■■I w De voorstellen van B. en W. inzake Ben helastingiactor voor 1930-31 en het nienwe belastingstelsel na breedvoe- rige beschouwingen aangenomen. Voorstel inzake schoolgeldregeling aangehouden. is I tsbar; GE! gara^ No. 54. Zaterdag 5 Juli '30. 52e Jrg. VIERDE BLAD. Gisteravond kwam de Raad onzer 1 gemeente in openbare vergadering bij ten, onder voorzitterschap van den Edt'lAchtb. Heer E. C. Moonen. Atwezig de Heer H. Donkers De notulen der vorige vergadering worden onveranderd goedgekeurd Aan de orde 1. Ingekomen stukken. a. Van Gedeputeerde Staten Me- dedeeling, dat bij Kon. Besl. van 14 Mei 1930, nr. 36, is goedgekeurd de bij raadsbesluit van 29 November 1929 vastgestelde verordening tot heffing van keurloon in de gemeente Waal wijk- XT J b. Van de Vereemging van Neder- iandsche Gemeenten. Dankbetuiging voor de over '30 verleende extra-con tributie van 25.voor aankleeding der bestuurskamer in het nieuw ge slichte vereenigingsgebouw. c. Van het Gemeentelijk Woningbe drijf. Exploitatieverslag over 1929. woiuviii voor Kcnr.i^- No. :niet aplaten. odellen RADIO iVI] K. d. Van M. van Hel voir t alhier Verzoek om schadevergoeding voor door hem afgestaan terrein voor rooi lijnvorming. De Voorzitter zegt dat in het alge meen in dergelijke gevallen geen ver goeding wordt gegeven; alteen wan neer het bouwterrein zoodanig door de rooiiijnvorrnlng bekort wordt, dat een eventueel te bouwen woonhuis kleiner en minder gemflijk moet wor den ingericht valt men in de termen voor schadevergoeding. Dat is hier in derdaad het geval, daarom stellen B. W. In overieg met de gemeentebouw- kundige voor een schadevergoeding van«jf 67.20 toe te kennen, waarmede de belanghebbends accoord gaat. e. Van Gedeputeerde Staten. Goed keuring raadsbesluit van 30 Mei 1930 tot aankoop van een perceel bouwland van mej. A. C. van Huiten. f. Alsvoor tot aankoop van een perceel weiland van J. H. J. v. Iersel. g. Alsvoor tot verkoop van een perceel bouwterrein aan A. van Hel- voirt. h. Alsvoor tot wijziging van de gemeente- en bedrijtsbegrootingen voor 1929. Worden voor kennisgeving aange nomen. i. Van de R.K. Werkliedenveree- niging alhier. Adres inzake herziening van het gemeentelijk belastingstelsel, in verband met de nieuwe wet op de financieele verhouding. Wordi ovóioicii dij de nieuwe be lastingvoorstellen te behandeien- j. Van H. van der Waerden, lid van den gemeenteraad. Voorstel tot wijziging der verordening op de hef fing van een belasting naar het inko men in de gemeente Waalwijk. De Voorzitter zegt uit adres tegelijk te willen behandelen met het thans aan de orde komende punt 2 2. Voorstel inzake vaststelling van het vermenigvuldigingscijfer voor de gemeentelijke inkomstenbelasting 1930-1931. (Zie prae-advies). De heer v. d. Waerden zegt dat het door B. en W. op 24 Juni j.l. hierover uitgebrachte prae advies den welbekenden geest ademt van het doelbewust maken van zoo groot mogelijk overschotten om die onder te brengen in het bekende fonds, dat sinds 8 October 1929 den naam draagt van „Fonds voor bijzondere doeleinden". En dat terwijl de Raad bij de be handeling der Ontwerp-begrooting 1928, op advies van B. en W., be sloten heeft, dat de uitgaven, die over een bepaald dienstjaar moeten worden gedaan, ook dienen te worden gedekt uit de voor dat dienstjaar te ramen ontvangsten.^» De bedoeling van dezen Raad is steeds éewcest toevallig verkregen overschotten te storten in het fonds voo' bijzondere doeleinden, om uit J»r fonds bijzondere uitgaven en eventueele belastingtegenvallers te dekken. Voor belastingtegenvallers van eenig belang behoeven we ons in de toe- komst, nu al onze inkomsten vrij sta biel worden, tengevolge van het ge wijzigde belastingstelsel, nauwelijks meer bezorgd te maken. F.r is dan ook thans geen enkele reden om meer belasting 1930—31 te heffen dan strikt geboden is. Thans is bekend, dat er aan Q. I. B 1929-1930 reeds 193 500 op de ko hieren staat. De dienst 1929 1930 sluit eerst 31 Aug. af, zoodat deze opbrengst kan stijgen. Doch blijven we bij die 193 500. Daarvan wordt 96.750 op 1929 geboekt, zoodat er voor (930 overblijft (toevallig) even eens 96.750. In totaal hebben we voor 1930 noodigjl65.000 (raming B. W.) We dienen d tbMve uit de belasting 1930—1931 voor de acht in 1930 val lende maanden nog slechts 68 250 te halen. Volgen we het voorstel van B- en W. dan gaan er wederom ruim 40.000.- van de belasting 1929/30 (die in totaal 193 500.— opbracht) in het beroemde fonds. Waarom zou men die 40.000. die B. en W. de belastingbetalers in Waalwijk in een jaar tijds wederom teveel lieten opbrengen in een fonds voor bijzondere doeleinden storten De gezamenlijke belastingbetalers hebben recht op die f 40.000. men kan die teruggeven door voor 1930/31 40.000 minder te heffen-. Voor 1930 dienen wij uit de belas ting 1930/31 dus niet f 108.894, te halen doch f 68,250,Voor credie- ten, die na de vaststelling der Begroo ting 1930 nog zijn toegestaan zullen volgens B. en W. de jaarlijksche lasten nog worden verhoogd met f6,130.95. Welk bedrag drukt daarvan reeds op 1930?? En kan dit bedrag niet worden ge dekt uit den post voor „onvoorziene uitgaven van 18,426,80*. Zoo neen, dan kan het op 1930 drukkende ge deelte van deze 6,130,95 worden be streden uit het overschot wegens te hooge raming der kwade posten, die in de Ontwerp—Begrooting zijn op genomen met 15,000,en die naar het oordeel van B. en W. zelve op pagina 2 van de globale berekening bij hun prae-advies nieuwe belasting voorstellen, slechts 10,000,zullen bedragen. Voor de 4 maanden van het be lastingjaar 1930/31, die in het jaar 1931 vallen, zal volgens B. en W. benoodigd zijn 1/3 x 169,471,— 56,490.-. Aan twee feiten dienen we echter hierbij aandacht te schenken lste. Bij verlaging van den belas tingfactor dalen ook de kwade posten in dezelfde mate, zoodat de kwade posten in 1931 naar mijn schatting ten hoogste f8000.—zullen bedragen. 2de, De nieuwe belastingregeling treedt gedeeltelijk reeds 1 Januari 1931 in werking en levert over de eerste 4 maanden van 1931 een be langrijk voordeel, dat ten minste f 4000 bedraagt. Aan deze feiten schenken B. enW. l9/3l x 200.000 is f 122.500.— Benoodigd is f113.750. Blijft over f 8.750. Hieruit dienen de kosten bestreden te worden van mijn voorstel tot ver hooging van den aftrek voor nood zakelijk levensonderhoud voor gezins hoofden tot f700.— De kosten hiervan zullen dan slechts 19/3i van het aan vankelijk geschatte bedrag beloopen of pl,m. f3500.-, zoodat er nog een speling blijft van -8750.3500. 5250.- De heer Roxs zegt, dat hij met genoegen heeft geconstateerd dat B. en W. er toe over zijnigegaa^denjfactor te stellen op 2.7. Volgens spr zou men toch nog verder kunnen gaan om daardoor de lage inkomens van zwaarderen belas tingdruk in de toekomst te bevrijden. Door nu den belastingfactor nog iets lager te brengen komt men iederen belastingbetaler ten goede, en zou later blijken dat er te weinig zou in komen, kan men de opcenten op de fondsbelasting verhoogen, waardoor dan toch de hoogere inkomens het meest worden getroffen. Spr. geeft een becijfering waaruit hij berekent dat het jaar 1929/30 een belasting overschot van ruim f40.000 oplevert. Voor het aanvangende dienstjaar 1930/31 was noodig f 108.894. Daar er nu voor het eindigende dienstjaar 1929/30 ruim f40.000 meer is als noodig is, zou men dus ook kunnen volstaan voor het aanvangende dienst jaar 1930/31 niet f108.894 maar f 108.894 - f 40 000.f68.894 of afgerond f69.000 te heffen. Wat^zal er nu nog noodig zijn voor de eerste 4 maanden van 1931 ver moedelijk 1 /3 van f 169.472 f 56.490. In werkelijkheid moet dan opge bracht worden voor het belastingjaar l93ü/3f69.000 f56.490 - f 125.490 Er is noodig f 125.490 en er is aanwezig, wat men vrij kan aannemen fi 95.000 Stelt men nu den factoor op 2 dan brengt de belasting op 20/si van f 195.000 f 125.820. Ik stel dan ook voor den belasting factor te stellen op 2. De Voorzitter wil eerst de beide sprekers opmerken, dat ze hun bere keningen gemaakt hebben in strijd met de begrootingsvoorschriften, die bepa len dat voor de laatste 4 maanden van het belastingjaar '/a van het ge raamde bedrag moet genomen worden. Men mag niet redeneeren: We heb ben voor de eerste 8 maanden zoo veel en voor de laatste 4 maanden zooveel noodig, doch men moet voor de 8 eerste en 73voordelaa 4 maanden nemen. Hierdoor wordt de geheele berekening van de heeren in de war gestuurd Spr. komt op tegen de herhaalde uitlatingen van den heer v. d. Waer den, dat B. en W. bewust op groote overschotten aansturen. Hadden ze dat willen doen, dan hadden zij evenals vroeger ook voor dit jaar een schatting gemaakt van de belastingopbrengst, doch nu hebben B. en W. tot het uiterste gewacht om van den inspec teur zooveel mogelijk gegevens om- 1929 trent de inkomens over 1929 te ver krijgen. Dat het B. en W. niet te doen ----- r. 11 is het fonds voor bijzondere doelein- in hun prae-advies geenerlei aandach geheel met het belastingoverschot Waarom niet? Ze zijn hun toch be-1 verhoogeri( blijkt wel hieruit dat zij het overschot van f30.000 van vorig jaar allereerst hebben aangewend om belastingverlaging voor te stellen, waar door f 24.000 minder wordt verkregen. Reeds bij de begrooting voor 1930 heeft spr. uiteengezet, dat het belast baar inkomen in deze gemeente aan sterke schommelingen onderhevig kan zijn en een voorzichtig beleid vordert dat we met onze ramingen aan den veiligen kant blijven. Dit moge blijken uit het volgende staatje. Wanneer dezelfde belastingfactor 1925—'26 ook dB daaropvolgende jaren op het belastbaar inkomen was toegepast, zou. de opbrengst zijn ge weest Waarom kend Moeten we ook hier wederom het overschottensysteem ontdekken Voor de 4 in i931 vallende maan den van hel belastingjaar 1930/31 is naar mijn meening dan ook benoodigd aan G.I.B. 1930/31 f 56.4^0 (zie boven) verminderd met f 7000(kwade posten) en verminderd met f4000 (voordeel nieuwe regeling) dus f 56,490 f 11,000 is f45.500. In totaal dienen we dus aan G.78 1930/31 te heffen Voor de 8 maanden 1930 68 250. Voor de 4 maanden 1931 45 500.— van Totaal 113 750. Al wat we meer zouden h< ff en, zou bijdragen tot het doelbewust kweeken van overschoiien, waarvoor nu toch geen enkele seden meer aanwezig ts. De belasting 1929/30 heeft tot heden tuim 193,500.— opgebracht. Ik heb mij om inlichtingen gewend tot den Inspecteur der Bet. die mij verzekerde, dat het inkomen over 1929 van het Beet van de beiasiingplich- tigen, waarvoor volgens Uw prae- advies, geen vergelijking zou zijn gemaakt, niet lager doch iets hooger was geweest dan dat van 1928. Üe Inspecteur verzekerde mij verder, dat de 48 belastingplichtigen, die volgens Uw prae-advies plm. 7s van het belastbaar zuiver inkomen van alle belastingplichtigen vertegenwoordigden echter ongeveer 30 pCi. van de be lasting 1929/30 hadden betaald. van het totaal belast Voor l925/'26 1926/ 27 l927/'28 1928/29 1929/'30 ziet dus. van f 132.800.- f 148 600.- f 133.000.— f 159 000.- f 174.000.- over deze jaren een 74 van de totale Dat voor 4/5 zou baar inkomen geen vergelijking zijn gemaakt is dan ook vermoedelijk niet juist. Waar deze hoogst aangeslagenen over 1929 pl.m. 13°/0 meer verdienden dan in 1928 het geval was kan de opbrengst der totale belasting 1930/31 bij een factor van 3,1 volgens den Insp. veilig op 200.000 worden ge raamd. Voor verwaarloozing van de door den Insp. aangenomen toeneming van het belastbaar inkomen over 1929 is dan ook niet de minste reden Gaan wij tot die verwaarloozing besluiten, dan gaan wij wederom mede werken tot het doelbewust maken van overschotten. De belaitingfactor zou dan ook gesteld kunnen worden op 1,8, doch om de noodige speling te laten, stel ik voor dien factor te be palen op 1,9. De belasting 1930/31 brengt dan op Men schommeling opbrengst. Op grond van een voorzichtig be leid. dat doc.r het bovenstaande gebo den wordt, heeft de raad er vorig jaar zelf mede Ingestemd, de factor slechts te verlagien van 3,-2 op 3,1. Men vreesde toen een ongunstigen gang van zaken in de plaatselijke industrie en wilde een irerhooglng van den factor voor het daaropvolgende jaar voorko men. Gelukkig hebben, zoowel B. en W. ais de raad, hierop geen goeden kijk gehad en zijn de einduitkomsten zeer bevredigend, wat echter niet weg neemt dat voor een imiustrieele ge meente als Waalwijk voorzichtigheid geboden blijft. Op 'toogsnhlik heerscht er een wereldcrisis in alle bedrijven. B. en W. ontraden het daarom ten sterkste den factor nog lager te stellen dan 2,7. Naar aanleidfng van de opmerking van den heer van der Waerden dat de inkomens der arbeidensookhooger zouden zijn dan het jaar te voren, wijst spr. er op, dat hij van1 een amb tenaar gehoord had, dat de inkomens der arbeiders aan den lagen kant ble- te zijn, en met die uitlating voor oogen hebben B. en W. het verstandig ge oordeeld om de 13 pCt. die dehoogere inkomens volgens opgave van den inspecteur meer verdiend hadden, bui ten beschouwing te laten. De heer van der Waerden zegt te hebben verwacht, dat de voorzitter tem zou opmerken, dat hij de belas ingopbrengst niet volgens de begro tingsvoorschriften over de eerste 8 en laatste°4 maanden verdeeld had. Daar tegenover moet hij den voorzitter er opmerkzaam op maken, dat B. en W. datzelfde ook herhaaldelijk gedaan hebben Zou dit inderdaad een onoverko melijk bezwaar zijn, dan is het voor spr. nog geen aanleiding om z'n voor stel, om den factor te bepalen op 1.9 en den aftrek voor levensonderhoud voor gezinshoofden op f700.--, te wijzigen. Voor den vorm zou hij dan op de begrooting voor 1931 een post plaatsen van f 11,375 als uitkeering uit het fonds voor bijzondere doel einden. Het staat toch vast dat in werkelijkheid dit bedrag niet aan het fonds zal behoeven te worden ont trokken. Spr. is zich wel bewust dat bij een .verlaging van den factor van 3,1 op 1,9 de grootste inkomens het meest profiteeren. Spr. kan niet nalaten ernstig te protesteeren tegen het heffen een jaar van f 40.000 te veel aan belasting, zij het dan ook dat dit bedrag voor 't grootste deel aan de welgestelden ten goede komt. Temeer kan de gemeente zich de weelde ver oorloven, dit jaar niet op overschotten te werken, omdat het gevaar dat de factor het volgend jaar verhoogd zou moeten worden, niet meer bestaat door de invoering der nieuwe wet. De Voorzitter merkt den heer van der Waerden op, dat volgend jaar wel de belastingfactor is afgeschaft, maar het geld dat noodig is, moet er komen. Of de belasting wordt bepaald door een factor of door opcenten op de fondsbelasting, dat laat de menschen onverschillig. De heer van der Waerden blijft er bezwaar tegen maken, dat men doel bewust meer aan belastingen ziet binnen te halen dan voor dat jaar noodig is. Het volgend jaar kan men weer zien. Voor groote schommelingen in het belastbaar inkomen doorslech ten gang van zaken in de industrie, behoeft men bij de nieuwe belasting regeling niet meer bevreesd te zijn Het bedrag dat men te veel aan be lastingen heeft geïnd, dient weer om de menschen ten goede te komen, dan kunnen ze later tegen een stootje. Pullens. Ik wil op de eerste plaats opmerken, dat ik mij met de voor stellen van de heeren v. d. Waerden en Roxs niet kan vereenigen. Dat zal de heer v. d. Waerden misschien vreemd lijken in verband met hetgeen ik vorig jaar betoogd heb, toen ik mij een tegenstander verklaarde van hoo ge overschotten. Dit kwam in hoofdzaak doordat naar wij meenden deze overschotten bestemd waren voor het raadhuisfonds. Daar ben ik met kracht tegen opge komen en er is toen bereikt, dat de naam van het fonds werd veranderd in „Fonds voor bijzondere doelein den*. Wij behouden dus de vrije be schikking over die overschotten en dat ze event, ook voor belastingver laging kunnen worden aangewend, blijkt wel uit het voorstel om f 24,000 hiervan aan belastingverlaging ten goede te laten komen, dat stemt mij tot vreugde. De opmerking dat we een wereld crisis doormaken moet ik onderschrij ven. Menschen, die er meer ingewijd zijn bevestigen dit. We weten er het eind nog niet van. Waar het fonds voor bijzondere doeleinden zal worden aangewend voor doeleinden door den raad zelf aan te geven, kan ik mij wel met 't voorstel van B. en W. vereenigen. Smolders. Dhr v..d. Waerden spreekt smalen over de belastingoverschoüen, of meevallers dat die opzettelijk door hei college gekweekt worden. Dit moet ik tegenspreken. Bij de behandeling van het prae- advies tot vaststelling van des factor telken jare hetft de raad sieeds hei vooist1 van B en W overgenomen, dat gewoonlijk op basis van Verge lijkingen met vorige jaren was opge bouwd Nooit zijn door den raad die cijiers aangevochten, terwijl op dat moment toch de basis werd vastge steld voor de belastingopbrengst. Als de uitkomsten aan het einde van het belastingjaar dan gunstiger waren, waren dit werkelijk meevallers, die noch de raad noch B en W hadden voorzien. Uit het overzicht wat M. de V. juist heeft gegeven over de groote schommelingen in het belastbaar in komen over de verschillende jaren, blijkt wel welke groote Invloeden deze op de belastingopbrengst veroor. zaken. Meevallers veroorzaakte werkelijk hooge totaalopbrengsten van de be- lastlng. Stellen we nu eens de practtsche vraagWaar komen de meevallers vandaan? Zeker niet van de lage inkomens. Die staan reeds van te voren vast. De meevallers komen van een zeer kleine^ groep in getal, de i hooge inkomens en die brengen dan met schokken een hoogere belasting opbrengst. (Spr4 geeft hieromtrent een overtu - staat van de opbrengsten der belastin gen over de laatste vijf jaar.) Laten we nu eens een oogenblik aannemen, dat over de door mij ge noemde belastingjaren, de opbrengst werkelijk ongeveer geweest zou zijn, als bij het vaststellen van den factor geraamd. Dat het niet tot de onmoge lijkheden behoort zou hebben, bewijst het belastingjaar 1927/28 met een mindere opbrengst van f4701.— Geheel onbesproken zou dit een gewone zaak zijn gevonden. Nu hebben echter de uitkomsten van industrie en zaken, boven ver wachting gunstiger resultaten opge- be thans ik leverd, met genoemden gunstigen terugslag op den belasting opbrengst. I In werkelijkheid, we mogen wel zeer dankbaar gestemd zijn over deze uitkomsten, die reeds genoemd over schot brachten. Deze kapitalen kunnen aangewend worden voor buitengewone werken, waardoor in volgende begrootingsjaren rente- en aflossinglast verlicht worden, wat alle belastingplichtigen ten goede komt. Als voorbeeld zou ik de gemeente Enschedé willen noemen, waar èn de begrotingscommissie èn de fi iantieele commissie het finantieel beleid van dagelijksch bestuur aldaar zoo sterk ondersteunen en krachtig ^bepleiten het vormen van resjrves voor ver schillende doeleinden uit badge saldi. O.a. voor wegenverbetering heeft die gemeente reeds een reserve van (800 000— Voor bedrijven enz staan ook beteekenende reserves Het stemt tot genoegen dat de heer Pulles de zienswijze van or.s college deelt. Als wij in den loop der jaren in het finantieel beleid het advies van den heer v. d Waerden steeds hadden opgevolgd, zou het er met de iman- tieele positie der gemeente slecht uitzien. Op een tegenspraak in het betoog van den heer v. d. Waerden zou nog witten wijzen. Bij vroegere voorstellen van den heer van der Waerden ook bij vast stelling van den factor schoof hij Burg. en Weth, eens in de schoenen, dat die de belastingverlaging maar in de zakken van enkele de hooge inkomens - lieten glijden. Nu stelt hij zelf nog een lagere factor voor, waardoor hij dan bereikt wat hij ons als een verwijt aanwreef. De heer v. d. Waerden zegt dat de vergelijking met Enschede niet opgaat. Hij is bevreesd dat uit het fonds groote bedragen voor het nieuwe raadhuis zullen worden genomen. Men gaat dit dan veel luxer inrichten als noodig is. Wil men hem de verzekering geven dat zulks niet gebeuren zal en het benoodigde geld voor het raadhuis zal worden geleend, dan vervalt er veel van zijn bezwaar. Na nog eenige discussie vraagt de Voorzitter of iemand het voorstel van den heer v. d. Waerden, om den factor te bepalen op 19, wenscht te steunen, waartoe niemand bereid is, zoodat het voorstel niet in omvraag gebracht kan worden. Het voorstel van den heer Koxs om den factor te bepalen op 2, wordt alleen door den heer v. d. Waerden gesteund, dus kan evenmin in omvraag worden gebracht. Het voorstel van B en W. om den factor te bepalen op 2,7 wordt hierna met algemeene stemmen aangenomen. Hierna komt aan de orde het voor- slel van den heer v. d. Waerden om den aftrek voor noodzakelijk levens onderhoud te brengen op f700.— Ook dit vindt echter bij niemand steun, zoodat het niet in omvraag gebracht kan worden. 3. Voorstel tot herziening van het gemeentelijk belastingstelsel in ver band met de nieuwe wet op de finan cieele verhouding. (Zie prae-advies) Van der WaerdenDe wet regelende definantieele verhouding van Rijk en Gemeenten legt wel een zware taak op de Gemeenteraden, die nu voor zeer belangrijke beslissingen komen te staan. Wij zijn m.i. verplicht om op grond van deze Wet, die wel eenigszins reke ning houdt met de veranderde tijdsom standigheden, de kleinere inkomens zooveel mogelijk te ontlasten. Beschouwen wij de voorstellen van B. W. in dit licht, dan zijn die door mij en waarschijnlijk ook door mijne medeleden van dezen Raad met ge mengde gevoelens bestudeerd. In die voorstellen heb ik inderdaad enkele lichtpunten kunnen ontdekken en wel zou zijn, terwijl zij op 27 Juni 1930 ge heel Waalwijk in de 5e inplaats van in de 6e klasse willen rangschikken. De motiveering hiervoor vind ik op zijn minst genomen zonderling. Ik vermoed dan ook, dat de motieven die B. en W. op den beteren weg brach ten, juister en eenvoudiger kunnen worden gezocht in het adres van de R. K. Werkliedenvereeniging hier ter plaatse. Verder ben ik er zeker van, dat de plaatselijke R. K. Werkliedenvereeni ging met haar wenschen veel verder zou zijn gegaan, indien die Werkliedenver eeniging had kunnen vermoeden, dat er ruim 26000.meer voor belas tingverlaging beschikbaar waren, dan in de voorstellen van B. en W. duide lijk tot uitdrukking kwam. Meerdere lichtpunten heeft hij in de beschouwingen en voorstellen van het College niet kunnen ontdekken. Wel heeft hij tegen deze voorstellen ver schillende ernstige bezwaren: le. In de „Globale Berekening" wordt het verlies aan Gem. Ink. Bel. berekend op 182.000.—. Het moge waar zijn, dat de Gem. Ink. Bel. van 't jaar 1929/'30 bruto 182.000 oplevert, en dat de kwade posten niet meer dan 10.000 zullen beloopen. Volgt dan hieruit, dat we wegens op heffing der Gem. Ink. Bel. deze 172.000 gulden in de toekomst uit andere bron nen moeten binnenhalen? Dat de G.I.B. over 1929/'30 netto in totaal 172.000 opbrengt is volgens B. en W. zelve een zeer toevallige omstan digheid. Wij hebben slechts met de raming te maken. De opbrengst der G.I.B. raamden B. en W. in de ontwerpbegrooting 1930 op 165.000, de kwade posten op pl.m. 14.500, zoodat aan G.I.B. netto door B. en W. is geraamd pl.m. 150.500 en niet 172.000. Het meerdere thans aan genomen ten bedrage van 21.500 heb ben de belastingbetalers in Waalwijk teveel moeten betalen aan G.I.B. 1929 1930. En nu gaan B. en W. probeeren de zen Raad te doen besluiten de jaarlijk sche heffingen op grond van de nieuwe regeling 21.500 hooger te maken, dan ook naar hunne eigen meening, noodig Tenslotte komt spr. tot de conclusie: Wij behoeven niet 172.000 maar slechts 150.500 verlies aan G.I.B. door de nieuwe heffingen te dekken. Hoe onlogisch het door B. en W. ge volgde systeem is, wordt bovendien duidelijk gedemonstreerd door het feit, dat de opbrengst der kohieren G.I.B., die bij de behandeling der Ontwerp- Begrooting in November 1929 reeds pl.m. 181.000 bedroeg, niet is geste tot 182.000, zooals B. en W. blijkbaar meenen, maar tot pl.m. 193.500. Ik begrijp dan ook niet „dit verlies van i93.500 (dat thans vaststaat) willen dekken uit de toekomstige hef fingen. Ernstig bezwaar heeft hij verder tegen de raming van de opbrengst der Gemeentefondsbelasting in onze ge meente op 85.000. B. en W. ramen die opbrengst op rond 86423, volgens opgemaakte proefkohieren. Volgens een onlangs in De Echo van het Zuiden verschenen artikel, zou die opbrengst der Fondsbelasting voor on ze gemeente bij rangschikking in de eerste klasse echter minstens ƒ98.000 bedragen. Een verschil tusschen beide uitkomsten der proefkohieren van pl. m. 12.000 komt mij niet gering voor. Ik heb alle reden, om het in de Echo genoemde bedrag van 98.000 als juist aan te nemen. Ik ben daarom van meening, dat wij de opbrengst der fondsbelasting veilig op 95.000 kunnen en moeten aanne men. Ernstig bezwaar heeft hij verder tegen de door B. en W. voorgestelde heffing van de Personeele Belasting. Ook van arbeiderszijde, getuige de lstens. Het voorstel tot heffing van adressen van de R.K. Bossche Diocesa- 50 opcenten op de hoofdsom der ver mogensbelasting. 2e. Een tweede lichtpunt is het voor stel tot indeeling onzer Gemeente in de eerste Klasse voor de Fondsbelasting. Ook over dit voorstel ben ik verheugd, al moet mij dan ook de opmerking van het hart, dat B. W. wel zeer laat tot het inzicht komen, dat aftrek van 799 voor noodzakelijk levensonderhoud voor een gehuwde geenszins te hoog is. Als thans onze Gemeente voor de Fondsbelasting in de 2de klasse zou worden gerangschikt, zouden pl.m. 250 belastingplichtigen, die hij de indeelng in de le klasse vrij worden, aan hoofd som in de Fondsbelasting tezamen slechts pl.m. 375.— moeten betalen. Voor mij is het de vraag of deze minstbedeelden niet meer belang had den bij indeeling onzer gemeente in de 2e klasse voor de Fondsbelasting, met verlaging van Personeele Belasting. 3de. Een klein lichtpuntje ontdek ik verder nog.jn het voorstel van B. W. tot rangschkking van v.m. Baardwijk en v.m. Besoijen voor de Personeele Belasting in dezelfde klasse als Oud- Waalwijk. Een nagekomen lichtpunt ontdek ik nog in het feit, dat B. en W. na het uit brengen van hun prae-advies van 16 Mei tot het inzicht gekomen zijn, dat een billijke verdeeling der lasten eischt dat onze Gemeente voor de Pers. Bel. in een hoogere dan de 6e klasse wordt gerangschikt. Een woord van critiek op de wijze, en W. tot betere gedachten evenwel niet mis- waarop B. kwamen lijkt plaatst. In hun prae-advies van 16 Mei 1930 verklaren B. en W„ dat in onze ge meente niet zoodanige toestanden zijn, dat op grond daarvan wijziging in de heffing van de Pers. Bel. gemotiveerd 1 nen Werkliedenbond en van het Be stuur van de plaatselijke R.K. Werk liedenbond, heeft men zeer wel gevoeld, dat juist de Personeele Belasting voor hen van overwegend belang is, dat dit voor hen de spil is, waarom bij de nieuwe regeling alles draait. Indien de Personeele Belasting voor de min-ge- goede, waartoe naast de arbeiders ook de kleine middenstanders behooren, niet behoorlijk geregeld wordt, zoodat zij een belangrijke ontlasting van den voor hen te zwaren belastingdruk krij gen, dan is alles wat verder gebeurt maar lapwerk. Allereerst is het volkomen onlogisch, om de 27 opcenten van de Provincie in de heffing door de gemeente te betrek ken, aangezien de Provincie het bedrag van pl.m. 7670.—, dat zij over 1930 en vorige jaren van onze ingezetenen hief, niet plotseling kan missen en dus op andere wijze gaat binnenhalen en wel b.v. door verhooging van opcenten op de Rijksinkomstenbelasting. Verder hen ik van oordeel, dat de Pers. belasting nog aanzienlijk kan worden verlaagd. Voor die verlaging kan het boven becijferde bedrag van 21.500 worden benut. Ik stel den Raad dus voor: a. de 27 opcenten vroeger geheven door de Provincie niet over te nemen. b. de geheele gemeente te brengen in de 4e klasse. c. op alle aanslagen in de pers. bel. 30 opcenten te heffen. d. op de grondslagen paarden en motorrijtuigen 80 opcenten extra te heffen, of de tarieven voor dezen grond" slag met 60 pet. te verhoogen en daar na op dit verhoogde tarief 30 opcenten te heffen, (dit ligt in de lijn van het voorstel van B. en W.). A. Wij krijgen dan de volgende op stelling De Echo van het Zuiden Gemeenteraad Deze di geving aangenomen. n mij

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1930 | | pagina 11