■■I
w
De voorstellen van B. en W. inzake Ben
helastingiactor voor 1930-31 en het
nienwe belastingstelsel na breedvoe-
rige beschouwingen aangenomen.
Voorstel inzake schoolgeldregeling
aangehouden.
is
I
tsbar;
GE!
gara^
No. 54. Zaterdag 5 Juli '30. 52e Jrg.
VIERDE BLAD.
Gisteravond kwam de Raad onzer 1
gemeente in openbare vergadering bij
ten, onder voorzitterschap van den
Edt'lAchtb. Heer E. C. Moonen.
Atwezig de Heer H. Donkers
De notulen der vorige vergadering
worden onveranderd goedgekeurd
Aan de orde
1. Ingekomen stukken.
a. Van Gedeputeerde Staten Me-
dedeeling, dat bij Kon. Besl. van 14
Mei 1930, nr. 36, is goedgekeurd de
bij raadsbesluit van 29 November 1929
vastgestelde verordening tot heffing
van keurloon in de gemeente Waal
wijk- XT J
b. Van de Vereemging van Neder-
iandsche Gemeenten. Dankbetuiging
voor de over '30 verleende extra-con
tributie van 25.voor aankleeding
der bestuurskamer in het nieuw ge
slichte vereenigingsgebouw.
c. Van het Gemeentelijk Woningbe
drijf. Exploitatieverslag over 1929.
woiuviii voor Kcnr.i^-
No.
:niet
aplaten.
odellen
RADIO
iVI] K.
d. Van M. van Hel voir t alhier
Verzoek om schadevergoeding voor
door hem afgestaan terrein voor rooi
lijnvorming.
De Voorzitter zegt dat in het alge
meen in dergelijke gevallen geen ver
goeding wordt gegeven; alteen wan
neer het bouwterrein zoodanig door
de rooiiijnvorrnlng bekort wordt, dat
een eventueel te bouwen woonhuis
kleiner en minder gemflijk moet wor
den ingericht valt men in de termen
voor schadevergoeding. Dat is hier in
derdaad het geval, daarom stellen B.
W. In overieg met de gemeentebouw-
kundige voor een schadevergoeding
van«jf 67.20 toe te kennen, waarmede
de belanghebbends accoord gaat.
e. Van Gedeputeerde Staten. Goed
keuring raadsbesluit van 30 Mei 1930
tot aankoop van een perceel bouwland
van mej. A. C. van Huiten.
f. Alsvoor tot aankoop van een
perceel weiland van J. H. J. v. Iersel.
g. Alsvoor tot verkoop van een
perceel bouwterrein aan A. van Hel-
voirt.
h. Alsvoor tot wijziging van de
gemeente- en bedrijtsbegrootingen
voor 1929.
Worden voor kennisgeving aange
nomen.
i. Van de R.K. Werkliedenveree-
niging alhier. Adres inzake herziening
van het gemeentelijk belastingstelsel,
in verband met de nieuwe wet op de
financieele verhouding.
Wordi ovóioicii dij de nieuwe be
lastingvoorstellen te behandeien-
j. Van H. van der Waerden, lid
van den gemeenteraad. Voorstel tot
wijziging der verordening op de hef
fing van een belasting naar het inko
men in de gemeente Waalwijk.
De Voorzitter zegt uit adres tegelijk
te willen behandelen met het thans
aan de orde komende punt 2
2. Voorstel inzake vaststelling van
het vermenigvuldigingscijfer voor de
gemeentelijke inkomstenbelasting
1930-1931. (Zie prae-advies).
De heer v. d. Waerden zegt dat
het door B. en W. op 24 Juni j.l.
hierover uitgebrachte prae advies den
welbekenden geest ademt van het
doelbewust maken van zoo groot
mogelijk overschotten om die onder
te brengen in het bekende fonds, dat
sinds 8 October 1929 den naam
draagt van „Fonds voor bijzondere
doeleinden".
En dat terwijl de Raad bij de be
handeling der Ontwerp-begrooting
1928, op advies van B. en W., be
sloten heeft, dat de uitgaven, die over
een bepaald dienstjaar moeten worden
gedaan, ook dienen te worden gedekt
uit de voor dat dienstjaar te ramen
ontvangsten.^»
De bedoeling van dezen Raad is
steeds éewcest toevallig verkregen
overschotten te storten in het fonds
voo' bijzondere doeleinden, om uit
J»r fonds bijzondere uitgaven en
eventueele belastingtegenvallers te
dekken.
Voor belastingtegenvallers van eenig
belang behoeven we ons in de toe-
komst, nu al onze inkomsten vrij sta
biel worden, tengevolge van het ge
wijzigde belastingstelsel, nauwelijks
meer bezorgd te maken. F.r is dan
ook thans geen enkele reden om meer
belasting 1930—31 te heffen dan strikt
geboden is.
Thans is bekend, dat er aan Q. I. B
1929-1930 reeds 193 500 op de ko
hieren staat. De dienst 1929 1930
sluit eerst 31 Aug. af, zoodat deze
opbrengst kan stijgen. Doch blijven
we bij die 193 500. Daarvan wordt
96.750 op 1929 geboekt, zoodat er
voor (930 overblijft (toevallig) even
eens 96.750. In totaal hebben we voor
1930 noodigjl65.000 (raming B. W.)
We dienen d tbMve uit de belasting
1930—1931 voor de acht in 1930 val
lende maanden nog slechts 68 250 te
halen.
Volgen we het voorstel van B- en
W. dan gaan er wederom ruim 40.000.-
van de belasting 1929/30 (die in totaal
193 500.— opbracht) in het beroemde
fonds. Waarom zou men die 40.000.
die B. en W. de belastingbetalers in
Waalwijk in een jaar tijds wederom
teveel lieten opbrengen in een fonds
voor bijzondere doeleinden storten
De gezamenlijke belastingbetalers
hebben recht op die f 40.000. men
kan die teruggeven door voor 1930/31
40.000 minder te heffen-.
Voor 1930 dienen wij uit de belas
ting 1930/31 dus niet f 108.894, te
halen doch f 68,250,Voor credie-
ten, die na de vaststelling der Begroo
ting 1930 nog zijn toegestaan zullen
volgens B. en W. de jaarlijksche lasten
nog worden verhoogd met f6,130.95.
Welk bedrag drukt daarvan reeds
op 1930??
En kan dit bedrag niet worden ge
dekt uit den post voor „onvoorziene
uitgaven van 18,426,80*. Zoo neen,
dan kan het op 1930 drukkende ge
deelte van deze 6,130,95 worden be
streden uit het overschot wegens te
hooge raming der kwade posten, die
in de Ontwerp—Begrooting zijn op
genomen met 15,000,en die naar
het oordeel van B. en W. zelve op
pagina 2 van de globale berekening
bij hun prae-advies nieuwe belasting
voorstellen, slechts 10,000,zullen
bedragen.
Voor de 4 maanden van het be
lastingjaar 1930/31, die in het jaar
1931 vallen, zal volgens B. en W.
benoodigd zijn 1/3 x 169,471,—
56,490.-.
Aan twee feiten dienen we echter
hierbij aandacht te schenken
lste. Bij verlaging van den belas
tingfactor dalen ook de kwade posten
in dezelfde mate, zoodat de kwade
posten in 1931 naar mijn schatting
ten hoogste f8000.—zullen bedragen.
2de, De nieuwe belastingregeling
treedt gedeeltelijk reeds 1 Januari
1931 in werking en levert over de
eerste 4 maanden van 1931 een be
langrijk voordeel, dat ten minste
f 4000 bedraagt.
Aan deze feiten schenken B. enW.
l9/3l x 200.000 is f 122.500.—
Benoodigd is f113.750.
Blijft over f 8.750.
Hieruit dienen de kosten bestreden
te worden van mijn voorstel tot ver
hooging van den aftrek voor nood
zakelijk levensonderhoud voor gezins
hoofden tot f700.— De kosten hiervan
zullen dan slechts 19/3i van het aan
vankelijk geschatte bedrag beloopen of
pl,m. f3500.-, zoodat er nog een
speling blijft van -8750.3500.
5250.-
De heer Roxs zegt, dat hij met
genoegen heeft geconstateerd dat B. en
W. er toe over zijnigegaa^denjfactor
te stellen op 2.7.
Volgens spr zou men toch nog
verder kunnen gaan om daardoor de
lage inkomens van zwaarderen belas
tingdruk in de toekomst te bevrijden.
Door nu den belastingfactor nog iets
lager te brengen komt men iederen
belastingbetaler ten goede, en zou
later blijken dat er te weinig zou in
komen, kan men de opcenten op de
fondsbelasting verhoogen, waardoor
dan toch de hoogere inkomens het
meest worden getroffen.
Spr. geeft een becijfering waaruit hij
berekent dat het jaar 1929/30 een
belasting overschot van ruim f40.000
oplevert.
Voor het aanvangende dienstjaar
1930/31 was noodig f 108.894. Daar
er nu voor het eindigende dienstjaar
1929/30 ruim f40.000 meer is als
noodig is, zou men dus ook kunnen
volstaan voor het aanvangende dienst
jaar 1930/31 niet f108.894 maar
f 108.894 - f 40 000.f68.894 of
afgerond f69.000 te heffen.
Wat^zal er nu nog noodig zijn voor
de eerste 4 maanden van 1931 ver
moedelijk 1 /3 van f 169.472 f 56.490.
In werkelijkheid moet dan opge
bracht worden voor het belastingjaar
l93ü/3f69.000 f56.490 - f 125.490
Er is noodig f 125.490 en er is
aanwezig, wat men vrij kan aannemen
fi 95.000
Stelt men nu den factoor op 2 dan
brengt de belasting op 20/si van
f 195.000 f 125.820.
Ik stel dan ook voor den belasting
factor te stellen op 2.
De Voorzitter wil eerst de beide
sprekers opmerken, dat ze hun bere
keningen gemaakt hebben in strijd met
de begrootingsvoorschriften, die bepa
len dat voor de laatste 4 maanden
van het belastingjaar '/a van het ge
raamde bedrag moet genomen worden.
Men mag niet redeneeren: We heb
ben voor de eerste 8 maanden zoo
veel en voor de laatste 4 maanden
zooveel noodig, doch men moet
voor de 8 eerste en 73voordelaa
4 maanden nemen. Hierdoor wordt
de geheele berekening van de heeren
in de war gestuurd
Spr. komt op tegen de herhaalde
uitlatingen van den heer v. d. Waer
den, dat B. en W. bewust op groote
overschotten aansturen. Hadden ze dat
willen doen, dan hadden zij evenals
vroeger ook voor dit jaar een schatting
gemaakt van de belastingopbrengst,
doch nu hebben B. en W. tot het
uiterste gewacht om van den inspec
teur zooveel mogelijk gegevens om-
1929
trent de inkomens over 1929 te ver
krijgen. Dat het B. en W. niet te doen
----- r. 11 is het fonds voor bijzondere doelein-
in hun prae-advies geenerlei aandach geheel met het belastingoverschot
Waarom niet? Ze zijn hun toch be-1 verhoogeri( blijkt wel hieruit dat zij
het overschot van f30.000 van vorig
jaar allereerst hebben aangewend om
belastingverlaging voor te stellen, waar
door f 24.000 minder wordt verkregen.
Reeds bij de begrooting voor 1930
heeft spr. uiteengezet, dat het belast
baar inkomen in deze gemeente aan
sterke schommelingen onderhevig kan
zijn en een voorzichtig beleid vordert
dat we met onze ramingen aan den
veiligen kant blijven. Dit moge blijken
uit het volgende staatje.
Wanneer dezelfde belastingfactor
1925—'26 ook dB daaropvolgende
jaren op het belastbaar inkomen was
toegepast, zou. de opbrengst zijn ge
weest
Waarom
kend Moeten we ook hier wederom
het overschottensysteem ontdekken
Voor de 4 in i931 vallende maan
den van hel belastingjaar 1930/31 is
naar mijn meening dan ook benoodigd
aan G.I.B. 1930/31 f 56.4^0 (zie boven)
verminderd met f 7000(kwade posten)
en verminderd met f4000 (voordeel
nieuwe regeling) dus f 56,490
f 11,000 is f45.500.
In totaal dienen we dus aan G.78
1930/31 te heffen
Voor de 8 maanden 1930 68 250.
Voor de 4 maanden 1931 45 500.—
van
Totaal 113 750.
Al wat we meer zouden h< ff en, zou
bijdragen tot het doelbewust kweeken
van overschoiien, waarvoor nu toch
geen enkele seden meer aanwezig ts.
De belasting 1929/30 heeft tot
heden tuim 193,500.— opgebracht.
Ik heb mij om inlichtingen gewend
tot den Inspecteur der Bet. die mij
verzekerde, dat het inkomen over 1929
van het Beet van de beiasiingplich-
tigen, waarvoor volgens Uw prae-
advies, geen vergelijking zou zijn
gemaakt, niet lager doch iets hooger
was geweest dan dat van 1928. Üe
Inspecteur verzekerde mij verder, dat
de 48 belastingplichtigen, die volgens
Uw prae-advies plm. 7s van het
belastbaar zuiver inkomen van alle
belastingplichtigen vertegenwoordigden
echter ongeveer 30 pCi. van de be
lasting 1929/30 hadden betaald.
van het totaal belast
Voor
l925/'26
1926/ 27
l927/'28
1928/29
1929/'30
ziet dus.
van
f 132.800.-
f 148 600.-
f 133.000.—
f 159 000.-
f 174.000.-
over deze jaren een
74 van de totale
Dat voor 4/5
zou
baar inkomen geen vergelijking
zijn gemaakt is dan ook vermoedelijk
niet juist.
Waar deze hoogst aangeslagenen
over 1929 pl.m. 13°/0 meer verdienden
dan in 1928 het geval was kan de
opbrengst der totale belasting 1930/31
bij een factor van 3,1 volgens den
Insp. veilig op 200.000 worden ge
raamd.
Voor verwaarloozing van de door
den Insp. aangenomen toeneming van
het belastbaar inkomen over 1929 is
dan ook niet de minste reden
Gaan wij tot die verwaarloozing
besluiten, dan gaan wij wederom mede
werken tot het doelbewust maken van
overschotten. De belaitingfactor zou
dan ook gesteld kunnen worden op
1,8, doch om de noodige speling te
laten, stel ik voor dien factor te be
palen op 1,9. De belasting 1930/31
brengt dan op
Men
schommeling
opbrengst.
Op grond van een voorzichtig be
leid. dat doc.r het bovenstaande gebo
den wordt, heeft de raad er vorig jaar
zelf mede Ingestemd, de factor slechts
te verlagien van 3,-2 op 3,1. Men
vreesde toen een ongunstigen gang van
zaken in de plaatselijke industrie en
wilde een irerhooglng van den factor
voor het daaropvolgende jaar voorko
men. Gelukkig hebben, zoowel B. en
W. ais de raad, hierop geen goeden
kijk gehad en zijn de einduitkomsten
zeer bevredigend, wat echter niet weg
neemt dat voor een imiustrieele ge
meente als Waalwijk voorzichtigheid
geboden blijft. Op 'toogsnhlik heerscht
er een wereldcrisis in alle bedrijven.
B. en W. ontraden het daarom ten
sterkste den factor nog lager te stellen
dan 2,7.
Naar aanleidfng van de opmerking
van den heer van der Waerden dat
de inkomens der arbeidensookhooger
zouden zijn dan het jaar te voren,
wijst spr. er op, dat hij van1 een amb
tenaar gehoord had, dat de inkomens
der arbeiders aan den lagen kant ble-
te zijn, en met die uitlating voor oogen
hebben B. en W. het verstandig ge
oordeeld om de 13 pCt. die dehoogere
inkomens volgens opgave van den
inspecteur meer verdiend hadden, bui
ten beschouwing te laten.
De heer van der Waerden zegt te
hebben verwacht, dat de voorzitter
tem zou opmerken, dat hij de belas
ingopbrengst niet volgens de begro
tingsvoorschriften over de eerste 8 en
laatste°4 maanden verdeeld had. Daar
tegenover moet hij den voorzitter er
opmerkzaam op maken, dat B. en W.
datzelfde ook herhaaldelijk gedaan
hebben
Zou dit inderdaad een onoverko
melijk bezwaar zijn, dan is het voor
spr. nog geen aanleiding om z'n voor
stel, om den factor te bepalen op 1.9
en den aftrek voor levensonderhoud
voor gezinshoofden op f700.--, te
wijzigen. Voor den vorm zou hij dan
op de begrooting voor 1931 een post
plaatsen van f 11,375 als uitkeering
uit het fonds voor bijzondere doel
einden. Het staat toch vast dat in
werkelijkheid dit bedrag niet aan het
fonds zal behoeven te worden ont
trokken.
Spr. is zich wel bewust dat bij een
.verlaging van den factor van 3,1 op
1,9 de grootste inkomens het meest
profiteeren. Spr. kan niet nalaten
ernstig te protesteeren tegen het heffen
een jaar van f 40.000 te veel aan
belasting, zij het dan ook dat dit
bedrag voor 't grootste deel aan de
welgestelden ten goede komt. Temeer
kan de gemeente zich de weelde ver
oorloven, dit jaar niet op overschotten
te werken, omdat het gevaar dat de
factor het volgend jaar verhoogd zou
moeten worden, niet meer bestaat
door de invoering der nieuwe wet.
De Voorzitter merkt den heer van
der Waerden op, dat volgend jaar wel
de belastingfactor is afgeschaft, maar
het geld dat noodig is, moet er komen.
Of de belasting wordt bepaald door
een factor of door opcenten op de
fondsbelasting, dat laat de menschen
onverschillig.
De heer van der Waerden blijft er
bezwaar tegen maken, dat men doel
bewust meer aan belastingen ziet
binnen te halen dan voor dat jaar
noodig is. Het volgend jaar kan men
weer zien. Voor groote schommelingen
in het belastbaar inkomen doorslech
ten gang van zaken in de industrie,
behoeft men bij de nieuwe belasting
regeling niet meer bevreesd te zijn
Het bedrag dat men te veel aan be
lastingen heeft geïnd, dient weer om
de menschen ten goede te komen,
dan kunnen ze later tegen een stootje.
Pullens. Ik wil op de eerste plaats
opmerken, dat ik mij met de voor
stellen van de heeren v. d. Waerden
en Roxs niet kan vereenigen. Dat zal
de heer v. d. Waerden misschien
vreemd lijken in verband met hetgeen
ik vorig jaar betoogd heb, toen ik mij
een tegenstander verklaarde van hoo
ge overschotten.
Dit kwam in hoofdzaak doordat
naar wij meenden deze overschotten
bestemd waren voor het raadhuisfonds.
Daar ben ik met kracht tegen opge
komen en er is toen bereikt, dat de
naam van het fonds werd veranderd
in „Fonds voor bijzondere doelein
den*. Wij behouden dus de vrije be
schikking over die overschotten en
dat ze event, ook voor belastingver
laging kunnen worden aangewend,
blijkt wel uit het voorstel om f 24,000
hiervan aan belastingverlaging ten
goede te laten komen, dat stemt mij
tot vreugde.
De opmerking dat we een wereld
crisis doormaken moet ik onderschrij
ven. Menschen, die er meer ingewijd
zijn bevestigen dit. We weten er het
eind nog niet van.
Waar het fonds voor bijzondere
doeleinden zal worden aangewend
voor doeleinden door den raad zelf
aan te geven, kan ik mij wel met 't
voorstel van B. en W. vereenigen.
Smolders. Dhr v..d. Waerden spreekt
smalen over de belastingoverschoüen,
of meevallers dat die opzettelijk door
hei college gekweekt worden. Dit
moet ik tegenspreken.
Bij de behandeling van het prae-
advies tot vaststelling van des factor
telken jare hetft de raad sieeds hei
vooist1 van B en W overgenomen,
dat gewoonlijk op basis van Verge
lijkingen met vorige jaren was opge
bouwd Nooit zijn door den raad die
cijiers aangevochten, terwijl op dat
moment toch de basis werd vastge
steld voor de belastingopbrengst. Als
de uitkomsten aan het einde van het
belastingjaar dan gunstiger waren,
waren dit werkelijk meevallers, die
noch de raad noch B en W hadden
voorzien. Uit het overzicht wat M. de
V. juist heeft gegeven over de groote
schommelingen in het belastbaar in
komen over de verschillende jaren,
blijkt wel welke groote Invloeden deze
op de belastingopbrengst veroor.
zaken.
Meevallers veroorzaakte werkelijk
hooge totaalopbrengsten van de be-
lastlng.
Stellen we nu eens de practtsche
vraagWaar komen de meevallers
vandaan? Zeker niet van de lage
inkomens. Die staan reeds van te
voren vast. De meevallers komen van
een zeer kleine^ groep in getal, de i
hooge inkomens en die brengen dan
met schokken een hoogere belasting
opbrengst.
(Spr4 geeft hieromtrent een overtu -
staat van de opbrengsten der belastin
gen over de laatste vijf jaar.)
Laten we nu eens een oogenblik
aannemen, dat over de door mij ge
noemde belastingjaren, de opbrengst
werkelijk ongeveer geweest zou zijn,
als bij het vaststellen van den factor
geraamd. Dat het niet tot de onmoge
lijkheden behoort zou hebben, bewijst
het belastingjaar 1927/28 met een
mindere opbrengst van f4701.— Geheel
onbesproken zou dit een gewone zaak
zijn gevonden.
Nu hebben echter de uitkomsten
van industrie en zaken, boven ver
wachting gunstiger resultaten opge-
be
thans
ik
leverd, met genoemden gunstigen
terugslag op den belasting opbrengst. I
In werkelijkheid, we mogen wel
zeer dankbaar gestemd zijn over deze
uitkomsten, die reeds genoemd over
schot brachten.
Deze kapitalen kunnen aangewend
worden voor buitengewone werken,
waardoor in volgende begrootingsjaren
rente- en aflossinglast verlicht worden,
wat alle belastingplichtigen ten goede
komt.
Als voorbeeld zou ik de gemeente
Enschedé willen noemen, waar èn de
begrotingscommissie èn de fi iantieele
commissie het finantieel beleid van
dagelijksch bestuur aldaar zoo sterk
ondersteunen en krachtig ^bepleiten
het vormen van resjrves voor ver
schillende doeleinden uit badge saldi.
O.a. voor wegenverbetering heeft die
gemeente reeds een reserve van
(800 000— Voor bedrijven enz
staan ook beteekenende reserves
Het stemt tot genoegen dat de heer
Pulles de zienswijze van or.s college
deelt.
Als wij in den loop der jaren in
het finantieel beleid het advies van
den heer v. d Waerden steeds hadden
opgevolgd, zou het er met de iman-
tieele positie der gemeente
slecht uitzien.
Op een tegenspraak in het betoog
van den heer v. d. Waerden zou
nog witten wijzen.
Bij vroegere voorstellen van den heer
van der Waerden ook bij vast
stelling van den factor schoof hij
Burg. en Weth, eens in de schoenen,
dat die de belastingverlaging maar in
de zakken van enkele de hooge
inkomens - lieten glijden. Nu stelt
hij zelf nog een lagere factor voor,
waardoor hij dan bereikt wat hij ons
als een verwijt aanwreef.
De heer v. d. Waerden zegt dat de
vergelijking met Enschede niet opgaat.
Hij is bevreesd dat uit het fonds
groote bedragen voor het nieuwe
raadhuis zullen worden genomen. Men
gaat dit dan veel luxer inrichten als
noodig is. Wil men hem de verzekering
geven dat zulks niet gebeuren zal en
het benoodigde geld voor het raadhuis
zal worden geleend, dan vervalt er
veel van zijn bezwaar.
Na nog eenige discussie vraagt de
Voorzitter of iemand het voorstel van
den heer v. d. Waerden, om den factor
te bepalen op 19, wenscht te steunen,
waartoe niemand bereid is, zoodat het
voorstel niet in omvraag gebracht kan
worden.
Het voorstel van den heer Koxs
om den factor te bepalen op 2, wordt
alleen door den heer v. d. Waerden
gesteund, dus kan evenmin in omvraag
worden gebracht.
Het voorstel van B en W. om den
factor te bepalen op 2,7 wordt hierna
met algemeene stemmen aangenomen.
Hierna komt aan de orde het voor-
slel van den heer v. d. Waerden om
den aftrek voor noodzakelijk levens
onderhoud te brengen op f700.—
Ook dit vindt echter bij niemand steun,
zoodat het niet in omvraag gebracht
kan worden.
3. Voorstel tot herziening van het
gemeentelijk belastingstelsel in ver
band met de nieuwe wet op de finan
cieele verhouding. (Zie prae-advies)
Van der WaerdenDe wet regelende
definantieele verhouding van Rijk en
Gemeenten legt wel een zware taak op
de Gemeenteraden, die nu voor zeer
belangrijke beslissingen komen te
staan.
Wij zijn m.i. verplicht om op grond
van deze Wet, die wel eenigszins reke
ning houdt met de veranderde tijdsom
standigheden, de kleinere inkomens
zooveel mogelijk te ontlasten.
Beschouwen wij de voorstellen van
B. W. in dit licht, dan zijn die door
mij en waarschijnlijk ook door mijne
medeleden van dezen Raad met ge
mengde gevoelens bestudeerd. In die
voorstellen heb ik inderdaad enkele
lichtpunten kunnen ontdekken en wel
zou zijn, terwijl zij op 27 Juni 1930 ge
heel Waalwijk in de 5e inplaats van in
de 6e klasse willen rangschikken.
De motiveering hiervoor vind ik op
zijn minst genomen zonderling.
Ik vermoed dan ook, dat de motieven
die B. en W. op den beteren weg brach
ten, juister en eenvoudiger kunnen
worden gezocht in het adres van de R.
K. Werkliedenvereeniging hier ter
plaatse.
Verder ben ik er zeker van, dat de
plaatselijke R. K. Werkliedenvereeni
ging met haar wenschen veel verder zou
zijn gegaan, indien die Werkliedenver
eeniging had kunnen vermoeden, dat
er ruim 26000.meer voor belas
tingverlaging beschikbaar waren, dan
in de voorstellen van B. en W. duide
lijk tot uitdrukking kwam.
Meerdere lichtpunten heeft hij in de
beschouwingen en voorstellen van het
College niet kunnen ontdekken. Wel
heeft hij tegen deze voorstellen ver
schillende ernstige bezwaren:
le. In de „Globale Berekening" wordt
het verlies aan Gem. Ink. Bel. berekend
op 182.000.—.
Het moge waar zijn, dat de Gem. Ink.
Bel. van 't jaar 1929/'30 bruto 182.000
oplevert, en dat de kwade posten niet
meer dan 10.000 zullen beloopen.
Volgt dan hieruit, dat we wegens op
heffing der Gem. Ink. Bel. deze 172.000
gulden in de toekomst uit andere bron
nen moeten binnenhalen?
Dat de G.I.B. over 1929/'30 netto in
totaal 172.000 opbrengt is volgens B.
en W. zelve een zeer toevallige omstan
digheid.
Wij hebben slechts met de raming
te maken.
De opbrengst der G.I.B. raamden B.
en W. in de ontwerpbegrooting 1930 op
165.000, de kwade posten op pl.m.
14.500, zoodat aan G.I.B. netto door
B. en W. is geraamd pl.m. 150.500 en
niet 172.000. Het meerdere thans aan
genomen ten bedrage van 21.500 heb
ben de belastingbetalers in Waalwijk
teveel moeten betalen aan G.I.B. 1929
1930.
En nu gaan B. en W. probeeren de
zen Raad te doen besluiten de jaarlijk
sche heffingen op grond van de nieuwe
regeling 21.500 hooger te maken, dan
ook naar hunne eigen meening, noodig
Tenslotte komt spr. tot de conclusie:
Wij behoeven niet 172.000 maar
slechts 150.500 verlies aan G.I.B. door
de nieuwe heffingen te dekken.
Hoe onlogisch het door B. en W. ge
volgde systeem is, wordt bovendien
duidelijk gedemonstreerd door het feit,
dat de opbrengst der kohieren G.I.B.,
die bij de behandeling der Ontwerp-
Begrooting in November 1929 reeds
pl.m. 181.000 bedroeg, niet is geste
tot 182.000, zooals B. en W.
blijkbaar meenen, maar tot pl.m.
193.500.
Ik begrijp dan ook niet „dit verlies
van i93.500 (dat thans vaststaat)
willen dekken uit de toekomstige hef
fingen.
Ernstig bezwaar heeft hij verder
tegen de raming van de opbrengst der
Gemeentefondsbelasting in onze ge
meente op 85.000.
B. en W. ramen die opbrengst op
rond 86423, volgens opgemaakte
proefkohieren.
Volgens een onlangs in De Echo van
het Zuiden verschenen artikel, zou die
opbrengst der Fondsbelasting voor on
ze gemeente bij rangschikking in de
eerste klasse echter minstens ƒ98.000
bedragen. Een verschil tusschen beide
uitkomsten der proefkohieren van pl.
m. 12.000 komt mij niet gering voor.
Ik heb alle reden, om het in de Echo
genoemde bedrag van 98.000 als juist
aan te nemen.
Ik ben daarom van meening, dat wij
de opbrengst der fondsbelasting veilig
op 95.000 kunnen en moeten aanne
men.
Ernstig bezwaar heeft hij verder
tegen de door B. en W. voorgestelde
heffing van de Personeele Belasting.
Ook van arbeiderszijde, getuige de
lstens. Het voorstel tot heffing van adressen van de R.K. Bossche Diocesa-
50 opcenten op de hoofdsom der ver
mogensbelasting.
2e. Een tweede lichtpunt is het voor
stel tot indeeling onzer Gemeente in de
eerste Klasse voor de Fondsbelasting.
Ook over dit voorstel ben ik verheugd,
al moet mij dan ook de opmerking van
het hart, dat B. W. wel zeer laat tot
het inzicht komen, dat aftrek van 799
voor noodzakelijk levensonderhoud
voor een gehuwde geenszins te hoog is.
Als thans onze Gemeente voor de
Fondsbelasting in de 2de klasse zou
worden gerangschikt, zouden pl.m. 250
belastingplichtigen, die hij de indeelng
in de le klasse vrij worden, aan hoofd
som in de Fondsbelasting tezamen
slechts pl.m. 375.— moeten betalen.
Voor mij is het de vraag of deze
minstbedeelden niet meer belang had
den bij indeeling onzer gemeente in de
2e klasse voor de Fondsbelasting, met
verlaging van Personeele Belasting.
3de. Een klein lichtpuntje ontdek ik
verder nog.jn het voorstel van B. W.
tot rangschkking van v.m. Baardwijk
en v.m. Besoijen voor de Personeele
Belasting in dezelfde klasse als Oud-
Waalwijk.
Een nagekomen lichtpunt ontdek ik
nog in het feit, dat B. en W. na het uit
brengen van hun prae-advies van 16
Mei tot het inzicht gekomen zijn, dat
een billijke verdeeling der lasten eischt
dat onze Gemeente voor de Pers. Bel.
in een hoogere dan de 6e klasse wordt
gerangschikt.
Een woord van critiek op de wijze,
en W. tot betere gedachten
evenwel niet mis-
waarop B.
kwamen lijkt
plaatst.
In hun prae-advies van 16 Mei 1930
verklaren B. en W„ dat in onze ge
meente niet zoodanige toestanden zijn,
dat op grond daarvan wijziging in de
heffing van de Pers. Bel. gemotiveerd
1 nen Werkliedenbond en van het Be
stuur van de plaatselijke R.K. Werk
liedenbond, heeft men zeer wel gevoeld,
dat juist de Personeele Belasting voor
hen van overwegend belang is, dat dit
voor hen de spil is, waarom bij de
nieuwe regeling alles draait. Indien de
Personeele Belasting voor de min-ge-
goede, waartoe naast de arbeiders ook
de kleine middenstanders behooren,
niet behoorlijk geregeld wordt, zoodat
zij een belangrijke ontlasting van den
voor hen te zwaren belastingdruk krij
gen, dan is alles wat verder gebeurt
maar lapwerk.
Allereerst is het volkomen onlogisch,
om de 27 opcenten van de Provincie in
de heffing door de gemeente te betrek
ken, aangezien de Provincie het bedrag
van pl.m. 7670.—, dat zij over 1930
en vorige jaren van onze ingezetenen
hief, niet plotseling kan missen en dus
op andere wijze gaat binnenhalen en
wel b.v. door verhooging van opcenten
op de Rijksinkomstenbelasting.
Verder hen ik van oordeel, dat de
Pers. belasting nog aanzienlijk kan
worden verlaagd. Voor die verlaging
kan het boven becijferde bedrag van
21.500 worden benut.
Ik stel den Raad dus voor:
a. de 27 opcenten vroeger geheven
door de Provincie niet over te nemen.
b. de geheele gemeente te brengen
in de 4e klasse.
c. op alle aanslagen in de pers. bel.
30 opcenten te heffen.
d. op de grondslagen paarden en
motorrijtuigen 80 opcenten extra te
heffen, of de tarieven voor dezen grond"
slag met 60 pet. te verhoogen en daar
na op dit verhoogde tarief 30 opcenten
te heffen, (dit ligt in de lijn van het
voorstel van B. en W.).
A. Wij krijgen dan de volgende op
stelling
De Echo van het Zuiden
Gemeenteraad
Deze di
geving aangenomen.
n
mij