Toegewijd aan Handel, Indystfie en Gemeentebelangen.
I
li
mËÊSS
STER-TABAK
Ziekelijke vereering.
FEUILLETOM
NUMMER 61.
ZATERDAG 3 AUGUSTUS 1929.
52e JAARGANG.
Dit blad rarachfnt
WOENSDAG va ZATERDAG.
Abonnementsprijs per 8 maanden 1.25.
Franco per post door het geheele rflk 1.40.
Brieven, Ingezonden stukken, gelden, en*,
franco to sen den aan don Uitgever.
UITGAVE:
WAALWIJKSCHE STOOMDRUKKERIJ ANTOON TIELEN.
Telefoon No. SS. Telegr.-Adres: ECHO.
Prfls der Advertentlön
20 cent per regel; mtnlmnm 1.50.
Bfl contract flink rabat.
Reclames 40 cent per regel.
Advertentlën moeten Woensdag on Vrijdag
des morgens om uiterlflk 9 uur ln ons bezit
afln.
DIT NUMMER BESTAAT UIT
DRIE BLADEN.
EERSTE BLAD.
Wanneer men U zegt, dat juffrouw
Pietersen, de oude vrijster van 3 hoog,
eiken avond tusschen de gescheurde
en vergeelde bladeren van een boek
zoekt naar een paar oude verdorde
blaadjes, die ze kust voor ze naar
bed gaat, wel, dan zult U misschien
een vergoeilijkend lachje wegstrijken.
En U zult ook lachen als U boort,
dat men een dweeperig kostschool
meisje betrapte toen ze heimelijk het
stomme portret van een knap filtn-
artist zoende.
Dat zijn zoo van die excentrieke
dingen van bepaalde excentrieke men-
schen, waar je al lachende je schou
ders voor ophaalt.
Maar ernstiger wordt de zaak, als
een groote groep menschen collectief
tot zulk soort van dingen overgaat,
en nog wel met een bewust ernstig
gezicht.
Dan is *t in eigenlijken zin niet meer
„excentriek", maar een uitwas van een
bedenkelijke geestes— en gevoels-
richting.
En dat beleven we in onzen tijd.
In Amerika en Engeland hebben
12.000 vrouwen eeuwig trouw gezwo
ren aan.... den overleden filmartist
Rudolf Valentino.
Dit is te ernstig, of juister: te
treurig, om een zotternij te kunnen
zijn.
Het aantal echtscheidingen is de
laatste jaren in Amerika en Engeland
schrikbarend toegenomen.
Met de moderne, oppervlakkige
levensbeschouwing, 'n melk— en
water—moraal, schijnt het moeilijk,
zoo niet onmogelijk, om de belofte
na te komen van .trouw", welke men
elkaar op den plechtlgen huwelijksdag
beloofde.
Maar het gaat blijkbaar wel om
„eeuwig trouw" te zweren aan een
overleden filmartist, die men slechts
kent van een prentje.
Het is een goed volk, dat zijn groote,
maar dan ook werkelijk „Groote"
mannen eert.
Doch een vereering als we hier
vermelden, is op z'n minst ziekelijk,
en voor een gezond mensch om mis
selijk te worden.
Onze tijd heeft voor filmartisten in
hel algemeen toch een overdreven
vereering.
Zelfs de jonge generatie van het
zoo „nuchtere" en „verstandelijke" en
„critische" Holland, heeft een uitge
sproken zwak voor „Filmsterren".
Geen kostschoolmeisje, geen H.B S.je,
geen bakvischje, of het heeft tegen
woordig een uitgebreide verzameling
van „filmsterren* keurig in een album
gerangschikt.
De een steekt de ander aan, het
wordt een „manie", en onderling wekt
men jalouzie op, als 't eene beursje
toelaat méér kaarten te koopen als 't
andere.
We hebben ervaren, hoe een meisje
pruilend thuis kwam met de mede-
deeling, dat haar vriendinnetje nu al
„385 filmsterren" had en zij zelf had
er nu nog pas 310.
En ieder van de „verzamelaarstertjes
heeft haar bepaalde „held", een
En elke kaart was daarbij voorzien
van een aanteekening. Dit „sterretje"
had de mooiste rug van alle vrouwen,
weer een andere had het „snoezigste"
mondje, zelfs 't duurste mondje omdat
ze het had laten verzekeren voor
50.000 dollar.
En met zooieis dweept heden ten
dagen vooral onze vrouwelijke jeugd.
Waar blijf» de gezonde vereering
voor gezonde mannen en vrouwen?
Onze opvoeders mogen ook hiervoor
een open oog hebben.
't Zou toch al te bedenkelijk worden
wanneer men tenslotte meer vereering
zou hebben voor een levenlooze prent,
dan voor de nagedachtenis van een
vader of moeder.
ROODE-STER
m „DB BOBO VAN BBT EÜIDBN".
NAAR HET ENGELSCH.
J. SCHEEPENS.
„snoes", „een dot", waarvan men op
een duimpje alle bijzonderheden weet:
in welke rollen hij speelde, met welke
vrouwen dat hij geëngageerd is geweest,
zijn dagelljksche bezigheden en zoo al
meer. Men speurt zelfs alle mogelijke pon pf| StfSflëF.
bladen na om nog meer bijzonderheden Vdll ttll UI dllUCI.
te weten ie komen.
We mochten eens zulke albums
inzien en waren niet weinig verbaasd
welke „producten" daarin voorkwamen.
Half naakte filmspeelsters, in alle
mogelijke en onmogelijke poses, zin
nenprikkelend op de jonge geesten.
Holland, dat zich ongetwijfeld door
vele schitterende hoedanigheden van
land en volk mag verheugen, komt
dezer dagen zeer zeker in nog meerdere
mate te staan in het teeken van een
belangstelling, die ons Hollanders
toch inderdaad het harte goed moet
doen. In 1648, het jaar van den vrede
van Munster, trad ons land met een
zekere waardigheid en fierheid in de
rij der Europeesche mogendheden en
sinds dien hebben we ons, enkele
minder gelukkige tusschenpoozen uit
gezonderd,'weten te handhaven op de
plaats, die we in 1648 zoo fier gingen
innemen, misschien omdat ons klein
land in kleine dingen groot was.
Wanneer nu de mogendheden, die
onder en met elkaar er over te be
slissen hadden, ons land aanwijzen,
zooals geschied is, als plaats waar dc
groote internat, herstelconferentie ge
houden zal worden, kunnen we dubbel
en dwars tevreden zijn Een pessimist
zal misschien willen beweren, dat
mogelijk ons land niet gekozen zou
zijn, indien de mogendheden of althans
sommige mogendheden wat minder
moeilijk in hun keus geweest waren en
zich wat eerder bij da aanvankelijk
geopperde wenschen hadden neerge
legd Maar nu, Parijs niet, Brussel en
Genève niet, Londen niet, maar het
vorstelijk *s*Gravenhage zal de plaats
zijn, waar de groote conferentie, uit
vloeisel van de conferentie van flnan-
cieele deskundigen te Parijs, gehoHden
zal worden. Of er in den Haag ook
genoeg plaats was?
Verleden jaar hebben we pas de
Olympische Spelen in Amsterdam
gehad en de ervaring toen opgedaan
en de maatregelen toen getroffen
kunnen ongetwijfeld ook met betrekking
tot het herbergen van vele hoogere
en lagere gasten van nut zijn.
Augustus, dat is zoo ongeveer he
drukst van het seizoen. Vermoedelijk
zou het iogeeren van de legaties met
hun aanhang van ambtenaren en
journalisten gemakkelijker geweest zijn
als de conferentie een maand was
uitgesteld. Maar, 't zou toch al te mal
zijn, indien een stuk van het groote
politieke wereldgebeuren meest wor
den uitgesteld, omdat de residentie
's Gravenhage te nauw behuisd was.
Men is druk met voorbereiding bezig.
Er zijn commissies benoemd voor
journalistieke aangelegenheden, de pers
de Koningin der Aarde is mede te
gastvoor telefoon- en telegraaf
dienst, natuurlijk ook voor huisves
ting, een commissie voor feestelijk
heden en ontspanning en een
klachtencommissie, 't Is niet meer
dan billijk, dat aan de heeren, die
hier hun moeizamen arbeid komen
verrichten de gelegenheid gegeven
wordt zich te ontspannen en dat Den
Haag werd uitverkoren is op zichzelf
al een motief tot het in elkaar zetten
van feestelijkheden en al zal er wel
licht geen reclame doel achter zitten,
het kan geen kwaad dat het inter
nationale gezelschap voor zoover nog
noodig ons land en volk speciaal
de residentie ook van den vroolijken
kant leert kennen. Hopen we nu maar
dat de klachtencommissie niets te
doen zal hebben.
Bij voorbaat zijn de Franschen met
den Haag als conferentieplaats niet
ingenomen, o.a. omdat Nederland,
„zoo duur is", 't Is ons niet bekend,
88)
Daar was iets op handen, dat be
greep Enid wel. En het verlichtte
haar, toen ze een oogenblik later het
vergenoegde fluitje van Williams
hoorde over de open plaats tusschen
het hoofdgebouw en de stallen. Hen-
son wist niets van de tegenwoordig
heid van Van Sneck en hij zou er nu
ook niets meer van vernemen ook,
daar zou Williams wel voor zorgen.
„Ge vergeet je zelf, Reginald!" beet
zij hem toe. „Hoe durft ge me zoo
aangrijpen?"
„Alle duivels!" bromde de lieftalli
ge neef woedend, „als ik zie hoe ik
door jelui bedrogen en misleid ben,
verwonder ik me zelf erover, dat ik
je niet vermoord, nog op het oogen
blik! Waar is je zuster?"
Enid deed alsof zij verwonderd was
over deze vraag. Ze trok koel de
wenkbrauwen op en deed alsof ze
hem niet begreep. Nochthans was er
niet veel scherpzinnigheid toe noodig
om te begrijpen, dat Reginald Henson
iets ontdekt had.
„Ik had maar ééne zuster", zei Enid
langzaam, ,,enj die is
„Dood!" onderbrak hij haar met een
schorren lach. „Dood, nietwaar? Ver
vloekt! Niet meer dood dan ik op het
oogenblik! Een aardig plannetje dat
jelui samen met dien schrijver Steel
hebt gemaakt! Maar Steel krijgt nog
eens een lesje om zich niet met mijn
zaken te bemoeien, en jij krijgt e'r óók
een!/Dat beloof ik je! Waar is je zus
ter?"
Ondanks den bulderend triomfante
lijken toon, waarop hij sp'rak, was er
toch iets zenuwachtigs en angstigs in
die laatste vraag. Want het was nooit
de gewoonte van Reginald Henson ge
weest, om zijn tegenstanders te laten
zien, dat zij een overwinning hadden
behaald. Maar sinds dien aanval van de
honden, was Reginald niet meer dezelf
de, sluw en koel be'rekende misdadiger
van vroeger geweest, niet meer zichzelf
altijd geheel meester; De geheimzinnige
tegenstand, dien hij telkens dan hier,
dan daar ondervond, zonder dat hij kon
achterhalen wie nu eigenlijk de bewer
kers ervan waren, prikkelde hem en
deed hem nu en dan zijn zelfbeheer-
sching verliezen.
Het was ook nu weer duidelijk te
zien, dat hij een g'root gedeelte had
achterhaald van hetgeen gebeurd was
al had hij nog niet kunnen ontdek
ken, waar Chris zich thans ophield.
„Ik weet nergens van", zei Enid
droog, „en ik zal zoo Vrij zijn om je
geen antwoord meer te geven op je on
beschaamde en bovendien pijnlijke vra-
gen
„Goed. Maar ik zal tenslotte de waar
heid toch wel ontdekken, al gebeurde
het del eerste maal .geheel toevallig. En
ik heb dien dokter Walker óók een be
zoek gebracht. Na haar „dood" heeft
noch hij, noch de begrafenisondernemer
je; zuster meer gezien. En die hond die
jelui op me hebt afgestuurd heeft me
i bijna de keel afgebeten! Wat is die
Walker een domoor geweestEen ezel,
1 ande'rs niet!"
Enid zag eenigszins angstig om zich
heen. Had Walker misschien nog eens
j nagedacht over hetgeen gebeurd was?
1 Over het consult met dokter Bell? Had
hij misschien aan Reginald Henson
J verlclaa'rd, dat hij met Bell geconfereerd
had? Hoe was dat mogelijk? Ze hadden
1 zich zooveel moeite getroost om Bell's
aanwezigheid op het kasteel verborgen
te houden!
„Dokter Walker heeft zeker nog eens
over de doodsoorzaak nagedacht!" zei
Enid spottend, „en een andere gevon
den?"
,,De man was veel te opgewonden
daarvoordat weet ge even goed als ik,
Enid!" bromde Henson „en ge hebt
prachtig profijt getrokken van zijn vak-
trots óók nog!"
Enid was voldaan. Walker had
klaarblijkelijk niets gezegd over zijn
consult met Bell. En Henson, ofschoon
hij juist van lord Littimer terugkeerde,
wist niets omtrent Chris.
,,Ge hebt weer een Of andere ont
dekking gedaan, zooals ge wel meer
meent te doenzei! Enid koud, „en ge
verkiest dus nu te gelooven, dat mijn
zuster Chris nog in leven is. Nu, ik
kan je dat niet beletten, dat spreekt
vanzelf. Ge zijt vrij in uw denken!
Maar als we iets te winnen hadden
bij de voorstelling van zaken en fei
ten, zooals gij gelieft te.
„Iets te winnen?" barstte Reginald
Henson opeens in woede los. „Alles te
winnen, ja! Iemand, van wien ik moet
aannemen, dat hij dood is, is vrij om
me achterop te sluipen, me te vervol
gen, zijn neus in mijn zaken te steken,
zonder dat ik er iets van merk. Dat be
hoorde zeker, zooals ik veronderstel,
tot het fijne plannetje van dien roman
schrijver David Steel, dien ik haat, dien
ikEn indien gij en je zuster en
juffrouw Gates dien middag niet zoo
luid hadden gesproken in den tuin, zou
ik niet..."
„Geluisterd hebben", zei Enid, koel
tjes. „Ooren als een haas en oogen als
een kat, en... Maa'r ge weet toch nog
niet alles en dat zult ge ook nooit ver
nemen! Jou schuld Jou lage, kruiperi
ge gluiperdO, als ik durfde spreken
O, als ik durfde, niet bang was voor de
eer van deze ongelukkige familie...!"
„Als ge den ring maa'r vinden kondt,
nietwaar!" lachte Henson spottend.
„Maar de ring is verdwenen! De dia
manten 'ring ligt op den, bodem vaii de
Noordzee!"
Eenige hartstochtelijke, onbedacht
zame woorden welden Enid naar de
lippen, maar ze slikte ze in. Alles wat
ze nu doen kon, was, te wachten en te
waken tot het denkér zou zijn.
Alvorens iets anders te kunnen on
dernemen moest er gezorgd wo'rden
dat van Sneck weer van het kasteel
kwam zonder opgemerkt te worden.
Ze durfde thans nog geen gebruik te
maken van de telefoon, ofschoon ze
reeds 't plan gevormd had, aan David
Steel te ve'rzoéken, naar het kasteel te
komen en van Sneck mee naar Londen
te nemen. Straks zou er wel gelegen
heid zijn om haar boodschap door de
telefoon ove'r te brengen.
Volgens Williams had van Sneck
buitengewoon smakelijk gegeten, en
was nu in een diepen slaap gevallen.
Er viel dus momenteel niets anders te
doen dan te waken en te wachten.
Het avondeten kwam de noodige, zij
het nog zoo geringe, afwisseling bren
gen. Mevrouw Henson, ongekamd en in
ha're oude, versleten zijden japon, als
altijd, gunde Reginald Henson geen en
kelen blik', terwijl deze haar herhaalde
lijk gluiperig aanstaarde, alsof hij wat
tegen haa'r in zijn schild voerde.
Onmiddellijk na afloop daarvan be
gaf Enid zich naar haar kamer, en Hen
son volgde de vrouw, die eigenlijk zijn
gastVrouwe1 was, naar de huiskamer
Eenmaal daar, everanderde zijn ma-
nier van optreden als bij toove'rslag.
Zijn lippen klemden zich vaster op el
kaar, en zijn oogen schitterden als de
stalen punten van bajonetten.
In zichzelf mompelend en neuriënd
drentelde mevrouw Henson over den
stoffigen vloer op en neer. Dan trad
Henson opeens op haar toe, raakte haar
arm aan; en hield een glinsterend voor
werp vlak onder haar oogen. Het was
een massieve, robijnen ring met vie'r
zwarte paarlen aan elke zijde ervan.
,,Kijk hie'r naar!" fluisterde hij. „He
kent ge dezen ring? Hebt ge hem ooit
te voren gezien?"
Een meelijwekkend gekreun kwam
over mevrouw Henson's lippen. Ze
beefde opeens door 'n Vreemde aandoe
ning van het hoofd tol; de voeten, en
staarde naar den ring met een blik van
iemand die in de woestijn plotseling 'n
heerlijk frissche bron bemerkt. Ze strek
te tegelijkertijd de hand er naar uit,
maar Reginald Henson trok de zijne
terug.
(Wordt vervolgd).
De Echo van het Zuiden,
Waalwybscbc en Langstraatscbe Courant*
LichteGeurige
ROOKTABAK
THEODORUS
NIEMEIJER
GRONINGEN