KERSTLIED.
m.
Sterresprookje voor
Kerstmis
iUMI
De Kerstmis van
Rembrandt*
Door Alfred van der Hallen.
Toen de kleine speelzieke sterretjes
.le wacht optrokken aan den parelmoe-
en trans van den heinel, houdend hun
lubberende lichtjes heel dicht bij hun
.jolijke sterrengezichtjes, lag Bertus,
le simpele bedelaar, op zijn beddezak
n de schuur van de Waterhoef de doe
ning der leutige sterrenbevolking met
wezenlooze oogen na te gaan.
Bertus was simpel van geest. Hij
sprak geen woord teveel tegen de men
schen, maar praatte aanhoudend met
zichzelf, en bewoog daarbij hoofd en
armen alsof hij een meeting gaf voor
een heele markt toehoorders. Als de
menschen hem iets zegden, vroeg hij
altijd: „Watblieft?", en antwoordde
nooit verder op hunne vragen dan met
een vagen glimlach, zooals iemand die
in vervoering denkt aan een groot ge
luk.
Vanaf zijn tiende jaar stond hij
gansch alleen op de wereld, zonder
huis of kluis, zonder centen op zak en
zonder hersens in den kop. Nu was hij
20 jaar oud en woonde in bij den hoer
van de Waterhoef, waar hij met de
honden en de katten speelde, musschen-
klemmen zette in den winter, patatten
raapte op het veld en den haak van
de ploeg hield in het najaar. Verder
deed hij niets dan met haastige schre
den de veldwegen op en neer stappen,
deklameerende in stilte onbegrijpelijke
woorden.
Nu lag Bertus in de schuur op zijn
stroozak en keek de sterretjes na.
De sterretjes hadden pret. Bertus zag
van door zijn stofferig vierkante ruit
jes hun geharrewar ondereen en hij
hoorde hun geroezemoes zooals hij
dat gewoonlijk hoorde als hij voorbij
de dorpschool slenterde.
De Melkweg stond aan den hemel te
bibberen: al de lichtjes pinkelden en
flikkerden van overdane pret.
Daarbóven gebeurde van alles! Een
klad sterretjes stond er bijeengetrop-
peld met hun kopjes en hun lichtjes
dicht bijeen gestoken. Bertus kon hun
lachoogjes in het licht der lantaarntjes
zien flikkeren. De sterretjes keken Ber
tus aan. „Kijk eens!" zei een van hen,
„daar ginder in die strooien hut ligt
Bertus! Ik zie hem van hier liggen. Hij
kijkt door het venster en heeft ons
vast in 't oog. De andere sterretjes
keken omlaag, zochten de schuur, en
vonden ook het ruitje waardoor ze Ber
tus konden zien. Ze fczelden geheim
zinnig ondereen en giebelden.
Bertus zag dat de sterretjes hem be
keken en glimlachte tegen hen, geluk
kig. Er kwamen andere drommen en
geltjes aanzweven in een gracielijken
dans, en als ze hun zusjes naar de aar
de zagen staan kijken met nieuwsgieri
ge blikken, hielden ze stil in het mid
den van een maat en keken ook vol
belangstelling naar. onder.
,,'t Is Bertus!" fluisterde Altaïr uit
den Arend, en haar geel licht schoot
een lange straal, zoodat heel de hemel
aan kwam loopen om te zien wat dit
signaal wel mocht beduiden. Tiendui
zend engeltjes stonden opeengedromd
en trapten op elkanders tecnen of stie
ten in elkanders rug van het wroeten
en 't wringen om Bertus te kunnen zien
door 't nauwe ruitje in de strooien
schuur.
„Bertus is een brave mensch;" zei
Arcturus.
Alle engeltjes knikten.
„Kijk!" riep plots Sirius, en wees
met haar fakkeltje naar een zwerm
witte vogels die van de aarde naar om
hoog zweefden. Nu waren ze al ver bo
ven de wolken, en klommen steeds hoo-
ger. Al de sterre-engeltjes keken ver
baasd.
„Dat zijn nieuwe engeltjes!" zei Al
taïr.
„Och nee, engeltjes komen veel snel
ler naar den hemel! Die zijn in een
weerlicht boven."
„Ik weet het!" riep Vega toen de vo
gels heel dicht waren genaderd, ,,'t
is Bertus die aan 't bidden is! Kijk!
Daar komen er nog... en nog!... Op
het dak van de schuur zitten er nog
wel honderd witte vogelsZie, ze slaan
hun vleugels uit en komen ook naar
hier! Hé! dat heb ik nog nooit gezien!"
„Bertus is een heilige!" prevelde Arc
turus met eerbiedige stem.
De witte vogels vlogen zingend dooi
den sterrenzwerm heen en verdwenen
achter het zwarte gordijn. Ingetogen
zagen de sterretjes de witte vogels
van Bertus' gebed aankomen en naar
God in den hoogsten hemel zweven.
Dan schaarden ze zich zwijgend in
hun rijen, en dansten eerbiedig den
Weesgegroet: „Om Bertus le helpen!"
zei Sirius.
In de schuur zat Bertus op zijn bei
de knieën in het stroo en bad. Zijn twee
vuile handen had hij voor zijn oogen
geslagen en de tranen liepen tusschen
zijn vingers door in zijn mouwen en
over zijn ruigen stoppelbaard.
„Het Kindeken Jezus komt vannacht"
snikte hij tusschen zijn Weesgegroeten
in, „ik weet het..., ik voel het,... het
moet zoo zijn,... het kan niet anders...
Dezen nacht komt het op aarde. En,
och Gottekens, 't is overal toch zoo
koud! Ik zie het aan de sterren, die
tintelen zoo hevig, en dan vriest het
dat het kraakt! Arm Kindeke Jezus,
wat zijt gij toch goedIk weet niet
wat er mij overkomt,, maar o!... het
wordt zoo licht in mijn kop, zoo licht,
t Is alsof er de zon in schijnt... Ik ben
zoo gelukkig omdat het Kerstmis is...
ik zou willen zingen en dansen zooals
de sterren!"
Hij keek op en zag naar den hemel.
„O! de sterren dansen den Weesge
groet!" [fluisterde hij verrukt, „wat
zou ik willen dat-ik daarboven met
hen was, en mee kon dansen op dezen
schoonen Kerstmisavond, den groet
aan Maria op muziek van den hemel!"
Hij vleide zich langzaam neer op zijn
stroobed en keek star met groot-open
oogen naar den majestatischen dans
der ontelbare sterren.
De sterren wiegden en zweefden op
lichte muziek, plechtig en langzaam,
inet verheven gebaar en statige bewe
ging der rijen...: den dans van Kerst
mis. Ze volgden elkaar op in einde-
looze scharen die aanbiddend kwamen
neigen vóór den groep die de Goddelij
ke Geboorte verbeeldde. Eindeloos was
die schare! De koninklijke muziek
ronkte feestelijk den rytmischen stap-
marsch van hel ontzaggelijk leger der
ontelbare sterren die voorbijtogen in
golvende deining als een groote zee.
Pauken roffelden en koperen klaroe
nen schetterden triomfantelijk Ave!
aan den Koning die ging geboren wor
den.
Bertus zag het en hoorde de feestelij
ke bazuinenmuziek. Zijn ziel zwol er
van tot de krop hem in de keel kwam;
Middelerwijl dansten de sterre-engel
tjes boven de menschen hun hoofden
den Engelendans der Boodschap. De
zachte muziek der hemelsche violen
ruischte als een lichte waterval van
louter parelen op een gouden schaal.
Harpen tokkelden met plechtig rythme
en hobo's zongen daartusschen een
lichte melodie als een fijn gouden
draad in zilverwit borduursel.
Toen de dans geëindigd was kwam
Sirius naar Venus getrippeld op lichte
veerenvoetjes, en zwaaide reeds van
verre haar blauw lichtje in een kring
rond om te beduiden: „Kom eens bij
me".
Venus was juist bezig aan een paar
nieuwelingen de danspassen te leeren
van den dans „Adeste", dien ze op
klokslag twaalf zouden uit te voeren
hebben.
Sirius kwam naderbij. „Hé, zuster
Venus," riep ze haar toe, „hoe laat is
het al? Ik denk zoo maar, weet je, het
wordt tijd er aan te denken dat het
haast Kerstmis is, en dat dezen avond
het Sterreken van Bethleem moet ge
kozen worden!"
„Onze lieve Heer komt om elf uur
juist!" zei Venus kortaf, want ze was
druk in de weer met haar kleine leer
meisjes.
„Hum!" zei Sirius een beetje wreve
lig, „is dat een antwoord voor de Mor
genster! 'k Had het je beter niet ge
vraagd! Of meen je, dat jij zal geko
zen worden tot Ster van Bethleem om
dat je de Morgenster bent?
Venus liet haar twee leerlingen staan
en schoot uit:
„Jij zal zeker gekozen worden! Men
zegt immers dal jij de schoonste van
heel den hemel bentNou dan, wees
Dek ons met al uw donkerheden
rondomnie dicht,
dat w' als de herders tastend treden
met blind gezicht,
en hong'ren naar de zaligheden
van 't hemelsch licht.
Hoe 't leven onze rust ontwijdde
en fel doorsneed,
of onze schamelheid omglijde
het boetekleed,
o God, dit uur, het lang verbeide,
vinde ons gereed.
Gij zijt geen dag in vele dagen
met warmer gloed,
wie los van tijd en wereld dragen
hun wank'len moed,
dien stort g' uw eeuwig welbehagen
om hoofd en voet.
O Kerstlicht, schooner dan de dagen
erbarme ons, Heer
wierp 't leven soms met felle slagen
een mensch terneer,
Uw engel breng' al die U klagen,
Uw vrede weer.
DUCO VORSTER.
zoo godsgelukkig had hij zich nog
nooit tevoren gevoeld.
,Och", snikte hij met oogen die in
tranen zwommen, „waarom ben ik
toch geen van die sterren die daarbo
ven, zoo dicht bij den hemel dansen
voor God en Onze Lieve VrouwLief
Kindeken dat vandaag geboren wordt,
neem mij bij U, zoo gauw ge een ster
aan uwen schoonen hemel noodig hebt"
Een heele tijd lag hij wezenloos te
staren naar de woelige sterren, hoog
boven hem in den inktzwarten hemel.
Er sponnen zich ontelbare draden
tusschen Bertus en de sterren hoog
boven hem. Van elk der millioenen
lichtjes ging een zilverdraad uit en al
die millioenen draden liepen samen
door het kleine stofferige raam tot in
Bertus' oogen. Langs die draden werd
de hemelsche muziek voortgeplant als
langs telefoondraden en Bertus luister
de er naar, opgetogen van geluk. O die
Goddelijke muziek waarop de sterren
dansen! Zijn verlangen zwol hooger en
hooger op; het onuitsprekelijke ver
langen van een kinderziel, om in de
eindelooze velden der begeestering zich-
zelven te vergeten als in een droom
en zonder zorgen of kommer te kunnen
spelen het onvermoeibare spel der uit
verkorenen. „Kon ik daar toch maar
geraken!" prevelde hij. „Met die ontel
bare sterre-engeltjes de ruime banen
van den hemel doorloopen, dragend een
fakkel als banier en zingend den eeu
wigen lof van God den Gever van alle
goed
Zoo bleef hij liggen bidden en schrei
en op zijn stroozak van overdaan geluk
en onbegrijpelijk schoon verlangen.
tevreden met je schoonheid, en val me
niet lastig als ik een dans aan 't leeren
ben aan jonge sterretjes!"
Nieuwsgierige engeltjes op vlugge
voetjes trippelden samen rond de kib
belende sterren. Van alle kanten kwa
men ze met dansende lichtjes aange
rend en de krioelende warhoop groei
de aan, dichter en dichter, tot weldra
bijna al de sterren van den hemel op
eengepakt stonden als graspijlen in een
beemd.
Sirius zag rood van opgewonden
heid en schold Venus uit, ten aanhoore
van al de engeltjes die verbaasd en
angstig toekeken.
Arcturus kwam tusschen beiden.
„Maak nou geen theater om te we
ten wie van jullie de schoonste is!",
zei hij sussend, en vatte beider handen,
„op dezen mooien Kerstavond past
geen gekibbel!"
Zij heeft me eerst aangevallen!" zei
Venus bitter.
„En jij hebt me eerst een grof ant
woord gegeven, toen ik je vriendelijk
een vraag stelde!" wedervoer Sirius
aanstonds daarop.
„Sirius heeft gelijk!" riepen er eeni-
gen luidop tegen Arcturus, „Venuswas
niet vriendelijk!"
Een duizendtal engeltjes staken hun
lichtjes omhoog en zongen: „Sirius
heeft gelijk! Zij moet Sterreken van
Bethleem zijn! Leve Sirius!"
De groote ernstige sterren trachtten
hun kleine zusjes en broertjes te stil
len, want het geroep en gejuich klonk
luide tot in de zalen van den hemel, en
wee hen, indien Onze Lieve Heer of
iemand der heiligen iets moest hooren
van dit rumoer!
Venus keek erg bedrukt en bedrem
meld rond, en meende te gaan schreien
van verdriet, toen daar plots Altaïr
vooruitsprong en met schelle stem
riep, zoodat heel de hemel het hooren
kon: „En ik zeg jullie dat niet Sirius,
maar wel Venus de schoonste is, en dat
zij alleen recht heeft om gekozen te
worden
Een ontzaggelijk gejuich ging op on
der de engeltjes, want Venus werd
gaarne gezien.
Nu werd het een overentweer geroep
en gesnetter van: „Sirius! Leve Siri
us!" en Venus is de schoonste!", dat
Sint Niklaas weerom een tipje van het
zwarte doek ophefte, en rimpels trok
in zijn voorhoofd.
,,'t Ziet er lief uit!" bromde hij in
zijn baard. „Ruzie en straatlawaai in
den hemel! Nooit gebeurd!" En erg
uit zijn humeur stapte hij den hreeden
trap op naar de speelzaal van den he
mel, waar al de heiligen bijeenzaten te
praten over Kerstmis.
Lieve hemelHet zag er van langs
om erger en erger uit in den Sterren
hemel! Nu was er geen sterretje meer,
hoe klein en nietig ook, of het was ge
mengd in den twist en had partij ge
kozen voor een der candidaten die aan
spraak maakten op het Sterrenschap
van Bethleem. Niet alleen Venus en
Sirius, maar zelfs Vega uit De Lier, en
de Edelsteen uil De Kroon, en de Ster
uit de Balans, en nog zoovele andere
sterren van eerste grootte lieten hun
rechten gelden. Het was een groote
warhoop en een eindeloos geroep en
gejouw dat klonk van hel eene einde
van den hemel tot het andere.. Want
zwicht u als de sterren ruzie maken!
Hun schelle meisjesstemmen schette
ren dat hooren en zien vergaat, en ze
zijn met vele millioenen: denk eens
na wat een lawaai dat beteekent!
Arcturus en Altaïr liepen van Venus
naar Sirius, van Sirius naar Vega, en
zoo voort naar elk der aanvoersters
om hen te smeeken 0111 Gods wil toch
kalm te blijven, geen kabaal te maken
en rustig af te wachten tot Onze Lieve
Heer zou komen om het Sterreken van
Bethleem te kiezen. Maar het hielp hit
ter weinig! De twist was reeds te ver
gevorderd en de geesten te zeer opge
hitst, dat er nog iemand zou kunnen
kalmte brengen in die millioenen opge
zweepte en driftig geworden sterre-
engeltjes.
Plotseling klonk daar daverend de
zware orgelmuziek van het hemelsche
orkestde laatste Sterrendans vóór het
uur van Kerstmis ging worden ingezet!
Een Goddelijke dans! Tienduizend
kronen van ineengevlochten sterretjes,
met elk zeven helderschitterende edel-
steenen, gevormd door de grootste en
schoonste eersterangsterren, zweven
in een machtige deining naar het Ster
renbeeld, De Maagd, aan welks voeten
de Slang ineengekronkeld ligt.
De Hemel en de Aarde, verbeeld dooi
de twee prachtigste sterren van den
ganschen sterrenhemelVenus en Si
rins, zweven langzaam en plechtig 011
der het eerbiedige toeschouwen van de
millioenen sterren, en geleid door het
grootsche klaroenen der bronzen ba
zuinen, naar het Beeld der Maagd toe.
En op het oogenblik dat beiden zich
de handen reiken, en in het lichaam
der Maagd zich vereenigen en el kaai
den vredezoen geven, valt plots alle he
melsche muziek stil. Eén stond aan
bidt de Hemel, diep gebogen, het groo
te Wonder van Gods Goedheid en Al
macht. Dan barst het heilig Orkest los
in een juichend Hosannah! en de 011
telbare kronen der goudflikkerende
sterren scharen zich in een allesomvat
tende Eerekroon rondom het Hoofd
der Goddel. Maagd. Zoo is de heilige
Kerstdans, die ééns in 't jaar wordt uit
gevoerd door de sterren, op den stond
dat het groote Kerstfeest aanbreekt
voor de menschen..
Doch vóór die laatste dans aanvangt,
en op den stond dal de tienduizenden
sterrekronen zich hebben gevormd om
hun grootsche hulde aan het Goddelijk
Kerstmysterie le brengen, verschijnt
daar God van achter het zwarte doek,
0111 de ster aan te duiden die aan de
menschen op de aarde den weg zal wij
zen naar Bethleem.
Zoo klonk nu plots de daverende or
gelmuziek voor den Sterrendans van
Kerstmis.
O weeO wee
Als door een bliksem stonden al de
sterretjes getroffen, roerloos en als
versteend van schrik. Hun fakkeltjes
beefden in hun sidderende handen en
een groote ongewone stilte viel als een
koude wolk over gansch den Sterren
hemel.
Groote God! De laatste dans!! En
geen der sterretjes was bij machte één
voetje te verzetten tot het vormen dei-
schitterende kronen...
De muziek van St. Cecilia's Koor
ronkte voort, ongenadig, de opening
van den grootschen dans!
Toen, bij het machtige dreunen dei-
trompetten, werd het zwarte doek op
geheven en verscheen God zelf, om
ringd door een legioen Heiligen.
Zijn oog keek somber.
Met één blik overschouwde Hij
gansch de hemelruimte, de sidderende
sterre-engeltjes zonken aanbiddend op
hun knieën.
De Hemelsche muziek zweeg en toen
was het een vreeselijk oogenblik van
angst. Sirius boog het hoofd, en Venus
lag op haar aangezicht uitgestrekt neer,
terwijl geen enkel der schuldige ster
ren opzien dierf naar Gods zonnesehit-
terend Aangezicht.
Langzaam keek God de ontelbare
scharen deemoedige engeltjes aan en
Zijn gouden oogen werden droef. E11
hoe meer Hij rondkeek 0111 een sterretje
te vinden dat waardig zou zijn en zui
ver genoeg in zijn zieltje 0111 Ster van
Bethleem te zijn, hoe droever Zijn
oogen en hoe donkerder Zijn aange
zicht. Al de sterretjes, ook Castor en
Pollux en het piepjonge sterretje dat
pas aan den hemel stond, hadden deel
genomen aan het gekibbel.
En God keek rond, van het Noorden
naar het Oosten, naar 'l Zuiden en naar
't Westen, en toen Hij weer naar het
Noorden keek, had hij geen enkel zui
ver sterretje gevonden...
De kleinste sterretjes begonnen te
weenen en lieten hun lichtjes vallen,
tuimelend in den diepen donkere.
Toen keek God door den Sterrenhe
mel heen naar de aarde, en Zijn schoon
Aangezicht helderde eensklaps op.
Met een majestatische beweging open
de Hij Zijn Goddelijke armen, en zie!
plots schoot er van uit de donkere diep
te een gouden ster een nieuwe
naar omhoog! Zij trok een lange lich
te streep op het zwarte fluweel van den
nacht, en de ziel van Bertus viel wee-
nend in de armen van God.
De millioenen sterretjes keken ver
baasd op en zuchtten tevreden.
Toen sprak God met zachte, zware
stem, terwijl al de Heiligen en de ster
ren eerbiedig toeluisterden:
„Bertus, gij hebt gebeden 0111 te mo
gen sterre-engel zijn, Gij zult dit jaar
Ster van Bethleem zijn! Wijs van dit
oogenblik af den weg naar het Kribbe
ken aan de menschen op de aarde, en
aan de sterren van mijnen hemel."
Dan begon de muziek feestelijk te
spelen, en dansten de millioenen ster
ren den Goddelijken Dans van Kerst
mis.
De geschiedenis van
het „Honderd gulden
stuk".
In den Kerstavond van mist en re
gen, van een druilerige natte kou en
modderige straten, liep Rembrandt over
de slapende grachten van Amsterdam.
Eenzaamheid, die hem op dezen avond
vooral te zwaar werd, had hem uit zijn
huis gedreven. Want Hollands groote
kunstenaar was eenzaam en alleen. De
gunst van het publiek had hij verloren;
zijn vrienden, die minder zijn vriend
schap zochten dan zijn beroemdheid
op hen wilden laten afstralen, hadden
zich van hem afgekeerd, tegelijk met
het publiek; zijn kunst, steeds ernstiger
en bezonkener, vond geen weerklank
bij het volk. ging het begrip der rijke
reeders en kooplieden te boven. Zijn
kinderen had hij verloren en Saskia,
hun moeder, was hen in den dood ge
volgd.
Het verlies van zijn kinderen was de
zwaarste slag voor hem geweekt. Zijn
warme sympathie, zijn liefde ging uit
naar alle kinderen. Vandaar, dat hij
ook nu bijna onwillekeurig zijn schre
den richt naar een winkel met bonte
uitstalling op den hoek der Warmoes-
straal, waar een troepje jongens en
meisjes elkaar verdringen om het best
de begeerde lekkernijen en speelgoede
ren te kunnen zien. Hun drukke stem
men hebben den schilder uit zijn ge
peins gewekt. Het zijn arme kinderen,
die uit de grauwe slopjes en stegen zijn
gevlucht 0111 althans te zien, wat ande
re kinderen op Kerstavond bezitten.
Hun handen zijn blauw, hun lichamen
heven van de kou, waartegen de te
dunne kleeding geen bescherming
biedt, maar zij schijnen hel niet te voe
len, want enthousiast en bewonderend
wijzen zij elkaar de schitterende en
klatergouden dingen, reeds blij, dat zij
elkaar kunnen vertellen hoe heerlijk 't
bezit zou zijn.
Luisterend en observeerend is Rem
brandt weldra in hun midden. Hij voelt
zoo goed hun armoede, hun gebrek aan
vreugde, hun hunkering naar het wei-