QE tüHOVAN HET ZllOEIi.
r a son „Chic" is geëxposeerd met
GEZ. DE GROOT
Nogmaals
in de chiqueste modellen en Nouveauté's.
Special atelier
voor 't vervor
men van hoeden
Stationsstraat 29
WAALWIJ K.
Rouwgoederen
direct leverbaar.
No. 73. Zaterdag IT'^ept. '27. 50e Jrg
TWEEDE BLAD.
De Rijksschool voor Leer
looiers en Schoenmakers.
Begrijpen de Nederlandsche Looiers
hun belang en hun plicht
Uit de verschillende berichten en
artikelen der laatste jaren heeft men
met genoegen kunnen constateeren dat
de afd. „Machinale Schoenmakerij"
aan de Rijksvakschool te Waalwijk
zich in toenemende belangstelling in
ons land en daarbuiten mag verheugen,
zoodat wij mogen zeggen, dat dit
instituut zich een blijvende plaats in
't nijverheidsonderwijs heeft veroverd,
door de industrie, door de vakmen-
schen wordt gesteund en gewaardeerd
om het onderwijs en zijne resultaten;
dat deze afdeeling. mits zij blijft op
de hoogte van de nieuwste eischen
van den tijd voor de schoenindustrie
in werkelijkheid een groote steunpilaar
is voor het verkrijgen van goede werk
krachten, bedrijfsleiders, hoofden van
bedrijven, als hoedanig zij, blijkens
het leerlingen tal ook door de indu
strie wordt begrepen, zoodat de
uitgaven en moeiten hieraan ten koste
gelegd, goed en dubbel besteed zijn.
Anders staat het, het spijt ons zeer
dit hier te moeten neerschrijven, met
de Loolerij-afdeeiing der Rijksvak
school die uitgerust met goede leer
krachten, de beste materialen, moderne
machines, een laboratorium geoutil
leerd op de beste en kostbaarste
wijze, de waardeering die zij mist,
zoo intens waard is, ook volgens het
oordeel van deskundigen. Een instituut
dat daarenboven rekening houdt met
eiken wensch uit liet bedrijf zelf.
Waar blijven nu de leerlooiers, de
lederfabrikanten, die vóór de stichting
eener Vakschool zoo om haar hebben
geroepen, gesmeekt, waar zooals zij
terecht beweerden de nieuwe tijden
nieuwere eischen stelden. Waar blijven
zij. die de lederfabricage, zeer juist een
wetenschappelijk vak noemden, waarin
de chemie zoo'n groote rol speelt,
waar blijven nu die vaders, die om
onderwijs riepen voor hunne zonen
en toch hun zonen recht van de
lagere of middelbare school naar de
fabriek sturen zonder vaktechnisch
onderwijs, die hun zonen met drie,
vier tegelijk in eigen zaak stoppen,
waarin zij later toch allen geen vol
doende emplooi kunnen vinden, in-
plaats van hen op te leiden tot
bedrijfsleider, looimeester, lederhande
laar, tot vakman die toch steeds zijn
kost rijk waard is en waarvoor de
Looierij afdeeling der Rijksvakschool
zulk een pracht-gelegenheid biedt, even
eens voor den zoon-opvolger, die daar
het moderne bedrijf leeren kan, wat
hem in 's vaders zaak zoo dubbel te
stade zal komen.
Waar blijven de looiers-zoons uit
Dongen, uit Rijen, uit Oosterhout, uit
Loon op Zand, uit Waalwijk, uit
geheel Brabant, uit geheel Neder
land
Wij hebben op het gebrek aan be
langstelling onzer looiers, die hun
belang en hun plicht niet begrijpen
door deze eenige school niet te
steunen, reeds meermalen gewezen,
maar het onlangs verschenen jaar
verslag der Rekenkamer, noopt ons
hoe ongaarne ook, hierop nogmaals
met klem te wijzen, omdat wij helaas
moeten toegeven, dat hetgeen daar
geschreven wordt over 't geheel juist
is en omdat de looiers van Nederland
daarvan in hoofdzaak de schuld dra
gen en omdat wij in het belang der
industrie, van de toekomst der lederfa
bricage in Nederland en der school zelf,
zeer zouden bejammeren, dat hetgeen
mogelijk dreigt, n 1. opheffing der
Looierij-afdeeling aan de Rijksvak
school, werkelijkheid zoude worden.
Wij hebben ons ten deze ook om
inlichtingen tot de directie der school
gewend, die ons welwillend mede
deelde, dat de dagschool der Looierij
afdeeling werd bezocht als volgt:
1914/15 Aantal leerl. in't begin 4
1915/16 3
1916/17 4
Beleefd aanbevelend,
Deze cursus onderbroken door ver
trek looimeester gedurende 3 jaar.
1920/21 Aantal leerl. in 'tbegin 12
1921/22 2
1922/23 5
1923/24 4
(1 alleen theorie)
1924/25 Aantal leerl. in'tbegin 4
1925/26 6
1926/27 4
1927/28 4
Dit lijstje toont inderdaad een onbe
grijpelijk gebrek aan belangstelling
van looierszijde voor het instituut,
dat door het Rijk opgericht en in
stand gehouden wordt voor het welzijn
der Nederlandsche lederindustrie.
Alleen dus het jaar 1920/21 slaat
een dragelijk figuur.
Zooals wij nterboven reeds zeiden
werd in 't laaiste jaarverslag der
Rekenkamer de aandacht der regeering
erop gevestigd dat op deze wijze
voortgaande elke leerling der looiers-
school te Wageningen (bedoeld is
Waalwijk) kost aan den Ned. Staat
het bedrag van f3000 per jaar en per
leerling.
Uit het antwoord van den Minister
moge dan blijken, dat dit cijfer niet
geheel juist is (nl. 2500), maar hoezeer
wij met hart en ziel voor de Rijks
school voelen, zoo moeten wij toch
toegeven, dat de uitgaven per leerling
dezer slecht bezochte afdeeling (op
welker leerlingen door hun gering
aantal, juist de grootste kosten druk
ken), niet wel te billijken is.
Laat de looierij van Nederland zich
toch doordringen van den ernst van
't oogenblik en er voor waken, dat
dit onderwijs instituut voor de Neder
landsche Ledernijverheid niet veiloren
ga. door hare zonen, hare bedienden
en allen waarover zij zeggingskracht
heeft te zenden naar de Rijksschool,
als bewijs dat men dit instituut op
prijs stelt en daardoor de toekomst
van de jonge mannen in dit mooie
vak lichter en beter wil doen worden.
Dan zal ook deze afdeeling bloeien
en zullen degenen die voor hare
Alle correspondentie te richten aan:
Oom Wvm, De Eclio", Waalwijk.)
HAAR LIEFSTE PLEK.
Oud Grootmoedertje staat op den
drempel van haar huizeke. De handen
onder haar schort, kijkt ze naar haar
ijverige kippetjes, die met vlugge
krabben de wormpjes uit het gras
halen.
Maar slechts kort staat ze zoo. Ze
doet een paar stappen vooruit, houdt
haar eene hand beschuttend boven de
oogen en piert de hooge lucht in.
.0, hoe is het mogelijk", denkt ze,
„hoe is het mogelijk, dat hij daar nu
hoog
Daar boven hoog ronkt een zwarte
streep. Haar oude oogen blijven sta
ren, maar zien het niet, slechts een
zwak geluid dringt tot haar door. Maar
'tis nu vijf uur in den middag, dus nu,
ja nu....
Poes probeert met vergeefsche
sprongetjes tegen den regenton op te
klebberen. Opoe's witte muts blinkt
in den zonneschijn en nu ze naar
boven blijft kijken, glippen er brutaal
enkele haren te voorschijn, die mee
schitteren in het zonnelicht. Nog tuurt
ze in de lucht, maar tevergeefs. Doch
ze weet het. Nu, ja nu
Moe zette ze zich weer op de oude
bank, zonder verf en met uitgesleten
rugleuning. Achter haar kijkt vriende
lijk een groote zonne bloem die rus
tig wiegt in den zachten zomerwind
De oogen van grootmoeder blikken nu
peinzend op den grond zonder iets te
zien. Hare lippen bewegen zich om
den tandeloozen mond, grootmoe
mompelt.
Niemand verstaat wat ze zegt. Ze
kan 't nog niet gelooven, dat daar
ginds, daar zoo heel hoog boven haar,
daar ergens boven alle menschen, bo
ven de aarde, boven dat, waar ze al
bijna 70 jaren heeft gewoond, dat
daar nu haar zoon haar Hendrik,
nu op dit oogenblik....
„Miauw, miauw Poes komt Groot
moe storen en strijkt d'r lijf langs
haar oude beenen.
„Zoo poes", en een glimlach breekt
door haar verdriet heen, moet jij eens
zien, waar opoe bleef? Stil, kom eens
dicht bij me, dan zal ik je eens wat
vertellen.... Zool Nu is 't goed hé?
Heel dicht bij me. Ja, hier is 't goed.
Vroeger heb ik Hendrik ook zoo dik
wijls op m'n armen gedragen. ..Nen
kleine Koos.... Ja die is nu weg, heel
ver weg..,, en toch.... ook heel dicht
bij..."
Opoe's babbelstem stokt. Poes merkt
het niet, maar ligt in zalige koestering
in haar schoot te spinnen. Gedachte
loos streelen de oude handen't zachte
dier.
Ja heel dicht bij", herhaalt ze,
„heel dicht", 't Is nog maar enkele
maanden geleden. Toen was hij van
haar weggegaan, haar eenigst klein
kind. „Ik ga naar moesje toe. hé
opoe. O, wat ben ik blij", had Koos
gezegd. Nu was hij bij moesje en....
opoe bleef alleen, heelemaal alleen,
want Hendrik
„Koosje is nu heel hoog boven ons,
mies", begon ze weer, en haar gerim
peld gezicht stond minder strak. „En
vandaar kan hij ons zien. Nu is hij
bij moes Wat zullen ze blij zijn. Ja,
ze zien ons.... opoe.... en mies ook
en vader.... ja vader ook, „och, dat ze
vader toch ook zoo moeten zien
Weer tuurt ze in de blauwe lucht.
Een vogel vliegt met blijden wiekslag
over haar huisje, wipt met zijn staartje
op den hoek van het dak en wiegt
even later op 'n tak van den bessen-
struik. Opoe ziet het niet. Ze leunt
achterover, haar hoofd tegen den
muur en zoekt daar boven iets, wat
ze toch niet vinden zal.
Mies ligt ineengerold in haar han
den met dat oude vel en die opge
zwollen aderen. Ze luistert toch niet
naar het gebabbel van opoe, daar is
ze reeds lang aan gewend. Ze be
grijpt er immers niets van. Alleen be
grijpt ze,dat opoe zacht haar rug
streelt. Van stille tevredenheid valt ze
in slaap.
De oude handen sluiten zich vaster
om den schat, die ze nog bezit. De
oude vreuw peinst en prevelt
enkele onverstaanbare woorden.
„Neen, mies, we gaan niet weg
hier. Laat Hendrik maar zeggen, wat
hij wil. Ik ben altijd hier geweest en
jij ook; hier blijven we".
Roets! Een plof en poësis van
haar schoot gesprongen. Ze heeft den
vogel bemerkt en wil den bessendief
vangen.
De oude, bedroefde grootmoeder
staat op van haar bank en strompelt
met haar stokje naar haar tuintje. Ze
moet nog eens haar rijkdom overzien.
Haar huisje, haar tuintje't Is wel
oud al, het huisje, reeds ouder dan
zij, maar 't kent al haar geheimen, al
haar geluk, al haar leed. Ze behooren
bij elkaar, het huisje met de kale
vensters, de vele gebarsten ruiten
en..zij. Ze sleepte zich met veel
moeite rondom haar woning, bekijkt
hier, betast daar en laat zich einde
lijk uitgeput weer op haar bank neer
vallen.
„Neen, ik kan niet", zucht ze, .Hen
drik ik kan niet".
Haar oogen zijn vochtig, 't Gebeurt
niet vaak, dat haar verdriet naar bui
ten schreit, maar nu blinkt een traan
en stillekens valt er een op de oude
handen."
„Ik kan niet", zucht ze... en staart
weer naar boven, waar ze niets meer
zien zal.
Op een ronde houten brug, midden
In een zwijgend woud, staat een jonge
man. In stille aandacht laat hij zijn
oog gaan over het schoone schouw
spel beneden hem. Zacht kabbelt 't
water, blij lachen roode, gele en witte
bloemen hem tegen. Alles is stil, alles
zwijgt. Het benauwt den eenzame. Hij
strijkt over zijn voorhoofd, zucht en
lispelt: „Als 'n zachte kleurenstreep
door 't groene woud".
Hier heeft hij rust gezocht. Daar
wilde hij wezen, 't Was of hij hier
naar toe was gerukt, 't Ging ook zoo
gauw, die tocht door de lucht. „Dat
zal je goed doen, hadden zijn vrien
den gezegd. En...
„Kleurenstreep.... groene woud....",
mompelt hij verder, is dat niet uit
een gedicht? Waar heb ik dat gele
zen? Wat mooi is het hier! Als dat
opoe eens zag
Weer ziet hij zijn oude moeder voor
zich staan, zooals gisteren. Nog hoort
hij haar zeggen: „Doe het niet, Hen
drik, doe het niet". Maar hij had vol
gehouden. „Ik ga eruit moeder, ik
moet een verzetje hebben". Hij kon
maar niet die uitdrukking vergeten,
die toen op haar gelaat lug- Hoe hij
ook probeerde haar duidelijk te ma
ken, waarom hij weg wilde, dat hij
spoedig weer terug zou zijn, telkens
weer dat zelfde antwoord: „Doe het
niet".
En weggaan uit haar huisje, wilde
ze heelemaal niet. Hoe graag zou hij
ergens anders gaan wonen. Maar
moeder
Begreep ze dan niet, dat hij die
plek, waar zijn eerste en eenigst kind
had gespeeld en zoo wreed was om
gekomen
...Dat hij daar niet meer wezen
kon. niet meer wezen wilde 1 O, wat
gruwelijk was dat! Als hij nu weer
kwam, als hij naar zijn oude moeder
ging, als hij bij het oude huisje kwam,
nooit zou hij Koos vroolijk op zich
zien afkomen, nooit zijn vroolijke
dribbelpasjes op de uitgeholde gang-
steenen hooren, nooit zijn zachte
armpjes voelen om zijn nek, nooit...!
Nooit! dat beteekende, ja. nooit dat
was.,, dat was voor altijd niet meer,
dat was immers.... dat was niet anders
dan.... dan dan nooit
„Nooit, nooit, nooit.... moeder weg.
Koos weg, alles weg.... nooit!
Niemand zag daar op die brug. te
midden der zwijgende natuur, die ge
bogen gestalte, niemand zag de ge
vouwen handen, niemand hoorde
de woorden, die daar opstegen van
de oude brug, die kwamen uit dat
gebroken hartEr was slechts Één,
die van heel dicht op dien armen
ziele-worstelaar neerzag.
Een haastige tik op het venster, een
bedaard geslof naar de deur, 't knar
sen van het slot en....
„Moeder
„Hendrik
De bedroefde zoon, heeft het eenigst
wat hij nog bezat, weergevonden.
Dien avond zaten moeder en zoon
nog lang bij elkaar. Hij vertelde van
zijn verlangen naar haar, zij van haar
wachten op hem.
Tot haar dood is Hendrik bij zijn
oude moeder gebleven en heeft niet
geprobeerd haar weg te scheuren van
haar liefste plek.
R'dam.
PIET.
(Voor de grooten.)
Bestaan er voorgevoelens
bij dieren?
Natuurhistorische schets van
V. Franz,
naar het Duitsch door
OOM WIM.
Voorgevoelens noemt men de uit
het gevoelsleven voortkomende „voor
kennis" van zekere gebeurtenissen of
inzicht in den samenhang der dingen.
De verklaring hiervan zoekt men op
psychisch-physische gronden. Meestal
laten zich voorkomende gevallen kri
tisch zwaar naproeven, omdat de
waarnemer te weinig kritisch handelt
of vooringenomen is.
In de familie van den grooten Duit-
schen dichter Goethe, zoowel van
vaders- als van moederszijde, was het
vermogen om „voor te gevoelen" geen
zeldzaamheid.
Van Koning Christiaan I van Dene
marken wordt gezegd, dat hij met
zekerheid dag en uur van 2ijn dood
vooruit geweten heeft De H Elisabeth
van Thüringen werd haar dood, zoo
als ze zelf zeide, door een mooien
vogel in schoon gezang geopenbaard.
Dat bij dieren voorgevoelens in
ruimeren zin (voorgevoelens van toe
komstige gebeurtenissen) voorkomen,
kan niet bestreden worden. En dat
dieren de meeste neigingen en harts
tochten der menschen bezitten, (zooals
smart, vreugde, liefde, trouw, haat,
hoogmoed) is ook bekend. Sympathe-
tische gemeenschap tusschen mensch
en dier, vooral met menschen waaraan
dieren bijzonder verknocht zijn, is zeer
wel mogelijk.
Professor Penty (Zieleleven der
dieren, 1876) verhaalt een geval, waar
van hij de psychologische verklaring
echter niet geeft
Een zijner studenten bracht een
bijzonder krachtige en begaafde lijster
groot, die na verloop van een half
jaar meerdere liederen (ook kerkelijke)
zingen kon en algemeen beroemd
werd De student schonk den vogel
aan zijn zuster, die eenige kilometers
verder woonde. Zoo dikwijls nu de
broeder ook geheel onverwachts
zijne zuster bezocht, geraakte de
lijster ongeveer een kwartier tevoren
in groote onrust, hield plotseling met
zingen op en vladderde als razend
door de kooi. Wanneer de student
echter in de kamer kwam werd de
vogel weer rustig. Meerdere proef
nemingen leidden tot hetzelfde resul
taat.
Hoe laat zich dit geval nu ver
klaren
Een instinctieve handeling, d i. de
prikkel tot doelmatig handelen zonder
begrip van het doel, is het niet Het
vooruit voelen van de komst van den
student, kan niet in verband worden
gebracht met het instinct van de lijster.
Het vele samenzijn van de lijster
met den student, zijn physische inwer
king op den vogel door het aanleeren
der liederen, heeft een sympatheti-
sche verhouding geschapen en zeker
op den inhoud der voorstellingen
van het dier. op zijn geheele gemoeds
leven een overheerschenden invloed
gewonnen, welke zich openbaarde in
de groote opgewondenheid van den
vogel vóór de aankomst van den
student.
(Wordt vervolgd
Als U zich tegen October op
dit blad abonneert, dan krijgt U
alle tot dien datum verschijnende
nummers gratis.
En gij krijgt in den a s. winter
het blad dat ge hebben moet, dat
U alles geeft uit plaats en streek
wat Ge verlangt.
DANES- en HINDERHOEDEN