Kerstmis* 't Is Kerstdag. Dc bedroefde Engel Het Kerstkind van Renfrew. NUMMER 102. 25 DECEMBER 1929. „DE ECHOTiVAN HET ZUIDEN". 52e*JAARGANG Het Kerstieest is een feest van grouie vreugue vour ons. üis we nu even heel stn wor- ueii en een oogenbhk van ons aruKxe leven genruiaen, om diep in ons binnenste üe machtige ne- tee&enis van dit feest te over- aeiiKen, zuilen we een groot ge- luk m onze ziel voelen dalen. Zuilen we warm worden van binnen; warm van dankbaarheid en bewondering, ondanks de koude die buiten ons is. Want het Kerstieest is niet het feest van hulst en mistletoe; is niet het leest van^ de pudding en kalkoen; is niet het feest van de „brandvrije kerststallen" Co hoonKerstmis is het Hoog feest van onzen God, die Liefde is. We doen 't beste, op Kerst mis geen verhaaltjes te lezen over de snerpende koude buiten en de gezellige warmte binnen, over zondaars die op dezen dag plotseling braaf worden, over familievreugde en familiesmart. We doen op dezen dag 1 beste, met in 'n stille kerk op de knie neer te vallen, en te blijven lig gen (enkele oogenblikken maar als uw leven zoo druk is), en even te denken over de beteeke- nis van dezen dag, die glanzend wit boven de donkere v opgegaan. Die beteekenis: dat voor ons, menschen, gevallen door eigen schuld in de eene appelbeet iri het Paradijs, de toegang tot een hooger Paradijs weer openge steld is, waarheen ons hart altijd zoo zeer hunkeren blijft. Het meest menschelijke en vreugde volle feest. Menschelijk: in ieder mensch is oppermachtig een groote drang, een levenssterk verlangen naar het Geluk; iedereen wil geluk kig worden. Wat is gelukkig zijn? 1 Och, we zoeken dit op zooveel wegen en manieren; we denken zelf voor ons geluk te kunnen i zorgen, door veel geld bij elkaar te halen, door roem te verwer- j ven, door hard te werken voor een of ander groot doel dat dan niet onzen naam verbonden zal zijn, en in dit alles denken we het geluk te kunnen vinden. En we vergeten zoo vaak de hoogste werkelijkheid van 't menschelijk Bestaande ziel. Hierdoor wor den we zoo vaak teleurgesteld in al ons werken, omdat we né dit Blies gedaan te hebben, binnen 'n ons toch nog iets anders voe ten, wat onbevredigd bleef. Het is zoo doodeenvoudig, maar Juist het eenvoudige wordt toch allermeest vergeten: dat de mensch bestaat uit ziel en hchaamVandaar dat zooveel menschen niet zoo gelukkig zyn ais ze zijn konden. Daarom is dit feest, het Kerst feest, zoo menschelijk, dat het dit hooger-staan van de ziel er kennen wil en daarin 's men schen hoogste geluk wil laten groeien. En dit geluk kan alleen op bloeien voor God. Daarom is het ook zoo vreug de vol: dat het den weg aangeeft om dit geluk te bereiken. Vrede op aarde aan de men schen van goeden wil. En zyn wij niet allen van goe den wfl? Zou er wel één zijn on der ons, die bewust niet het goe de wil? Wy willen allen goed; welnu, dan is er ook voor ons allen bij het Kerstkind het ge luk te vinden, als we ons leven slechts, op de goede manier in te richten weten. Puer natus est nobiseen Kind is ons geboren. Een Kind dat in zijn kleine Kinderhandjes voor ons allen de uiterste voldoening van onze geluksdrang draagt en niets liever wil dan hiervan uit- deelen aan allen. Laten wjj ons waardig makeni dit stil en blij te Aanvaarden. Wij hebben er immers weken naar verlangd; heel den Advent door vroegen wij de Hemelen, den verwachte te regenen. Zoo als de wereld vierduizend jaar hier naar verlangde. En toen het Kind geboren was, kwamen de Wijzen en zij offerden hun ga ven, hun rijkdom en zij vielen met al hun wijsheid voor dit Kind op de knieën! Laten ook wij zoo tot dit Kind gaan nu: al onze wijsheid en al onze rijkdom in Zijn handjes leggend, om eruit terug te ont vangen de veel grootere wijs heid Gods, en de veel grootere rijkdom van Zijn geluk en Zijn Liefde. Dan zal deze geboorte voor ons niet vergeefs zijn geweest, dan zal dit Kind niet aan ons voor bijgaan zonder nut; maar dan zullen we de diepe, diepe vreug de en 't groote geluk van dit Kerstfeest, van dit Vreugdefeest, in al zijn grootheid en heerlijk heid smaken mogen! door Pierre l'Ermite. Kerstnacht. Het sloeg twaalf uur op het uurwerk van den Hemel; op dat oogenblik kwam de zoo beminde Engel naar voren, de Engel aan wien God heeft opgedragen te waken over de kleine kindertjes op aarde. Sedert de geboorte van het Ghristuskindje heeft die Engel de gewoonte, op dien tijd in den Hemel bij de gelukzaligen een inzameling te houden voor zijn kleine aardsche beschermelin gen. HJj deed zooals alle andere ja ren, beurde met zyn fijne vinge ren de plooien op van zijn schitterend kleed en ging lang zaam langs de rijen zingend. Een Kindeke is ons geboren!.. Wat was hij schoon, de Engel van de kleine kinderen, met zijn vlasblonde haren, die, als met fijn goud zijn blank voorhoofd omkransden. Wat een goedige vreugde zij... en geluk... en dat men met vervoering hun kleine handjes moge kussen zingend... Gezegend gij... gy allen kinde ren die komt io den naam des Heerenl... En overal in den Hemel roept men den van vreugde stralenden Engel; en in zijn opgeheven kleed leggen de maagden haar Hèfde en haar kuischheid; de be lijders hun kracht en hun geloof de vrouwelyke heiligen hare zachtheid... de engelen hun gra tie en onschuld... de Maagd Ma ria neemt de hand van 'tJezus- kindje en op het in eerbied .ge bogen voorhoofd van den he- melschen bode maakt zij lang zaam het kruisteeken t Is KerstdagNeen, 't en kraakt geen snee, 't en rijst, 't en vriest, 't en ijzelt; toch lijden de arme menschen wee en wordt hun hert verbrijzeld l Ze willen werken, maar 't en valt geen werk, geen loon, geen eten wiens hert, van ijzer zal 't nu 't Kerstdag is, vergeten Geeft milde, geeft, die hebt en houdt van God zoo milde gaven t wordt anders al, uw geld en goed, naast u in 't graf gegraven. Geeft milde, gij, die Christen zijt en Kerstdag komt te vieren geeft milde, alzoo men in vroeger tijd gaf aan menschen en dieren en Hij, die menschen en dieren bemint, Die u, o mensch, verheven, vergodlijkt heeft. Hij zal 't Zijn kind, o mensch, eens wedergeven (Tijdkrans). GUIDO GEZELLE. blik speelde er uit zijn puur- blauwe oogen... Wat een delica te uitdrukking speelde er om zijn jongen mond; er ging van hem uit zoo'n lieftallige drang dat de Heiligen in 't Paradijs naar hem toekwamen vragend: Schoone Engel Gods, wat verlangt ge...? Ik verlang, antwoordde hij op zachten toon, geluk voor mijn kleine Cherubijnen... rein heid voor hunne zielen... ge zondheid voor hun tengere lichaampjes... ik wilde dat de moederoogen niet zooveel tranen moesten storten... ik vraag U om al uwe zegeningen bij al uwe gratiën, opdat er in alle huizen waar kinderen spelen, deze week ...Ga... Schoone engel Gods! de Heer en wij allen zijn met u... Gy zijt gezegend boven uw broe ders... en in u zijn de kleine kin deren gezegend!... Toen de Engel zyn heelen voor raad verzameld had, zoo zelfs, dat 't uitstak uit zijn kleed en ook zijn armen vol waren, toen sloeg hij zijn vleugelen wijd uit en daalde heel zacht door de groote, stilte neer in de ruimte. Het was Kerstnacht. De donkerte van 't azuur weer hield hem niet; gelijk een reizi ger die een bekende weg gaat, daalde hij... daalde maar steeds met open vleugels, latend ach ter zich een lichtend spoor... Zie daar nadert hij de aarde... gely- kend een zwarte massa, hij na scnrikweükend, die in de ruimte ronddraait, hier en daar flauw verlicht door de maan en de ster ren. Toen hield de Engel stil zwevend met uitgespreide vleu gels boven onze planeet... In het luchtruim keerde zich de aarde om haar assen; lang zaam aan werden de verschillen de werelddeelen zichtbaar... toen zeeën,... bergen... vlakten... Daar ging Amerika voorby, maar de Engel bewoog zich niet... Afrika... Australië vertoonden zich aan den horizon, de Engel echter bleef onbeweeglijk en sloeg zelfs niet met zyn vleugels. ...Europa teekende zich af in denj donkeren nacht... toen werd de Engel meer oplettend en vloog zacht naar beneden in een eeuwenoude gewoonte naar het slapende land. Het was het middernachtelijk uureen uur vol ernst en ook vol klaarte... De hemelsche bode ging met volle handen langs al le wiegen zonder er een enkele te vergeten. Hij zag kleine teerbeminde Cherubijntjes slapend onder een ivoren kruisje en door warme moederlijke teederheid omringd. Hij zag er andere die in hun kleine lichaampje van enkele da gen reeds erfelijk belast waren, onbewuste jonge slachtoffers, uitboetend voor de menschelyke boosheid. Hij; vond er vele, waarvoor hij neerknielde zooals hij zelfs met zeven broeders, de Engelen, ge daan had bij het kribje van het Jezuskindje, En als hij zich over hun voorhoofd heenbuigend, hen even aanraakte met zijn hemel sche lippen, glimlachten de kin dertjes en staken hem hun hand jes toe... En de Engel legde hen op hun wiegje zyn hemelsche gaven neer: Wees sterk! zegde hij aan den toekomstigen man, en geloovig Wees zacht... wees rein! gij die den naam draagt van de Maagd Maria! Wees moedig en goed, fluistert hij tot het dochtertje van den arme... wees het zonne straaltje van uw nederige wo ning!... En, met de knderen ze gende de Engel ook de ouders. Maar de nacht was nauwelijks begonnen, zijn voorraad was nog bijna compleet en reeds waren alle wiegjes gezegend en alle fa milies bezocht. Toen maakte de Engel een be- wegmg van schrik en met een verwonderden blik zag hy rond om zich heen. In den donkeren nacht zag hy daar staan lange ryen van leege wiegen... ...De kleine bedjes van vroe ger waren thans opgeborgen op üe rommelzolders.... Er zyn geen kinderen meer ...i fluisterde de Engel, terwyl twee tranen parelden aan zijn lange wimpers... Arme en schoo ne landen!... En opnieuw keek de Engel naar de ontelbare leege wiegen die van gezin tot gezin als een ry vormden van gapende graven... Kindergraven... Graven der toekomst!... Veel heb ik hier niet meer te doen... ten minste als...... En bewogen door de nacht wind opende hij weer zyn blanke vleugelen en verdween in de on metelijke ruimte naar andere streken. En sedert dien nacht worden de landen met de leege wiegen niet meer als voorheen het eerste gezegend. Nonsens! Ik verbaas my er over juffrouw Pellatt, dat u nog over vrede en verdraagzaamheid durft spreken. Heeft de wereld my ooit veel vrede geschonken? Denk eens aan mijn dochter, toen zij tegen mijn zin huwde en het ouderlijk huis verliet, nu zes jaar geleden. Zy trouwde met een nietsnut..." „Ik herhaal dat wy morgen schelvisch zullen eten. Zorg er dus voor dat ze versch is. Be- .grepen?" Diep teruggedoken in zijn kale leuningstoel staarde de heer Ren frew met half toegeknepen oogen naar zijn huishoudster. Evenals al het andere in dat huis in Not- thing-Hill, was zij oud en verval len. De rimpels op haar gezicht getuigden van ontbering en haar doffe oogen wezen op een on uitgesproken verdriet. Dezen avond stonden er tranen in, toen zij stilzwijgend keek naar den man in zijn, tot op den draad versleten jas, met glimmende na den. „Wel?" snauwde hy, kregelig, terwijl hij; zijn knieën dichter by het spaarzame vuur schoof. Waarom sta je daar nog? Waar denk je aan? „Ik dacht er over, mijnheer, wat toch uw geld voor nut zal hebben, als u eens komt te ster-

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1929 | | pagina 5