Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. i 11 STER-TABAK Van een en ander. FEUILLETOfl mm NUMMER 59. ZATERDAG 27 JULI 1929. 52e JAARGANG. Dit blad rerachtjnt WOENSDAG en ZATEBDAG. Abonnementsprfls per 8 maanden 1.25. Franco per post door bet geheele rflk 1.40. Brieyen, Ingezonden stukken, gelden, ena, franco te «enden aan den Ultgeyer. UITGAVE: WAALWIJKSCHE STOOMDRUKKERIJ ANTOON TIELEN. Telefoon No. 8S. Teleyr.-Adres: ECHO. PrtJa der AdrertentlBn 20 cent per regel; mlTilmnm 1,50. Bfl contract flink rabat. Reclames 40 cent per regeL Advertentlën moeten Woensdag en VrJJdag des morgens om ulterlfjk 9 uur In ons bezit ■Sn. DIT NUMMER BESTAAT UIT TWEE BLADEN. EERSTE BLAD. LEUZEN. Wat heeft de wereld zich verheugd bij de spontane onderteekening van 't z.g. Kellogpact, waardoor de oorlog werd uitgebannen. Men is na de ellende van den grooten oorlog dan eindelijk tot de overtuiging gekomen, dat de oorlog in onze tijden niet meer thuis hoort. Daarom de oorlog afgeschaft en over eengekomen bij geschillen, de oplos sing niet te zoeken in een massa moord, in het scheppen van een poel van ellende, waarbij welvaart en be schaving den doodsteek worden toe gebracht, maar in de uitspraak van een scheidsgerecht, waarbij verstand, recht en billijkheid de leiding geven. Miar voor dat het pact otficieel is afgekondigd, ziet men de constellatie der wereld en moet men tot de over tuiging komen, dat ook hier theorie en practljk zoo hemelsbreed verschil, len. De verklaringen afgelegd, betee- kenen die ook hier een vodje papier Rusland en China, beiden onderteeke naars der overeenkomst, grijpen voor alles, naar de oorlogswapenen in een confLct dat uitstekend door overleg is op te lossen. De onderteekening van 't pact is de theorie, de vechtroes de practijk. China talmt nog, maar zendt mani festen die naar oorlog riekenRusland, de voorstelier van radicale ontwape ning in den Volkenbond, maar de geweldigste bewapenaar der wereld in de practijk, stoort zich aan niets, bezet grenssteden en doet of 't van geen pact, geen volkenbond weet, begint direct den oorlog, daartoe aangezet door het communisme, dat de wereld—revolutie en hopelijk de wereldheerschappij wil. Moge men achter dit alles 'tgroote gevaar voor de geheele wereld zien en er naar handelen. THEORIE EN PRACTIJK. Elders in dit nummer spreken we over 't verschil in theorie en practijk in de buiteniandsche politiekook in de binnenlandsche liever verktezings- pohtiek komt dat tot uiting. Zooals bekend neett de Democratische Partij een geweldig échec geleden daarover is men ln Het orgaan aan 't naplelien, men spoort de oorzaken opterecht. „de een heefi medelijden met het Ned. volk, nu de voor 's Lands belang zoo miserabele parlementaire toestand is gebleven". „Een ander meent dat, als men voort blijft sukkelen op dezelfde wijze, als tol nu toe, men over 4 jaar nog even of minder ver is dan nu*. En dat nog wel de partij die werd voorgesteld ais de jonge, iiissche, werkzame partij, die nieuw leven in 't parlement moest brengen. Ten slotte klaagt 'n schrijver over propaganda zonder systeem en moge lijk over 't ontbreken van geschikte krachten". Dit ailes zijn zeker meer interne zaken der partij, maar die toch wei der vermelding waard zijn, na de propaganda—speechen op duo mee- iingerr, die men hier en elders heeft meegemaakt. Wat ons echter 't meest onaange naam frappeert van aanhangers en voorvechters der pariij, die zoo voorgat buiten eiken godsdienst te staan, alleen de democraten uit eike partij tot zich ie willen trekken, zonder iets tegen godsdienst of leiders te hebben, is, dat zij thans op zoo feite wijze te keer gaat tegen de katholieken en hun leiders. ln verbolgenheid gaat het maar over „Rome, Rome en nog eens Rome", over „voor den zegenwagen van Rome spannen", over „paters en priesters die met dood en verdoemenis dreigen", over den ramp van ons land enz." Dat is nu de practijk op de ionk- oogende verkiezings—propaganda als theorie. "f Dat zijn manieren, die ons geweldig uit de hand gevallen zijn, van leiders en voormannen van de D, P. NAAR HET ENGELSCH. J. SCHEEPENS. 86. Bell hield op, toen de telefoonschel overging met een plotseling schrillen klank. Beiden werden er door opge schrikt. En welk een geweldige dien sten had de telefoon hun 'reeds bewe zen! „Bent u daar?" kwam het snelle, lichte gefluister. „Bent u daar mijnheer Steel? U spreekt met Enid Henson." Steel antwoordde ge'ruimen tijd niets, doch luisterde aandachtig, en iedere minuut zag Bell zijn levendige belang stelling groeien. Op het laatst spanden al zijn spieren zich, alsof hij gereed was tot een beslissende daad. „Bell is juist hier bij me", zei hij ten slotte. „Wacht een oogenblik, terwijl ik het hem vertel. Blijf aan de telefoon, als 't u blieft, tenzij er on raad mocht komen, want het zou ge vaarlijk kunnen zijn als ik u opbelde. Een oogenblik. Ik hoor hier prettig nieuws. „Welnu", zei Bell, ong(eduldig, „ik biand van verlangen het te vernemen. Wat is er gebeurd?" „Henson is op LongdeauEen uur geleden is hij er reeds aangekomen, en gebruikt nu het avondeten in de boekerij om zich daarna naar bed te begeven. Maar dat is niet het beste nieuws of het slechtste, juist zooals men het noemen wil. Williams hoorde de honden vreeselijk aanslaan bij de inrijpoort, en is gaan zien wat er aan de hand was. Een of andere half krankzinnige kerel was over den muur geklommen en de honden hiel den hem staande waar ze hem had den aangetroffen. Gelukkig voor hem scheen hij zich het gevaar niet be wust, en omdat hij stil was blijven staan hadden de honden hem dan ook geen kwaad gedaan. Williams wilde den indringer weer buiten de poort loodsen, toen juffrouw Henson kwam. En wien denkt ge dat de arme zwer vende landlooper was?" Bell gooide zijn heele sigaar in den aschbak en sprong overeind. „Van Sneck, mijn hoofd zou ik er onder durven verwedden!" „Geraden. Toen hebben ze den ar men kerel naar binnen geloodst, al vorens Williams Reginald Henson af ging halen, en nu bevindt hij zich in de stallen, in eenigszins opgewonden toestand, dat begrijp je. Nu ben ik het met mejuffrouw Henson eens dat ten eerste de waarde neef er niets van mag weten en ten tweede dat de ke rel van Sneck zoo spoedig mogelijk naar een ander, veiliger oord moet verhuizen. Als we de autoriteiten van het hospitaal in kennis stellen met 't feit, bederven we alles en spelen Hen son in de kaart. Maar vannacht moet hij worden weggehaald!" „Ge hebt volkomen gelijk. We zul len hem gaan halen. Et après?" „Et après zal hij bij mij thuis ge- Elke maand worden de belangstel lende lezers der groote bladen vergast op een of meer uitvoerige opgaven omtrent de Rijksmiddelen over de vorige maand. En daarbij wordt dan een vergelijking getroffen tusschen de gelijknamige maanden van het toopen- de en van het vorige jaar Het heug lijke feit is ook deze maand (dat is dan over de opbrengst van Juni) dat de opbrengst gunstig afsteekt bij de maand Juni van 1928 En het prettigst is dat onze mildelijk vloeiende in komsten niet alleen betrekking hebben op de maand Juni alleen, maar op het geheele afgeloopen halve jaar. Tegen over een teruggang van de opbrengst interneerd worden, en gij moet zeg gen dat het gevaarlijk is om hem als nog te vervoeren! Alleen moeten we Marley en Cross met het feit in ken nis stellen, en voor het oogenblik kan het publiek heel bescheiden in het onzekere worden gelaten. Ik zal er on middellijk heengaan, want er valt geen minuut te verliezen. Juffrouw Henson vraagt mij om te komen en zal Williams bij den ingang op mij laten wachten. Maar gij moet hier blijven." „Zoo, meent ge dat? En waarom zou ik hier moeten blijven?" „Omdat ik deze zaak heel best al leen klaar kan spelen, beste vriend, en omdat gij onder geen voorwaarde onzen besten vriend Reginald Henson onder de oogen moogt komen. Gij wordt veranderstelt niet te weten, waar de familie zich bevindt, en nog minder dat gij daar ook maar het ge ringste belang in stelt. Blijf dus hier, en maak het jezelf gemakkelijk, tot dat ik terugkeer.Is u daar nog? Ik zal zoo spoedig mogelijk in Long deau zijn en van Sneck mee naar mijn huis nemen. Neen, ik zal niet afbel len; dat kunt u beter doen. Binnen één uur ben ik ginds!" David hing den ontvanghoorn op, trok een dunne, korte covert-coat aan en zette z'n sportpet op. In den zak stak hij een revolver, terwille van de veiligheid, lachte hij. „Ofschoon ik wel niet meer met den man met den afgeplatten duim te doen zal krijgen, veronderstel ik. Maar de heer Henson zou er wel eens meer dan één struikroover op na kunnen houden en een gewapend man der Rijksinkomstenbelasting als gevolg van belasting-verlaging staat een aanmerkelijk hoogere opbrengst der andere middelen. Als dat voor het tweede halfjaar zoo doorgaat, staan we er aan het eind van het jaar niet kwaad voor en wie weet of het nieuwe jaar niet weer een min of meer be langrijke belastingverlaging zou kun nen brengen. We kijken nu dus voorloopfg maar uit naar de Troonrede, die we binnen kort weer te wachten hebben en waaruit misschien eenige nadere aan duiding betreffende ons financieel wel zijn vallen op te visschen Intusschen de troonrede hebben we te goed, maar het Kabinet, welks arbeid met die troonrede zal worden ingeluid en aangediend, dat hebben we nog niet en in elk geval zijn er terwijl we dit schrijven nog geen bepaalde aanwij zingen omtrent den aard en de samen stelling van het college van ministers; we vermoeden, dat er terdege gewikt en gewogen wordt, wat dan ook inderdaad van heel veel belang is, al was het dan maar alleen omdat de ervaring geleerd heeft, dat zelfs een stevige afspraak tusschen degenen, die gezamenlijk het regeeringskasteel bezetten gaan nog niet altijd als een hechten waarborg tegen een ontijdig en tenslotte ongewenscht uit elkaar gaan van verbondenen mag beschouwd worden. Een klip, waarop men eenmaal ge strand is, wil men gaarne zoo geldt voor twee. De heer Henson zou tenslotte wel eens ontdekt kunnen hebben, dat zijn vriend van Sneck in liet kasteel is op het moment, al is het bijna ondenkbaar." „Ik gevoel me bijna schuldig, dat ik je alleen laat gaan", merkte Bell op. „Volstrekt niet", zei David Steel opgeruimd. „Rook een sigaar en als ge trek krijgt in een hartig brokje, bel dan gerust. Ge kunt de zaken vei lig aan mij over laten. Van Sneck zal hier blijven tot hij beter is, en dan kunt ge hem opereeren. Daarna moet hij als klei worden in de handen van den pottenbakker! Tot straks!" En David Steel verliet zijn woning, vol opgeruimdheid. Eerst hield hij den grooten weg, maar dan zocht hij al spoedig zijn weg langs de veldpaad jes welke den afstand bekortten in de richting van Longdeau. Alles was rustig in het dorp zelf en op het kas teel toen hij voor de inrijpoort ver scheen. Heel achter in de breede laan zag hij, door het donkere loover der hoornen, hier en daar het licht van een venster schijnen. Telkens als hij voortliep in de boschjes langs den weg want hij wilde nu door niemand meer gezien worden, liepen de hon den aan den anderen kant van den muur met hem mee, nu en dan een klagend gehuil aanheffend van woede dat ze hun prooi niet konden bena deren, waarschijnlijk. De inrijpoort was gesloten toen David Steel zich voorzichtig ervoor vertoonde. „Williams", fluisterde hij. „Willi ams, waar ben je?" Maar er kwam geen antwoord. De mogelijk in den vervolge ontzeilen. En, al Is het wellicht ondoenlijk voor de betrokken partijen tot in de kleinste bijzonderheden en in finesses het te sluiten accoord vast te stellen, al kunnen zich altijd verrassingen voor doen zoo ongewenscht als onverwacht, de hoofdlijnen waarnaar men zich gemeenschappelijk richt, dienen toch zoo strak en zoo zuiver mogelijk ge trokken. Aan welke taak men nu wel licht druk bezig is, al weet het groote publiek er de bijzonderheden nog niet van. Algemeen is de meening, dat er iets knaagt aan het politieke leven in Nederland. De moeilijkheden tot vor ming van een Kabinet leggen ervan getuigenis af. Er is daarom alle reden aan de ontboezemingen van den be jaarden, grooten christelp—histori- schen staatsman, oud minister deVisser, die zich niet meer voor het kamerlid maatschap beschikbaar stelde, aan dacht te schenken. Ontboezemingen, neergelegd in eene door den heer de Visser voor den Nederlandschen jour nalistenkring gehouden rede: „Staat kundige partijen en parlementaire herinnering. Volgens den heer de Visser dan. is er geen aanleiding de waarde van het parlementaire stelsel te miskennen de politiek te minachten. De Staat heeft prachtig werk te'vervuliende staat kunde is schoon en brengt ons in aanraking met de innerlpe nationale roerselen en met de meest verheven, stilte was vol vreemde, ruischende geluiden, het ruischen van het bloed in David's hersens. Hij riep nóg eens en nog eensdoch geen antwoord kwam. Dan opeens hoorde hij in de paden hard loopen, een aantal hon den basten vervaarlijk, er klonk een kreet, een melancholieke kreet, met iets als een sombere vreugdetoon er in. Hij zag een licht, vreemd gloeiend in een hoop vachten. „Geen helpen aan", mompelde Da vid. „Ik moet mijn geluk beproeven. Ik heb nog nooit een hond gezien, waar ik bang voor was. Vooruit, daar gaat ie!" Hij trok zich aan den betrekkelijk lagen muur op, steun zoekend op een paar afgebrokkelde steenen hier en daar, en liet er zich zoo voorzichtig mogelijk aan den anderen kant weer afvallen. Dan deed hij enkele stap pen voorwaarts, doch bleef opeens ge troffen staan, want voor zijn oogen speelde een aangrijpend tooneel zich plechtig af. HOOFDSTUK XLII. DE RING VAN PRINS RUPERT. Terwijl buiten het kasteel de ge beurtenissen elkaar met vrij groote snelheid opvolgden, scheen op Long deau Grange de tijd te blijven stil staan. Overal heerschte nog dezelfde droeve stemming van spinrag en stof, en als een kwade geest verwijlde een diepe stilte door het gansche huis. En toch was het slechts de kalmte, die aan den storm voorafging, welke voor goed weldra die booze betoovering van het huis en zijn bewoners zou ver wijderen. Wordt vervolgd. aalwpsc&e en Langstraatsclie Courant* „DB BOHO VAN HET ZÜIDBN". LlCHTEÖEURICiE ROOKTABAK ROOM-STER THEOOORU5 NIEMEIJER GRONINGEN

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1929 | | pagina 1