Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. aa iren, li in. ROODE ROZEfi. f f 8 1 JIGDTOfiRABAHD •WAALWIJK f E i L L T O li HEEREN BAAI -j4 ten J ter use oud 2ü: H. E.i :htg. i- Cl - rijn er ■htg. var; w* A oud VpMMER 56. ZATERDAG 12 JULI 1930. 53e JAARGANG. iymnas ie W,( ergadei >etcnin| etitie ak. Lieden rmarkti 25 ve.; :te rund» ïre kaïvit jen, 7 bi| 34-51 3 ct., 46-4! 55-; r vee; n f 145- en f 11(, 60, fokt ïucht.rt -400. ggenfij aanvoer handel t was de; koe ginj n een ouwen ig van rgenü JjKtN iDRUÜKCi LTËLEN. Dit blad VBMwhSni WOENSDAG ma SATERDAG. Brieven, Ingesonden ■tukken, geUtaB, «aft. franco te aenden aan dam TJitaevai. Abonnementeprfla per S maanCen 1J25. franco per poat door bot geheete rflk 1,49. SÏTGAVll WAALWIJK0UHE STOOMDBFKXEBIJ ANTOON TIELEN. T«l«foon M«. SS. T«U*r.-Adre*n SCHO. Fife des Adresrtantiïa 20 east par regel; mlnJanu» f IM. B» contract flink rabat. Badamaa 40 cent par rageL Advertemtdin moeten Woaaedag aa Vridag ém morgen* can aitarllk i «g in oaa baalt «|n. blad d op: door nt in i. ge- racht is van I lus biad- it 318 alle 5 ikkerij wÊT-i V Ij K. Juli ur ten een ach- der e ver 3ouw- n op g bij f 2.- dit nummer bestaat Mm DRIE BLADEN. EERSTE BLAD. Een nieuw belangrijk Instituut voor het Zuiden. Aan de .Tijd" ontkenen wij het volgende artikel Voor de ontwikkeling van industrie en handel in het Zuiden is de aanzet lot een nieuwe vlucht genomen. In Tilburg is een Economisch-Instituut opgericht. De plaatsing der R.K. Handelshooge school midden in het industrieele Zuiden bracht vanzelf mede, dat vooral ook voor industrieele kringen deze in October 1927 geopende school voor hooger handelsonderwijs een roeping zou kunnen vervullen. Speciale vakken als technische scheikunde, warenkennis en psychotechniek zijn met het oog daarop reeds van den aanvang in het leerprogram opgenomen. De toekomst zou destijds natuurlijk nog moeten leeren, of en in hoever dat program wijziging en aanvulling zou ondergaan ook hier heeft de ondervinding den juisten weg getoond. In Limburg en NoordBrabant is, naast den landbouw, de industrie de voornaamste bron der volkswelvaart. Wil de Zuid—Nederlandsche industrie zich handhaven, wil zij het hoofd bieden aan buitenlandsche mededin- ging, dan is in de eerste plaats noodig, dat zij werkt naar wetenschappelijke methoden. Reeds bij de opening der Ttlburgsche Handelshoogeschool maak te de Minister van Onderwijs de op merking, dat het juister geweest ware haar te doopen als Bedrijfs—Hooge- school. Niet immers voor den handel alleen, doch voor het bedrijfsleven In zijn vollen omvang zal zij wetenschap pelljk onderlegde leiders hebben te kweeken, aan wie de administratieve en commercieele leiding met vertrou wen in handen kan worden gegeven. Indien wij al de ontwikkeling en den bloei der industrie van Tilburg en andere nijverheidscentra in 't Zuiden danken aan een reeds sinds eeuwen gecultiveerden industrieelen zin en energie der ondernemers en in niet mindere mate aan een arbeidzame en vakkundige arbeidersbevolking, zoodat, dank zij die eigenschappen, deze nij ver heid hare positie door de moeieiijk- heden van het laatste decennium heen heeft kunnen handhaven, toch wordt het met den dag duidelijker, dat andere tijden nieuwe en hoogere eischen gaan stellen. Dit heeft de voorzitter der Tilburgsche Kamer van Koophandel zijn rede van 1928 duidelijk in het licht gesteld. De verbreking aldus mr. F. van Spaendonck van het economische evenwicht door den oor- log en de daardoor veroorzaakte uit schakeling van voorheen koopkrachtige markten, een groeiend streven in de meeste industrielanden tot wering van den concurrent op eigen terrein, 't zijn alle factoren, die de Brabantsche nijverheid voor belangrijke en wellicht grootere moeilijkheden hebben geplaatst dan het meerendeel onzer Neder landsche mouslriebearijven. Willen wij die moeilpheden te boven komen, dan zullen ook die middelen moeten worden aangewend, welke de nieuwe tijd voor het economisch herstel biedt. Naast onveiflauwden ondernemings geest, zullen meerdere wetenschappe lijke vorming, beter bedrijfsbeheer, dat zich niet meer uitsluitend tevreden stelt met de richting, welke de practp aan wijst, grondiger en uitgebreider vraag stukken, die groot industrie en groot handel beïnvloeden, zij zullen in de toekomst meer dan voorheen steun moeten geven in den steeds feller wordenden concurrentiestrijd op de wereldmarkt. In dankbare erkenning van hetgeen onze voorouders hebben opgebouwd met waardeering van hun in de school der praktijk verkregen vakkennis in commercieele vorming, zal toch de fabrikant en de koopman der toekomst het ingewikkelde bedrijfs leven beter leeren begrijpen en het althans binnen bet kader zper onder neming beter kunnen beheerschen, indien hij, verder gaande dan zij deden, zijn geestelpe uitrusting weet te verrijken, met breeder ontwikkeling, met den schat van kennis, die hooger wetenschappelijke vorming hem geven kan. Gelukkig echter worden de tee kenen van den tijd ook in 't indus trieele Zuiden meer en meer verstaan, begint ook de oveUuiging door te dringen, dat rnaterieele vooruitgang alleen dan het best gewaarborgd is, indien hij wordt geleid door mannen, die aan practische kennis en commer cieel inzicht verbinden het bezit van wetenschap. Na een aantal voorbereidende be sprekingen met vooraanstaande indu strieelen, waarbij de wenschelpheid der oprichting van een research instituut met medewerking der R K. Handelshoogeschool duidelijk werd, is reeds in den zomer van verleden jaar tot stichting van een Economisch— Technologisch Instituut besloten en een commissie benoemd, die zich met de verdere uitwerking er plannen zou belasten. Van dfczé in .'t.we instelling. van „De Echo van het Zuiden." MMracHAPPy van verzekering op het leven s be uwen schap URG door HEDWIG COURTHS-MAHLER. 56. Zij bemerkte niet, dat Henning ver bleekte. Ook graaf Rainer zag het niet. Ofschoon de ziekte van den mi nister hem smartte, toch had hij een gevoel alsof Josta's scheiding van z'n broeder haar voor iets ergs bewaarde. „Over 2 uren kan je vertrekken, Josta. Natuurlijk zal ik je vergezellen, "ij, Henning, bent hier geheel thuis neemt het ons niet kwalijk, wan eer wij je een tijdje in Gerlinde's ge- lelschap laten?" Henning was niet in staat om te antwoorden. Hij had een gevoel, alsof hij alleen in het donker achterbleef. Hij werd bleek en perste zijn lippen opeen in wanhoop, dat Josta Ram berg zoo plotseling ging verlaten. Nu moest hij, meende hij, iets onzinnigs doen om haar terug te houden. Josta lette nergens op. Zij haastte zich naar haar kamers om zich reis vaardig te maken; Rainer trok zich terug om iets met Heilmann te he spreken. Zoo bleven Henning en Gerlinde al- achter. Na een lange stiite zei ree Gerlinde, als wilde zij zich zelf moed inspreken: „Het kan maar een paar dagen du ren, neef, zoolang zullen wij het sa men wel uithouden". Graaf Henning schrok uit zijn ge dachten op. Met starende oogen sta melde hij een verontschuldiging en verliet snel de kamer. Gerlinde keek hem somber na. „Als ik van Josta zoo zeker was als van hem, dan zou die scheiding mij niets hinderen", dacht zij. Twee uur later vertrok graaf Rai ner met zijn gemalin. Graaf Henning en gravin Gerlinde waren hij het diner alleen en zeiden een paar onverschillige woorden tot elkaar. Dadelijk na het eten veront schuldigde Henning zich wegens hoofdpijn en trok zich op zijn kamers terug. Hij had slechts met moeite eenige happen kunnen eten, zijn keel was hem als dichtgesnoerd. Gravin Gerlinde vond de gelegen heid nu gunstig om weer eens het geheime vak na te kijken. Langzaam en met zachte schreden betrad zij Josta's boudoir. Wederom, zooals zoo dikwijls, opende zij het vak en keek erin het was leeg, geheel leeg. Ge- ergerd beet zij zich op de lippen en haar oogen boorden zich in de geslo ten lade, waar zij Josta's dagboek wist. Als zij die eens kon openen. Met een zucht drukte zij het geheime vak weer dicht. Op hetzelfde oogenblik trad graaf Henning van achter de portière, die het vertrek van het an dere scheidde, te voorschijn. Het ver langen naar Josta, het vurige verlan gen, tenminste de lucht in te ademen die nauwe relaties met de R.K. Han delshoogeschool zal onderhouden en in haar gebouw gehuisvest zal zijn, hebben wij dezer dagen reeds de be- stuurderen genoemd. Het zijn de heerenDr. van Beurden, O.Pr., voorzitter van den R.K. Algemeenen Middenstands—Bedrijfsraad.Heeswljk; H. M. J. Blomjous, woilenstoffenfabri- kant, lid van de Eerste Kamer der Staten—Generaal, Tilburgir. M. C. E. Bongaerts, Oud—Minister van Water staat, lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, 's GravenhageMgr. prof. dr. Th. Goossens, rector magni ficus der R.K. Handelshoogeschool, Tilburgmr. dr. A. van Rijckevorsel, Commissaris der Koningin, 's-Herto- genbosch; prof. dr. j. Schmutzer, hoogleeraar aan de Universiteit te UtrechtCh. Stulemeijer, president- commissaris der N.V. Hollandsche Kunstzijde Industrie, Breda. Vermoedelijk zal het nieuwe Instituut in het najaar als wetenschappelijke centrale voor de steeds in beteekenis toenemende nijverheid in Noord- Brabant en Limburg gaan function- neeren. Niet alleen research werk op technologisch gebied, doch ook op economisch gebied zal derhalve wor den verricht. De bedoeling is binnen het algemeene raam van het instituut bepaalde nijverheidstakken tot voor werp van studie te maken. Begonnen zal worden met de textielnijverheid en geheel, in het bijzonder de wol—in dustrie, terwijl later zullen voigen schoen- en lederindustrie, metaalnijver heid enz. Ongetwijfeld zullen de des betreffende industrieën ook haarfinan- cieele medewerking verleenen voorde studiën en onderzoekingen, wier resul taten voor haar van zooveel beteekenis kunnen zijn. Dit bleek nog bij de N.V. Electro—chemische industrie te Roer mond een der Van de Lande— fabrieken waar een voor Nederland geheel nieuwe nijverheid onder leiding van een huidigen leeraar der Handels hoogeschool werd opgericht en wel het bereiden van chemische producten Ik vergeet verdriet en 20rgen, En mijn dobbertje zelfs ook. Als ik, aan den kont van 't water, 'n Pijpje DOUWE EGBERTS rook.. 2èlfs de viseftjes in den vijver Komen aan Het oppervlak; Ruik eensDat is DOUWE EGBERTS! Heerlijk! Wat een pracht tabak. verschaft U welken van genet. die zij anders inademde, had hem hierheen gedreven, zonder het gering- ste vermoeden, dat Gerlinde zich hier zon bevinden. Gravin Gerlinde verloor een oogen blik haar bezinning. Zij wist niet, of Henning gezien had, dat zij het vak had geopend. Maar Henning had de geheime lade niet gezien, hij had slechts bemerkt, dat Gerlinde iets aan de schrijftafel deed en haar te genwoordigheid alleen al was hem ten hoogste onaangenaam. Een oogenblik stonden zij sprake loos tegenover elkaar. De gravin be- heerschte zich het eerst. „Nu neef, is de hoofdpijn over? Ik zoek hier naar een boek dat Josta en ik samen zijn begonnen te lezen. In de bibliotheek kan ik 't niet vinden. Nu dacht ik, dat Josta het hierheen kon hebben meegenomen. Maar ik zie het niet." Ofschoon zij deze woorden op ar- geloozen toön sprak, kon Henning een gevoel van wantrouwen niet over winnen. Al wist hij ook niet, wat zij bij de schrijftafel gedaan had, klonk er in haar woorden een schrik. Hij besloot Josta te waarschuwen. Een of andere verklaring voor zijn binnen dringen in haar kamers zou hij iieht kunnen vinden. „Mag ik je helpen zoeken? Mis schien is het boek toch in de bibli otheek." „Neen, neen, dank je, ik wil je niet storen." „Mij storen? Ik wilde naar Rainer's studeerkamer gaan en nam den kort- sten weg door Josta's kamers. In Rai ner's studeerkamer is de huisapo- met behulp van electrische energie. Indien wij wel zijn ingelicht werden tot directeuren van het nieuwe Instituut, dat de betrekkingen van economie en techniek zal nasporen, aangezocht de heeren prof. H. A. Kaag en Lector Dr. Ir. H. Gelissen, Eerstgenoemde is hoogleeraar in de economie aan de Handelshoogeschool, waar hij zich als een der bekwaamste docenten deed kennen. Dr. Ir. Gelissen was voorheen hoofd assistent voor chemische technologie aan de Technische Hoogeschool te Delft, later bedrijfs—directeur van verscheidene industrieele ondernemin gen, o.a. van de Electr. Stroom—ver theek. Ik wilde een middel tegen mijn hoofdpijn halen," zeide hij haastig. Gravin Gerlinde wist, dat dit een uitvlucht was. Zij vermoedde, waar om Henning deze kamers had opge zocht, maar liet niets blijken. „Dan houd ik je niet langer op, Henning. Ik moet nu naar huis om me te verkleeden voor een tochtje naar Rittberg. Dat is misschien pret tiger dan wanneer ik ga lezen. Heb je wellicht lust om mee te gaan? Ik geloof dat het je hoofdpijn goed zal doen." „Als je het goed vindt. „Ja zeker, Henning. Je wilt wel even laten inspannen? En over een uur haal je mij dan af." „Graag." „Tot straks dan." i Zij verlieten Josta's boudoir in ver- j schillende richting. Döor het venster in Rainer's kamer zag Henning de gravin over den grintweg door het park naar huis terugkeeren. Toen keerde hij snel naar het boudoir te rug. Daar ging hij voor de schrijftafel zitten om te zien wat Gerlinde er had gezocht. Maar hij vond niets en zuch tend keerde hij zich om en ging de kamer op en neer. Nu en dan streek hij liefkozend over een of ander voor werp. Toen bleef hij voor den divan staan, waarop een zijden kussen lag. Of Josta dit kussen wel eens gebruik te en haar hoofdje er tegen legde? Hij zonk plotseling kreunend op den divan neer en drukte zijn gezicht in het kussen. Zoo lag hij langen tijd, ten prooi aan de tegenstrijdigste ge voelens: hij verlangde naar Josta, ter wijl hij zich heftige verwijten maakte over zijn gedrag tegenover zijn broe der. Graaf Rainer en zijn jonge vrouw waren in de residentie aangekomen en hadden zich onverwijld naar het Freulekasteeltje begeven, waar zij den Minister in zeer bedenkelijken toe stand aantroffen. Josta schrok van het van koorts gloeiende gezicht van haar vader. Zij verweet zichzelf, dat zij in den laat steen tijd zoo weinig aan hem gedacht had en zonder acht te slaan op de woorden van haar echtgenoot en tante Maria, verklaarde zij, hem zelf te wil len verplegen en niet van zijn bed te wijken, voor hij weer beter zou zijn. Dus moest graaf Rainer dien avond alleen naar Ramberg terugkeeren. Josta bleef bij haar zieken vader. In de weinige rustige oogenblikken die deze had, zag hij haar met een kal- men glimlach aan. „Ik heb het hevig te pakken, Josta- lief", zei hij, „maar heb geen zorg, 't zal wel overgaan." Doch de artsen verborgen haar niet dat er groot gevaar was. En reeds den volgenden nacht moest Rainer geroepen worden. De toestand was nog bedenkelijker ge worden. De hertog bevond zich met zijn ge malin en den kroonprins op zijn jachtslot Wilnau, en liet zich iederen dag eenige malen bericht zenden over den toestand van zijn minister. Wordt vervolgd. tdig De Echo van het Zuiden, Waalwybscbe en Langstraatscbe Courant, I ijffi Cling* Doorenba» ECHTE FRIESCHE 20*50CT. PER ONS

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1930 | | pagina 1