DE ECHO VAN HET ZUIDEN Kamer van Koophandel Gouden Jubileum TWEEDE BLAD. DER VOOR DE LANGSTRAAT. Onder welgemeende belangstelling herdacht de Kamer van Koophandel Donderdagmiddag het 50-jarig bestaan. Te half drie begon ten Kaadliuize een algemeene lierdenkingsvergade- ring, waarbij tegenwoordig waren A. I. J. Smits, vice-voorz., G. van Loon, P. v. Dongen, F.) J. v. d. Reijt, C. Ves- ters en A.. de Haan, allen leden van het Grootbedrijf der Kamer en M. Beer ens, H. v. Iersel, A. v. Beek, H. Rombouts, •I. C. Frederiks, J. P. Elemans en B. Rosa, allen van het Kleinbedrijf; en M. A. J. v. Liempt en J. v. Nuenen, resp. secretaris en adj.-secretaris der K. v. K. alhier. Voorts merkten wij nog ter vergadering op de Burgemeesters van Made, Nieuwkuik, Dussenl en Hoo- gjeZwahiwe, en de heeren Meijering, Voorz. der Bossche Kamer van Koop handel, Wagenaar, Secretaris der Bossche K. v. K., M. A. v. Loon, Den Haag, oud-lid der Waalwijksche Ka ïn er,j en v. Spaendonk, voorz. der K. v. K. te Tilburg. De Raadzaal was voor deze gelegen heid smaakvol versierd met bloemen en planten. Tal van mooie bloemstukken werden de jubileerende Kamer aange boden, o.a.i door de K. v. K. te Tilburg en Dordrecht, Waalwijks Belang, Gem. Waalwijk, Plaatselijke Bond van Schoenfabrikanten, .1. Bernard Tim mermans Wzn., oud-voorz. der voorin. K. v. K. van Waalwijk, de Waalwijk sche Stoomdrukkerij Antoon Tielen en ,De Echo van het Zuiden". In verband met de ongesteldheid van den Voorz., dhr. Bernard Timmer mans-Verschure. nam de heer A. T. J. Smits, Dongen, diens functie waar. Xa een kort openingswoord, waarin de vice-voorz. o.a. zeide, dat hij met deelneming de leiding der vergadering op zich nam, stelde spr. voor, den heer Bernard Ti miner mans-Verschure een telegram van deelneming te zenden namens dc Kamer en hem een spoedig herstel toe te wenschen. (algemeene in- stemmin.g). De secretaris stelde daarna het vol gende telegram op „Vergadering betuigt deelneming niet Uwe ongesteldheid, biedt. U geluk- wenschen aan en wenscht TT spoedig herstel". Verslag. Dan wordt door den waarn. voorz. het volgende verslag voorgelezen Mijne Heeren. Het was 1 Januari van dit jaar 50 jaren geleden, dat voor de gemeente Waalwijk werd ingesteld de Kamer van Koophandel en Fabrieken. Uwe vergadering heeft het passend geacht, dit feit in feestelijke bijeenkomst te herdenken en terecht. Niet alleen de voldoening over hetgeen in de voor afgaande periode kon worden tot stand gebracht, doch meer nog een plicht van erkentelijkheid tegenover hen, die be langeloos en onder in het algemeen zeer moeilijke omstandigheden aan het algemeen welzijn vele offers hebben gebracht, mogen stellig aanleiding ge ven tot een herdenking van de stich ting der Waalwijksche Kamer. Het blijft altijd moeilijk na een lang tijdverloop zich te verplaatsen naar den tijd, waarin zekere gebeurtenis plaats vond. Men is steeds geneigd dc toestanden van toen te beoordeelen naar die van thans. Men kan bijna niet de moeilijkheden waardeeren, waarmee men toen te kampen had, omdat die intusschen zijn overwonnen en de daaruit geboren nieuwe? toestan- den zoo zonder meer worden aan vaard; ja, wij begrijpen zelfs niet meer, dat zaken, die ons thans zonder veel beteckenis voorkomen, destijds de gedachten volkomen in beslag kon den nemen en aanleiding gaven tot ontplooiing van groote activiteit. Wanneer wij dan ook thans de op- richting der Waalwijksche Kamer herdenken, zullen wij goed doen, ons rekenschap te geven van plaatselijke toestanden en economische verhoudin gen, die toen hun invloed deden gel den. Do Kamers van; Koophandel hadden destijds een karakter, dat geheel af wijkt van dat der tegenwoordige Ka mers. In plaats van organen, krach tens een regeling bij de wet vertegen woordigende handel en nijverheid van een gebied, dat bepaalde landstreken omvat, was zij een plaatselijke instel ling, op verzoek van den Gemeente raad bij Koninklijk Besluit in het le ven geroepen met een adviseerend ka rakter. Zij hadden geen andere geld middelen, dan die hun door de Ge meentebesturen werden toegekend. De actie der Waalwijksche Kamer bleef vroeger dan ook uiteraard be perkt tot de zaken van algemeen plaatselijk belang, al waren daarbij vaak genoeg in meerdere of mindere mate de belangen van een veel ruime ren kring betrokken. Toen de Waalwijksche Kamer werd gesticht, had de gemeente een bevol king van 3972 zielen. Als industrieele ondernemingen werden genoemd: 1 stoomlederfabriek, 1 stoomschorsma- lerij, 2 grutterijen, 2 koren- en schors malerijen, 2 bierbrouwerijen, 2 boek drukkerijen, 42 leerlooierijen, 1 lijm- stokerij, 4 mandenmakerijen, 148 schoenmakerijen, 4 tabaks- en sigaren fabrieken, 1 vernisstokerij en 1 goud smederij. Van beteckenis was de handel in huiden en looistoffen, die in leder en schoenfournituren, de graanhandel, de handel in koloniale waren, bouwma terialen, hooi en stroo, paarden en vee. De spoorlijn Lage-Zwaluwe—'s-Hcr- togenbosch was nog in voorbereiding, evenzoo de tegenwoordige tramwegver bindingen. Als openbare middelen voor personenvervoer waren ter beschik king diligences, die de verbinding on derhielden met de spoorwegstations 's-Hertogenbosch en Tilburg, met de stoombootstations Geertruidenberg en Heusden in correspondentie op Rotter- dam, en die Dongen en Kaatsheuvel met de gemeente Waalwijk verbonden. Voor 't goederenvervoer waren stooin- bootdiensten ingesteld, die een vaste vaart onderhielden met Amsterdam, de Zaanstreek en Rotterdam met tus- schengelegen plaatsen en onze Kamer. Het marktwezen was nog bloeiend. Het aantal op de markten per jaar aan gevoerde runderen overschreed de 5000, terwijl jaarlijks twee paarden markten werden gehouden. De schoen- en lederindustrie waren toen minstens evenzeer als thans hoofdbronnen van bestaan. Deze verkeerden in het tijdperk van het vcrloopen der gunstige economi sche conjunctuur in de jaren van den oorlog van 1870. Weliswaar leverde de schoenindustrie nog bevredigende resultaten op, doch de tijd, dat alle schoenwerk met ruime winst kon wor den verkocht, was reeds voorbij en de reactie reeds duidelijk merkbaar. Toen trad aan den dag, dat verschillende ondernemingen, onnatuurlijk gefun geerd op de abnormale voorspoedige tijden, niet bestand zouden zijn tegen den komenden strijd. In de dagen van al te grooten voorspoed was de toeleg maar al te zeer het bereiken van de grootst mogelijke productie, zonder dat voldoende werd acht geslagen op de kwaliteit; rijp en groen, bekwaam en onbekwaam, verdiende toen ruim zijn brood. Het ging al te gemakkelijk en toen het getij verliep wist men niet tijdig de bakens te verzetten. De naam van het Langstraatsche fabrikaat had ernstig geleden en de invloed van het machinale schoenwerk, dat vooral uit Duitschland werd ingevoerd, begon zich zeer geducht te doen gevoelen. De mechanisatie der schoenmakerij was in haar eerste stadium van ontwikkeling en er ontstond een moeilijke strijd tus- schen het handbedrijf en het opko mende groot-machinaal-bedrijf. Ook voor de lederindustrie was dc gunstige tijd na den oorlog voorbij. Die tijd was echter slechts in zooverre gunstig, dat door alles, wat bij de looie rijen was betrokken, ruim geld werd verdiend. I)c weelde maakte echter ook deze industrie zwak met betrekking tot de technische inrichting der bedrijven. Door de al te gemakkelijke voorwaar den voor afzet, werd ook hier niet meer gelet op kwaliteit en toen de gun stige tijd voorbij was, kon het buiten- landsche product gemakkelijk het Ne- derlandsche fabrikaat verdringen, daar bij gesteund door de buitenlandsche beschermende handelspolitiek. Onder deze omstandigheden werd de Kamer van Koophandel te Waalwijk geboren. Het initiatief, dat tot stichting heelt geleid, werd genomen door de Looiers-societeit. Deze. sociëteit was een vereeniging uitsluitend van leerlooiers, lederhandelaren en schoenfabrikanten. Zij werd destijds opgericht met het speciale doel te bevorderen de belan gen van de lederindustrie. Ofschoon de vereeniging wist, dat de Kamer niet zou zijn 'n instituut krach- tens een wet geregeld, stond zij de op richting niettemin sterk voor, omdat de ervaring elders reeds geleerd had, dat van haren arbeid goede uitkomsten konden worden verwacht. De vereeni ging wendde zich dan ook bij gemoti veerd adres tot den Gemeenteraad. De ze stemde met het verzoek in, overwe gende, dat bij den omvang van den plaatselijken handel en de industrie, zich de behoefte deed gevoelen aan een officieel orgaan, dat zich geheel zou wijden aan de belangen van handel en nijverheid, om te bevorderen, dat beide takken van bestaan in de gemeente zich in dezelfde mate zouden ontwik kelen als elders binnen de landsgren zen en daarbuiten was waar te nemen. Met het initiatief tot de oprichting Zonder schriftelijke toestemming is eenige overname uit deze rubriek verboden. (Alle stukken deze rubriek betreffende 't ook voor jullie, te zenden aan OOM W1M, „De Echo", Nogmaals mijn allerhartelljksten dank. Waalwijk). Lieve Nichtjes en Neefjes. Ziezoo, de gewone Nieuwjaarsdrukte is dan alweer achter den rug. We hebben onze familieleden, vrienden en bekenden allen een gelukkig Nieuwjaar toegewenscht en met onszelf zijn we immers overeen gekomen om van 1928 het beste en vruchtbaarste jaar te maken. De vorige week hebben we daar samen over gesproken, maar spreken alleen is niet voldoende, we moeten ook doen. Dat enkele woordje ndoenu moeten we vast in ons geheugen zetten. Toen ik voor eenige jaren eens een bezoek bracht aan 'n bekenden tooneel- schrijver in den Haag. zag ik op diens werkkamer een groote plaat hangen waarop enkel dit eene woordje stond „DOEN". Dat woord werkt wonderlijk op een mensch als hij 't dikwijls ziet. Wanneer we bij 't stellen van een goede daad aan 't twijfelen worden gebracht en we zien dan plotseling het woord .doen", dan schamen we ons over onze zwakheid, we voelen een zelf verwijt tegen ons gericht't woordje ndoenu doet ons aan onze plicht herinneren en.... met een krachtig gebaar schudden we alle lauwheid van ons af en doen de goede daad en zeggen 't goede woord, waartoe we even te voren nog te lui en te on verschillig waren. Lieve Nichtjes en Neefjes zullen jullie over dit kleine lesje eens ernstig nadenken? je zult er later zelf veel plezier van hebben. Maar ik zou gauw vergeten waar over ik nog wilde schrijven. Vooreerst zeg ik jullie allen recht hartelijk dank voor al de goede wen schen mij bij het begin van 1928, toe gezonden. Geloof me, Ada, Toosje, Trijntje e.a. dat ik voor jullie heil wenschen zeer gevoelig was. Ik hoop dat O. L. Heer al 't goede mij door zooveel kinderen toegewenscht, in vervulling zal doen gaan. Daar zullen we gezamenlijk voor bidden, ik doe Jullie aller OOM WIM. In de Kinderkamer. Juf! waar is ons theeservies? Ik heb 't den heelen tijd al gezocht en kan 't nergens vinden 't staat niet in de speelkast! Haastig kwam Juf toegeloopen, im mers Mevrouw lag boven met hevige hoofdpijn en nu mochten de kinderen niet zoo'n leven maken. Ik weet het ook niet, jullie hebben 't zelf opgeborgen. Laten we dan nog maar eens in de kast kijken, daar zal het wel staan, maar jullie moeten 'n beetje kalm zijn, anders wordt Moe nog veel zieker. O ja, daar hadden ze niet meer aan gedacht. Die goede, lieve Moe was zoo ziek. Ze beloofden erg stil te zijn, als ze nu ook maar thee en koekjes kre gen. Juf zorgde voor alles, als ze maar stil waren: eerst het servies, dan thee, koekjes, chocola, enz. en eindelijk 'n bakje water, en 'n doek om de kopjes, schoteltjes, potjes en pannetjes schoon te maker:. Eenige oogenblikken later was het spel in vollen gang, na eerst even ge kibbeld te hebben, wie voor Moeder spelen mocht, doch dat was gauw beslist. Mientje kon zoo heerlijk Moe dertje zijn. „Ja maar", kwam de kleine Frits er tusschen „Mientje mag altijd Moeder zijn en ikke nooit!" Daar werd natuurlijk hartelijk om gelachen: 'njongen Moeder,verbeeldt je zoo ietsDoch daar wist Juf wel raad op. Ze stelde Frits aan tot Vader, wat algemeen bijval vond. Nu begon het spel. Marietje kwam met Stientje bij Mientje op visite. De pop werd gauw te slapen gelegd, want die was zoo moe van de reis. Toen kwam de thee, met koekjes na tuurlijk voor den dag. „Hé, mag ik eens inschenken zei Marietje „Nee, dat hoort niet", stribbelde Mientje tegen; „als Tante bij Moe op visite komt, mag ze ook geen thee inschen ken". Nu vond Marietje 't natuurlijk goed, als 't dan niet hoorde, dan wou zij 't ook niet doen. Vader was ter wijl tante kwam, gaan paardrijden, hij zei: „Ik kom dadelijk terug, ik moet ■even kijken of de knechts wel goed doorwerken. Toen Vader terugkwam werd er nog een heele poos gezellig thee gedronken en 'n tijd gewandeld, door de gangen altijd, want buiten mochten ze niet. Zoo hadden ze al 'n paar uur ge zellig en prettig gespeeld, tot ze op het laatst begonnen te kibbelen, wat ze nu zouden doen, zoodat Juf eraan te pas kwam en ze voor straf niet meer spelen mochten. Mientje moest 't servies op gaan ruimen, Marietje haar cathechismus gaan leeren en Frits zijn sommen af maken. Dat was wel haast de grootste straf. Ze vroegen en beloofden dat ze beter op zouden passen en niet meer zouden kibbelen, doch Juf bleef bij haar woord en ieder moest gaan doen wat zij gezegd had. AUQUSTIEN. ERNEST VAN DER HALLEN. Van den baars die den avond begeerde te zien. Daaronder, diep in het water, was het heerlijk stil. Hebt ge ooit de groene zomerbeemden, gezien in versche zomerkoelte, met daarop de witte zij den mist, de gouden dans der zon daarboven en hoog, het purper der morgenlucht? Zóó was het in het stille water. Geen zandeke roerde er, en de vele waterplanten waren stil. Het dichte kroos was een fijn gewelf van groen, dat het water daaronder koel hield en waardoor de rijke purperen en gouden zon in 1000 kleine puntjes door- trilde. Dat was als een heilige Sep- tember-sterrennacht, In de schemerige groenheid van dees rijke stilte, waar de wijde stemmigheid hing van vele zwijgende dieren en peinzende planten. Zóó was het in het stille water, diep in den rustenden vijver, waar nenuphars en helmkruid bloeiden aan den lagen rand. Boomen stonden daar- rond zonder weerspiegeling in 't mat groene vlak en de zon, die er eiken dag overwandelde, zocht er tever- geefsch haar beeld in. Enkel 's nachts, als de fijne manesikkel in den diepen hemel dreef en 2ilver kletste op de blaren en boomenkoppen, leek de effengroene vijver een groote ijsvlakte, waar vele klaarte mat glom boven mysterieuze diepten. Daarin was het een wonder leven, vol bedrijvigheid. En daar waar het groene kroos weggedreven was en 's avonds de visschers op hun lijnen zaten te turen was de klaarte van het water zóó, dat ge heel het leven daar in nagaan kondt. Daar leefde stil en eenzaam de waterspin in haar gezel lig en luchtig huis: de dikke teen- nljper en de groene salamanderde kikvorsch, de paling en de felle water rat, de Daars en de snoek, de forel en vele andere goud- en groengeschubde visschen die zwijgend met stil bewe gen van hun vinnen door het wier en de vele waterplanten schoven, met groote, wondere oogen en rappe licht schijnsels op hun blauwzilveren ruggen. Dien morgen was het iets heel bi- zonders geweest in den stillen vijver. De kikvorsch, de lompe maat die niet eens sierlijk en deftig zwemmen kon, had ineens de bizondere belangstelling van al de vijverbewoners gaande ge maakt. Hij was voor een paar dagen op reis geweest in het wijde bosch naast het water en had daar zooveel heerlijks en wonders gezien, dat hij er niet over uitgepraat geraakte. Dat was dan ook een héél bizonder iets; geen enkele visch was ooit buiten het water geweest en de gevreesde water rat die weieens een reisje waagde daarbuiten, was niet bizonder spraakzaam. Daarmee kwam het dat de kikvorsch zóóveel bijval haalde met z'n vertellingen over het woud en de wijde wereld die buiten den vijver lag. En hij vertelde immer opnieuw van de geweldige, groene boomen, van de fijngekleurde, sterkriekende bloemen en het lekker-frissche gers, waar hij in buitelen kon, zóó diep dat hij den hemel haast niet meer zag. Van de grachten waar zooveie zusters woonden en van de dieren uit het bosch van den diepen blauwen hemel en de sterren, van de zon vooral: de heerlijke gouden zon die zoo geweldig daarboven wandelde en 's avonds in een droom van goud en purper onder ging en dan heel het bosch tot een berg maakte van groen goud. En de kikvorsch dien de visschen met zijn lompe manieren weinig dichterlijk dachten, bleef een momentje peinzend en roerloos toen hij terugdacht aan dien gouden avond daarbuiten. En zijn besluit was dan eiken keer hier blijf ik niet in dezen slijkeri- gen poel. Daarbuiten naar het licht en de schoone wereld en de gouden zon Ja, hoe kon het anders, of dees moest andere bewoners van den vijver doen verlangen naar al dat heerlijks! En toen de kikvorsch allang verder was bleven de visschen nog bijeen en praatten over al het wonders dat ze gehoord hadden. Toen gebeurde het datdebaars.de mooie zilver-groene droomer dien de anderen schuwden om zijn afzondering en zijn droefgeestigheid meer nog om zijn felie stekels waar ze bang van waren den kikvorsch ging opzoeken om hem verder uit te vragen over zijn reis en wat hij had gezien. Want de baars was een diep denker, en door zijn afgezonderd leven en zijn vele peinzen wist hij vele dingen. Het verhaal van den kikvorsch had in zijn hart wondere verlangens doen wakker worden naar die heerlijkheid daarbuiten. „De wereld is zóó wijd en zóó schoon, deed de kikvorsch, hier is alles eentonig en groen, ginder boven is het alles gcud en blauw en purper. En het schoonste is me nog den avond als alles stil wordt in het woud en ingetogen. Dan komt de blauwe nacht: die sleept achter zich zijn wij den blauwen mantel. En als hij dien over de wereld werpt gaat de heerlijke zon weg tusschen de boomen in lou ter goud en purper. Dat heeten de men- schen den avond En als ge dat ge zien hebt hebt ge 't schoonste gezien van heel de wereld. Ik heb het ook eenmaal gezien en eilaas, ik had maar één ziel om al die schoonheid te genieten." En toen hij dit gezegd had zwom de kikvorsch heen. „Ik wil het nog eens zien" hoorde de baars hem nog zeggen. Roerloos bleef nu de arme visch alleen, droomend van den schoonen gouden avond dien hij ook zoozeer begeerde te zien. Doch hij voelde wel dat het voor hem niet ging buiten den vijver te geraken en dat deed hem nog meer verlangen. „Kon ik het maar éénen keer zien, maar éénen enkelen keer* zuchtte hij. Hoe beneed hij den geluk kigen kikvorsch die nu reeds daar boven was in dat heerlijk groene woud. En zoo bleef de arme baars alleen droomen en verlangen naar den rijken avond ginder boven. Nu was hij op de plaats waar het kroos weggedreven was en de vijver open lag. En 't moest zijn dat reeds de avond zijn blauwe mantel aan sleepte over de wereld, want het docht den baars dat het donkerder werd in het groene water. De vele visschen en kleine waterdierkens werden stil om hem en het wuiven der fijne waterplanten was haast ook heelemaal gedaan. Ja, dat moest de avond zijn. Ginder, een klein wormke. Meteen rappe beweging zijner vinnen schoot de baars er henen. Een vinnige schok en de arme spartelende visch werd naar boven toegezogen, ritet een ge weldig bewegen van het water om hem en een felle pijn in zijn lijf. „Naar de schoone wereld" dacht hij nog en toen Een momentje zag de arme baars de schoone wereldeen klein mo- mentje den gouden avond en de wijde pracht van het woud in den ronde. En toen brak de kleine zijn hart, met een korten snik en een traan van diep geluk in elk zijner violette oogen. Dat deden ruwe menschenhanden. Hei, de navond was zóó schoon om den armen baars. Wat verder psalmo- dieerde een stille krekel zijn vespers en zong alleen en hoog de kikvorsch in den koelen nacht de schoonheid van deze ure. Kijk, als dees sprookje niet zoo blij is als ik wel wenschte is dat niet mijne schuld. Want zóóvelen verging het lijk dien armen, mooien baars. En zóó wilde ik ook sterven, met den rijken gouden gouden avond om mij en de groote innigheid van die ure. >'r. 3. Zaterdag 7 Januari 1»)27. 51c- Jrg. DOOR

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1928 | | pagina 5