Prosper het plan van mynheer Verduret niet kende, begon hy zyn hande lingen toch eenfgszins te begrypen. Zijn le ven hing, om zoo te zeggen, van het slagen van die plannen af, maar hy vergat dat haast, uit bewondering voor de vlugheid van dien man, dien zy» vader hem tot steun ach tergelaten had, zyn tegenwoordigheid van geest, de zekerheid zijner bewegingen. Toen de besteller weg was, vroeg hy hem Dus gelooft gy nog alttyd, mynheer, dat er een vrouw in het spel is? Meer dan ooit, en wel een vrome vrouw, en wat meer zegt, een vrouw die minstens twee gebedenboeken moet hebben, want om u te schrijven heeft zy er een moeten ver nielen. En hebt gy hoop haar te vinden? Ja, Prosper, dank myn directe bronnen, waaruit ik.dadelyk verder zal putten. By die laatste woorden was hy gaan zit ten en schreef haastig een of twee regels op een reepje papier, dat hy oprolde en in zyn vestzakje liet giyden. zyt gy klaar, vroeg hy, om naar mijn heer Fauvel te gaan? Ga dan mee, wy heb ben ons twaalfuurtje wel verdiend. VIII. Toen Raoul de Lagors gezegd had, dat mynheer Fauvel geheel terneergeslagen was, had hy niet overdreven. Sinds dien bewuste» dag, waarop zyn kas sier op zy» aanwyzing in hechtenis was ge nomen, was deze door en door werkzame man in een diepe melancholie vervallen en had hy zich geheel uit zyn zaak terugge trokken. Hy. de huisvader hy uitnemendheid, ver scheen niet anders meer in den huiseiyken kring, dan op de uren der maaltijden. Hy at dan haastig een paar happen en verdween. In zy» privé-kantoor opgesloten, verbood hy. iemand by hem te laten, zy» verwrongen gelaatstrekken, zijn onverschilligheid voor alle zaken, zy» voortdurende afgetrokken heid. verrieden, dat. hy altyd aan één ding dacht. Op den dag, dat Prosper vrygelaten was, zat mijnheer Fauvel tegen drie uur, als ge- wooniyk aan zyn lessenaar, de ellebogen op het uitgeschoven blad steunend, zyn hoofd tusschen de handen, toen een jongen met qntsteld gelaat binnenkwam en uitriep: Mynheer, daar is de vroegere kassier, mynheer Bertomy met een zijner bloedver wanten hy wil u alieoluut spreken. De bankier sprong verschrikt op, alsof hy den bliksem; vlak hy zich had zien Inslaan. Prosper, riep hy met een van woede verstikte stem uit, wat, hoe durftmaar toen inziende, dat hy zich voor dien klerk niet door zy» drift kon laten meeslepen, besloot hy, zich in te houden en op betrek- kelyk kalmen toon vervolgde hy Laat myn heer binnenkomen. Als mynheer Verduret, die dikke man, met vrooiyk uiteriyk, op een zonderling en aangrijpend tooneel gerekend had, had hy zich niet vergist. (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1927 | | pagina 1