ONTERFD
Él
Den Bosch-Tilburg
KAREL DE MOL.
K.
Voor.
MOL is dichterbii
en gesorteerd.
FEUILLETON
Winkelnieuws.
UH
i
i
V
I
46. Zaterdag 6 Jnni '31. 54e Jrg,
TWEEDE BLAD.
Zij, die zich met ingang van
Juli op dit blad abonneeren,
iiitvangen de tot daartoe ver
enende nummers GRATIS,
Schetsen over Waalwijk en
Omstreken.
De legende van Nijenrode.
door
j. van der Hammen Nicz.
II.
Het was in het jaar onzes Heeren
!§0: het hartje der Middeleeuwen.
5e kruistochten waren in vollen gang
ii ieder rechtgeaard Christen, hetzij
aielman of onvrije, rekende het
iich tot een duren plicht het zwaard
if te vatten tegen de Halve Maan, te
gen de overweldigers van het Heiligt
Land, waar Christus eenmaal zege-
itnd had rondgewandeld, had gele-
hn en gestreden en eindelijk tot heil
Ier menschheid den marteldood des
rnises had ondergaan.
Het kasteel Nijenrode, gelijk we ge
ien hebben, even buiten Doeveren,
Oudheusdensch grondgebied
staande, prijkte toenmaals in zijn
tollen luister, voorzien als het was
san ruime zalen en sterke torens, en
rnringd door breede, diepe grachten
m in de onmiddelijke nabijheid der
lestijds breede Maas, die later af-
iaalde tot de minder aanzienlijke be-
laming van Oude Maasje.
Daar leefden Diederick van Nijen-
'ode en zijne gade Mathilde, vertrou
welijk Maehteld. genoemd, in onge
stoord huwelijksgeluk. Reeds zeven
jaren geleden waren zij door innige
liefdesbanden aan elkander verbon
den en de eenige schaduw, die op hun
yluk viel, was) dat zij tot nog toe niet
met huwelijksspruiten waren geze
gend.
Ook binnen de wanden van Nijen-
iode deed zich de krijgstrompet hoo-
:ei, die opriep ten heiligen strijd. Als
(en rechtgeaard edelman, brandend
ran een heilig vuur om den „heiligen
grond" in het verre Oosten aan de
macht der ongeloovigen te ont
rukken, besloot Diederick aanstonds
zich tot den strijd aan te gorden.
3Iachteld wilde hem echter niet alleen
laten vertrekken:
,01" sprak zij, „waar gij henen trekt,
„Ga ik ook, liefste mijnl"
Hiervan wil Diederick echter niets
weten. Hij houdt haar de gevaren
voor oogen, die haar daar te wachten
staan; hij beduidt haar, dat zij te
huis, voor haren echtgenoot biddende,
van „De Echo van het Zuiden".
Uit het Engelsch
van
DOLF WYLLARDE.
21.
Zij ging met gebogen hoofd, zon
der groet en zonder verder een woord.
Schoorvoetend liep ze het erf op naar
den stal, waar haar pony rustig op
djn meesteres wachtte. Ze leidde het
dier langs de veranda, waar dr. Meil
let stond. De oude geneesheer slaakte
een zucht van verlichting, toen hij 't
meisje, dat wel bezeten scheen door
haar onbeheerschte natuur, in het
duister zag verdwijnen.
Toen keerde hij naar de ziekenka
mer terug en zette zich naast het bed
voor een eenzame en geduldige nacht
wake.
HOOFDSTUK IX.
Het is heerlijk, om weer tot het
leven terug te keeren!
Frissche lucht en zonneschijn
altyd goed, vooral als men pas
mek geweest is, antwoordde dokter
MeiU^t, terwijl hlij zijn vriendelijke
oogen vestigde op het magere lichaam
etl de diep in hun kassen liggende
"ogen van Digby Harrel.
De koorts had den jongen Engelsch-
man zoo aangegrepen, dat hij bijna
e zwak was om alleen op zijn beenen
staan. Zijn gebruind gezicht was
'ugevallen en had een vale, bleeke
kleiir gekregen en zijn handen waren
Mols aanbiedingen verdienen
In elk opzicht Uw belangstelling,
Omdat zij steeds het beste bieden
Voor den laagsten prijs.
Mol.
nuttig werkzaam kan zijn. Na lang
aarzelen geeft zij toe en besluit op 't
slot te blijven.
Den slot- of burgvoogd Wulfert
wordt de eervolle opdracht gedaan
baar, bij afwezigheid van haren echt
vriend, tot schuts en hulpe te zijn.
De slotvoogd is echter een man
van een laag karakter. Van nu af
aan beproeft hij, nu eens door ge
veinsde liefdesbetuigingen, dan we
der door bedreigingen, Machtelds hart
van Diederick af te trekken en te ver
vreemden. Zij blijft evenwel onver
murwbaar. Woedend over zijn ver
geef sche pogingen om de liefde der
verlaten vrouw te winnen, zint hij op
wraak en grijnst in zich zei ven
Weldra is Maehteld mijn,
Ten spijt van al haar dwaas geklap,
Of 'k zal geen Wulfert zijnl
Intusschen is heer Diederick, on
der de krijgsbanier van Heusden,
naar het „Heilige Land" opgetogen.
Wonderen van dapperheid verricht
hij daar, en tientallen bij tientallen
Saraceenen doet hij in het stof bijten.
Onder anderen velt hij ook neer den
oudsten zoon van Abdullah, een vij
andelijk legerhoofd. Geen wonder, dat
Abdallah, des jongelings vader, op
list zint zich van Diederick meester
te maken. De list gelukt en Diederick
wordt gevangen genomen:
„Hal" raast hij, „christenhondzijt gij
„Toch eindlijk in mijn macht'l
„Hebt gij m'n dierbaar kind vermoord,
„Hebt gij mijn zoon geslachtl
„Ovoel nu ook wat vaderwraak
„Om vaderleed vermag:
„Zweept, slavenhem ten arbeid
voort
„Striemt hem den ganschen dag;
„Trekke hij het kouter als een dier,
„Ploege hij hel hardste land,
„En dat de felle middagzon
„Zijn naakte huid verbrand'
„Terg hem door honger; dat
van dorst
„Hij brandende versmacht'
„De grond slechts zij zijn legerstee:
„Hij heeft mijn zoon geslachtl
„Gunt hem geen slaap, maar
foltert hem,
Doch langzaam leev' hij voort,
„Om steeds te sterven; vloek
zij hem
„Hij heeft mijn kind vermoord
Lang duurt het, eer de tijding van
Diedericks gevangenschap en van zij
ne folteringen het land van Heusden
bereikt. Eindelijk komt zij toch: het
gerucht van Diedericks ellendig be
staan bereikt ook het oor van Maeh
teld. Als een donderslag treft haar
het wreede bericht, want, ondanks
velerlei booze bezoekingen, waaraan
vermagerd.
Drie weken waren voorbij gegaan,
sedert de dokter naar L'Opale was
gekomen, zoodra het bericht van Har-
rel's ziekte hem had bereikt, en hij
had zijn jongen vriend om zoo te
zeggen, dag en nacht met de grootste
toewijding verzorgd. En wanneer hij
zelf niet aanwezig kon zijn, omdat
ook andere zieken zijn hulp niet kon
den missen, had een broeder uit het
klooster zijn plaats ingenomen.
Harrel had groote sympathie opge
vat voor zijn vriendelijke verzorgers,
en omgekeerd hadden broeder Laza
rus en broeder Dominicus hem menig
maal hun genegenheid laten blijken.
Hij beweerde vaak dat ze hem schan
delijk verwenden! Broeder Lazarus
speelde schaak met hem en broeder
Dominicus liet zijn unieke verzame
ling vlinders zien of vertelde vol
geestdrift van het leven der insecten.
De monniken verrichtten alle huise
lijke bezigheden, zooals zij het ook in
het klooster deden, en toen Harrel
eindelijk zóóver was hersteld, dat hij
op de veranda mocht zitten, merkte
hij, dat nergens een spoor van wan
orde heerschte.
Als u en de broeders er niet wa
ren geweest, geloof ik niet, dat ik dit
alles weer zou hebben gezien, zei
Harrel, met een dankbaren blik kij
kend naar den tuin vanuit zijn lig
stoel.
Met de bloemen hebben ze won
deren verricht. Broeder Dominicus
had mij wel verteld, dat hij be
schouwd werd als een bekwaam tuin
man, maar nu pas merk ik, hoe be
kwaam hij is! Het was overigens een
heele geruststelling voor mij om te
weten, dat de broeders het huis en
den tuin voor mij in orde hielden.
De zwarte arbeiders zijn weer
zij heeft blootgestaan, is zij haren
echtgenoot .getrouw gebleven. De
burgvoogd Wulfert echter grijnslacht
en meent dat nog nimmer de kans om
Maehteld te verleiden, zoo schoon
heeft gestaan als nu. Met zoete, ver
leidelijke woorden en blikken zoekt
hij zich van haar hart meester te ma
ken, wil haar genaken en met zich
medevoeren. Zij ontwringt zich aan
zijne aanraking, stoot hem van zich
af en weet de vlucht te nemen. Waar
heen? Waar anders heen dan naar
het „Heilige Land"!
III.
In de Middeleeuwen en wel be
paaldelijk tijdens de kruistochten, ge
beurde het vaak, dat vrome monni
ken zich in het leger der „ongeloovi
gen" waagden, om het leven van ar
me christen-gevangenen te redden.
Eenige maanden nadat Diederick
van Nijenrode door Abdallah was ge
vangen genomen, om den hardsten
arbeid voor hem te verrichten, waag
de een zoodanige „monnik", Hilarius
genaamd, zich in de nabijheid van
Abdallah's legertent. Hij zag daar
Died&rick's ellendigen toestand en een
innige begeerte wordt in hem gebo
ren, om den armen gevangene te be
vrijden. Maar hoe? Hij vraagt gehoor
bij Abdallah en biedt hem een los
prijs aan, maar het vijandelijk leger
hoofd is onvermurwbaar.
Onderwijl wordt de eenige zoon,
wien Abdallah is overgebleven, dood
ziek. Er schijnt geen redding meer
mogelijk te zijn; de vader is radeloos
van smart. Daar verschijnt ander
maal Hilarius, die van 's jongelings
ziekte niet onkundig is gebleven, voor
Abdallah's legertent. Hij biedt zijn
goede diensten aan, geeft voor, dat hij
vrij wel ervaren is in de geneeskunde,
wat ook de waarheid blijkt te zijn, en
wordt door Abdallah met open ar
men ontvangen.
„Wat verlangt ge van mij, als ge
mijn dierbaar kind weet te redden
vraagt Abdallah.
„De vrijheid van Diederick"is Hi
larius' antwoord.
Eenigen tijd strijden liefde en
SEO
teruggekomen, vertelde dokter Meil-
let. En het leek ons beter om den
oogst maar niet in het wilde weg te
laten groeien. Maar het huisperso
neel heb ik niet meer aangenomen,
omdat ik dacht, dat je een verande
ring wel aardig zoudt vinden.
Zoo gauw mogelijk gaan zij er
allemaal uit. Maar ik heb er al een»
over gedacht om een poosje vacantie
te nemen en naar Engeland te gaan
dat wil zeggen, wanneer ik een
geschikten plaatsvervanger kan krij
gen.
ik ken iemand, die mij buiten
gewoon geschikt lijkt, zei de dokter.
Ik weet wel, dat het oog van den
meester het paard vet maakt, maar
de man, die ik op het oog heb, heeft
een vrij goede opvoeding genoten, is
ijverig en eerlijk als goud. Ik geloof
ook, dat een reis naar Engeland je
goed zou doen.
Morrence, die vriend van mij,
die hier gelogeerd was, voor ik ziek
werd, heeft er allang op aangedron
gen. Maar in den toestand waarin ik
nu ben, zou ik niet graag op reis
gaan.
Maar als je bent aangesterkt,
dan zou het je heel goed doen. Als je
het prettig vindt, wil ik graag gere
geld op l'Opale komen en je op "He
hoogte houden hoe het met alles
staat.
Natuurlijk zou ik dat prettig
vindenu bent werkelijk méér
dan goed voor me, dokter! Maar tus-
schen haakjes: hebt u er eenig idee
van wie dien Obeah-man geld gege
ven heeft om mij met spuitwater-
flesschen en bamboestokken te be
stoken? Hebt u eenig vermoeden?
Jij soms niet?, vroeg dokter
Meillet, die het verhaal over de
Obeah al eerder van zyn patiënt te
wraak in het gemoed van Abdallah:
de liefde echter overwint en Hilarius
krijgt een bevestigend antwoord.
Nu zendt de vrome „monnik" een
vurig gebed ten hemel en smeekt den
Almachtige om bystand in het werk,
dat hij zal ondernemen. Hij onder
zoekt den zieken jongeling, doet hem
een gevaarlijke operatie ondergaan,
en smaakt de innige vreugde, dat
de knaap herstelt.
Groot zijn de dankbaarheid en de
vreugde van Abdallah. Dadelijk wordt
Diederick vrijgelaten, die den mensch-
lievenden „monnik" innig dankt voor
zijne goedheid:
„Zeg mij ('k ben rijk in Nederland),
„Hoe ik uw dienst beloon',
„En wete, hoe ik dankbaar mij,
„Voor zooveel goeds betoon'
De „monnik" sprak: „dank God
alleen
„Niet mij, zijn armen knecht;
„Maar wilt gij, dat ik U geloof
„En bouwe op 't geen gij zegt:
„Wees dan ook, op uw beurt, de hulp
„Der kranken, en de raad
Der weduwe; wees menschenvriend
„En toon dit met de daad.
„Zweer mij dit op het heilig kruis,
Bij ridderplicht en eer\
„Zweer mij daai'op den duursten eed;
„Dien eed hoort God de Heer\
„Nog verg 'k een pand; 'k heb in
mijn schuts
„Een lief, aanvallig wicht:
,,'t Mist moederliefde en vaderzorg.
„Wilt gij dien dubb'len plicht
„Vervullen, riddert zweer mij dan
Den heil'gen manneneed.
„Maar wee zoo g'uw beloften schendt,
„En God en 't kind vergeet
Diederick zwoer den eed en nam
het wicht als aangenomen kind mede
naar het vaderland.
Voordat Diederick evenwel den
vaderlandschen bodem betreedt, is
Maehteld, die geruimen tijd geleden
het slot Nijenrode ontvluchtte voor
de belagingen van den slotvoogd Wul
fert, wedergekeerd. Hoewel de treu
rende vrouwe bleek en vermagerd 't
kasteel betreedt, ontvlamt toch we
der de oude drift in Wulfert's ge
moed. De wellusteling beproeft nog
maals en steeds dringender de liefde
der verlaten vrouw te winnen; maar
eindelijk begrijpende, dat alle moeite
daartoe vergeefsch is, besluit hij,
zoo mogelijk, lage wraak te nemen.
Intusschen is Diederick geland, en
de liefde tot Maehteld drijft hem
naar Nijenrode. Daar verneemt hij,
tot zijne groote ontsteltenis, van
Wulfert, dat zijne vrouw hem on
trouw is geworden; dat zij vóór ge-
ruimen tijd in stilte het kasteel ver
liet en nu pas is teruggekeerd. In
blinde drift jaagt Diederick zijne
echtgenoote ten kasteele uit en zendt
haar de grofste verwenschingen na.
Een oogenblik later meldt zich
iemand nan de slotpoort aan. Hét is
een moede „pelgrim", die om een
nachtverblijf schijnt te verzoeken;
maar Diederick wil niets van den
„pelgrim" weten. Men brengt hem
echter de boodschap, dat de wach
tende een goede bekende is en Hila
rius heet. Nu komt de burchtheer tot
bezinning en geeft bevel, dat men den
zwerveling dadelijk bij hem moet
brengen:
Daar is de vrome monnik reeds
In) kloosterlijk gewaad.
Zijn baard golft tot zijn middel neer,
De kap dekt zijn gelaat;
Doch Diedrick vliegt hem tegemoet,
Omarmt den vriend in nood,
Noemt hem Gods engel, toegeschikt
Tot redding van den dood.
„Ach\" zucht hij, „vader, achl
uw wensch
Helaasis niet vervuld,
„En 'k weet gewis het deel, dat g'in
„Mijn lijden nemen zult.
„Ik vond niet, wat ik zeker dacht
„Te vinden: echte trouw;
„Mathilde is diep gevallen: zij
„Weleer mijn lieve vrouw;
„Maar nu niet meer, want zij vergat
„Mijne eer, haar deugd en plicht.
„Hoel" sprak de monnik.... Zie
daar valt
Hem 't mom van 't aangezicht;
Voordeelige prijzengezellig winkelenprettige vakkundige bediening.
Koopen ls bl| ons een genoegen.
lederen middag en avond: RADIO CONCERT.
hooren had gekregen.
Eerlijk gezegd, dacht ik dade
lijk aan Dupigny en ik geloof, dat u
hem ook voor den schuldige houdt.
Maar als hij het werkelijk gedaan
heeft, vraag ik mij af, waarom hij 'n
jaar heeft gewacht.
Hij heeft waarschijnlijk lang en
breed zitten nadenken hoe hij zich
het best kon wreken en moet door
een of andere oorzaak plotseling aan
Obeah gedacht hebben. Heb je een
poos geleden niet een van je bedien
den ontslagen?
Ja, oude Jacob! Ik heb hem,
voor ik hem wegstuurde, eerst nog
kopje-onder geduwd in de.watertrog
van de paarden!, antwoordde Harrel,
flauw-glimlachend. Hij had Lucas
kwaad gedaan en ik vond het noo-
dig om hem een afstraffing te geven.
Dan geloof ik dat we niet langer
behoeven te zoeken, uit welken hoek
de wind waait. Wetende dat Dupigny
een wrok tegen je koesterde, heeft
Jacob hem waarschijnlijk voorge
steld, dat de planter den Obeah-man
geld moest geven.
Harrel's plan om eenigen tijd naar
Engeland te gaan, begon steeds vasr
ter vorm aan te nemen. Hij had be
hoefte aan het klimaat van zijn va
derland; hij voelde dat hij geen kracht
zou hebben om door te gaan met het
werk, dat hij eenmaal begonnen was
en waarmede hij zoo geen vermo
gen dan toch een ruim inkomen
hoopte te verdienen, als hij niet een
poosje er uit ging om de door zijn
ziekte geschokte krachten te herstel
len.
Hij begon voorbereidingen voor
zijn reis te treffen. De neger, die dok
ter Meillet hem had aanbevolen, was
in het bezit van uitstekende getuig
schriften. Hij had reeds eerder de
leiding van een plantage gehad en
had zijn werk tot volkomen tevreden
heid van den eigenaar verricht en
diens belangen trouw behartigd.
Morrence, die natuurlijk Har
rel's plan had vernomen, toonde zich
uiterst verheugd over het besluit van
zijn vriend en herinnerde hem aan
zijn belofte om een paar dagen in
Port Gragas te komen logeeren, voor
hij naar Engeland vertrok.
Harrel kon nauwelijks gelooven,
dat alles in zóó korten tijd geregeld
was. Dien middag vóór zijn vertrek
zat hij op zijn waranda. Zijn koffers
waren al gepakt, voor alles was ge
zorgd. Dokter Meillet had hem bijna
den heelen dag geholpen, maar was
in den loop van den middag bij een
zieke geroepen. Bij zijn vertrek had
hij Harrel aangeraden om vroeg naar
bed te gaan.
Je moet niet vergeten, dat je nog
steeds herstellende bent en je nog
niet te veel moogt vermoeien, had hij
hem vriendelijk gewaarschuwd.
Maar Harrel voelde zich al een
heeleboel sterker dan een paar we
ken geleden en vóór hij vertrok wilde
hij nog een rondgang maken over de
plantage, die hij nu voor langen tijd
in de hoede van vreemden moest ach
terlaten.
Toen het wat koeler werd begon hij
zijn wandeling en na een poosje be
vond hij zich op den landweg, die
tusschen zijn grondgebied en dat van
Dupigny liep en waar hij den zwarten
planter indertijd de welverdiende af
straffing had toegediend.
Wordt vervolgd.