Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen: Witte ftozen ..MQDRD'BBABAHÜ" FEUILLETON NUMMER 60. ZATERDAG 28 JULI 1928. 51e JAARGANG. UITGAVE: WAALWIJKSCHE STOOMDRUKKERIJ ANTOON TIELEN. Telefoon No, 38. Telegr.-Adres: ECHO. DIT NUMMER BESTAAT UIT VIER BLADEN. EERSTE BLAD. Nederland en België. Mr. A. J. van Vessem schrijft in het Utrechtsche Dgbl. in een nadere beschouwing over de rede van den Belgischen minister Hymans om.: De rede, door minister Hymans op 6 Juli j.l. in de Belgische Kamer over de Nederlandsch—Belgische verhou ding uitgesproken, heeft in Nederland geen goede pers gehad. Om dit aan] te toonen kan men volstaan met te wijzen op de uitingen van een twee tal bladen, die destijds krachtig ge pleit hebben voor aanneming van het verworpen bedrag. De Tijd schreef „IJlt die ministerieele rede en uit de verklaring van den leider der oppositie blijkt o.i. één ding wel heel duidelijk zóó, op die manier, gaat het niet". En Het Centrum verklaarde „Daarom betreuren wij dit verkeerd begin. Want het is verkeerd beginnen, wanneer hij, die met Nederland eaat ondchandelenL aanvangt met dreigementen." Ook onzerzijds wenschen wij thans de rede van den heer Hymans aan een nadere beschouw'ng te onder werpen. En dan treft aanstonds in den aanvang der rede een onnauw keurigheid. De heer Hymans zegt, dat in April van dit jaar, de Nederland- sche minister van buitenlandsche zaken in antwoord op een interpellatie heeft verklaard, dat het initiatief voor de hervatting der onderhandelingen aan Nederland was. Blijkbaar wordt hier gedoeld op de verklaring door minister Beelaerts niet in antwoord op een interpellatie op 23 April in de Eerste Kamer afgelegd. Onze minister heeft toen medegedeeld zijn voornemen om voorstellen aan België te doen men herinnert zich den vreemden indruk, dien 's ministers verklaring maakte na zijn démenti op 10 April, in antwoord op de vragen van den heer de Savornin Lobman, van de mededeeling van minister Hymans in den Belgischen Senaat op 21 en 23 Februari, dat de minister herhaaldelijk aan België voorstellen toegezegd zou hebben. Eene bewe ring, die de heer Hymans, over het démenti heenloopend, in zijn laatste rede herhaalt. Echter is in die ver klaring van 10 April geenszins te lezen, dat het initiatief tot nieuwe onderhandelingen bij uitsluiting aan Nederland is. Er moge op deze on nauwkeurigheid gewezen worden, om dat zij een symptoom is van de hoog hartige nonchalance, waarmede België deze aangelegenheden behandelt. Deze hooghartigheid blijkt ook uit de on middellijk volgende mededeeling van den heer Hymans, dat hij, na de tegemoetkomendeverklaring van onzen minister, aan den Belgischen gezant heeft opgedragen er onzen minister opmerkzaam op te maken, dat de Belgische regeering er prijs op stelde „sans plus de retard" het beginsel der bedoelde oplossingen te kennen. De Nederlandsche minister heeft op dezer, crgapastcr-acr.diang gsari- woord met een verwijzing naar zijn vorige verklaringen. Stuitend treedt ook de Belgische hooghartigheid naar voren In de uiting van den minister, dat wanneer wij niet goedschiks aan België's eischen wilden voldoen, wan neer wij niet wilden een politiek van „cordiale collaboration", België slechts rekening zou houden met zijn eigen belangen en er toe gebracht zouwor- den „op internationaal gebied de waarborgen te zoeken" die het in een tweezijdig accoord niet had kunnen vinden. Het officieel verslag vermeldt hierbij: „Trés bien, sur denombreux bancs". Hieruit blijkt, dat de Belgi sche parlementaire stemming de leider der oppositie, de socialist Vandervelde, betuigde den minister zijn „volle instemming" tegenover Nederland nog even Versalllaansch is als In Februari, toen in den Senaat de socialist Barnich, in tegenwoordig heid van den Belgischen kroonprins, op militair gebied van Nederland eischte „les garanties auxquelles nous avons droit", in ean rede,die eindigde met het belijden tener politiek, strek kende „a accroitr°. au dehors le pre stige de notre pays". Triomfeerend antwoordde Hymans 23 Februari in tweede instantie daarop met een formeele oorlogsbcdreiging„J'ai été trés heureux d'^ntendre plusieurs membres du Sénat nous apporter la promesse que i.1 le gouvernement beige se trouvait, par suite du retard prolongé des propositions que nous altendons du gouvernement hollandais oü par suite de "insuffisance de ces propositions, daus la nécessité de défendre les iméréts du pays, il trouveiait dans cette assemblee un puissant appul." Zoolang men in België doorgaat op dezen toon, me de hand aan den degen, van ons concessies en verne deringen te eischen, is een accoord tusschen beide landen ondenkbaar. Wij betreuren dezen toestand. Wij hadden anders genoopt, na de eerlijke 69). Rataiczak maakte een buigiag en ging heen; door zijn hart aan dei pro fessor uit te storten, scheen hij schijn baar verlicht te zijn. Even (karna stond de professor voor de deir van Iris' boudoir en klopte aan. Geen antwoord. De professor dopte nog eens en ging toen zondes meer naar binnen. Iris zat in een lagenstoel, met de onaangeroerde theetafel naast zich, den blik met een gespannei uit drukking onafgebroken op de tdige ruimte gevestigd, als luisterde zijnaar iets, naar iemands stem. „Met uw verlof, mevrouw," ze9e de professor vroolijk terwijl hij de deur achter zich dicht deed, onnoodigliard, waardoor hij echter dit bereikt, dal Iris wakker werd uit haar lethafgie. „O moet ik komen?" vreg zij, terwijl zij moeite deed om hre ge dachten bijeen te rapen. „Nu, ik dacht zoo," zeidde Di Glau- chau, „wanneer Mohamed nit naar den berg komt, gaat de berg nar Mo hamed, of met andere woordö, wan neer mevrouw niet komt thee rinken, dan kom ik voor mijzelf een topje ha- verklaring van minister Baels in den Senaat op 4 April, waarin hij een categorisch démenti gaf van de leugen achtige beweringen van de zgn. „LIgue maritime belg" (een opzet van an- nexionistische advocaten onder leiding van den oud deken der Brusselsche balie mr. Léon Hennebicq) dat Neder land de Schelde zou doen verzanden en waarbij hij aldus eindigde: „Ant werpen heeft niets te vreezen voor zijn toekomstzijn uitgang naar de zee is verzekerd voor een tijd, die men, naar menschelijke berekening, oneindig kan noemen"; en na de ver klaringen op 12 Juni afgelegd door den heer Claes, directeur der Belgische Schelde Diensten, bij gelegenheid van een tocht op de Schelde, aangeboden aan de Belgische Pers door den Bel gischen minister van Spoorwegen en Zeevaart, den heer Lippens, verkla ringen, houdende de categorische ontkenning van het bestaan van eeni- gen kwaden wil in Nederland bij de uitvoering der Belgische baggerwerken in de Schelde: .On accuse la Hol- lande de méfaits auxqueis elle n'a même pas songé." De heer Claes (vestigde er de aandacht op, dat de Nederlandsche inpolderingen, die de Schelde zouden bederven, in werke lijkheid den stroom verbeteren, op de wijze, waarop zij uitgevoerd worden: „Au pathos des avocats (van de „Li- gue maritime beige") opposons les arguments des techniciens qui con- naissent la question". „Ik heb met mijne collega's van den Nederland- schen Waterstaat de meest minzame, de beste betrekkingen. Hetgeen ik verzoek, wordt dadelijk toegestaan. Ik kan niet anders dan hun welwil. lendheld prijzen. Nederland verlicht en bebakent de Schelde op zijn ge bied. Dat geschiedt voortreffelijk*. Aldus de hooge Belgische ambtenaar, die de Belgische Scheldediensten be stuurt. Wij hadden gehoopt te mogen aannemen, dat deze erkenning van Nederland's loyale houding bij de uitvoering van het verdrag van 1839 de aankondiging beteekende van een kentering der antl-Nederlandsch— Belgische politiek tot eene van nor male internationale verstandhouding. Het heeft echter niet zoo mogen zijn. Men herinnert zich het heftig incident in het Belgische parlement tusschen de ministers Lippens en Hijmans naar aanleiding der verklaringen van Ir. Claes. Thans heeft men de verklaring van minister Hijmans en hare aan. vaarding door den leider der oppositie. De Belgische politiek blijft haar impuls ontvangen uit den annexionistischen hoek, waar het wachtwoord tegenover Nederland luidt„Avilir, puis démolir". BUITENLAND. len. Mag1 ik?" „O ja." Na al haar krachten hij el- f kaar geraapt te hebben, stond Iris op en begon toen met haar kleine, blanke handen doelloos op de theetafel in het rond te tasten. „Dat wil zeggen, wanneer mevrouw tje zich soms niet. wel mocht gevoe len" protesteerde Dr. Glauchau, en toen hij geen antwoord kreeg, zette liij zich op een stoel tegenover haar neder en ving aan haar bleek gelaat door zijn ronde brilleglazen te bestudeeren. „Nu," zeide hij na een poosje, ter wijl hij om zich keek, „wanneer ik eens het inwendige van een tooverpaleis, be woond door nymfen en feeën, moest beschrijven, dan koos ik dit vertrekje I als model. Rozerood en zilver. Kan men zich iets teerderrlers voorstellen. En ik te midden van al die heerlijkheid, het komt mij reeds voor alsof ik er zelf ook geheel rozerood uitzie." Een nauw merkbaar lachje vloog onwillekeurig over Iris' lippen. „Ja", zeide zij innig. „Al wat het oog hier ziet, is een teeken der liefde van hem". De woorden bleven haar in de keel steken en haastig keerde zij haar ge laat af. „Ik kan liet hem niet kwalijk ne men", dacht de professor met overtui ging. „Ziet u, beste mevrouwtje, mijn waarde vriend uw echtgenoot, heeft, gedaan, wat ik heelemaal verzuimd heb vrijen en trouwen. Hij was al een rijp man, in den bloei zijns levens. Maar wanneer zoo'n man lief krijgt, dan ligt in zijn gevoel een sterkte en een kracht, die men bij een jongmensch. De Litausche regeering heeft aan den secretaris-generaal van den Volkenbond een nota gezonden, waarin ingevolge persberichten over aanstaan de Poolsche manoeuvres aan de Litau sche grens als antwoord op de joHgste Litausche manoeuvres te Varenai er op wordt gewezen, dat lederen zomer te Varenai Litausche artillerie schiet oefeningen houdt. De Litausche regee- ring heeft daarvan steeds de Poolsche regeeririg vooral verwittigd, teneinde meenlngsverschillen te voorkomen. De samentrekking van aanzienlijke Pool sche strijdkrachten aan de demarcatie lijn zou voor Lltauen echter zulk een gevaar beteekenen, dat de Litausche regeering zich gedwongen zou zien, veiligheidshalve de militaire posten te versterken. Onder zulke omstandig heden kunnen incidenten voorkomen, die den vrede in gevaar brengen. De nota verzoekt dan, deze feiten te onderzoekenden eventueel de bij de resolutie van den Volkenbondsraad van 10 December 1927 bedoelde or ganen tot vermijding van dreigende grensincidenten in werking te doen treden. In een telegram van den correspon dent te Wilna van het Poolsche blad „Kurjer Warszawski*' wordt gemeld, dat op bevel van de Litausche auto- Tevergeefs zoekt. En wanneer zoo'n man vindt, wat mijn beste vriend Hocli- wald in U gevonden heeft, dan is hij gelukkig te prijzen. Maar nu moet U hem ook niet bezorgd maken en er zoo j bleek uitzien." „Het is niets. Ik heb een slechte tij ding gekregen," stamelde Iris met tra nen in de oogen. „Die krijgt ieder wel eens, daarvoor is U op de wereld," antwoordde de pro fessor op gemoedelijken toon. Het hoofd zal het immers niet kosten en wanneer uw echtgenoot er weer is, zal hij alles wel w;eer goedmaken." Iris keek plotseling op. „O, dat geloof ik ook", zeide zij vol hoop, om dadelijk weer in hare apathie terug te zinken. „Maar het is niet mo gelijk", fluisterde zij. Professor Glauchau had, wanneer hij wilde, het gehoor van een vos. Zijn studenten beweerden altijd, dat hij het gras kon hooren groeien „Ik kan niet nalaten." vervolgde hij zonder verder op Iris' opmerking te letten, „u een kleine berisping te ge ven, mevrouw. Wanneer men zich om zoo te zeggen in het zenuwstelsel ge schokt voelt, dan kan men mijnentwe ge gaan zitten cn zich ziek kniezen. Wanneer men echter, zooals U, een man heeft en een kind als een engel, dan wacht men tot (le man komt, om met hem over de zaak te spreken, en wanneer men er zoo slecht uitziet als u, dan gaat men naar! bed en rust wat uit, in plaats van urenlang met uwe zuster te zitten praten." Iris hoorde verwonderd op en daar was het Dr. Glauchau om te doen. „Urenlang," lachte zij flauwtjes. „Sigi'id was vandaag geen tien minuten op mijn kamer." „Xn ja. (le tijd vliegt om, zonder dat men het. bemerkt, in het over en weer praten,'' zeide hij. Iris schudde het hoofd. „U vergist u, waarde professor, Sig- rid kwam toevallig bij mij, ik legde haar een vraag voor, die zij mij, naar het mij dunkt, kort beantwoordde, en toen ging zij, zooals het mij voorkomt, dadelijk weer heen." „Zools het u voorkom t," her haalde Dr. Glauchau met een vriende lijk knikje, „zei ik het niet? Wanneer men gezellig zit te praten, vliegt de tijd om, zonder dat men het weet." „Gezellig, ja," zei Iris droomerig. „Ja, was zij dan weer zoo nukkig?" „Hoor eens, mevrouw, dat is toch een zeer onaangename eigenschap van (le gravin, uwe zuster. Hm! Hm! luitjes die hier de deur voorbij gingen, zeiden ook, dat zij weer terdege heeft aange gaan.'' „Sigrid?" vroeg Tris verwonderd. „Daarvan zou ik dan toch iets af moe ten weten." De professor en (le jonge vrouw ke ken elkander eenige seconden aan, maar terwijl de oogen van den eerste achter (le brilleglazen niets aan scherp te verloren, zelfs eer nog sterker wer den, trok er na (leze kleine pauze we der een sluier over de blauwe, anders zoo heldere en vroolijke oogen van Iris, en haar blik, hoewel recht voor zich uit starend, scheen zich naar binnen te koeren; het kon aan een nauwlettend toeschouwer niet ontgaan, dat hare trekken daarbij eene spanning aanna men, als luisterde zij naar woorden, die zij tegen haar wil, maar gehoor ge vend aan een vreemden drang, aan hoorde. ,(Spreekt iemand met n, vorstin?" vroeg de professor na een kleine pauze. Iris knikte. „Ja, ja'', antwoordde zij fluisterend,, met starren, geconceutreerden blik. „Ik ken de stem en weet toeli niet, van wien zij is. Ik zit er al over te suffen, maar ik kan den naam niet vinden." „Ja, ja, zoo gaat. het," antwoordde Dr. Glauchau, als waren deze zielstoe standen een heel gewoon iets. En op denzelfden toon liet hij er op volgen „En wat zegt (lie stem?" Hier werd Iris' schoon gezicht door eene uitdrukking van smart overtogen. „Ik mag 't niet zeggen," steunde zij nauw hoorbaar. De professor stond op en nam de fijne, doorschijnende handen van Iris in zijne bruine, korte en dikke vuisten. „Lieve mevrouw," zeide hij, „ik heb een groot en onbescheiden verzoek aan U." „Zoo?'.' vroeg Iris, terwijl zij zich moeite gaf om te lachen. „Ziet u, mevrouw ook ik heb hoofdpijn van de hitte loopen kan ik niet, omdat ik daarvoor te lui ben maar wanneer u nu zoo vriendelijk wilde zijn en wij gingen met ons bei den een rij toertje maken, dat zon ons bovenkamertje wel een beetje opfris-- sclien. Nu, wat zegt u daarvan?" Wordt vervolgd. De Echo van het Zuiden, Waalwpsclie en Laisgstraatsebe Courant Dit blad verschUiit WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs per 3 maanden 1.25. Franco per post door het geheele rflk 1.40. Brieven, Ingezonden stukken, gelden, esi. franco te zenden aan den Uitgever. Prijs der Advertentiën 20 cent per regel; minimum 1.50. BiJ contract flink rabat. Reclames 40 cent per regel. Advertentlën moeten Woensdag en Vrijdag des morgens om uiterlijk 9 uur in ons bezit «tfn. .n4ATSCKAPPy VAN VEWEKfRING OP HET. LEVEN van „DB EOHO VAN HET ZIJDEN". Uit het Dulteoh van KOTE1UNA VON ADLEB8FELU-BALLEBTOM.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1928 | | pagina 1