Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
Bet Ms der He Marien.
R
i
(i
VADERTIE LANGBEEN KONT.
FEUILLETOri
Brandwonden
Kloosterbalsem
tjMMER 07.
WOENSDAG 5 DECEMBER 1928.
51e JAARGANG.
UITGAVE:
WAALWIJKSCHE STOOMDRUKKERIJ ANTOON TIELEN.
Telefoon No. 38. Teleur.-Adres: ECHO.
DIT NUMMER BESTAAT UIT
TWEE BLADEN.
EERSTE BLAD.
ST. NICOLAAS.
Toen onze geloof spredikers in deze
Germaansche, beidensche landen hun
zegenrijken ai-beid begonnen, waren ze
in hun vurige bezieling toch niet zóó
kortzichtig de diep ingewortelde bei
densche volksgebruiken, die de Ger
maan nooit gehéél zou verzaken, als
een gruwel voor de nieuwe leer van
Christus voor te stellen.
De hartklop neem je immers niet
weg zonder het leven te dooden, en
daarom lieten zij die oude feesten voort
leven maar dan Christelijk gekerstend.
Daaruit valt te begrijpen, dat die
feesten, welke in den grond heidensch
en dus bijgeloovig zijn, de eeuwen heb
ben doorstaan en nog lieden versprei
den zij over liet huiselijk leven den
zacht en glans uit, hunner poëzie.
Zooals St. Nicolaas. Dit was bij de
Germanen een voorlooper van het Jul-
feest, dat duurde van 25 Dec. tot 6
.Jan. (in Duitschland nog „Weilinach-
leu", d.i. geheiligde, gewijde nachten,
geheeten).
Nu doet ons Wodan in menig op
zicht aan St. Nicolaas denken. Wodan
was bij de Germanen de God der ele
menten, de bestuurder van wind en
wolken, die de zeevaarders niet ontzag
vervulde. St. Nicolaas vereeren we ook
nu nog als schutspatroon der zeevaar
ders. Wodan reed met z'n trouwe
Eckart door de lucht en verspreidde
zegen. St. Nicolaas gevolgd door zijn
Ruprecht (zwarte Piet) rijdt over de
daken en werpt pepernoten, suiker
goed en marsepain door liet schoor
steengat naar beneden.
Wodan kreeg van den Saksisch-Ger-
maansehen boei' een schoof koren op
het veld „für Wodes Pferd". En als
St. Nicolaas komt, vindt hij voor zijn
paard in de klompen der kinderen een
bosje liooi.
Wodan liad een wonderdoenden
mantel aan. Onze Sint trekt ook nu
nog zijn besten tabbaard aan. Hij ver
spreidt glans en schoonheid die een
weerschijn zijn van zijn nobel hart, zijn
edele ziel.
Maar liet valt niet te ontkennen, dat
die glans door onzen modernen tijd
geest' hartepijnigend dof en mat en
ruw wordt afgeschuurd.
Het is werkelijk jammer, dat er
vandaag zooveel gemoderniseerde Sin
terklazen rondloopen en ook een feest
als dit zich aan den nieuwen tijdgeest
schijnt te moeten onderwerpen.
St. Nicolaas moet vandaag pakjes
bezorgen met schreeuwende etiketten
hij rijdt in luxe auto's door do drukke
stadsstraten „al weldoend" reclame
makend voor een firma die misschien
aan God noch gebod doet. Arme Sin
terklazen. die elkaar tegen het lijf bot
sen, die worden neergehaald en uitge
buit als reclame-object; arme Sinter
klazen die den ganschen dag in een
dubbeltjes of kwartjesbazar moeten
zetelen.
j Heilige Sint. Bon hommet Christe-
I lijke Wodan, met uw rammelende ke
tens, langen baard en mantel: er is u
I onrecht aangedaan.
I De moderne mensch (is 't geen deca-
dent verschijnsel?) wil, ja eisclit en
dwingt dat ge met den tijd mee gaat.
De verregaande feest-brooddronken -
lieid in sommige landen (de „drekgo
den in Egypte"); do verschillende mid-
deleeuwsche platheden en naïviteiten
waren een vloek voor dezen heilige van
Myra. Maar wat dunkt u van een
heilige, verlaagd tot modepop, tot re-
clame-object?.
Misschien zal het nageslacht ons
eens lievig verwijten dat we een sclioo-
ne, warme, internationale v-Qlkspoëzie
.hebben vertroebeld en koud neerge
haald; dat we het geloof in elkaar
hebben gedood en verwachtingen als
rammelende ruiten ingeslagen. Geloof
en verwachting zijn eigenlijk één, is
eigenlijk alles; misschien is het de
eenige spijs waarop je leven kunt.
Waar het geloof en de verwachting
eindigt, stort de goéde mensch in een
ruïne.
Laat ons daarom dien éénen Sinter
klaas in eere herstellen; laat hij le
vend onder ons blijvem opdat onze kin
deren straks niet in stilleu weemoed
in dorp en stad een koud standbeeld
voor hem moeten oprichten.
Wij moeten in ons midden houden
den Sint die komt aangereden vanuit
zijn verre lichtrijk, waar de appeltjes
van Oranje groeien; de Sint, die voor
het kindergemoed opentoovert het we
reldje waar ze zich zoo echt in thuis
gevoelen: liet wereldje van 't sprookje;
de Sint, die in hun hartjes stort een
echte, frissclie levenspoëzie, die de be
koorlijkheid van 'n liui.selijken Sinter
klaasavond in een zaehten naglans zal
bewarenook wanneer ze groot
zijn geworden.
NAAR HET ENGELSCH.
J. SCHEEPENS.
V Telegraaf-Courant In 1918.
De heer J. C. Schroder, oud hoofd
redacteur van .De Telegraaf" legt,
naar aanleiding van een spotprent in
de „Haagsche Post', In dit blad een
verklaring af over zijn bezoek in de
revolutie-dagen aan den heer Vliegen.
We ontleenen aan die verklaring het
volgende
„Waarom wij in den „nacht der
Revolutie" den heer Vliegen opzochten?
Voor een lichte revolutie in ons, door
vier jaar mobilisatie, veikleft en ver-
O.W.'d land waren wij niet zoo heel
erg bang stonden er niet antipathiek
tegenover de aangekondigde revo
lutie had trouwens niet veel om het
lijf naar ik nog pas las in de N.R.Ct,
en vele rechtsche bladen, wantstonden
de voornaamste „revolutionnaire"
eischen niet al op het program der
Regeering? maar waar wij niets
van moesten hebben was een revolut e
die ons land tot een bijwagen dreigde
te maken van een Duitsche Republiek
onder Ebert en Scheideman. En met
deze mogelijkheid hielden wij rekening,
gezien de frissche, vroolijke Duitsche
sympathieën van het meerendeel der
kopstukken.
Gedurende den oorlog hadonssteeds
het schrikbeeld voor oogen gezweefd
van een Duitsche overwinning en nu
dit eindelijk verdwenen was. dreigde
een ander en misschien nog griezeliger.
Deze overweging was het die mij den
heer Vliegen, voorzitter der S,D:A P.
en bekend francophiel, deed opzoeken
om hem op het gevaar te wijzen dat
o.i. verre van denkbeeldig was Wij
spraken over den steun door Telegraaf
en Courant aan de revolutie te ver-
leenen maar deden uitkomen dat wij
noch „bereid" noch .belust" waren
Geen goud
zoo goed"
22.
„Enid hoopte", zoo zeide zij, „dat
flit nog eens het geval zou zijn", en zoo
verliep de maaltijd onder vriendelijke
lachjes van den zuurzoeten Reginald
Henson en woedende uitvallen van 't
jonge meisje. Wat haar betreft had
den de bedienden even goed pure auto
maten kunnen zijn. Het stof dwarrelde
in groote wolken op, wanneer de laat-
sten zich verplaatsten. Het was warm
in de eetzaal en het stof bedekte het
vettige gelaat van den dikken Reginald
Henson langzaam als met een grauw
masker. Aan het hoofd van de tafel
zat Margaret Henson als een vrouw
in droomtoestand. Steeds en steeds
weer opnieuw speurden haar donkere
oogen zoekend om zich heen. Dorstige
lieden in de woestijn op zoek naar wa
ter moesten staren zooals zij. Voort
durend bewogen zich de fraaigevorm-
de lippen, doch geen klank werd er
uit haar mond vernomen. Een hoogst
enkele maal richtte zij zich tot een
harer beide gasten, maar dan gingen
haar oogen nimmer in de richting van
de aangesprokenen. Haar daar aldus
te zien zitten, groote, meelijwekkende
figuur, ondanks al haar schoonheid en
haar statigheid, deed den toeschouwer
pijn.
Ten slotte liep den maaltijd ten
einde en mevrouw Henson stond plot
seling op, met iets in hare bewegingen
als van een marionettenfiguur. Ze
boog als voor een denkbeeldig perj-
soon en schreed vol waardigheid naai
den uitgang der eetzaal.
Reginald Henson stond er bij en
deedi de deur voor haar open. Zij gleed
langs hem heen in de gang alsof zij
zijn tegenwoordigheid niet eens be- j
merkte. Enid wierp een wantrouwen-
den blik op hem, terwijl zij verdween
in een wolk van stof in den half ver-
lichten corridor.
Henson's trekken veranderden
oogenblikkelijk, alsof een masker hem
van het schurkachtig gelaat was geval
len. Opeens was liij krachtig en vlug
in zijn bewegingen. Hij was niet lan
ger de beschermer van schoone kun
sten, de weldoener der menschheid
met breede opvattingen, de man, die
zichzelf geeft ten bate der lijdende
menschheid. De uitdrukking in de
blauwe oogen was koud en wreed ge
worden en om den lossen, breeden
mond hing een hongerige uitdrukking.
„Breng een flesch Bordeaux en een
kistje sigaren in de kleine bibliotheek,
Williams", beval hij. „En doe het raam
open, ik stik hier in het stof!"
De waardige kamerdienaar boog
eerbiedig. Hij geleek volstrekt niet op
den traditioneelen valschen huis
knecht uit de romans, maar toch wa
ren zijn gedachten verre van welwil
lend, toen hij zich haastte het gegeven
bevel op te volgen. Enid drentelde
een beweging te steunen die, naar wij
vreesden, zwaar Duitsch georiënteerd
was zooals dat tegenwoordig heet.
Dat wij daarbij een politieke voor
waarde zoude steden, heeft niet in onze
bedoeling gelegen en in zooverre heeft
de heer Vliegen een verkeerden indruk
van ons onderhoud overgehouden, een
voorwaarde die trouwens niet anders
had kunnen luiden danwerk al die
Duitschgezinde koppen uil je partij
bestuur. wat beteekend had dat de
heer Vliegen vrijwel alleen zou zijn
overgebleven om revolutie te maken.
Wij hebben inet zijn drietjes de zaak
van dezen kant bekeken, een oplossing
is noch gezocht, noch gevonden en
wij zijn zooals de heer Vliegen schreef,
onverrichterzake weggegaan. In dagen
van crisis heefi men wel eens behoefte
met een sympaihieken geest over
dreigende gevaren te spreken, al ziet
men geen middel om ze te keeren.
Dat is de zaak.
BARBAROSSA".
Wij hadden, zoo teekent de „Haag
sche Post" bij dil schrijven aan, geen
bezwaar dit epistel te plaatsen, al zijn
wij van oordeel, dat de humoristische
oogenschijnlijk doelloos in de gang
toen de huisknecht met het schenkblad
voorbijgleed.
„In de kleine bibliotheek en. liet
raam open, miss", fluisterde liij. „Er
is ongetwijfeld weer wat op til ja,
zeker, vannacht moet er wel weer iets
gebeuren. En hij is zoo belangstellend
naar den toestand van miss Christia
na Meent dat ze hem moet verzoeken
te komen. Maar ik zou liever een be
grafenisondernemer verzoeken die zeef'
hard verlegen was om een karweitje!"
„In orde, Williams", hernam Enid.
„Mijn zuster is er veel slechter aan
toe, vanavond. En als het niet beter
gaat met haar, zal ik er op aan moe
ten dringen, dat er een dokter bijkomt.
Dank u wel voor de inlichting omtrent
mijnheer Henson. Het kleine biblio
theek vei* trek ligt vlak bij de trap die
leidt naar het slaapvertrek van mijn
zuster."
„En dat open venster komt in den
tuin uit", sprak Williams koeltjes.
„Ja, ja. Ga nu heen. Je bent een
goede vriend, Williams, waarop we
kunnen vertrouwen en ik zal je dien
sten niet vergeten. Loop door ik
voel dat Henson hierheen komt."
Inderdaad naderde Reginald Hen
son geruischloos. Ondanks zijn logge
gestalte had hij den zaehten, onlvoor-
baren stap van een kat: zijn groote,
opgerolde ooren waren scherp als van
een haas. Henson luisterde altijd. Hij
zou geluisterd hebben aan een keuken
deur naar een paar keuvelende dienst
boden. Het was een zwak van hem, te
speuren naar wat andere menschen
van plan waren, of hun karakter uit
te vorschen, ofschoon hij tot nu toe
zelf nog niet was ontdekt. Voor de
buitenwereld gold hij als een uiterst
weldadig mensch: hij hield toespraken
op godsdienstige bijeenkomsten en
wist de dames tot tranen toe te ont
roeren. Men kende hem als iemand,
die sommen gelds uitgaf voor liefda
dige doeleinden; men had hem ook
reeds een zetel aangeboden in liet par
lement, waar hij in zijn eerzucht nog
steeds hoopte, eens te worden binnen
gehaald. Gilead Gates sprak van Regi
nald Henson als van zijn echterhand.
Hij sloop naar de bibliotheek of liet
studeervertrek, waar de lampen ont
stoken, waren en de zilveren schenkkan
was gereed gezet. Hij veegde zorgvul
dig het stof van een zwaren leunstoel
af, en begon te rooken, na eerst zorg
vuldig alle lampen te hebben uitge
draaid en gekeken te hebben of het
raam aan den tuinkant wel wijd open
stond.
Henson hield ergens de wacht voor.
In zijn katachtige natuur had hij ook
de gave van geduld tot liet uiterste.
Om zijn belangen te dienen zou hij al
dus den geheelen naclit hebben ge
waakt als het moest. Nu en dan hoorde
j hij het gebas der honden in de verte,
of hun gehuil en gejank, als het een
of andere beest in een onderlinge kib
belpartij liet loodje had gelegd. In de
huiskamer hoorde hij Enid zingen en
1 pianospelen. In de rest van het buis
heerschte de stilte van het graf.
Midden in de huiskamer zat. Marga
ret flenson, onbeweeglijk als 'n stand
beeld. Geen oogenblik ook maar ver
liet de afwezige, droomerige blik haar
oogen. Toen de klok boven den stal,
de eenige die in bet geheele buis liep,
tien uur sloeg, trad Enid van de piano
naast haar! tante. Over haar gelaat lag
een vurige uitdrukking en haar oogen
schitterden als sterren in den winter
nacht.
„Tante!" fluisterde zij, „ik heb be
richt ontvangen!"
„Bericht van vijandschap en vernie
tiging!" riep Margaret Henson uit.
„Smart en droefenis en moeilijkheden
over dit arme huis! Zeven jaar lang
rust de hand des Heeren nu reeds
zwaar op ons!"
Ze sprak als iemand die met hare
gedachten niet bij haar omgeving ver
wijlt. En toch kon men, wanneer men
hare blikken zag, niet beweren dat 't
de blik was van een krankzinnige. Zij
was een trotsche hartstochtelijke geest
ton prooi aan oen bittere vernedering.
Enid's oogen vlamden op.
„Die schurk heeft u opnieuw be-
i stolen!" riep zij uit.
„Twee duizend pond", kwam het
werktuigelijk over de lippen der schoo
ne vrouw, „om een bed te stichten in
een of ander ziekenhuis. En er is geen
ontsnappen mogelijk, tenzij wij er in
slagen liet schandelijk geheim aan zijn
handen te ontrukken. Druppel voor
druppel zal hij ons onze beziltingen
afhandig' maken en wanneer ik sterf,
zult gij en Christiana geen cent meer
bezitten."
(Wordt vervolgd).
De Echo van het Zuiden,
Wftalw(jksdie en Langstraatscbe Courant,
Dit blad verschijnt
WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs per 3 maanden L26.
Franco per post door het geheele rijk 1.40.
Brieven, Ingezonden stukken, gelden, ens.
franco te zenden aan den Uitgever.
PrtJs der Advertentiën
20 cent per regel; minimum 1.50.
BIJ contract flink rubat.
Reclames 40 cent per regel.
Advertentiën moeten Woensdag en Vrijdag
des morgens om uiterlijk 0 uur in ons bezit
zUn.
van „DB BOHO VAN EBT ZÜIDBN".
1
ïijn pijnlijk en duren lang omdat de huid
vernield is. Akker s Kloosterbalsem er op
verdrijft dadelijk de pijn. doet de blaren
verdwijnen en ge houdt geen litteekens.