Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. .Witte flozen. t FEUILLETON L NUMMJER 56. ZATERDAG 14, JULI 1928. 51e JAARGANG. Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs per 3 maanden 1.25. Franco per post door het geheele rijk 1.40. Brieven, Ingezonden stukken, gelden, en*, franco te zend°n aan den Uitgever. UITGAVE WAALWIJKSCHE STOOMDRUKKERIJ ANTOON TIELEN. Telefoon No, 38. Telegr.-AdresECHO. Prijs der AdvertentlSn 20 cent per regel; minimum 1.50. Bö contract flink rabat. Reclames 40 cent per regel. Advertentlën moeten Woensdag en Vrijdag des morgens om uiterlQk 9 uur in oi\s bezit EtJn. DIT NUMMER BESTAAT UIT DRIE BLADEN. EERSTE BLAD. PER ASPERA AD ASTRA. TENTOONSTELLING van de SCHOEN- EN LEDERINDUSTRIE, in den Dierentuin Den Haag.1 VAN 16 T/M. 19 JULI 1928. Zooals onze groote tentoonstelling van 1922 stond in het teeken van de la- lijnsche spreuk: „Sine Labore Nihil", dat is: „Zonder arbeid niets", zoo staat bovengenoemde onderneming ditmaal in het teeken van de Goudsche Wapen spreuk: ,,Per Aspera ad Astra", dat is: „Door de doornen tot de sterren". Baarde de eerste zinspreuk na am pele verklaring geen verwondering, de tweede heeft velen reeds doen vragen hoe ik er toch toe gekomen ben, deze, voor velen onbegrijpelijke spreuk, in verband met een tentoonstelling tot motto te kiezen. „Zonder arbeid niets", dat begrijpt een jongen in de eerste klasse van de lagere school al heel gauw, maar „per aspera ad astra", door de doornen tot de sterren, vordert meerdere toelichting en in verband met ons vak zeker een dubbele verklaring. Iedere Gouwenaar kent de geschiede nis die aan die woorden ten grondslag ligt. Hij weet hoe deze als een dank bare juichkreet den mond ontsnapte van onze voorouders, die eeuwen gele den, eindelijk, na een dagenlange wor steling door dicht begroeid doornen bosch op een laten avond tot bloedens toe verwond, op een open plek aan de Gouwe aankwamen en onder het on belemmerd aanschouwen van 'n prach. tigen sterrenhemel, spontaan uitriepen: „Per aspera ad astra". Als grondves ters van Gouda maakten zij die woor den tot stads wapenspreuk. van „DE ECHO VAN HET ZTJIDEN". Uit het Duitscb van Door de doornen tot de sterren", berts, die alle benoodigde machines door de duisternis tot het licht, door den stryd tot overwinning, zouden wij hen na kunnen zeggen, als ook wij ge denken, hoe wij juist de laatste jaren dikwijls een strijd hebben moeten voe ren tegen bedrog aan den eenen en te gen conservatisme aan den anderen kant. De strijd tegen de lederverzwa ring, al zoo oud als de Bond bijna, heeft eindelijk tot eene overwinning ge voerd, die sommige geinteresseerden verleidt tot de meest unfaire bestrij ding met aanranding van eer en goeden naam van hen die het tegen verzwaar- ders en verkoopers van verzwaard leder durven opnemen voor hen, die zoo lang reeds de dupe zijn geworden. „Per as pera ad astra" kunnen èn strijders èn overwinnaars uitroepen. De bona fide looier en lederhandelaar stemt van har te mede in, want ook voor hen is een kosteloos beschikbaar stelde en aan de elf flinke kerels, die gedurende de ge heele tentoonstelling demonstratief willen werken. Ook hier dus weer „per aspera ad astra". Wie had een twintig jaren ge leden zulk samenwerken van leveran cier en afnemer mogelijk geacht? Op onze tentoonstelling in 1922 werd ook, zij het in het klein, ons vak prac- tisch gedemonstreerd, maar was dit meer een persoonlijk ondernemen van enkele voortvarenden onder ons. Nu, 6 jaren later, komt èn maatschoenmake rij èn reparatie-inrichting in het groot naar voren, als verwerkelijking van de gedachte die leeft in onze organisatie. Er is bij alle inzenders een grooten ijver om toch vooral bij deze gelegen heid het beste heen. voor te zetten. De Jury zal geen gemakkelijke taak betere tijd en erkenning aangebroken. hebben en de bekroningen zullen ten De concurrentiestrijd is door het con- volle moeten worden verdiend, trolestempel op veel hooger plan geko- Moesten wij aanvankelijk op groote men. tegenwerking stuiten en werd het ons Op onze tentoonstelling zullen de i '«oeilijk gemaakt bij het plaatsen van grootste looiers en de beste lederhan- j stands' sedert enkele weken is de ge- delaren een buitengewone hoeveelheid 65). „Maar wanneer je nu eens begint te twijfelen „Twijfelen aan Marcellus? Je weet niet, wat je zegt, Sigrid, Alleen oin dit postscriptum had ik den brief zon der meer moeten vernietigen het was alleen het andere, dat wat mij be treft Zij zweeg angstig en zag Sigrid aan, die voor zich uit keek. „Sigrid, is het waar, wat deze lage, ellendige rustverstoorder en aanklager over over mij schrijft?" „Ja!" sprak Sigrid luide en scherp, zonder Iris aan te kijken. Deze viel steunend achterover in haar stoel. „Sids wanneer, van wien weet je dan, wat ik tot dusverre nog niet wist?" riep zij vernietigd. „Wat gaat jou dat aan? Ik heb het lang en zwaar genoeg gedragen'', was Sigrids koel afwijzend antwoord, waar bij Iris eene huivering door de leden voer. „Dat is hard van je, Sigrid", zeide zij verwijtend, „dubbel hard, omdat onverzwaard vacheleder stempelrijp tentoonstellen en daarmede als het ware de kroon zetten op het werk van het Ledercontrolestation. Door de doornen, tot de sterren, is ook van toepassing op onze maat schoenmakerij. Ieder die in de roode zaal de schitterend ingerichte inzending zien zal van de Nederland- sche groep van Maatschoenmakers, zal moeten erkennen, dat door het werken van onzen bond het vak zichtbaar de hoogte ingaat. Met het vakonderwijs is het niet an ders, ook daarin is de stijgende lijn waar te nemen en groeiende belang stelling waarneembaar bij het publiek. Dat het ons mogelijk is gemaakt op deze tentoonstelling een groote moder ne schoenreparatie-inrichting in volle' werking te brengen, danken wij in de voornaamste plaats aan de firma Al- onze jou ouders nooit hebben laten blijken, hoe zwaar zij het gedragen hebben en mij niets dan liefde gaven". „Helaas ja het was de liefde, die zij mij onttrokken." Vertoornd sprong Iris op. „Hoe kun je hen in 't graf nog dat gene verwijten, waarvoor zij bij God misschien de kroon hebben verwor ven?" riep zij met bevende stem. Sigrid huiverde, maar zij drukte de lippen op elkander en zweeg. Iris be dwong zich intusschen en zeide als al tijd zachtmoedig •„Ik wil) daarover niet met je twisten, want wat ik van je ouders ontving is mij zoo heilig, is zoo onuitwischbaar in mijn hart gegrift, dat het mij zeer doet op zulk een manier daarover te moeten spreken. Wat zij aan mij hebben ge daan, is zoo grootsch, zoo heerlijk, dat het voor Gods aangezicht schitteren moet als de zondat zie ik nu eerst in, nu een wreede, gevoellooze hand de schellen van mijn oogen heeft geno men. Nu het evenwel geschied is, zou ik graag meer willen weten. Wie waren mijne ouders, Sigrid?'' Sigrid antwoordde niet dadelijk. Iris' woorden hadden in haar hart een snaar aangeroerd en een doffen klank ach tergelaten, maar zij gevoelde niet meer den toon; deze drong niet. meer door het pantser van haat en nijd, dat haar ziel omgaf. En tegelijkertijd overlegde zij, of zij Iris de waarheid zou zeggen, dan wel haar zou doen gelooven, dat aan haar geboorte een smet kleefde. En zij verkreeg het over zich en haal de als antwoord slechts de schouders heele beschikbare ruimte ingenomen en kunnen wij bogen op een honderdtal in zenders die voor het overgroote ge deelte tot de grootsten en meest beken, den op vakgebied behooren. Alle verdachtmaking en tegenwer- king ten spijt, kunnen wij met het oog op ons welslagen tot nu toe blijde uit- roepen „per aspera ad astra". „Door de doornen tot de sterren." Waar standhouders en tentoonstel- lingsbestuur niets onbeproefd zullen laten om deze tentoonstelling tot een voor den vakman vooral interessante expositie te maken, daar vertrouwt het i bestuur, dat geen schoenwinkelier of schoenmaker zal achterblijven, maar een bezoek zal brengen aan deze voor hen zeer zeker nuttige instelling. Alle kleinzielig tegensputteren moet nu maar eens zwijgen, ook hierin moet openbaar worden dat de schoenwinke lier, schoenmaker, vooruit is gegaan en dat ook hier mag worden geroemd ,,per aspera, ad astra". Die hiervoor geen dag kan uitbreken, kent zijn plicht niet tegenover zijn zaak. Het is voor ieder die in ons vak, het zij op welke manier ook, zijn brood moot verdienen, van het grootste belang, kennis te komen nemen wat er gebracht wordt. Buiten- en binnenland wedijveren hier om den voorrang. Het beste van Nederland wij hebben Van Schijn- del met een pracht-inzending zal den strijd aanbinden met een keur-collectie uit den vreemde. Er zal leven en bewe ging zijn, er trilt iets in het onzichtba re en bij tusschenpoozen komt de span ning openbaar. Want men voelt het; de tijd en de gelegenheid tot koopen zijn gunstig. De huidenmarkt, die toch de basis moet zijn voor de leder- en schoenprij- zen, schijnt zich op hooger plan gesta biliseerd te hebben. Kans op lagere prijzen is er o.i. niet. Wejnu, de ver standige inkooper profiteere dan van i den gunstigen tijd en van de mooie ge legenheid, om, het speciaal voor deze tentoonstelling gereed gemaakte, beste op. „Mijn vader had een zuster," zeide zij onverschillig. „Zij was je moeder. Zij werd ter dood veroordeeld en stierf op het scha vot, omdat zij haar echtgenoot had ge dood," sprak Sigrid op ruwen, scher pen toon, waaruit ook niet de minste deelneming sprak, en met vernietigen de bitterheid liet zij er op volgen „En het kind van de moordenares, het koe koeksei namen mijne ouders tot zich eni drongen het hun eigen kind, mij als i zuster op. Tot aan het einde mijns le vens zal ik deze onrechtvaardigheid niet vergeten, niet vergeven Maar Iris luisterde niet meer naar die woorden, alleen wat Sigrid. over hare ouders had gezegd, klonk nog 'n haar ziel na. Zij ging naar haar schrijf tafel en nam uit een schuif laatje daar van den witten marokijn lederen étui, dien graaf Erlenstein- haar eens had gegeven, en terwijl zij daarin zwijgend de beide portretten bekeek, vielen er dikke, heete tranen uit hare oogen de voorboden van een tranenvloed, die haar leed had moeten verzachten en lenigen, wanneer wanneer Sigrid het had geduld. Maar deze stond van haar stoel op en deed een paar schre den naar! de plaats, waar Iris stond. „Nu?" riep zij, door haar zwijgen geprikkeld. Iris sloeg de oogen niet op, zij was bang, dat zij hare tegenwoordigheid van geest zou verliezen en aan Sigrid haar leed zou blootleggen. „Wil je mjj nu niet alleen laten?"' vroeg zij zacht. „Tk heb rust noodig, dringend rust noodig, om den zwaren slag alleen te kunnen dragen „En dan?" vroeg Sigrid scherp. „Dan mag ik zeker weer terugkomen, om mij over bijzonderheden te laten uitvragen, niet waar? Die moeite kunt ge je echter wel besparen, want ik ken ze niet, wil ze niet kennen. Maar mis schien het geval Ravensberg zal destijds wel een cause célèbre zijn ge weest misschien kan Marcellus je er meer van vertellen!" „Marcellus!" Als een doodskreet klonk het van Iris lippen. „Ja, Marcellus! Hij zal het zich nog wel kunnen herinneren,'' vervolgde Sigrid meedoogenloos. „Wat zal hij opkijken, wanneer hij hoort, dat de dochter van deze huiveringwekkende heldin, zijne vrouw is!" Iris werd doodsbleek, zij greep naar de leuning van een stoel om niet te val len de tranen in hare oogen droog den op en met een akelige, ontstelde uitdrukking in haren blik kek zij naar Sigrid en daarna naar het portret van Hochwald, dat boven den schoorsteen hing. „Marcellus!" klonk het van hare lip pen, nauw hoorbaar, zacht in name- looze smart, toen drukte zij de beide handen op haar hart en oneindig leed toekende zich op haar lief, bekoorlijk gezicht. „Ja, M'arcellus!" riep Sigrid luide en scherp. „Wat zal het hem treffen, hoe zal hij deze vlek op zijn wapen schild kunnen verdragen! En of hij 't gelooven zal, gelooven kan, dat je hem met je persoon niet met opzet hebt be drogen?'' Sigrid was zelf verwonderd, hoe al deze leugens zoo gemakkelijk over hare lippen kwamen. „En de hui vering, die hem aan je zijde door de leden zal gaan, wanneer hij zich niet van je laat scheiden. Maar hij moet van het beste te koopen. Let b.v. maar eens op wat er in repa ratieleder gebracht zal worden; zooiets moois ziet men zelden. Ik ben blij, dat er groote belangstel ling is onder de vakmenschen en dat er een groote werklust openbaar komt, want: Sine labore Nihil en ik vertrouw ten volle dat „per aspera ad astra" de strijdkreet zal zijn, waaronder duizen den schoenwinkeliers en schoenmakers er zijn er 14000 in ons land zul len optrekken naar Den Haag op 16, 17, 18, 19 Juli a.s. Rotterdam, 3 Juli 1928. W. DONKER Pzn. BINNENLAND Mr. Dr. Jan Wyterna. t Burgemeester v. Rotterdam overleden. De burgemeester van Rotterdam, mr. dr. Jan Wyterna, is gisterenavond te ruim 6 uur overleden. De influenza, die hem had aangetast met de daaruit zich ontwikkelende pleuritis is oorzaak geweest, dat tij dens hot langdurig ziekbed het hart zooi heeft geleden, dat van herstel geen sprake meer was. Het hart heeft het tenslotte opgegeven en liet betrekkelijk onverwachte einde is nog plotseling gekomen. Mr. dr. Jan Wvtema is op 30 Mei 1871 te Appingedam geboren, hij is de zoon van een zeer bekwaam genees heer. In zijn jeugd heeft hij de lessen gevolgd aan het Gymnasium te Gro ningen, waarna hij een rechtenstudie liep aan de Universiteit aldaar. In Juli 1895 is hij gepromoveerd op stellingendrie jaren later werd hij doctor in de Staatswetenschappen op het proefschrift „Goederenprijzen en muntwezen''. In hetzelfde jaar werd hij benoemd tot gemeente-secretaris van Assen. In 1901 werd de heer Wyte rna door de gemeente Schiedam be noemd tot gemeente-secretaris, maar ook in deze plaats zou hij niet lang blij- zich van je laten scheiden, hij kan deze schandvlek toch niet zijn leven lang met zich sleepen. Het is al erg genoeg, dat ook zijn kind met het Kainsteeken geteekend is en hij het altijd voor de oogen moet hebben. O, je moogt blijde zijn, je moogt van geluk spreken, wan neer liij je eenvoudig wegjaagt. En dan wie weet zou je niet eens de lust kunnen bekruipen, om liet voorbeeld van je veroordeelde moeder te volgen?" Vlugger en vlugger had Sigrid ge sproken hare oogen fonkelden, hare handen beefden en met een doorboren- den blik staarde zij stijf en roerloos in het bleeke, van smart vervulde gezicht tegenover haar. Een zachte, pijnlijke kreet kwam over Iris lippen. „Sigrid, waarom kwel je mij zoo?" vroeg zij op zoo'n zachten, teederen toon, dat het ieder ander tot bezinning had moeten brengen. Maar juist dit rechtvaardige, ten hemel schreiende verwijt, deed Sigrid het laatste over schot van hare bezinning verliezen. Als eene tijgerin stortte zij zich op Iris en schudde haar aan de beide schouders heftig heen en weer. „Waarom ik je zoo kwel?" riep zij, op de tanden knarsend, met een blik als van iemand, die plotseling krank zinnig is geworden. „Omdat het mij goed doet, je te plagen en te kwellen, jij, steen op mijn weg, jij, schandvlek van ons, van zijn huis! Waarom ik je kwel? Waarom ik je haat, zooals ik nooit dacht een mensch te kunnen ha ten? Wordt vervolgd. Wult(jksrkf en Lamgstraatselie Courant, EOFEUINA VON ADLEB8FELD-BALLEBTBEM. PMKMI

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1928 | | pagina 1