IE ECHI VAN HEIZ1IDEN. Een Paaschwrassing. De Graankorrel. TWEEDE BLAD. BINNENLAND. Mededeeling van het dagelijksch bestuur der R. K. Staatspartij .Voor wie in de R. K. Staatspartij geen plaats is. Naar aanleiding van een desbetref fende vraag tot het L).B. der R. K. Staatspartij gericht meent dit Bestuur goed te doen ter voorlichting van de verschillende partijbesturen, welke door de beoordeeling van soortgelijke gevallen kunnen worden gesteld het navolgende als zijn meening ken baar te maken. R.K. personen, die als werkgever weigeren het recht op vereeniging van hunne arbeiders, te erkennen en dit recht daadwerkelijk aantasten, zijn daardoor in openlijken strijd met de Katholieke beginselen, neergelegd in het Natuurrecht en de leerlingen der Kerk, met name de Encycliek Rerum Novarum van Paus Leo XIII. Omdat deze beginselen evenzeer den grondslag vormen van de programma's der R.K. Staatspartij zooals dit met name uitdrukkelijk tot uiting komt in de Beginselverklaring en het Beginselprogram 1896 kan zonder vrees voor tegenspraak worden ver klaard, dat voor zoodanige personen, indien zij in deze gewraakte houding volharden, de R. K. Staatspartij geen plaats biedt, wijl zij rechtstreeks in gaan tegen de beginselen door deze Partij nagestreefd en gehuldigd. Een recent geval, waarover voor kort in de R.K. pers werd bericht, geeft het D. B. gereede aanleiding tot mededeeling van het bovenstaande te besluiten. Hiermede wordt bedoeld concreet geval niet beoordeeld, wijl het O. B. daaromtrent geen andere gegevens ten dienste staan dan de in de R.K. pers gepubliceerde mede- deellngen. Zijn deze inderdaad zóó als gemeld, dan is bovenstaande ver klaring op dit geval inderdaad van toepassing. Dioc. Comité St. Radboudstichting. Aan het dezer dagen uitgebrachte Jaarverslag van bovengenoemd Comité betreffende de jaarlijksche collecte in het Bisdom 's-Bosch voor de R. K Universiteit is het volgende ontleend: In het afgesloten verslagjaar werden in het Diocesaan Comité een tweeial vacatures aangevuld door de benoe ming der heeren E. Moonen, Burge meester van Waalwijk en C. Roothaan Gemeente-ontvanger te Nijmegen, ter wijl Mr. P. H. Loeff aan de beurt van aftreding zijnde, zich zag herbenoemd. Als gewoonlijk kwam ons Diocesaan Comité tweemaal in vergadering bijeen 29 April tot vaststelling van 't jaar verslag en de rekening en verantwoor ding v.d. Secretaris-Penningmeesteren de aanwijzing van twee Comitéleden welke deze rekening-verantwoording zouden verifieeren, vervolgens 28 September ter voorbereiding der jaar lijksche collecte, In de eerste dagen van October werd aan de parochiale Comité's zoo als gewoonlijk een rondschrijven ver zonden ter voorbereiding van de jaarlijksche inzameling en ter herin nering aan de verplichting en taak der Parochiale Comiié's. Van alle Parochies, behoudens één te Eindhoven, werd de jaarlijksche bijdrage ontvangen. Van de ruim 300 Comité's werden 210 ingevulde jaarverslagformulteren terugontvangen. Het financieele resultaat over het boekjaar 1927 geeft het volgende beeld: Ontvangen werd nog voor 't boek jaar 1926 één parochiale bijdrage van t 50. Voor dit jaar kwam in aan parochiale bijdragen f. 46420.13 Tegen het vorig jaar, 1 met inbegrip van voornoem de nagekomen bijdrage f. 45282.16 eene vermeerdering dus van f. 1137 97 Daarentegen werd van Gestichten slechts ontvangen t. 767.10 of f. 218 68 minder dan het voorafgaande jaar. Doordat echter een viertal bijzondere giiten inkwamen, waarvan twee door tusschenkomst van Mgr. Diepen, be reikten we tot eindresultaat voor het afgesloten boekjaar in totale ontvangst van f. 4778 87 of f. 1562,83 meer aan voor 1926. Eene stijging derhalve welke reden geeft tot tevredenheid al was deze stijging echter niet zoo groot als die van 1926, welk jaar tegenover 1925 een vermeerdering aangaf van f. 1992.10 We kunnen daarom wei tevreden, maar niet in alle opzichten voldaan zijn, te meer niet omdat nog 180 Parochies bleven beneden 't „lOcent per Katholiek", terwijl slechts 116 Parochies daarboven kwamen, terwijl 6 Parochies juist het „10 cent per Katholiek" haalden. De opbrengsten van 1927 vergelij kende met die van 1926 zienwe.dat: 27 Parochies juist het zelfde bedrag afdroegen 152 in 1927 meer op zonden dan in 1926 124 in 1927 minder op zonden dan in 1926 Na verschillende gegevens van de Parochies gereleveerd te hebben sluit het verslag met een welverdiend woord van dank aan alle Parochiale Comité leden, tevens aan alle dames en heeren Collectanten voor hun zoo gewaar- deerden ijver en medewerking. Zonder schriftelijke toestemming is eenige overname uit deze rubriek verboden. CORRESPONDENTIE. Bastiaan D. Sprang. Zeer juist opgemerkt. Bas. .wat in het vat zit, verzuurt niet." Heb je werkelijk gedacht, dat je opstel inde papiermand was terecht gekomen Mis he Oom Wim bewaart alles van zijn nichtjes en neefjes, zoowel brieven als opstellen. Wanneer ik heel oud ge worden ben en niet meer in staat om ons jeugdhoekje te leiden, dan stel ik me voor op stille winteravonden bij den haard al jullie hartelijke briefjes nog eens na te lezen. Zeg Bas, nu de vacantie begonnen is, moest je weer eens eer. opstel maken, zul je? Ik wensch je veel pleizler. Als je neef Gerrit uit Zeist komt, zul je wel afleiding krijgen. Dag Bas. Koos D. Sprang. Geen dank, Kooske, jij verdiende den prijs heel eerlijk en ik zelf was maar wat blij, dat jij nu eindelijk ook eens tot de gelukkigen behoorde. Het doet me veel pleizier te hooren, dat je zoo in je schik bent met 't boek Bas schreef me: .daar mag niemand aankomen". Maar je zult 't toch ook wel eens laten lezen he Koos! Natuurlijk. Toen Bas een prijs had, hebt jij er immers ook iets van ontvangen. Zoo behoort 't ook. Voor je broertjes en zusjes mag je toch werkelijk wel iets overhebben. En dat zul je toch ook wel hé KoosVan Bas zal 't wel een beetje plagerij zijn geweest, denk ik. Als je naar Utrecht gaat, moet je mij eens iets over dat reisje vertellen. Misschien wil Bas je daarbij wel een beetje helpen. Tot ziens Kooske. Huib. K. Capelle. Wel Huib, ik wilde dat ik er bij was geweest toen je den prijs ontving. Sprong je bijna tot den zolder Het doet me heel veel pleizier, dat je er zoo mee ingenomen bent. Ik za probeeren om 29 Augustus goed te onthouden. Wil je ook eens probeeren een opstelletje te maken? Stuur'tmi dan maar gerust.- Wanneer 't eenigs- zin geschikt is. wordt 't in ons hoekje afgedrukt. Huib doe wederkeerig veel groeten aan je ouders en broer Nico. Dag. (Volgende week ga ik verder met 't beantwoorden van briefen). OOM WIM. Elertikken. Baron Zendvliet zat met zijn vrouw in een van de luxieuse kamers van hun kasteel „Levenslust" te praten over Paschen. 't Was nog drie dagen vóór Paschen Ieder jaar hadden ze een kinderfeestje op „Levenslust" ge had en altijd was het weder tamelp goed geweest en kon het feest buiten plaats hebben. Maar nu? Het regende dat 't goot. „Uitstellen", vond de baron. „Och, dat zou een groote teleur stelling voor hen zijn, denk je ook niet?" „Ja", bekende hij, „ja". Weer heerschte er volkomen stilte. „Nog drie dagen tijd. Veel kans dat het zal op klaren" zei mevr. hoopvol. „Daar mogen we niet op rekenen' oordeelde de baron somber. 't Was weer stil. Plotseling hoorde men een gestom mei, de deur werd open geworpen en vier jongens kwamen binnen. „Slecht weer hé jongens", zei me vrouw. „Ja Ma". „Hebben we nu geen kinderfeest met eieren zoeken"? vroeg George, de oudste. „Ik weet het niet vent". „Weet U wat we moesten doen?" „Nog niet". „Nu, we moeten een heeleboel palen in den grond laten slaan en daarover een zeil spannen". „Nog zoo kwaad niet, alleen wat onnatuurlijk", vond George. De deur werd open gedaan en de twee dochters van baron Zendvliet kwamen binnen. „Pa, de barometer gaat vooruit en in de krant staat: Kans op goed weer", vertelde Loekie. „Och wat", riep Dolf. „Gisteren stond er in de krantAanvankelp Westen wind, later Oost. Regenbuien. Windstilte. Droogte". „Malle jongen, wat praat je nu weer", „'t Is heusch waar, 't is niet George „Ik weet het niet hoor". 't Was Paasch—Maandag. Op „Levenslust" was het kinder feest in vollen gang. Vrouwe Natura had zijn ontfermd en het was prachtig weer. 's Middags om twee uur waren er twaalf jongens en acht meisjes ge komen. Eerst hadden ze Paascheieren ge zocht. Toen kwamen er twee knechten met een groote mand. Ieder kind kreeg nu zooveel eieren dat het er vijf had. Deze werden nu in mantels en zakken opgeborgen. Toen kwam baron Zendvliet op het terras. In zijn handen hield hij een heel groot chocolade Paaschel. dat wel 20 gulden kon hebben gekost, zooals enkele jongens beweerden. „Kinderen", zei de baron, „jullie zien allemaal dit ei wel, hé? Nu dat krijgt een van jullie". „Wie?" werd er gevraagd. „Hij of zij die het hardste el heeft. Nu is het drie uur. Gaan jullie maar spelen en als straks de klok op het torentje luidt moeten jullie allemaal hier komen". Juichend en joelend gingen alle kinderen spelen. Om vier uur luidde de klok en direct was het jonge volkje weer voor het terras bijeen. „Goed opgepast hoor", prees de baron. „Krijgt nu allemaal je eieren en kom dan hier boven*. De eitjes werden opgezocht en allen liepen de breede trappen op van het terras. De baron plaatste ze allemaal netjes op een rijtje en ieder kind kreeg een nummertje op zijn borst. „Zoo, nu moeten jullie allemaal twee eieren wegleggen". „Hebben jullie er nu nog drie?" „ja mijnheer", klonk het als uit een mond „Prachtig". „Nummer één en zes en twintig moeten hier komen". Twee jongens kwamen naar voren. „Neem in je eene hand een eitje met de spitse punt naar boven", legde de baron uit. „Zoo. en nu tikken". Er kwam nu een gespannen stilte onder de kinderen. Tik.... „Nog eens en wat harder hoor". Tik.... tik.... „Nog harder", spoorde mijnheer aan. Bons.... „Allebei kapot, ha, ha, ha! „De volgende twee eieren". Zoo ging het voort. Juist hadden allen getikt, toen een bediende zes en twintig glazen Ranja bracht. Nu werd er eerst gepauzeerd en gedronken. Na de pauze kwam juist het span nende. Zes jongens en vier meisjes zouden nog eieren moeten tikken. Toos tegen Annie en Plet tegen Max. Annie won Nu Annie tegen Plet. Beiden gevoelden het gewicht van dat oogenblik. De barones kwam er ook bij staan. Tik... Tik.... Wie won Toen de kinderen 's avonds naar huls gingen liep Annie met een groot pak onder haar arm en Piet met een kleiner, als tweeden prijs. En blij dat ze waren! CUPIDO. Ouders lezen Uw kinderen ook ons Jeugdhoekje. No. 29. Zaterdag 7 April "28. 51e Jrg. Ilijk was Anna Roten niet, integendeel. Maar ze bezat haar vroolyke blye jeugd en van haar tante. Alberta Roten, kreeg ze 1.50 per week. Extra uitgaven, die naar het. oordeel van juffrouw Alberta, tot den goeden toon behoorden, zooals b.v. het ma ken van het portret van haar nichtje, door een jong fotograaf, die misschien over eeni- gen tijd zijn kunst nog een» zou leeren, be taalde zij nog bovendien. Ze was met Anna meegegaan om ook van haar zelf een blij vend aandenkeen aan de wereld te geven. Nu zat ze thuis ongeduldig op de proeven te wachten, die Anna was gaan halen. Anna zou zeker langs den kortsten weg naar liuis zijn geijld om de tydlng dat ze nog niet ge reed waren, te vertellen, wanneer ze niet in de wachtkamer van den fotograaf een krant had gevonden, die een voor haar ge wichtige advertentie bevatte. Ze had die vlug overgeschreven en liet nu in het gezellige kamertje haar oog er op rusten. „Een ongehuwd grijsaard zoekt tegen 18 April op een landgoed een dame, die goed kan voorlezen en koken. Bovendien moet ze belangstelling hebben voor en verstand van alle in een huishouding voorkomende werk zaamheden, Een oude dame zal haar gaarne inlichtingen geven. Men vraagt gegadigden haar portret te zenden, dat by niet aanna me teruggezonden zal worden. Salaris 40 gulden 's maands. Mok. Landgoed Scliarz- bacli, bij Krunchen." Anna Roten dacht er ernstig over, naar die betrekking te solliciteeren. Ze was bui ten opgevoed' en hield nog veel van het bui tenleven. Tante Alberta.had haar tot zich genomen toen haar ouders gestorven waren. En Anna kon het niet langer verdragen niets uit te voeren. Ze wou ten minste pro- lieeren een verandering in haar leven te brengen, voorloopig zonder dat haar tante er iets van wist. Anna kreeg op haar verzoek sehryfbenoo- ligdheden en schreef met haar mooi. dui delijk handschrift een langen brief. Haar liefde voor het landleven sprak er duidelijk uit zoo ongekunsteld en oprecht, dat twee dagen later de oude' mevrouw Mok, nadat ze hem gelezen had. zei..Als het van mij af hing. Paul, schreef je haar per keerende post. Ik geloof, dat ze uitstekend geschikt is". Paul Mok trok de schouders op. Als u het wil, moeder, vind ik het goed. Men kan haar altijd weer laten gaan als ze ons niet bevalt. Laten we in ieder ge val het beloofde portret afwachten, dat ons door den fotograaf gezonden zal worden. Het portret kwam en beviel beiden heel goed. Mevrouw Mok schreef nog denzelfden dag aan Anna Roten ,..Laat ons het maar eens met elkaar pro- beeren. Mijn zoon Paul laat u zeggen, dat u den 18en April aan den trein van 4 uur een rijtuig zult vinden. Ilij hoopt met mij, dat wij mét elkaar een gezellig Paaschfeest zullen vieren". Tante Alberta had er eindelijk in toege stemd. dat haar nichtje in den vreemde zou trekken. Eerst waren er natuurlijk heel wat woorden gewisseld. Met tranen en onweers buien. zooals dat in April te verwachten is. Maar nu scheen de zon weer. Nu was Anna aan haar doel. Ze steeg uit en zocht overal naar een koetsier in donkergrijze livrei, zooals haar ouders er een hadden gehad. Maar ze zag geen rijtuig aan het kleine station. Alleen een paar vrachtwagens stonden er, waarop machinedeelen waren geladen, en een jong. statig heer liep met teleurgesteld gezicht wat geërgerd oó en neer. Toen gaf ze haar bagage in bewaring en liep den weg af, tlien men haar als juiste» had aan gewezen. Ze hield niet van vragen. Het. rij tuig was er niet... dus waarom zou ze nog veel woorden gebruiken. Kalm en welgemoed ging ze het vaste, groene voetpad af en haal de, diep adem. alsof ze het stof van de groo- te stad uit haar longen wilde verwijderen Zoo had ze misschien pas vijf minuten ge- loopen, toen ze haastige schreden achter zich hoorde en plotseling den persoon, die haar daar straks teleurgesteld had toege schenen. naast zich zag verschijnen. De vreëmdeling nam beleefd den hoed voor haar af en sprak: We hebben blijkbaar geen van beiden gevonden wat we zochten. Ze wilde eerst stijf en afgemeten zijn. zoo dat hij kon zien, dat ze niet op zijn gezel schap ge9teld was. Maar zij antwoordde hem toch vroolijk: ..Daar kunt u wel gelijk in hebben. Ik was er eerst erg ongelukkig over, maar nu ben ik blij, dat ik zoo'n wandeling raag maken. Het is zoo mooi met dat tec- re berkengroen en dat korenveld. Dit is goed... zonder muizen en kale plekken." Hij kreeg eerbied voor haar vakkennis. Ze praatten over van alles en leken elkaar al gauw zoo bekend en vertrouwd, alsof ze jarenlang met elkander hadden omgegaan. Ze spraken eindelijk over de lente, dat alles zoo groen en zoo levendig werd en de men sehen ook al opvroolijkten voor zoover hun hart nog niet gestorven was. De vreemdeling nam plotseling zijn hoed af en sprak, op zijn haren wijzend Daarvoor alleen helpt de lente niet meer. Ze zag hoe grijs zijn haren waren en kreeg een kleur van schrik. Hoe i4 dat gekomen? U is toch nog zoo jong. 'Dat ligt in onze familie. Ik begon op mijn zestiende jaar al grijs te worden. Anne Roten voelde zich plotseling zoo prettig en vroolijk gestemd, alsof ze weer thuis bij haar moeder was. Ze boog zich over de oude blanke handen en kuste die.' En bulten vertelde de zon met gouden glans dat ze morgen op Paaschdag vroolijk op aarde zou schijnen, ten teeken, dat op dat heilige feest de liefde in ieder menschen- liart klopt. Geld. Een Paasch Sproke. Kinderen uit het dorp vonden den Zater dag voor Paschen buiten in het bosch iets, dat zoo groot was als een kippenei en dat er uitzag als een graankorrel met een naad in hot midden. Een i-eiziger, die door 't dorp kwam. zag het voorwerp, kocht het vooreen paar centen en nam het mee naar de resi dentie, waar hij het voor veel geld aan den landsvorst verkocht. De vorst riep alle wijzen nlit zfln land bij zich en gelastte hun na te gaan, wat het voorwerp was: een ei of een graankorrel. De wijzen dachten er lang over na. doch konden geen antwoord geven. Het zonderlinge voorwerp had 'n plaatsje Ik was bang dat een groot verdriet er I gekregen in een der vensterbanken van het w de oorzaak van was. Hij keek haar aan en dacht hij zichzelf: Wat is ze lief en innemend; zoo iets bekoor lijks heb ik in mijn leven nop: niet gezien. Hij sprak echter lachend: Neen. Het zou dan alleen moeten komen, doordat ik aanstonds mijn moeder onder de oogen moet komen, zonder haar nieutwe> hulp in de huis houding. Tk ging namelijk zelf naar het sta tion om haar; uit te leggen, waarom er geen landauer kon wezen. Al onze paarden moes ten gebruikt worden voor het afhalen van de chili. Hoe eigenaardig, zei ze aarzelend. U heeft de dame gemist en ik vond geen rijtuig. Hij werd opmerkzaam. Mag ik vragen wat het einddoel is van uw wandeling? Het lnndgoed Sehwarzbaeh. Ik ben Paul Mok van Sehwarzbaeh. Maar u kunt toch onmogelijk juffrouw Roten zyn?. Waarom niet? Ik ben het wel degelijk. Maar lil is zeker al een heel oud man. daar u zoo den nadruk op den grijsaard heeft ge legd. En ik heb recht te gelooven, dat u een heel oude dame is met een mutsje op. Zoo gaf uw portret u tenminste weer. Ze schrikte hevig, toen ze bedacht, hoe ze den fotogranf eenvoudig had gevraagd zoo spoedig mogelijk een portret van juf frouw Roten te zenden aan mevrouw Mok. Als hij nu het portret van tante Alberta in plaats van het have had gezonden?Daar ligt het landgoed met den aardigen breeden gevel al voor hen. Zdul ze met hem naar bin nen gaan om de toedracht der zaak aan zijn moeder uit te leggen, of omkeeren en gauw naar tante teruggaan. Ilij merkte op hoe bleek ze was en hoe ze van verlegenheid beefde. Er straalde een warme glans uit zijn oogen. Ga maar mee naar mijn moeder, die weet overal goe den raad op. De oude vrouw bracht dan ook werkelijk de zaak in orde. De fotograaf had natuur lijk alle schuld. Zy streek haar teeder over de bevende handen en keek haar zoon aan met dien veelbeteekenenden, diepen blik, dien hy reeds van haar kende. Moet ik nu maar gaan? vroeg Anna Roten met een kwalijk onderdrukten snik. Neen kind, blijf maar bij ons. We zul len een vroolijk. prettig Paaschfeest met el- knar vieren. Mag ik dus niet langer blijven dan tot na Paschen? Toen legde zy moederlijk den arm om de jonge schouders. Als God wil, langer veel langer 30 jaar en meer zooals uw voorgangster. Niet waar. Paul. korter blijft men hij ons niet. paleis. Op zekeren dag: kwam een kip en pikte er een gat in. Iedereen kon toen zien (lat het vreemde ding een graankorrel was». Het duurde niet lang of de wijzen kwamen den vorst vertellen, dat zy hadden geconsta teerd. dat het onbekende ding een graan korrel was. De vorst was stom verbaasd en gaf nu or der na te gaan. waar. en wanneer die graan korrel was ontstaan. Lang dachten de ge leerden na. raadpleegden allerlei dikke hoe ken. doch tevergeefs. In onze boeken, zeiden zy den vorst, staat niets over dit graan. Laat eens eenige hoeren hier komen. Misschien heeft een van hen wel eens van deze soort graankorrels gehoord. De vorst liet eenige oude boeren ontbieden. Een heel oude was eV onder hen; tandm had de man niet meer en hy sleepte zieli moeizaam voort op twee krukken. Men toonde hom den graankorrel, doch de oude hoer was zoo goed als blind en met zy» handen l>etastte hy l>evend het onbeken de voorwerp.. - En. vroeg hem de vorst, zeg my eens oudje, weet jy niet. waar men dergeiyk graan oogst? Heb je zelf wel eens dergeiyk graan uitgezaaid? Heb je het misschien wel eens gekocht? I>c oude man was vry doof. Hy hoorde dus de vragen niet. die men hem stelde. Neen. antwoordde hy, toen inen de vragen luider had herhaald. Ik ken dit graan niet. Ik heb nooit grooter graan ge zien dan het gewone... Misschien weet rny'n vader er meer van. vraagt het hem eens. Dadoiyk werden renboden uitgezonden om den vader van den ouden hoer te zoeken. Vry vlug vond men hem en hy verscheen voor den vorst. Iiy liep veel beter dan zyn zoon. hij was niet blind en kon veel heter hooren. /eg my eens. weet je misschien iets van dit. graan af? vroeg de vorst. Neen, zeide de oude man. Ik heb het nooit gezaaid of gemaaid op myn akkers. Gekocht heb ik het ook nooit, vervolgde do oude man. In my» tyd kenden we geen geld. Iedereen at zyn eigen brood en als de een soms gebrek had, wel. dan hielpen de an deren hem. Het is wirnr. in myn jeugd was liet graan grooter dan thans en de oogsten waren veel overvloediger, maar het was toch in de verste verte niet zoo groot als deze korrel Myn vader heeft my echter wel eens ge zegd. dat. toen hy nog jong was. het graan beter was. Vraag het hem eens! De vorst liet den grootvader van den eer sten hoer ontbieden. Deze oude man was nog krasser dan zyn zoon. Men liet hem het wonderiyke voor werp zien. De grysaard nam het in zyn hand,

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1928 | | pagina 5