IE ECHI VAN HEIZ1IDEN.
Een Paaschwrassing.
De Graankorrel.
TWEEDE BLAD.
BINNENLAND.
Mededeeling van het dagelijksch
bestuur der R. K. Staatspartij
.Voor wie in de R. K. Staatspartij
geen plaats is.
Naar aanleiding van een desbetref
fende vraag tot het L).B. der R. K.
Staatspartij gericht meent dit Bestuur
goed te doen ter voorlichting van
de verschillende partijbesturen, welke
door de beoordeeling van soortgelijke
gevallen kunnen worden gesteld
het navolgende als zijn meening ken
baar te maken.
R.K. personen, die als werkgever
weigeren het recht op vereeniging van
hunne arbeiders, te erkennen en dit
recht daadwerkelijk aantasten, zijn
daardoor in openlijken strijd met de
Katholieke beginselen, neergelegd in
het Natuurrecht en de leerlingen der
Kerk, met name de Encycliek Rerum
Novarum van Paus Leo XIII.
Omdat deze beginselen evenzeer den
grondslag vormen van de programma's
der R.K. Staatspartij zooals dit
met name uitdrukkelijk tot uiting
komt in de Beginselverklaring en het
Beginselprogram 1896 kan zonder
vrees voor tegenspraak worden ver
klaard, dat voor zoodanige personen,
indien zij in deze gewraakte houding
volharden, de R. K. Staatspartij geen
plaats biedt, wijl zij rechtstreeks in
gaan tegen de beginselen door deze
Partij nagestreefd en gehuldigd.
Een recent geval, waarover voor
kort in de R.K. pers werd bericht,
geeft het D. B. gereede aanleiding
tot mededeeling van het bovenstaande
te besluiten. Hiermede wordt bedoeld
concreet geval niet beoordeeld, wijl
het O. B. daaromtrent geen andere
gegevens ten dienste staan dan de
in de R.K. pers gepubliceerde mede-
deellngen. Zijn deze inderdaad zóó
als gemeld, dan is bovenstaande ver
klaring op dit geval inderdaad van
toepassing.
Dioc. Comité St. Radboudstichting.
Aan het dezer dagen uitgebrachte
Jaarverslag van bovengenoemd Comité
betreffende de jaarlijksche collecte in
het Bisdom 's-Bosch voor de R. K
Universiteit is het volgende ontleend:
In het afgesloten verslagjaar werden
in het Diocesaan Comité een tweeial
vacatures aangevuld door de benoe
ming der heeren E. Moonen, Burge
meester van Waalwijk en C. Roothaan
Gemeente-ontvanger te Nijmegen, ter
wijl Mr. P. H. Loeff aan de beurt van
aftreding zijnde, zich zag herbenoemd.
Als gewoonlijk kwam ons Diocesaan
Comité tweemaal in vergadering bijeen
29 April tot vaststelling van 't jaar
verslag en de rekening en verantwoor
ding v.d. Secretaris-Penningmeesteren
de aanwijzing van twee Comitéleden
welke deze rekening-verantwoording
zouden verifieeren, vervolgens 28
September ter voorbereiding der jaar
lijksche collecte,
In de eerste dagen van October
werd aan de parochiale Comité's zoo
als gewoonlijk een rondschrijven ver
zonden ter voorbereiding van de
jaarlijksche inzameling en ter herin
nering aan de verplichting en taak
der Parochiale Comiié's.
Van alle Parochies, behoudens één
te Eindhoven, werd de jaarlijksche
bijdrage ontvangen.
Van de ruim 300 Comité's werden
210 ingevulde jaarverslagformulteren
terugontvangen.
Het financieele resultaat over het
boekjaar 1927 geeft het volgende beeld:
Ontvangen werd nog voor 't boek
jaar 1926 één parochiale bijdrage van
t 50.
Voor dit jaar kwam in
aan parochiale bijdragen f. 46420.13
Tegen het vorig jaar, 1
met inbegrip van voornoem
de nagekomen bijdrage f. 45282.16
eene vermeerdering dus van f. 1137 97
Daarentegen werd van Gestichten
slechts ontvangen t. 767.10 of f. 218 68
minder dan het voorafgaande jaar.
Doordat echter een viertal bijzondere
giiten inkwamen, waarvan twee door
tusschenkomst van Mgr. Diepen, be
reikten we tot eindresultaat voor het
afgesloten boekjaar in totale ontvangst
van f. 4778 87 of f. 1562,83 meer aan
voor 1926. Eene stijging derhalve
welke reden geeft tot tevredenheid al
was deze stijging echter niet zoo groot
als die van 1926, welk jaar tegenover
1925 een vermeerdering aangaf van
f. 1992.10
We kunnen daarom wei tevreden,
maar niet in alle opzichten voldaan
zijn, te meer niet omdat nog 180
Parochies bleven beneden 't „lOcent
per Katholiek", terwijl slechts 116
Parochies daarboven kwamen, terwijl
6 Parochies juist het „10 cent per
Katholiek" haalden.
De opbrengsten van 1927 vergelij
kende met die van 1926 zienwe.dat:
27 Parochies juist het zelfde
bedrag afdroegen
152 in 1927 meer op
zonden dan in 1926
124 in 1927 minder op
zonden dan in 1926
Na verschillende gegevens van de
Parochies gereleveerd te hebben sluit
het verslag met een welverdiend woord
van dank aan alle Parochiale Comité
leden, tevens aan alle dames en heeren
Collectanten voor hun zoo gewaar-
deerden ijver en medewerking.
Zonder schriftelijke toestemming is eenige overname uit deze rubriek verboden.
CORRESPONDENTIE.
Bastiaan D. Sprang.
Zeer juist opgemerkt. Bas. .wat in
het vat zit, verzuurt niet." Heb je
werkelijk gedacht, dat je opstel inde
papiermand was terecht gekomen
Mis he
Oom Wim bewaart alles van zijn
nichtjes en neefjes, zoowel brieven als
opstellen. Wanneer ik heel oud ge
worden ben en niet meer in staat om
ons jeugdhoekje te leiden, dan stel ik
me voor op stille winteravonden bij
den haard al jullie hartelijke briefjes
nog eens na te lezen.
Zeg Bas, nu de vacantie begonnen
is, moest je weer eens eer. opstel
maken, zul je? Ik wensch je veel
pleizler. Als je neef Gerrit uit Zeist
komt, zul je wel afleiding krijgen.
Dag Bas.
Koos D. Sprang.
Geen dank, Kooske, jij verdiende
den prijs heel eerlijk en ik zelf was
maar wat blij, dat jij nu eindelijk ook
eens tot de gelukkigen behoorde. Het
doet me veel pleizier te hooren, dat
je zoo in je schik bent met 't
boek Bas schreef me: .daar mag
niemand aankomen".
Maar je zult 't toch ook wel eens
laten lezen he Koos! Natuurlijk.
Toen Bas een prijs had, hebt jij er
immers ook iets van ontvangen. Zoo
behoort 't ook. Voor je broertjes en
zusjes mag je toch werkelijk wel iets
overhebben.
En dat zul je toch ook wel hé
KoosVan Bas zal 't wel een beetje
plagerij zijn geweest, denk ik.
Als je naar Utrecht gaat, moet je
mij eens iets over dat reisje vertellen.
Misschien wil Bas je daarbij wel een
beetje helpen.
Tot ziens Kooske.
Huib. K. Capelle.
Wel Huib, ik wilde dat ik er bij
was geweest toen je den prijs ontving.
Sprong je bijna tot den zolder
Het doet me heel veel pleizier, dat je
er zoo mee ingenomen bent. Ik za
probeeren om 29 Augustus goed te
onthouden. Wil je ook eens probeeren
een opstelletje te maken? Stuur'tmi
dan maar gerust.- Wanneer 't eenigs-
zin geschikt is. wordt 't in ons hoekje
afgedrukt.
Huib doe wederkeerig veel groeten
aan je ouders en broer Nico.
Dag.
(Volgende week ga ik verder met
't beantwoorden van briefen).
OOM WIM.
Elertikken.
Baron Zendvliet zat met zijn vrouw
in een van de luxieuse kamers van
hun kasteel „Levenslust" te praten
over Paschen. 't Was nog drie dagen
vóór Paschen Ieder jaar hadden ze
een kinderfeestje op „Levenslust" ge
had en altijd was het weder tamelp
goed geweest en kon het feest buiten
plaats hebben. Maar nu? Het regende
dat 't goot.
„Uitstellen", vond de baron.
„Och, dat zou een groote teleur
stelling voor hen zijn, denk je ook
niet?"
„Ja", bekende hij, „ja".
Weer heerschte er volkomen stilte.
„Nog drie dagen tijd. Veel kans dat
het zal op klaren" zei mevr. hoopvol.
„Daar mogen we niet op rekenen'
oordeelde de baron somber.
't Was weer stil.
Plotseling hoorde men een gestom
mei, de deur werd open geworpen en
vier jongens kwamen binnen.
„Slecht weer hé jongens", zei me
vrouw.
„Ja Ma". „Hebben we nu geen
kinderfeest met eieren zoeken"? vroeg
George, de oudste.
„Ik weet het niet vent".
„Weet U wat we moesten doen?"
„Nog niet".
„Nu, we moeten een heeleboel palen
in den grond laten slaan en daarover
een zeil spannen".
„Nog zoo kwaad niet, alleen wat
onnatuurlijk", vond George.
De deur werd open gedaan en de
twee dochters van baron Zendvliet
kwamen binnen.
„Pa, de barometer gaat vooruit en
in de krant staat: Kans op goed
weer", vertelde Loekie.
„Och wat", riep Dolf. „Gisteren
stond er in de krantAanvankelp
Westen wind, later Oost. Regenbuien.
Windstilte. Droogte".
„Malle jongen, wat praat je nu weer",
„'t Is heusch waar, 't is niet George
„Ik weet het niet hoor".
't Was Paasch—Maandag.
Op „Levenslust" was het kinder
feest in vollen gang.
Vrouwe Natura had zijn ontfermd
en het was prachtig weer.
's Middags om twee uur waren er
twaalf jongens en acht meisjes ge
komen.
Eerst hadden ze Paascheieren ge
zocht.
Toen kwamen er twee knechten
met een groote mand. Ieder kind
kreeg nu zooveel eieren dat het er
vijf had. Deze werden nu in mantels
en zakken opgeborgen.
Toen kwam baron Zendvliet op het
terras. In zijn handen hield hij een
heel groot chocolade Paaschel. dat
wel 20 gulden kon hebben gekost,
zooals enkele jongens beweerden.
„Kinderen", zei de baron, „jullie
zien allemaal dit ei wel, hé? Nu dat
krijgt een van jullie".
„Wie?" werd er gevraagd.
„Hij of zij die het hardste el heeft.
Nu is het drie uur. Gaan jullie maar
spelen en als straks de klok op het
torentje luidt moeten jullie allemaal
hier komen".
Juichend en joelend gingen alle
kinderen spelen.
Om vier uur luidde de klok en
direct was het jonge volkje weer
voor het terras bijeen.
„Goed opgepast hoor", prees de
baron. „Krijgt nu allemaal je eieren
en kom dan hier boven*.
De eitjes werden opgezocht en allen
liepen de breede trappen op van het
terras. De baron plaatste ze allemaal
netjes op een rijtje en ieder kind
kreeg een nummertje op zijn borst.
„Zoo, nu moeten jullie allemaal
twee eieren wegleggen".
„Hebben jullie er nu nog drie?"
„ja mijnheer", klonk het als uit een
mond
„Prachtig".
„Nummer één en zes en twintig
moeten hier komen".
Twee jongens kwamen naar voren.
„Neem in je eene hand een eitje
met de spitse punt naar boven", legde
de baron uit.
„Zoo. en nu tikken".
Er kwam nu een gespannen stilte
onder de kinderen.
Tik....
„Nog eens en wat harder hoor".
Tik.... tik....
„Nog harder", spoorde mijnheer aan.
Bons....
„Allebei kapot, ha, ha, ha!
„De volgende twee eieren".
Zoo ging het voort.
Juist hadden allen getikt, toen een
bediende zes en twintig glazen Ranja
bracht.
Nu werd er eerst gepauzeerd en
gedronken.
Na de pauze kwam juist het span
nende. Zes jongens en vier meisjes
zouden nog eieren moeten tikken.
Toos tegen Annie en Plet tegen Max.
Annie won
Nu Annie tegen Plet.
Beiden gevoelden het gewicht van
dat oogenblik.
De barones kwam er ook bij staan.
Tik...
Tik....
Wie won
Toen de kinderen 's avonds naar
huls gingen liep Annie met een
groot pak onder haar arm en Piet
met een kleiner, als tweeden prijs.
En blij dat ze waren!
CUPIDO.
Ouders lezen Uw kinderen ook
ons Jeugdhoekje.
No. 29. Zaterdag 7 April "28. 51e Jrg.
Ilijk was Anna Roten niet, integendeel.
Maar ze bezat haar vroolyke blye jeugd en
van haar tante. Alberta Roten, kreeg ze
1.50 per week. Extra uitgaven, die naar
het. oordeel van juffrouw Alberta, tot den
goeden toon behoorden, zooals b.v. het ma
ken van het portret van haar nichtje, door
een jong fotograaf, die misschien over eeni-
gen tijd zijn kunst nog een» zou leeren, be
taalde zij nog bovendien. Ze was met Anna
meegegaan om ook van haar zelf een blij
vend aandenkeen aan de wereld te geven.
Nu zat ze thuis ongeduldig op de proeven
te wachten, die Anna was gaan halen. Anna
zou zeker langs den kortsten weg naar liuis
zijn geijld om de tydlng dat ze nog niet ge
reed waren, te vertellen, wanneer ze niet
in de wachtkamer van den fotograaf een
krant had gevonden, die een voor haar ge
wichtige advertentie bevatte. Ze had die vlug
overgeschreven en liet nu in het gezellige
kamertje haar oog er op rusten.
„Een ongehuwd grijsaard zoekt tegen 18
April op een landgoed een dame, die goed
kan voorlezen en koken. Bovendien moet ze
belangstelling hebben voor en verstand van
alle in een huishouding voorkomende werk
zaamheden, Een oude dame zal haar gaarne
inlichtingen geven. Men vraagt gegadigden
haar portret te zenden, dat by niet aanna
me teruggezonden zal worden. Salaris 40
gulden 's maands. Mok. Landgoed Scliarz-
bacli, bij Krunchen."
Anna Roten dacht er ernstig over, naar
die betrekking te solliciteeren. Ze was bui
ten opgevoed' en hield nog veel van het bui
tenleven. Tante Alberta.had haar tot zich
genomen toen haar ouders gestorven waren.
En Anna kon het niet langer verdragen
niets uit te voeren. Ze wou ten minste pro-
lieeren een verandering in haar leven te
brengen, voorloopig zonder dat haar tante er
iets van wist.
Anna kreeg op haar verzoek sehryfbenoo-
ligdheden en schreef met haar mooi. dui
delijk handschrift een langen brief. Haar
liefde voor het landleven sprak er duidelijk
uit zoo ongekunsteld en oprecht, dat twee
dagen later de oude' mevrouw Mok, nadat ze
hem gelezen had. zei..Als het van mij af
hing. Paul, schreef je haar per keerende
post. Ik geloof, dat ze uitstekend geschikt
is".
Paul Mok trok de schouders op.
Als u het wil, moeder, vind ik het
goed. Men kan haar altijd weer laten gaan
als ze ons niet bevalt. Laten we in ieder ge
val het beloofde portret afwachten, dat ons
door den fotograaf gezonden zal worden.
Het portret kwam en beviel beiden heel
goed. Mevrouw Mok schreef nog denzelfden
dag aan Anna Roten
,..Laat ons het maar eens met elkaar pro-
beeren. Mijn zoon Paul laat u zeggen, dat
u den 18en April aan den trein van 4 uur
een rijtuig zult vinden. Ilij hoopt met mij,
dat wij mét elkaar een gezellig Paaschfeest
zullen vieren".
Tante Alberta had er eindelijk in toege
stemd. dat haar nichtje in den vreemde zou
trekken. Eerst waren er natuurlijk heel wat
woorden gewisseld. Met tranen en onweers
buien. zooals dat in April te verwachten is.
Maar nu scheen de zon weer.
Nu was Anna aan haar doel.
Ze steeg uit en zocht overal naar een
koetsier in donkergrijze livrei, zooals haar
ouders er een hadden gehad. Maar ze zag
geen rijtuig aan het kleine station.
Alleen een paar vrachtwagens stonden er,
waarop machinedeelen waren geladen, en
een jong. statig heer liep met teleurgesteld
gezicht wat geërgerd oó en neer. Toen gaf
ze haar bagage in bewaring en liep den weg
af, tlien men haar als juiste» had aan
gewezen. Ze hield niet van vragen. Het. rij
tuig was er niet... dus waarom zou ze nog
veel woorden gebruiken. Kalm en welgemoed
ging ze het vaste, groene voetpad af en haal
de, diep adem. alsof ze het stof van de groo-
te stad uit haar longen wilde verwijderen
Zoo had ze misschien pas vijf minuten ge-
loopen, toen ze haastige schreden achter
zich hoorde en plotseling den persoon, die
haar daar straks teleurgesteld had toege
schenen. naast zich zag verschijnen. De
vreëmdeling nam beleefd den hoed voor haar
af en sprak:
We hebben blijkbaar geen van beiden
gevonden wat we zochten.
Ze wilde eerst stijf en afgemeten zijn. zoo
dat hij kon zien, dat ze niet op zijn gezel
schap ge9teld was. Maar zij antwoordde hem
toch vroolijk: ..Daar kunt u wel gelijk in
hebben. Ik was er eerst erg ongelukkig over,
maar nu ben ik blij, dat ik zoo'n wandeling
raag maken. Het is zoo mooi met dat tec-
re berkengroen en dat korenveld. Dit is
goed... zonder muizen en kale plekken."
Hij kreeg eerbied voor haar vakkennis.
Ze praatten over van alles en leken elkaar
al gauw zoo bekend en vertrouwd, alsof ze
jarenlang met elkander hadden omgegaan.
Ze spraken eindelijk over de lente, dat alles
zoo groen en zoo levendig werd en de men
sehen ook al opvroolijkten voor zoover hun
hart nog niet gestorven was.
De vreemdeling nam plotseling zijn hoed
af en sprak, op zijn haren wijzend
Daarvoor alleen helpt de lente niet
meer.
Ze zag hoe grijs zijn haren waren en kreeg
een kleur van schrik.
Hoe i4 dat gekomen? U is toch nog zoo
jong.
'Dat ligt in onze familie. Ik begon op
mijn zestiende jaar al grijs te worden.
Anne Roten voelde zich plotseling zoo
prettig en vroolijk gestemd, alsof ze weer
thuis bij haar moeder was. Ze boog zich
over de oude blanke handen en kuste die.'
En bulten vertelde de zon met gouden glans
dat ze morgen op Paaschdag vroolijk
op aarde zou schijnen, ten teeken, dat op
dat heilige feest de liefde in ieder menschen-
liart klopt.
Geld.
Een Paasch Sproke.
Kinderen uit het dorp vonden den Zater
dag voor Paschen buiten in het bosch iets,
dat zoo groot was als een kippenei en dat
er uitzag als een graankorrel met een naad
in hot midden. Een i-eiziger, die door 't dorp
kwam. zag het voorwerp, kocht het vooreen
paar centen en nam het mee naar de resi
dentie, waar hij het voor veel geld aan den
landsvorst verkocht.
De vorst riep alle wijzen nlit zfln land bij
zich en gelastte hun na te gaan, wat het
voorwerp was: een ei of een graankorrel.
De wijzen dachten er lang over na. doch
konden geen antwoord geven.
Het zonderlinge voorwerp had 'n plaatsje
Ik was bang dat een groot verdriet er I gekregen in een der vensterbanken van het
w
de oorzaak van was.
Hij keek haar aan en dacht hij zichzelf:
Wat is ze lief en innemend; zoo iets bekoor
lijks heb ik in mijn leven nop: niet gezien.
Hij sprak echter lachend: Neen. Het
zou dan alleen moeten komen, doordat ik
aanstonds mijn moeder onder de oogen moet
komen, zonder haar nieutwe> hulp in de huis
houding. Tk ging namelijk zelf naar het sta
tion om haar; uit te leggen, waarom er geen
landauer kon wezen. Al onze paarden moes
ten gebruikt worden voor het afhalen van
de chili.
Hoe eigenaardig, zei ze aarzelend. U
heeft de dame gemist en ik vond geen rijtuig.
Hij werd opmerkzaam.
Mag ik vragen wat het einddoel is van
uw wandeling?
Het lnndgoed Sehwarzbaeh.
Ik ben Paul Mok van Sehwarzbaeh.
Maar u kunt toch onmogelijk juffrouw
Roten zyn?.
Waarom niet? Ik ben het wel degelijk.
Maar lil is zeker al een heel oud man. daar
u zoo den nadruk op den grijsaard heeft ge
legd.
En ik heb recht te gelooven, dat u een
heel oude dame is met een mutsje op. Zoo
gaf uw portret u tenminste weer.
Ze schrikte hevig, toen ze bedacht, hoe
ze den fotogranf eenvoudig had gevraagd
zoo spoedig mogelijk een portret van juf
frouw Roten te zenden aan mevrouw Mok.
Als hij nu het portret van tante Alberta in
plaats van het have had gezonden?Daar
ligt het landgoed met den aardigen breeden
gevel al voor hen. Zdul ze met hem naar bin
nen gaan om de toedracht der zaak aan zijn
moeder uit te leggen, of omkeeren en gauw
naar tante teruggaan.
Ilij merkte op hoe bleek ze was en hoe ze
van verlegenheid beefde. Er straalde een
warme glans uit zijn oogen. Ga maar
mee naar mijn moeder, die weet overal goe
den raad op.
De oude vrouw bracht dan ook werkelijk
de zaak in orde. De fotograaf had natuur
lijk alle schuld. Zy streek haar teeder over
de bevende handen en keek haar zoon aan
met dien veelbeteekenenden, diepen blik,
dien hy reeds van haar kende.
Moet ik nu maar gaan? vroeg Anna
Roten met een kwalijk onderdrukten snik.
Neen kind, blijf maar bij ons. We zul
len een vroolijk. prettig Paaschfeest met el-
knar vieren.
Mag ik dus niet langer blijven dan tot
na Paschen?
Toen legde zy moederlijk den arm om de
jonge schouders. Als God wil, langer veel
langer 30 jaar en meer zooals uw
voorgangster. Niet waar. Paul. korter blijft
men hij ons niet.
paleis. Op zekeren dag: kwam een kip en
pikte er een gat in. Iedereen kon toen zien
(lat het vreemde ding een graankorrel was».
Het duurde niet lang of de wijzen kwamen
den vorst vertellen, dat zy hadden geconsta
teerd. dat het onbekende ding een graan
korrel was.
De vorst was stom verbaasd en gaf nu or
der na te gaan. waar. en wanneer die graan
korrel was ontstaan. Lang dachten de ge
leerden na. raadpleegden allerlei dikke hoe
ken. doch tevergeefs.
In onze boeken, zeiden zy den vorst,
staat niets over dit graan. Laat eens eenige
hoeren hier komen. Misschien heeft een van
hen wel eens van deze soort graankorrels
gehoord.
De vorst liet eenige oude boeren ontbieden.
Een heel oude was eV onder hen; tandm
had de man niet meer en hy sleepte zieli
moeizaam voort op twee krukken.
Men toonde hom den graankorrel, doch
de oude hoer was zoo goed als blind en met
zy» handen l>etastte hy l>evend het onbeken
de voorwerp..
- En. vroeg hem de vorst, zeg my eens
oudje, weet jy niet. waar men dergeiyk
graan oogst? Heb je zelf wel eens dergeiyk
graan uitgezaaid? Heb je het misschien wel
eens gekocht?
I>c oude man was vry doof. Hy hoorde
dus de vragen niet. die men hem stelde.
Neen. antwoordde hy, toen inen de
vragen luider had herhaald. Ik ken dit
graan niet. Ik heb nooit grooter graan ge
zien dan het gewone... Misschien weet rny'n
vader er meer van. vraagt het hem eens.
Dadoiyk werden renboden uitgezonden om
den vader van den ouden hoer te zoeken. Vry
vlug vond men hem en hy verscheen voor
den vorst. Iiy liep veel beter dan zyn zoon.
hij was niet blind en kon veel heter hooren.
/eg my eens. weet je misschien iets
van dit. graan af? vroeg de vorst.
Neen, zeide de oude man. Ik heb het
nooit gezaaid of gemaaid op myn akkers.
Gekocht heb ik het ook nooit, vervolgde do
oude man. In my» tyd kenden we geen geld.
Iedereen at zyn eigen brood en als de een
soms gebrek had, wel. dan hielpen de an
deren hem. Het is wirnr. in myn jeugd was
liet graan grooter dan thans en de oogsten
waren veel overvloediger, maar het was
toch in de verste verte niet zoo groot als
deze korrel
Myn vader heeft my echter wel eens ge
zegd. dat. toen hy nog jong was. het graan
beter was. Vraag het hem eens!
De vorst liet den grootvader van den eer
sten hoer ontbieden.
Deze oude man was nog krasser dan zyn
zoon. Men liet hem het wonderiyke voor
werp zien. De grysaard nam het in zyn hand,