W. Sll ZALIG KERSTFEEST. RAADSELS (naar Andersen). No. 102. ZATERDAG 22 DECEMBER 1928. 51e Jaargang TWEEDE BLAD. £3 Zonder schriftelijke toestem ning is eenige overname uit deze rubriek verboden. Brieven en bijdragen voor deze rubriek te zenden aan OOM WIM, De Echo van het Zuiden, WAALWIJK. Beste jongens en meisjes. Qetrouw aan onze belofte komen we vandaag met de W. S. A. T.—puzzle en de raadsels. Jullie hebt natuurlijk al met onge duld naar de krant uitgezien Vroeger heb ik al eens een verklaring gege ven van de letters W. S. A. T. Voor wie 't nog niet weet. herhaal ik het eens: W. 5 A. T. is een afkorting van Waalwijksche Stoomdrukkerij An- toon Tielen. Onze W. S A. T.— puzzle is eigen lijk hetzelfde als een kruiswoord raadsel. Op 't eerste gezicht ziet er onze puzzle vreemd uit hé I Je zou zoo zeggen, er is geen touw aan vast fe knoopen. Kom, jongens en meisjes, luister eens naar mijn uitleg en je zult zien, dat het niet zoo moeilijk is een kruiswoordraadsel op te lossen. Elk wit vakje van nevenstaande af beelding moet met een letter worden ingevuld." Zooals je ziet zijn die witte vakjes samengesteld in horizontale en in verticale rijen. Elk vakje waarin een nummer staat moet de beginletter van een woord vormen en elk cijfer verwijst naar de toelichting, dat is de hulpwoordenlijst, die een aanwijzing geeft voor het vinden van het juiste woord, Het aantal letters in een woord is gelijk aan het aantal witte vakjes, vanaf het vakje waarin de beginletter komt, tot aan het eerst volgende zwarte vakje. We beginnen dus by nummer 1 en moeten nu ho rizontaal (van links naar rechts) in 11 witte vakjes een letter zetten. Die 11 letters te zamen moeten een woord vormen. Nu raadplegen we even 't hulpwoordenlijstje en dan z;en we, dat het horizontale woord van 11 letters de naam is van een zeker kruid. Alle begin is moeilijk, en daarom zal ik eens even een voorbeeld geven. Het eerste woord dat hier gevraagd wordt isLepelwortel. Nu vullen we dus in elk wit vakje een letter in en krijgen dan 't woord LepelwortelEn zoo gaan we verder ook in verticale richting d. i. van boven naar beneden. Op 't hulpwoor denlijstje zien we dat vanaf No. 1 in verticale richting ook een woord ge vraagd wordt. Nu tellen we even de witte vakjes, 't zijn er zes. dus moe ten we een woord zoeken van 6 let ters. Eén letter, en nog wel de begin letter weten we al, d. i. een L, die staat er al; kijken jullie nu eens even naar 't lijstje en je kunt dan 't woord zoeken en invullen. Er wordt ge vraagd de naam van een slingerplant. Ik wil er nog aan toevoegen, dat deze soort slingerplant vooral in de tropen te vinden is. By 't zoeken naar de juiste woor den zul je vooral moeten combinee ren, omdat de letters van 't eene woord dikwyis aansluiten en verbon den zijn met 't andere. En nu, beste jongens en meisjes maar dapper aan den slag 1 je moogt den moed niet opgeven, geduldig en volhardend blijven zoeken en.... zoo noodig de hulp van vader of moeder inroepen.Als je niet de geheele puzzle kunt oplossen, stuur dan maar in zoover je er mee hebt kunnen klaar komen. De kans dat je toch een prys wint, blijft groot. De puzzle heb ik uitgeschreven voor de ouderen, d.w.z. voor die van 13 jaar en daar boven. De kleineren moeten er zich maar niet aan wagen, dat wil natuurlijk niet zeggen, dat ze 't niet mogen pro- beeren. Dat mag. ik heb voor de jongste klasse extra raadsels opgege ven. Dan is de verhouding om een prijs te winnen beter We zullen, volgens afspraak de puzzle en de raadsels twee maal plaatsen, dus volgende week Maandag nog eens. De tijd van inzending. Denk er aan. de oplossingen moeten beslist vóór 5 Januari 1929 binnen zijn. PRIJZEN. Voor de grooteren. Ie pr. Een vulpen. 2e Een luxe doos correspondentie kaarten Oud Holl. (metenvel.) met naam bedrukt. 3e Portefeuille of een doosparfum. 4e Lakstel met etui. 5e 100 visitekaartjes met envel. (naar keuze) met naam bedrukt. Voor de grooten van 13 jaar en onder. Ie pr. 2e 3e 4e 5e Voor dé kleineren. Een vulpen. Een schooltasch. Een schooletui. Een schooletui. Een boek. voor de jeugd van 8 tot 13 jaar. 1. Welke fabrikant vindt de meeste afnemers 2 Wie gaat uit en blijft toch thuis? 3. Welke koning heeft geen rijk? 4 Wie zit .tot boven de ooren in de schuld? 5. Hoeveel eieren kan een mensch nuchter etên 6. Welk lichaamsdeel fs omgekeerd iets wat er over ditjichaamsdeel moet gaan 7. Welke scharen worden niet ge slepen 8. Wat is een schoone daad en ook wreede moord 9. Die mij noemt breekt mij Wie ben ik? 10 Welke dracht Is de beste? 11. Wie heeftsteeds het laatste woord 12. Welke voet heeft hiel noch teen? DE KLEINE KONING. XV. Heel stil hield zich de deugniet, Qeen merkte op zijn list, Zoo kwam hij hoog de lucht in, En niemand er van wist. Toen alle vogels daalden En slechts de arend nog Omhoog ging naar de wolken, Dacht onze deugniet: „och, Nu moet 'k er goed op ietten, Want zeker en gewis, Als d'adelaar gaat dalen, Ben ik nog vlug en frisch. En zoo geschiedde 't werkelijk, Dat d'arend dalen ging En daad'lijk vloog omhoog nu t Ondeugend kleine ding. 't Qlng. niet vermoeid van 't vliegen. Ver boven d'arend uit. Toen riep hij„Koning ben ikl" Die looze, kleine guit. Ver onder zich daar zag hij Den arend dalen snel, Vol biydschap klonk zijn stem weer „'k Ben koning, hoort gy 't wel?" Nu, óf de vogels 't hoorden l Wat maakten zy zich kwaad Wat maakten zij een beweging Wat was er druk gepraat 1 „Oemeen is 't riepen enk'len. „Wat denkt die deugniet wel?" Wil heusch hij koning worden Door zulk oneerlijk spel (Wordt vervolgd). HULPWOORDEN. Horizontaal. 1 Is een zeker kruid 12 Is een kolonie. 24 Zoo spreekt men de 24ste letter van het alphabet uit. 26 Atkorting van een jongensnaam. 33 Is een lengtemaat. 37 Denk aan voedsel nemen. 43 Is een prikkelende saus (vooral bekend bij de japanneezen) 47 Is een uitroep (van verbazing, ook wel van smart, of anderszins) 48 Is een meisjesnaam (die nog maar weinig gegeven wordt). 51 Behoort bij onze dagelljksche toiletbenoodigdheden. 54 Is een bywoord. 58 Is zoutachtig (denk aan de zee). 72 Is een voorzetsel. 74 Is een lidwoord van bepaaldheid. 77 Is een vlaktemaat. 80 Is een verbogen lidwoord van be paaldheid. 83 Is het onderspit delven (of ver slagen worden). 92 Is een groote stad in Oostenrijk- Hongarije. 98 is een jongensnaam. De laatste Droom van den Ouden Elk. (Een Kerstvertelling.) Hoog op den steilen oeverrand, dicht bij het open strand, stond in het bosch. zoo'n werkelijk oude eike boom hy was driehonderd-vijf en- zestig jaar oud, maar die lange tijd was voor den boom niet meer dan zooveel dagen voor ons menschen. Wy zijn overdag wakker, slapen 's nachts en hebben dan onze droo- menmet den boom is dat anders de boom is drie jaargetyden lang wakker, eerst tegen den winter begint zijn slaap, de winter is zijn rusttijd, zijn nacht na een langen dag, die lente, zomer en herfst heet. Menigen warmen zomerdag hadden de dagvlinder om ztjn kruin gedanst, geleefd, gezweefd en zich gelukkig gevoeld; en als dan het kleine schep seltje een oogenblik in stille geluk- zaligheid op een van de groote. frissche bladeren rustte, zei de boom altijd: „Arme kleinen 1 niet meer dan een enkele dag is heel uw levenWat is dat kort! Waf is dat treurig!" „Treurig 1" antwoordde het dag diertje dan altijd, „hoe bedoel je dat Alles is toch zoo onvergelijkeiyk licht, zoo warm en zoo schoon, en ik ben zoo vrooüjk!" „Doch slechts voor één dag en dan is alles voorbij!" „Voorbij!" zei de dagvlieg. „Watis dat, voorby Zijt gy ook voorby „Neen, ik leef misschien duizenden van uw dagen en mijn dag duurt ge heele jaargetijden lang! Dat is zoo lang. dat gy het niet kunt uitrekenen „Nu begrijp ik u nietOij hebt duizenden van mijn dagen, maar ik heb duizenden van oogenblikken om vrooüjk en gelukkig te wezen! Is het met al de heeriykheid dezer wereld gedaan, als gij sterft „Neen," zei de boom, „die duurt zeker veel langer dan ik my kan voor stellen." „Maar dan hebb— wy Immers even veel, met dit verschil alleen, dat wij op verschillende wijzen rekenen!" En de dagvlieg danste en zweefde in de lucht rond, verblijdde zich over haar fijne, kunstige vleugeltjes met hun gaas en fluweel, verblijdde zich in de warme lucht, waarin den geur hing van het klaverveld en van de wilde rozen, van de vlier en de kamperfoelie, om niet te spreken van den zoeten geur der muskusplant en der kruizemunt; de geur was zoo sterk, dat de dagvlieg zich verbeeldde, dat ze er zich een klein roesje van ingezogen had. De dag was lang en schoon, vol vreugde en zoet genot en als de zon onderging, gevoelde de kleine vlieg zich steeds zoo behage lijk moe van ai dat vroolljke leven en zwevenDe vleugeltjes wilden haar niet langer dragen en heel zacht gleed zij op den zachten, wiegelenden gras halm neer, knikte met het kleine kopje, zooals dat knikken kan en sliep blijde indat was haar dood. „Arme kleine dagvlieg!" zei de eikeboom, „dat was toch al te kort een leven En eiken zomerdag werd dezelfde dans, hetzelfde gesprek, hetzelfde ant woord, hetzelfde insluimeren herhaald; dat werd herhaald door geheele ge slachten van dagvliegen en alle waren zij even gelukkig, even blij. Deeike- Verticaal. 1 Zijn slingerplanten. 2 Een ander woord voor verruk- king (in geestvervoering zijn). 4 Naam van een dier. 6 Een ander woord voor haat. 8 Is een plunder- of strooptocht (ook wel algeheele opruiming). Soms houdt de politie een 9 Zet men naar de nering. 12 Een soort van nimf. die de be- schermgodinen de bewoonster der bronnen en kleine rivieren was 13 Is een onderzoek naar de ge schiktheid of bekwaamheid van iemand. 17 Is een slangachtige zeevisch. 18 Is een meisjesnaam. 22 Komt van apen. (Menschen doen het ook). 23 Is een plaatsje in Noord-Brabant. 50 Zonder dat kunnen wij niet leven. 51 Ligt langs de haven. boom doorwaakte zijn lentemorgen, zijn zomermiddag, zijn herfstavond en nu naderde de slaaptljd, zyn nacht. De winter brak aan. De eikeboom stond daar van al zijn bladeren ontdaan om ter ruste te gaan voor den geheelen langen winter en dan menigen droom te droomen, altijd van wat hy vroeger beleefd had, zoo als dat in den droom des menschen ook het geval is. De eik was ook eenmaal klein ge weest, ja een eikel was toen zijn wieg naar menschelljkerwyze berekend leefde hij nu )n zijn vierde eeuw; hij was de grootste en hoogste boom in het bosch, met zijn kruin stak hy ver boven alle andere boomen uit en kon op een grooten afstand uit zee worden gezien, waarom hij dan ook den sche pen als baken diende; maar hy dacht er niet aan, dat zooveel oogen hein zochten. Boven in zijn groene kruin bouwden de boschduiven haar nest en daar riep de koekoek zijn naam en wanneer de bladeren er uitzagen als geplette koperen plaatjes, kwamen de trekvogels en rustten daar uit, vóór ze verder vlogen over de zee. Maar nu was het winter, de boom stond ontheisterd daar en heelduide- lijk was 't te zien, hoe krom en ge bogen de takken waren. Kraaien en raven kwamen aanvliegen en zetten zich om beurten daar neer en spraken over de strtnge tijden, die begonnen en ook daarover, hoe moeilijk het was, voedsel te vinden in den winter, Het was juist Kerstmis, teen de boom zijn schoonsten droom droomde, dien we nu zullen hooren. De boom had er duidelijk een ge voel van, dat het hoogtijd washet was hem, of hij aan alle kanten de kerkklokken hoorde luiden. Het was een zalig oogenblik vol vreugde en geluk I En toch gevoelde, in al die vreugde, de boom het ver langen, de begeerte in zich, dat al de andere boomen des wouds daarbene den, alle struiken, kruiden en bloemen zich ook mochten kunnen verheffen, om mede in het genot van al dien glans en van al die vreugde te deelen. De majestueuze eikeboom was in den droom zyner heeriykheid niet volko men gelukkig, als hy zyn geluk niet kon deelen met allen, grooten en kleinen, voornamen en geringen en dat gevoel trilde door alle takken en bladeren, even innig en krachtig als in de borst eens menschen. De kruin van den boom bewoog zich, alsof hij iets mits en dat zocht, hij zag achterwaarts en toen rook hy den geur der muskusplant en weldra den nog sterker reuk der kamperfoelie en der viooltjeshy verbeeldde zich, dat hij het geroep van den koekoek kon hooren. Ja, door de wolken kwamen de groene toppen van het bosch te voor schijn de eik zag beneden zich de andere boomen groeien en grooter worden als hijstruiken en planten schoten hoog op in de lucht; enkele rukten zich met de wortels uit de aarde los, om 3neller te kunnen vlie gen. De berk was de vlugste als een witte bliksemstraal schoot zijn slanke stam sissend naar boven, de takken golfden als groen gaas en als vanen de geheele woud natuur, tot zelfs het bruin-gevederde riet, groeide mee en de vogels volgden zingenden op den halm, die als een lang, groen Üni door de lucht fladderde, zat de sprink haan en speelde met den vleugel op zijn scheenbeen; de meikevers biom- den en de bijen gorsden, elke vogel zong, zooals hij gebekt was, alles was zang en vreugde, juist als in den hemel. „Maar de kleine, roode bloem by 't water moet ook mee zei de eik „en het blauwe klokje en het made liefje!" de eik wilde allen om en met zich hebben. „Wij zijn er! wij zijn er 1" zoo zong en klonk het. Maar de schoone muskusplant van den vorigen zomer en een jaar vroeger was hier een tapijt van mei bloempjes en de wilde appelboom, hoe heerlijk stond die daar en al dte boschsieraden van jaren, van vele jaren 1 waren die maar olijven leven tol nu, dan hadden zij er ook by kunnen zyn 1" „Wij zyn er bijl Wy zijn er by 1" zong en klonk het hoogerhet scheen, of zij vooruitgevlogen waren. „Neen, dat is haast te schoon om het te gelooven!" juichte de oude eik. „ik heb ze allen samen hier om my 1 Kleinen en grootenNiet één ts er vergeten 1 Hoe is toch al die geluk zaligheid met mogelijkheid denkbaai 1" „ln God's hemel is die mogelijken denkbaar 1" klonk het. En de boom, die steeds door groei de, merkte, dat zyn wortels zich van den grond losmaakten. „Dat is nu het allerbeste!" zei de boom,- „nu houdt me geen enkele band meer tegen Nu kan ik opstijgen tot het allerhoogste in lichten glans 1 En alle gelietden heb Ik met my, kleinen en grooten 1 Allen om mij 1" „Allenl" Dat was de droom van den eike boom en terwyi hij droomde ging een geweldige storm over land en zee ln oen heiligen Kerstnachtde zee beukte met zware golven hei strand, de boom kraakte, brak en werd met wortel en al uit den grond gerukt, juist toen hij droomde, dat zijn woitelen zich losmaakten. Hij viel. Zijn driehondeid- vijf-en-zestig jaren waren nu als eer. dag van de dagvlieg. Toen op den Kerstmorgen de zon verrees, was de storm bedaard. Alle kerkklokken luiden den feestdag in en uit eiken schoorsteen, ook uu dien op het nederige dak van den gering- sten landman, steeg de rook in blauwe wolken opwaarts, evenals de rook des dankoffers van het altaar bij het feest der Druïden. De zee kwam allengs tot kalmte en op een groot vaartuig, dat dien nacht het booze weer gelukkig had doorstaan, werden nu alle vlaggen geheschen tot feeste lijke viering van den Kerstdag. „De boom is weg! Die oude eike boom, ons baken op het land!" zei den de zeelieden. „Die is in den ge- passeerden nacht voor den storm bezweken I Wie zal hem kunnen ver vangen; dat kan niemand!" Zulk een lijkrede, kort maar wel gemeend, viel den elk ten deel, die daar neerlag op het sneeuwtapijt aan den oever der zee. En over hem heen klonk van het schip plechtig koraal gezang, een lied van de Kerstvreugde en van de verlossing der menschen- zielen in Christus en van het eeuwige leven „Juicht, Christenen 1 juicht tot Ood omhoog Dat dankbre tranen uit uw oog Voor Hem d' Algoedheid vloeien Viert vrooüjk dezen^blijden dag, Den schoonsten. dien de wereld zag Aan hare kimme gloeien!" zoo klonk het oude gezang en ieder op het schip gevoelde zich op zijn wijze door dat lied en door het gebed opgebeurd en boven het aardsche verheven, evenals de oude eik zich verheven had gevoeld in zijn laatsten, zijn schoonsten droom, den droom in den Kerstnacht. Vrouw: „De hemel vergeve mij., ik heb een spiegel gebroken." (Judge.) De Echo van het Zuiden.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1928 | | pagina 5