!q£ tCHO VAN HET ZUIDEN te De nieuwe pokiiekte. No. 67. Zaterdag 24 Aug. '29. 52e Jrg. TWEEDE BLAD. Zater dag. F totgevallen van de kloosterzusters van Nazareth te Waalwijk in de 18e eeuw, |j door J. van der Hammen Nicz. IV. Naerdat wy tweej dagen en (een) alt' 1) uyt het elooster waeren, zoo is by ons gekomen eenen broeder van bet elooster Korstendonk met de tydinge dat zynen heer prior een huysken tot Bracht hadde gehuert voor onze, woo- ninge, met bijvoegsel dat wij met hem naer zijn elooster moesten komen, totdat het huysken in staet zoude zijn; dit dede hy uyt zynen eygen op zet tot onzen troost, maer zonder we ten van zynen prior. Doen 2) is ons zuster Barbara naer den drossaert gegaen om daer van kennis te geven en consent te verzoeken om voor dry daegen wederom in het elooster te mogen komen, om onze goederen te mogen oppakken en wy dan op Maen- dag den 26sten naer Brabant zouden vertrekken, hetwelk hy ons heeft toe- gestaen. Zoo zijn wy dan 's avonds laet, naer ons afscheyd genomen te hebben van deze goede joufrouwen, wederom naer ons elooster gehaelt; dit was op den Vrydag den 23sten 9bre 3). Zoq hebben wy dan ons lijn- waet, dat nog op solder te droogen hong, opgevauwen en gepakt, als ook onze andere goederen, zoo veel, als wy konden, want den tijd was te kort, bestaende in éénen Saterdag. Op den Zondag heeft onzen Eerweerden heer ütgens den laesten dienst gedaen in ons elooster, en heeft alsdan het H. Sacrament uytgerijkt aen den broe der en voorder hetzelve alle genut, hetwelk tot dien dag daer gerust heeft en wij niet in staet waeren het te kon- nen ontfangen door onze kranke droefheyd. Dit nu alle geconsumeert en, alle H. Vaeten gepurificeert zijnde, is den Eerweerden heer naer zijns moeders huys vertrokken en wy zijn den] volgenden dag den 26sten 's mor gens met 2 kerren ten 5 ueren naer Corstendonck gereyst. Maer als wy nevens onze kerk reden, zoo heeft onze Eerweerde Mater} dit naervolgen- de versken verhaelt: Adieu dan Nazareth, Adieu ons cabinet; Adieu dan alle ons vrinden, Adieu, wy nemen de vlugt Met menigen drbeven zugt, Met onze welbeminden. Hiermede zijn wy in vollen silen- tium gebleven tot Tilborg toe, daer wy 's morgens een wynig hebben ont beten. Doen 2) zijn wy voorders ge- rijst tot Poppel, alwaer wy den Eer weerden heer procurator van Corsten donck met zijn chees hebben gevon den, die zeer verslaegen was van ons daer te zien. Het was aen hem nog onbekent dat wy al uyt ons elooster gejaegt waeren. Zoo heeft zijn Eer- weerde onze Eerweerde Mater in zijn voituer genomen en is in post voor- uyt gereden naer zijn elooster, om daer plaetsen voor ons te bereyden en zijn daer 's avonds met alle beleeft- heyd en goedjonstigheyd ontfangen. Op denj zeiven dag is onze zuster Ma ria Clasens ook naer Brussel gereyst om een kwaede schuit voor ons zien te bekomen, die wy alsdan grootelijkx noodig hadden. Daer is aen ons Sr. Barbara, in het wereltlijk gekleet zijnde, van onzen drossaert gevraegt, of zij ook veran dert was in haer hert van religie, ge lijk zy verandert was van habeyt; waerop zy heeft geantwoord: „ik hoope dat God my daer voor bewae- ren zal": t enzijn 12 jaer naer ons ver trek tot Waelwijck in ons elooster in besit gebleven, zoo gy voorder zult konnen bemerken. Nu, den 28sten 9bre 3) 1731 is zus ter Barbara met zuster Margareta en Magdalena van Waelewijck met 3 kar ren meubelen naer Bragt gereden, om het huysken bereyd te maeken voor de religieusen, om daer in te konnen woonen, hetwelk is geweest op den avont van St. Andreas 4), als zy daer geheel laet, om de kortheyd van de daegen, zijn aengekomen, en hebben hun kerssen 5), die zy medegebragt hadden, voor de deur ontsteken en zijn met groote mismoedigheyd daer in gegaen en hebben het zoo kleyn en vuyl bevonden, alsof het den stal van beesten had geweest. Daer waeren maer 5 kleyne vertrekken: 4 voor de gemeente en een voor d'heer rector. Zij hebben dan op den H. dag met hunne gedryen in het dorp gegaen mis hooren, en in het wederkeeren heeft ons zuster Margareta, die aldaer koek was en geen hout, en, had, eenige spaenderen vergaedert in haeren schoot en is daer mede naer huys ge komen om die te gebruyken. Zy wae ren alsdan in groote armoede van torf en hout en konden dien dag niets koopen. Als zy nu al bezig waeren met onze wooning te kuysschen 6), zoo heeft den Eerweerden heer prior eenen brief ontfangen van zyne hoog- weerdigheyd, waerin vermeld stond, dat wy tot Bragt niet en mogten blij ven om de groote perykelen, die wy daer zouden konnen lijden door quaed volk; maer dit geschiede nog meer door een quaede tong. Als zijn Eerweerde nu dezen brief ontfangen had, heeft denzelven voor ons verborgen gehouden, om ons geen nieuwe reden van droefheyd te ge ven om de quaede gesteltheyd van wa terzugt, daer onze Eerweerde Mater alsdan in was, maer heeft haer aen- geport om den volgenden dag haer Eerweerde naer Turnhout te laeten brengen, om met den doctoor over deze quael te handelen, hetwelk als dan geschied is. En zijn Eerweerde is alsdan zonder onze weten 's mor gens vroeg voor den vieren, om deze affairen, naer Antwerpen in stilten, met verbod van ons daer niets van te laeten blyken, vertrokken. Als nu den Eerweerden prior onze affairens hadde verrigt en zijn hoog- weerdigheyt beweegt om te mogen blyven, zoo is zijn Eerweerde terug- gekeert over Bragt, om te zien hoe zij het aldaer maekten, en wederom in zijn elooster gekomen zijnde, heeft alles vertelt, de oorzaek van zijn rijs en moeyte, die hij gehad hadde om alles op effen voeten te krygen: dat wy grootelijkx beschaemt zijn geble- ven over de groote goedheyd van de zen Eerweerden man. Aanteekeningen. 1). Uit deze uitdrukking kunnen wij opmaken, dat de schrijfster de zer wederwaardigheden uit de streken van Zevenbergen of Roo sendaal afkomstig was. (alf voor half). 2). Doen toen. 3). 9bre November. 4). St. Andreasdag 30 November. 5). Kerssen kaarsen. 6). Kuysschen zuiveren. Veertien dagen geleden verzond 't Staatstoezicht op de Volksgezondheid een vertrouwelijke circulaire over de alastrimgevallen aan de Nederland- sche geneeskundigen. Nu bij Kon. Be sluit de besmettelijke ziektenwet van toepassing is verklaard op alastrim, vervalt de reden tot geheimhouding. Wij zijn thans dus in de gelegenheid een en ander uit de circulaire over te nemen. De circulaire wijst op het heerschen te Rotterdam van „een besmettelijke ziekte, welke tot de groep der pok ziekte behoort", om dan te vervolgen: „Zoowel door het klinisch beloop als door de waargenomen goedaardig heid der ziektegevallen onderscheidt deze ziekte zich in belangrijke mate van de ware pokken". Hierop volgt een uiteenzetting van het verschil tusschen pokken, ala strim en waterpokken. Het verschil met pokken. Pokken en alastrim worden als re gel niet waargenomen bij personen, die kort tevoren met koepokstof zijn ingeënt. Pokken en alastrim tasten de personen op iederen leeftijd aan, doch de ziekte treedt vooral op bij de jonge ongevaccineerde kinderen en bij de volwassenen die lang geleden gevaccineerd werden, terwijl de korte lings gevaccineerden als regel vrij blij ven. Het incubatietijdperk der drie ziek- tevormen is nagenoeg even lang, n.l. 1214 dagen. Ware pokken en alastrim beginnen met hooge koortsen tot 39 en 40 gr. C. Wanneer bij pokken na 3 tot 4 da gen het exantheem (uitslag) ver schijnt, daalt de temperatuur om in het stadium van verettering der pok puisten weer te stijgen. Bij alastrim eindigt de koorts wanneer na 2 of 3 dagen het exantheem optreedt, zoo dat daarna de temperatuur nagenoeg normaal blijft, hetgeen in verband staat met het als regel niet verette ren der pokpuisten. Bij waterpokken stijgt de temperatuur eerst kort voor het uitbreken van het exantheem en loopt gewoonlijk niet hooger op dan tot 38 of 38.5 gr. C. Bij pokken en alastrim is geduren de de koortsperiode het algemeene ziektegevoel zeer groot. Hoofdpijn, duizeligheid, sterke slapeloosheid en braken worden waargenomen. Len denpijn komt vooral bij pokken in hevigë mate voor, doch als regel min der bij alastrim. Bij waterpokken is de algemeene toestand veel minder gestoord. Puistjes op het lichaam. Wanneer het pokkenuitslag op treedt blijft de pokkenlijder zich ziek gevoelen, terwijl bij den lijder aan alastrim het ernstige ziektegevoel der eerste dagen verdwijnt, ook al voelt hij zich nog slap en duizelig. Genezing volgt daarna spoedig, terwijl bij den pokkenlijder de algemeene toestand weer slechter wordt bij het stijgen der temperatuur, wanneer de pokken in verettering overgaan. Zoowel bij pokken als bij alastrim komen alle puistjes op het lichaam tezelfdertijd te voorschijn, terwijl bij waterpokken telkens 'n nieuwe erup tie verschijnt. Dit schijnt bij alastrim eveneens als uitzondering voor te ko men, hetgeen ook ten opzichte van en kele Rotterdamsche gevallen werd medegedeeld. Het meest karakteristieke onder scheid tusschen pokken en alastrim aan de eene en waterpokken aan de andere zijde is, behalve het tegelijk of successievelijk optreden der erup tie (uitbarsting), de verdeeling van 't exantheem over het lichaam. Bij pokken en alastrim is dit centri fugaal (gaat het van een middelpunt uit), bij de waterpokken centripetaal (gaat het naar een middelpunt toe). Bij eerstgenoemde ziekten zijn vooral aangetast het hoofd, rug, armen en beenen. Bij pokken zijn vooral {te handen en voeten sterk met pokken bezet, ter wijl dit bij alastrim gewoonlijk min der het geval is. De pokkenblaasjes vertoonen in 't midden eene inzinking (navel), het geen bij alastrim als regel niet voor komt, hoewel navelvorming niet al tijd ontbreekt. Geen litteekens. De verettering der puisten geeft bij pokken aanleiding tot het vormen van litteekens, dit wordt na genezing van alastrim niet of zelden waargenomen; ten hoogste blijft een zekere pigmen- tatie (kleine vlekjes) over, die allengs verdwijnt. De duur van het ziekteproces is bij pokken ongeveer 6 weken, bij ala strim 2 weken, evenals bij waterpok ken. Minder sterftekans. Het verschil tusschen ware pokken en alastrim treedt minder duidelijk te voorschijn dan tusschen pokken en waterpokken. In hoofdzaak moet de diagnose (vaststelling der ziekte) bij alastrim steunen op de spoedige ver betering van den algemeenen toestand na het uitbreken van het exantheem, de plotselinge daling van de tempe ratuur en het daarna laag blijven der curve (koortslijn)het als regel uit blijven van de verettering der blaas jes en het spoedig herstel der patiën ten. Het epidemiologisch verband tus schen de lichte en de eenigszins ern stig verloopende gevallen van ala strim maakt het duidelijk dat wij aetiologisch (wat den oorsprong be treft) met een en denzelfden ziekte- vorm te maken hebben. Bij pokken verloopt de meerderheid der gevallen ernstiger en deze ziekto gaat gepaard met een langdurig ziek bed. Dit verschil in ziekte treedt ook te voorschijn in de letaliteit (sterfte kans), welke bij alastrim 0.5 tot 3%, doch bij pokken 20% bedraagt. Geen ernstige epidemie gevreesd. Na raadpleging - aldus vervolgt de circulaire van hetgeen in de laatste jaren bekend is geworden over alastrim en rekening houdende met de ervaring, vooral in Zwitserland en Engeland verkregen, is de Commissie tot de overtuiging gekomen, dat voor- loopig als vaststaand mag worden aangenomen, dat de alastrim wordt veroorzaakt door een virus fixe (be paalde smetstof), hetwelk niet in staat is een epidemie van ernstigen aard te veroorzaken. Vaccineeren. Op de vraag: welke maatregelen zijn te treffen? geeft de circulaire het volgende antwoord: De inenting met koepokstof werd het beste bestrijdingsmiddel geacht. Een algemeene vaccinatie en revacci- natie (herinenting), zou dan ook zijn aan te bevelen, ware het niet, dat de mogelijkheid van het ontstaan van gevallen van encephalitis na inenting tot voorzichtigheid aanspoort. Tegen revaccinatie behoeft geen be zwaar te bestaan, aangezien de post- vaccinale encephalitis slechts zeer zel den na revaccinatie is waargenomen. Het gevaar voor postvaccinale ence phalitis dreigt meer bij de vaccinatie der nog niet gevaccineerde kinderen, doch daartegenover staat, dat deze kinderen blootstaan aan een ernstige ziekte, wanneer zij door alastrim be smet worden. De twee sterfgevallen te Rotterdam voorgekomen, hebben dan ook betrekking op jonge onge vaccineerde kinderen. Op grond hier van wordt dan ook door de Commis sie aangenomen, dat in besmet milieu het gevaar van de alastrim voor kin deren ernstiger is dan het gevaar, dat hen na vaccinatie kan dreigen door het ontstaan van een encephalitis. De Commissie raadt dan ook aan om daar, waar alastrimgevallen zijn waargenomen, in de omgeving der zieken niet alleen tot revaccinatie, maar ook tot vaccinatie op ruime schaal over te gaan. Isolatie aanbevolen. De Commissie sprak zich ook uit voor de noodzakelijkheid om, indien de zieken in eigen woning verpleegd worden, hen geïsoleerd te houden. Het ontvangen van bezoek worde zooveel mogelijk voorkomen en evenzoo wor- Zonder schriftelijke toestemming is eenige overname uit deze rubriek verboden. Beste jongelui. In ons weekpraatje van verleden Zaterdag heb ik 't o.a. gehad over den optocht, welke op Koninginnedag wordt gehouden. Ik heb jullie aange spoord daaraan mee te doen. Naar aanleiding daarvan kreeg ik van verschillende zijden brieven, waar in mij gevraagd werd, of ik soms 't een of ander aardig idee aan de hand kon doen. Ja, dat zou ik kunnen doen, maar 't is beter van niet. Want wat krijgen we dan Als ik hier een ontwerp zou aangeven voor een mooie groep of iets anders, dan zouden meerdere kin deren dat gaan uitvoeren en kwamen er in den optocht meerdere dezelfde groepen. Het is bovendien ook veel aardiger als in je in eigen kring iets moois maakt. En de verdienste is grooter wanneer het ontwerp eigen vinding en werk is. Met bloemen en hei kun je iets heel moois bereiken. Vooral nu de heide zoo schoon bloeit. Ik herinner me nog, dat er verleden jaar een echt leuke groep van heidekinderen in den optocht was. Jongelui, ik 'reken er op, dat jullie, mijn vriendjes en vriendinnetjes, een goed figuur zult maken in den op tocht. Om een prijs te behalen be hoeft men nog niet eens een kostbare versiering te maken. Met eenvoudige middelen kun je soms veel meer be reiken. Ik wensch jullie veel succes. Vandaag over 14 dagen iets over onzen raadselwedstrijd. Dag allemaal. jullie aller OOM WIM. Reinaard de Vos. 't Is heldere nacht! Hoog aan den hemel staan de maan en de sterren. Een ieder heeft zich ter ruste bege ven. Alle nachtdieren zijn nu op de been. Het zijn niet alle vraatzuchtige dieren. Nu gaan wij echter kennis maken met een der listige roovers, die zoo menig kipje weet te verschalken, namelijk Reinaard den vos. Ook nu zal hij pogen een kipje of haas te vangen. Stildaar ziet hij iets. 't Gras gaat stil heen en weer. Zoo nu en dan kraakt er een takje en spoedig zien we 'n paar lange ooren te voorschijn komen en weldra is het heele dier te zien: 't is een haas. „Dat zullen we hebben', denkt de vos. En likt zich alvast den baard eens af. Zacht sluipt ie nader, doch de haas heeft hem bemerkt en gaat aan denhaal. De vos 'm achterna. Doch de haas is 'm te vlug af en verdwijnt vlak voor den vos in zijn hol. Teleurgesteld gaat de vos verder. Maar 't tweede konijn dat ie tegenkomt zal het moeten ontgelden. Hij rammelt van den honger. Daar ziet ie ineens vlak voor z'n neus drie konijnen het kreupelhout uitkomen. Hevig verschrikt kiezen ze het hazen pad Maar nu is de vos vlak achter hen, hij grijpt er een enkele beet en langoor is niet meer. Hé, hé, dat is een lekker boutje. Reinaard knaagt de beentjes zóó af, dat z'n tanden er van knarsen. Zoo'n schurk Nu gaat ie verder, heerlijk z'n buik vol gegeten. Als ie nu nog een paar kippen gevangen heeft dan is ie klaar. Z'n vrouw en kinderen moeten ook een lekker beetje hebben. Zachtjes naar die boerderij toege- slopen. Ha. de deur van de schuur staat open. Gauw er door heen Een, twee, drie, een knauw en de haan is er geweest zonder maar één kik ge geven te hebben. Even zacht als hij gekomen was verdween hij weer ook. En nu naar zijn hol. „Goeien avond vrouw, kijk eens wat ik heb". Hij toonde den haan. „Wel, wel, dat is een lekker boutje. Kindertjes komen jullie eens hier en kijk eens wat vader voor jullie heeft meegebracht. Bedank vader maar eens netjesDat deden de kleintjes En ze lieten zich 't meegebrachte goed smaken. Na 't eten ging de heele vossenfamilie naar bed. Tegen den morgen ging vader er nogmaals op uit. Onderweg kwam hij Bruintje den beer tegen. „Goeien morgen Bruin", groette de vos beleefd. „Morgen", knorde Bruintje, niet bepaald beleefd. „Wat ben je stug vandaag ouwe „Och ja, dat kan wel wezen, maar ik loop al wel 'n halven dag zonder eten. Daarnet had ik in een hollen boomstam 'n flinke portie honing ontdekt, ik zou er aan begin nen met 't eens op te peuzelen toen me daar een heele lading bijen op m'n arme neus kwam zitten en die nu danig vol met angels zit. Ik had alle bijen wel onder m'n pooten tot moes willen stampen." „Je bent zeer beklagenswaardig", zei de vos, „maar je zult toch nog wel wat in je hol hebben?" „Dat zal wel waar wezen", knorde de beer, „maar dat is mijn winter voorraad, zie je". „Nu", sprak de vos, „ik weet wel raad. Bij gindschen boer zijn kippen in overvloed. Ze loopen nu in de wei dus je hebt weinig kans om door den boer gesnapt te worden." „Dat is nog zoo kwaad niet," gromt Bruintje, nu een beetje vriendelijker gestemd. „Ik zal het probeeren, adieu „Goeie vangst roept de vos". O, die Ieelijke booswicht om Bruintje zoo om den tuin te leiden. Want nu Bruintje weg is, kan de vos heerlijk Bruintjes voorraadschuur plunderen. De vos gaat op weg, regelrecht naar Bruintjes hol. Daar aangekomen gaat ie meteen naar binnen. Snuffelt overal rond, tot hij een flinke mop kaas vindt. Dat is wat voor Reintje, in een oog wenk is het verdwenen. Nu verderop zoek. Een paar versche fasanten kwa- men er nog voor den dag. Die waren goed voor thuis. Hij maakte nu gauw dat hfl weg kwam. Doch zoo sluw kon hij 't niet aangelegd hebben of iemand had 'm gezien,namelijk een vriend vanBruintje de Beer, n.l. heer Wolf. Wat de ge volgen hiervan zijn zullen we zien. Laten we eerst even tot Bruintje terug- keeren. Nadat de vos hem verlaten had, was Bruintje terstond op weg gegaan naar het bewuste weiland. Na'n kwartiertje kwam hij daar aan. Geen kip te zien. Wat Bruintje boos was De boer had uit vrees voor Reintje den Vos zijn kippèn binnen gehouden, 't Was de zelfde boer waar Reintje des nachts een haan gestolen had. Bruintje gromde verschrikkelijk en wel zoo dat de boer naar buiten kwam met zijn geweer in de hand. Hij zag Bruintje niet want deze had zich achter een struik ver scholen. De boer loste enkele schoten in de richting waar het geluid vandaan kwam. Echter zonder te treffen. Bruintje keerde zich om en ging naar huis. Vreeselijk woedend op Reintje. Einde lijk, daar zag hij een dikken haas, hij ving 'm en at 'm haastig op. Nu had hij tenminste iets. Daar kwam heer Wolf aan. Bruintje deelde hem z'n wedervaren mede. De vos keek heel geleerd, krabde achter z'n oor en riep toen uit, hé 1 Hij lachte slim en zei tot Bruintje, „ga maar mee vriend, ik zal je iets laten zien. Met 'n air als een politie commissaris ging hij Bruintje voor, naar diens hol en liet 'm toen zien wat Reintje gedaan had. Bruintje was razend. „Zoo'n schurk", schold hij. Samen overlegden ze wat hun te doen stond. Ze kwamen overeen dat ze hem bij koning Leeuw zouden aanklagen. De koning hield nu t i

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1929 | | pagina 5