'5 Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen Sinterklaas i Witte fcozen. FEUILLETON Kon. School voor Kunst, Techniek en Ambacht NUMMER 95. ZATERDAG 3 DECEMBER 1927. 50e JAARGANQ UITGAVE: WAALWIJKSCHE STOOMDRUKKERIJ ANTOON TIELEN. Telefoon No. 38. Telegr.-AdresECHO. EERSTE BLAI>. We zagen dezer dagen een Engel sche caricatuur-teekening een kere als een boom is bezig een man af te tuigen, die, danig toegetakeld, onder hem op den grond ligt. Een agent komt toegeloopen en vraagt barsch, wat dat alles te beteekenen heeft. .Hij heeft mijn jongen verteld", ant woordt de afstraffer, „dat St Ntcolaas niet werkelijk bestaat!" „Goed", zegt dan de agent, den man zijn gummi stok overreikende, „ga dan je gang maar, ik heb ook kinderen." 't Was maar een spotprent, een grapje, maar ze illustreerde wel over duidelijk, hoe wij groote menschen, er op gesteld zijn, dat de jeugd om geven blijft met het fantastisch waas van die lieflijke kindersprookjes, die moderne poedagogen zouden willen bannen, omdat ze in strijd zijn met de waarheid, die zij tot in haar uiterste consequenties toegepast willen zien, ook al moeten daardoor de lief lijkste droomen aan de jeugd onthou den of ontnomen worden. De Sinterklaas-legende, het verhaal van de Kerstmannetjes en dat van de Paaschklokken, zijn zij nu eigenlijk wel leugens in den eigenlijken zin des woords? We geven den kinderen die verhalen, welke zij mooi vinden, en die zij met eigen fantasie uitwer ken en verbreeden. In den beginne gelooven ze er aan. naarmate ze ouder worden, doen onze nadere verklarin gen de mooiere verhalen in een ander licht schijnen, in het licht van de sproke, die tenslotte niet minder mooi is dan de vroeger veronderstelde realiteit. We brengen de waarheid dus langs den weg der geleidelijk heid. En dan, wat een vreugde en blij heid brengt ons klein j >kkentje den kinderen niet. Hoe kunnen weken te voren, die lieve klnderoogen stralen van blijdschap en verwachting wat een goede gelegenheid bieden de sproken ons niet om in de prille jeugd nte riocr steeds OuerBeer&jlc! de eerste begrippen te vestigen om trent kwaad en goed, omtrent straf en belooning, die verdiend is, of verwacht mag worden Sinterklaas is in de eerste plaats een feest voor de kleinen, maar.... wat een groote belooning en heerlijk ge noegen vinden de grooten niet in de vreugde en blijdschap, die zij middels den „goed heiligen man" hebben ge wekt. De wijze trouwens, waarop ook de grooten elkaar in deze dagen onder ling weten te verrassen, doet ze soms weer als kinderen worden met al de onschuldige pret, die we ons als iets liefs uit onze jeugd herfnneren. Om al die redenen zal het daarom wel haast overbodig zijn om onze lezers op te wekken op gepaste wijze de aloude Sinterklaas gebruiken te volgen, rekenende met den stand der huishoudelijke kas echter, opdat het tijdelijke genoegen geen zure naweëen wekkeEr zijn pessimisten, die be weren, dat Sinterklaas en andere feesten er slechts zijn voor de rijken Dat is niet waar Om kinderen en zelfs grooten gelukkig te maken, zijn geen rijke cadeaux benoodigd. Of een kind tevreden zal zijn met dat gene, waarmee we net verrassen. Is een kwestie van opvoeding, een zaak ook van voorzichtig beleid bij het wekken van verwachtingen. Het eene kind is de wereld te rijk met een weinig kostend prul, terwijl andere kinderen door een overdreven verwenning reeds zóó vroeg blasé zijn, dat ze nog met een ongelukkig gezicht temidden der kostbaarste ge schenken zitien. Aan het Sinterklaasfeest moet een ieder meewerken, niet uitgezonderd degenen, die meenen, dat zij er niets mee te maken hebben, omdat ze „kind noch kraai" op de wereld bezitten. Dezulken behooren te denken aan de andere veriatenen, die door geen Sin terklaas word<n opgemerkt, omdat er geen man, geen vader en misschien zelfs geen moeder is, om den goeden Sint op hen opmerkzaam te maken. Zulkeverlatenen op dezen dag alsSinter- klaas te v rrassen, is een dubbele weldaad, want juist bij dergelijke ge legenheden drukt die verlatenheid dubbel zwaar. Een ieder kent ze wel in eigen kring en zelfs als dat het ge val niet is, dan zijn er comiié's en liefdadige instellingen, die zorgen dat onze goede gaven en bedoelingen tot haar recht kunnen komen. De economische beteekenis van het Sinterklaasfeest mag evenmin onder schat worden. De nijvere middenstand maakt, vooral in de laatste jaren, vaak moeilijke tijden door en een goede Decembermaand is voor menigen winkelier de beste surprise van Sin terklaas of Kerstmannetje, een surprise, die hem in staat stelt om moeilijkhe den te boven te komen en die hem moed geeft om weer voort te werken te 's BOSCH. De ojficieele opening. De mooie en zeer practische inge richte nieuwbouw der Kon. School voor Kunst, Techniek en Ambacht, welke voor geheel het Zuiden van groot belang is, werd Maandag in tegenwoordigheid van Z.K H Prins Hendrik geopend door Z Exc. Mr Kan. Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, ad int. Om half twaalf arriveerde Prins rlendrik, vergezeld van zijn adjudant per trein in Den Bosch, aan het station verwelkomd door den Minister in ge zelschap van den burgemeester en andere autoriteiten. Mede was ter ontvangst aanwezig de heer H J de Oroot, Inspecteur- Generaal van het Nijverheidsonderwijs. Ten huize van Mr. F. J. van Lan schot, burgemeester van 's Hertogen bosch gebruikte Z.K H. de Prins het noenmaal. Met den burgemeester en familie zaten mede aan Mr. E. J. Baron van Voorst tot Voorst. Commissaris der Koningin in Nobrd BrabantC- E. Baron van Lijnden, administrateur, Chef van den Rijksgebouwendienst; Ir. E. L A. Baron van Voorst tot Voorst, voorzitter der Commissie van toezicht op het Nijverheidsonderwijs, wethouders en secretaris der gemeente; de heer Hulb Luns. Directeur van het Rijksinstituut tot opleiding van teeken- leeraren te Amsterdam, oud-directeur der Kon. SchoolIr. H. W. E. Dame- rau, Directeur der Kon. School; H Qrasso, groot industrieël voorzitter van het coml'é tot aanbieding van het borstbeeld van H. M. de Koningin Aug. Falise, beeldhouwer, ontwerper van de bronzen buste van H. M. de Koningin. In het schoolgebouw aan het Du- hamelplein had Inmiddels de bijeen komst plaats der genoodigden voor de plechtigheid. Aanwezig waren de leden van Ged. Staten van Noord Brabant, de gemeen teraad van 's Hertogenbosch, de burge meesters der grootste Brabantsche steden o.a. uit Eindhoven, Tilburg, Breda, Roosendaal, Bergen op Zoom, Waalwijk, leeraren en leerlingen der Kon. School, schoolautoriteiten en meerdere genoodigden. Om een uur arriveerde Z K H. Prins Hendrik aan het schoolgebouw en werd door den Commissaris der Ko ningin en den burgemeester begroet. De plechtigheden werden ongeluis- terd door muziek van het Kon. Mu ziekkorps van Qoulmy en Baar. Redevoeringen werden gehouden door Mr. F. J. van Lanschot, burge meester van 's-HertogenboschMr. A. E. J. Baron van Voorst tot Voorst, Commissaris der Koningin; Ir. E L. A. Baron van Voorst tot Voorst, voor zitter der Commissie van toezicht op het Nijverheidsonderwijs, de heeren H Qrasso en Ir. Damerau, Directeur der Kon. School. De openingsrede werd uitgesproken door Z Exc Mr. J B. Kan, Minister van Onderwijs. Tijdens de plechtigheid plaatste Z.K H. Prins Hendrik zijn handtee- kening in het gedenkboek der Kon. School en deelde de Burgemeeeter mede, dat de heer Piet Slager, kunst schilder, die reeds 30 jaar als leeraar aan de Kon. School verbonden is, door H. M. de Koningin benoemd is tot Ridder in de Orde van Oranje- Nassau. Na de officieele opening werd door Prins Hendrik onder een korte toe spraak in de trappenhallen van het gebouw het borstbeeld omhuld van H. M de Koningin, een der vele kost bare geschenken uit de burgerij en vanwege verschillende organisaties aan de Kon. School ter versiering ver eerd. Daarna werd een rondgang gehou den door het schoolgebouw Vanwege het gemeentebestuur, werd een thee aangeboden. De plechtleheden werden beëindigd door een dffi'é der leerlinpen. Tegen half vier verliet Prins Hen drik het gebouw Er was enorm veel belangstelling. Langstraaisene Courant Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs per 3 maanden L2Ö. Franco per post door het geheele rijk 1.40. Brieven, Ingezonden stukken, gelden, ena. franco te zenden aan don Uitgever. Prijs der Advertentlën: 20 cent per regel; minimum 1,50. Bö contract flink rabat. Reclames 40 cent per rogel. Advertentlën moeten Woensdag en Vrijdag des morgens om uiterlijk 9 uur ln ons bealt zijn. DIT NUMMER BESTAAT UIT DRIE BLADEN. van „DE ECHO VAN HET ZUIDEN". Uit het Duitscli van KÜFEMINA VON ADLEBSFELD-BALLESTREM. 2) Marcellus Hochwald was het daarmede nu niet volkomen eens. maar hy paste wel op, het te zeggen. Het volgende oogenblik stond hij voor de Koningin, die in een klei ne salon recipieerde. Zij hield hem wel een kwartier lag aan de praat, met haar be koorlijke stem eni haar sclioone, maar treuri ge oogen want zijn naam was haar niet onbekend. Daarna groette hy de hooge Vrouw en ging met zijne zuster de zaal in, toen de laatste met de woorden „Ah. daar is onze lieve juffroulw Grant!" op een sclioo ne dame, met rood liaar, afkwam. „Myn lieve kind. hier breng ik je myn broeder, vorst Hochwald", sprak zij tot de schoone, zeer pikante Amerikaansche. Mevrouw Chrysopras verwijderde zich hierop, want hare plichten als gastvrouw riepen haar weder naar een ander gedeelte van de zaal. Fuchsia Grant was een schat rijke dame, die naar Italië was gekomen, in de hoop daar, in ruil voor haar geld, een Europeesclien baron, graaf of zoo iemnd te huwen. Hare manieren waren overigens nog echt Amerikaanseh. wat zeer in den smaak viel van mevrouw Chrysopras, die nog altijd hoopte, dat haar „zoete" Boris zyn oog op baar zou laten vallen, omdat, zooals zy zeide, haar zoon d» kleine „Habe- nichts" van een gravin onmogelijk kon hu wen. „Aha, dat is dus de schoondochter naar den smaak mijner zuster", dacht de vorst, terwijl hy haar tersluiks in oogenschouw nam. „Hm op die Yankee-girl zou ik ver lieven wanneer zij van mijn genre was". Intusschen had Juffrouw „Ik bereken van New-York", zooals haar bijnaam was, den vorst van haar kant zeer ongenegeerd door een faice a main bekeken. Nadat zij zyn titel vernomen en een gesprek met hem had aangeknoopt, gaf zij op onomwonden wyze te kennen, dat zy zich voorgenomen had een Duitsclien vorst te huwen. „U bewyst mijn vaderland te veel eer, mejuffrouw", antwoordde de vorst ernstig. Op dit oogenblik kwamen er meer heeren, die door een van hen aan de Amerikaansche wenschten te worden voorgesteld, en vorst Hochwald maakte van deze gunstige omstan digheid gebruik, om naar Boris en Sascha om te zien. „Dat zal niemand my kwaiyk nemen", dacht liy, zich door de menigte een weg ba nend. „Maar wie, inj 's' hemels naam, is die oude heer daar? Dien moet ik ergens meer gezien hebl)en". Deze uitroep gold een oud heer, die aan een post van de deur stond en het gezelschap tameiyk onverschillig stond aan te staren. Zyn haar was wit, toch kon hy nog niet oud zyn, want een zeker iets in zyn schoone, rus tige trekken verried, en de blauwe oogen on der de witte wenkbrauwen waren nog te wei nig ingezonken, om van hoogen ouderdom te getuigen. Getroffen door het uiterlyk van de- zen heer, wiens trekken hem, hy wist niet aan wien, herinnerden, ging Hochwald naar hem toe en stelde zich, terwyi hy zyn naam noemde, voor. Verrast zag de vreemde heer op. „wy zyn oude bekenden, waarde vorst", antwoordde hy in het Duitscli. „Evenwel zal u my nauweiyks meer herkennen, want in de twintig jaar, sedert ik u voor het laatst zag, hen ik wit geworden, terwyi ui byna niet ver anderd is. Ik ben Ludwig Erleustein. „Dat was het, wat my tot u! aantrok, toen ik u zag", antwoordde Hochwald bewogen. „Twintig jaar! De tyd verloopt ons dikwijls te langzaam, en wanneer wy er op terugzien, schijnt hy zoo kort. Wy hebben elkaar het laatst in de club gezien, als ik me niet. ver gis". „Ja u heeft geiyk, in de club. Het| was op den avond vervolgde graaf Erlenstein fluisterend, op den avond toen myne zus ter O, zulke dagen vergeet men niet. „Neen. zulke dagen vergeet men niet", her haalde de vorst, terwyl een uitdrukking van diepe smart over zyn gelaat vloog, en eerst na, een lange pauze vervolgde hy „II heeft het Zuiden geheel tot uw vaderland gemaakt, graaf Erlenstein?" „Voor de gezondheid myner vrouw moesten wy indertyd den winter in het Zuiden door brengen de gang' van zaken deed ons toen naar een nieuw vaderland verlangen", ant woordde de graaf. „W'y hebben vele jaren in Ivairo doorgebracht en zyn toen naar de Ita- liaansclie kust van de Middellandsche zee ge trokken. waar wy zoo lang bleven, tot onze dochters de schooljaren bereikt hadden.Daar- na liehhen wy te Napels en later in Rome ge woond, waar m'n vrouw stierf. Zulke glagen maken iemand grijs voor den tyd. Maar ik mag niet ondankbaar zyn, want myne doch ters vervrooiyken myn huis en vullen het met zonneschyn moge dit altyd zoo biy- venen", vervolgde hy met een zucht. Vorst Hochwald had met de meeste oplet tendheid geluisterd. Iiy was door deze ont moeting met den eens zoo beminneiyken en sympathieken bekende - tot eigenlyke vriend schap was het nog niet tusschen hen geko men diep bewogen, en menige vraag kwam hem op det lippen, die hy evenwel niet uit sprak. Daarvoor was het hier de plaats niet, daarom gaf hy aan het gesprek een and°re wending. „zyn de jonge gravinnen, uwe dochters, liier, eu zou u de goedheid willen hebben mi aan haar voor te stellen. Graaf Erlenstein liet z'n blik onderzoekend door de zaal gaan. „Zy zyn naar een portret gaan kyken, dat juffrouw Chrysopras geschilderd heeft", zei- de hy. Ik geloof dat het hangt in het kleine boudoir aan het einde der kamer, dat als ate lier dient. Daar zullen wy myno meisjes wel vinden". Vorst Hochwald volgde den graaf door een salon naar het kleine atelier, waarin zich een groepje van vyf personen verzameld had: Boris en Sascha Chrysopras, verder een heer met een zeer donkere gelaatskleur, zwart haar, zwarte snor en heldere, donkere oogen. Twee jonge meisjes, ini eenvoudige, witte ja- ponnen van zachte wollen 9tof, voltooiden de groep, zy waren helden byna even groot, i)elden even slank, helden blond, beiden van een teedere, maar bekooriyke sclioonhpid. Ook geleken zy op elkander, blijkbaar als ie- den eener zelf dei familie, maar tocli was het verschil tiita90hen beiden duldeiyk merkbaar. De grootste, met het goudblonde liaar, liad scherpere ïynen, de mond was door een eigen aardig bekooriyken trek van energie vaster gesloten, de wenkbrauwen en wimpers, die eenigszins donkerder waren dan het haar, omgav°n groote en schoone, maar eenigszins koude, gryze oogen, die wel een vriendeiyke, maar ook een norsche uitdrukking konden aannemen. De kleinste had vlaskleurig haar, donkore wenkbrauwen en wimpers, en hare groote, lachende klnderoogen waren zóó donker blauw, dat ze in de schaduw zwart scliennn. De lieve mond had niet de scherpe trekken, zooals hy de andere, maar was zacht van ïynen en onbescliryfciyk bekooriyk, terwyi de kuiltjes in de rozenwangen do schoonheid nog verhoogden. „Kinderen, vorst Hochwald wenscht aan u voorgesteld te worden", zeide de graaf by het binnentreden. „Waarde heer, myne dochters Sigrid en Iris". De jonge gravinnenl reikten den vorst met onbevangen vriendeiykheid de hand Boris begroette lien levendig, Sascha hartelijk, maar kalm. De derde aanwezige stelde zich voor als Cavnliere Spini. De vorst kon het oog van de jongste d"r zusters, Iris, nauiweiyks afhouden. Ja, hy kende ze, deze wonderschoone, Erlensteinsche donkerblauwe oogen de graaf zelf had ze ook, en een, die reeds lang dood was, een andere Erlenstein had ze ook gehad. Maar de bekooriyke trekken waren niet die der Erlen- steins, zy schenen hem hekend en toch vreemd tegeiykertyd. Het was hem, alsof hy dit gezicht reeds eens gezien had, alleen in andere omgeving, maar waar en wanneer? „Zy ïykt sprekend] op hare moeder", dacht hy. Hy werd uit zyne overpynzing opgewekt door Sascha, die zeide „Ik vind het zeer aardig van u, oom, dat u my hier in myn buen retiro heeft opgezocht, maar bot is eigeniyk zeer onbeleefd, dat wy onze gasten zoo maar verlaten hebben. Er volgde nu een levendig gesprek, waarvan Sascha en hare kunst in het pa9tel-teekenen het onderwerp uitmaakten en waarin vorst Hochwald gelegenheid had eenige woorden met gravin Iris te wisselen. Op een gegeven oogenblik vertoonde zich het. gryze, met diamanten versierde hoofd van de vrouw de9 huises tusschen de deur. „Sascha! Boris! De koningin heeft haar ry tuig besteld, en je zyt niet te vinden", riep zy. „Maar aan myne verlegenheid denkt nie mand van jullie. Sascha, houd je goed. Boris, jy zult juffrouw Grant naar de pjano gelei den je Koningin wenscht haar te hooren". Boris reikte Sigrid zyn arm. en daar vorst Hochwald naast Iris von Erlenstein stond, werd hy natuuriyk haar geleider. Met ver wondering zag hy, dat de Cavaliere Spini zijne nicht den arm reikte en Sascha's leeiyk gezicht daarby plotseling verhelderde. Maar hy hield zich niet lang met deze ontdekking bezig, wel wenschte hy alleen te zyn te mid den van dit groote, rumoerige gezelschap, al leen m°t het lieven, bekooriyke schepseltje aan zyn arm. Een eigenaardig, nooit gekend gevoel van geluk deed hem daarby liet luirt ontgloeien, en het scheen hem een zware, bange droom, dat hy zich maar weinige uren vroeger zoo eenzaam en zwaarmoedig had gevoeld. 1 Dicht vóór hen liep Boris met Sigrid von Erlenstein aan den arm, zij scheen er evn- wel weinjg op te letten, wat liy haar met de liem zoo eigen radheid van tong voorbahbel- de; wel keek zy meermalen naar hare zuster om, die haar dan onschuldig lachend toe knikte. „Sigrid is zoo ernstig en koel, zeide Iris, toen zy haar lachen onbeantwoord zag. ,.Zy doet haar Noordeiyk bloed alle eer aan, ter wyl ik stellig iets van het lachende Zuiden daarin vermengd heb. Myn goede mama zali ger dacht altyd, dat Sigrid's ernstige natuur voor my een zegen was, want zy temperde myn overmoed min of meer. Papa neemt, het niet zoo nauw, want thuis ben ik het toch alleen, die hem aan hot lachen kan maken. (Wordt vervolgd).

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1927 | | pagina 1