Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
nodrdbpaband
December-Maand
KAREL DE MOL.
Winkelnieuws.
Voor.
FbUiLLblun
lÉ8tgJQj&
Deke n-M aand.
DIT NUMMER BESTAAT UIT
DRIE BLADEN.
UITGAVE:
WAALWIJKSCHE STOOMDRUKKERIJ ANTOON TIELEN.
Telefoon No. 38.
Telegr.-Adres: ECHO.
EERSTE BLAD
Het geweten.
Een moordenaar stellen we ons ge-
wooniqk voor als een boosaardig, maar
tevens ook min of meer beklagens
waardig wezen. Eerst als hl) zijn daad
heeft volbracht, beseft hij ten volle,
wat hij misdreef en heel zijn verdere
leven wordt hij gemarteld door de
wroeging, de knaging van het geweten.
Op den dag waant hij zich voortdurend
achtervolgd en in de stilte en donkerte
van den nacht doemt telkens de schim
van zijn slachtoffer voor hem op, hem
beangstigend en verontrustend.
Is dat inderdaad zoo? In sommige
gevallen misschien wel, n.l. als de
dader door een bijzondere genade nog
over een functionneerend geweten is
blijven beschikken. Sommige gewetens
echter knagen maar heel slapjes en
de boosdoener weet daar wel raad op
hij geeft dat geweten dan nog maar
wat zwaarder kost te verknauwen.
Daar in de buurt van Echt leeft
zoo'n moordenaar, een man, die met
een doodelijken haat bezield was tegen
al degenen, die het wagen durfden om
hem op .zijn" weg voor de voeten te
treden. Een argelooze, die zich daar
aan schuldig maakte, schoot hij neer
en zijn lijk stopte hij ergens in den
grond, als gold het cadaver van een
gestorven schurftig dier.
En het geweten?
Dat geweten verhinderde hem niet
om drie maanden later weer op de
loer te gaan liggen, uren achtereen,
wachtend op zijn slachtoffers, met het
kruit in het geweer. Om ze te dooden,
de argeloozen, te vermoorden.
Het geweten is een bruikbaar ap
paraat voor de braven, een signaal.
MOL trotseert concur
rentie
MOL brengt kwaliteit
Dit is een axioma
Een volslagen feit
MOL btifft goedkooper.
dat overgaat om te waarschuwen, als
we richting nemen naar het verkeerde
pad, maar het geweten is als een stuk-
kende wekker, wanneer de slechte
daad het mechanisme eenmaal heeft
ontzet.
Wie eenmaal gestolen heeft, blijft
een dief, zegt een hard spreekwoord
Het is niet volkomen waar, maar wel
is het juist, dat de slechte daad, eens
gepleegd, ons inzicht in wat goed is
en kwaad, zóó verdoezelt, dat we ge
makkelijk in het booze hervallen en
heel moeilijk het goede pad kunnen
weervinden.
Het geweten is een kostelijk bezit
des menschen, maar een broos bezit,
waar we o, zoo voorzichtig mee moe
ten omgaan. Het is als het signaal op
den onbewaakten overweg: zoolang
het goed functionneert, beschermt het
ons, maar is het stuk gemaakt, dan
wordt het tot een dubbel gevaar, om
dat we er ten onrechte op vertrouwen
Wie door verkeerde daden de stem
van zijn geweten trotseerde, zal later
dubbel bedrogen uitkomen, omdat hij
die stem niet meer hoort en dan blijft
voorthollen op den weg, die naar den
ondergang leidt, den verkeerden weg.
Zóó vergaat het degenen, die niet
reageeren, als het geweten haar eerste
waarschuwing laat hooren.
V Fijne MIJnheeren!
De socialisten in kritiek en achter
docht geschoold als de besten, wenden
hun talenten tegenwoordig niet het
minst tegen de eigen partijleiding
aan. Het dubbelhartige der S D A.P..
eesche politiek in vele zaken is einde
lijk tot het bewustzijn van de schran
derste „Bewusten" doorgedrongen
en onophoudelijk blazen de wachters
op den rooden toren alarm. Zo©
hebben ook eenige „partijgenooten"
de leiding verweten, dat zij er in
toestemde dat sommige S.D.A P.«ers
in het Nationaal Crisis.Comité zitting
nemen, nadat „Het Volk" eerst smalend
geschreven had over dit comité. dat
de arbeiders naar de „soeploods"
heette te drQven. Het is merkwaardig,
hoe de leiding zich tegen deze
obstructie „verdedigde".
Niemand minder dan Oudegeest, de
voorzitter der S.D.A.P. heeft in de
van „De Echo van het Zuiden".
18,43
socialistische pets het woord daatover
genomen. De sociaal democraten, zoo
schrijft deze mijnheer, hebben in het
comité zitting genomen, omdat zij dit
beschouwen, als uitbreiding van het
gevechtsterrein. Het geld dat het
comilé van de Regeering zal ontvangen
is „belastinggeld" en dit is „niet
veilig uitsluitend in handen van
burgerlpe vertegenwoordigers". De
Regeering heeft een plicht te vervullen
jegens de werkloozen en zegt de
h?er Oudegeest lltflijk het Crisis-
Comi wordt gevormd om zoo goed
mogelijk van dezen plicht af te komen.
Dit zal gelukken, als wij er niet in
zitten". Want „blijven wij er buiten,
dan komt de soeploods; gaan wij er
in, dan komt de soeploods niet". De
socialisten mogen „dit terrein (niet)
zonder slag of stoot aan den tegen
stander overlaten". En de clou van
deze verheven beschouwing ligt in de
volgende woorden„Niet in sensatie,
maar in doelbewust optreden tegen
de machinaties onzer tegenstanders
ligt onze kracht". Deze uitlatingen,
merkte terecht „de Avondpost" op,
zijn weinig minder dan schandelijk,
even schandelijk als hetgeen diezelfde
volksvertegenwoordiger onlangs schreef
over de inkomsten-vermindering der
leden van het Koninklijk Huis De
heeren hebben dus niet in het Natio
naal Crisis Comiié zitting genomen,
om er met andere -gelijkwaardige
mannen en vrouwen eendrachtig en
loyaal samen te werken aan leniging
van nood, neen, zQ zitten daar, in
hun belachelljken hoogheidswaan, als
Concurrentie moet er wezen concurrentie moet er zijn.
De koopers is het niet om het even want bij MOL willen ze zijn.
Voordeelige prijzengezellig winkelenprettige vakkundige bediening.
Koopen Is bl] ons een genoegen.
lederen middag en avond RADIO CONCERt!~|
gaanj
(Wordt vervolgd).
RUMMER 99
ZATERDAG 12 DECEMBER 1931.
54e JAARGANG.
iWaalwybscbe en Langstraatscbe
Dit blad verschijnt
WOENSDAG en ZATERDAG.
Brieven, Ingezonden stukken, gelden enz.
franco te zenden aan den Uitgever.
Abonnementsprijs per 3 maanden 1.25.
Franco p. post door 't geheele rijk 1.40.
'i
De Ziliierkoiiin!)
Uit het Engelsch van
ALFRED WILSON BARRETT.
(Nadruk verboden).
MAATSCHAPPy VAN VERZEKERING OP HET LEVEN
Prffs der Advertentiën
20 cent per regel; minimum 1.50.
Bij contract flink rabat.
Reclames 40 cent per regel.
Advertentiën moeten Woensdag en
Vrijdag des morgens om uiterlijk 9 uur
in ons bezit zijn.
33.
O, nu jok je, Jaikes, riep Cissy ver
ontwaardigd. Nu vertrekt de trein pas.
En je kunt de rook hier zien, vervolgde
ze, wijzend in de richting van het sta
tion, achter de boomen.
Niets was Jaikes op dat moment aan
genamer geweest dan dat de aarde zich
onder z(jn voeten had geopend en hem
verzwolgen had. Maar aangezien dat niet
gebeurde, bleef de oude Jaikes met neer
geslagen oogen voor moeder en dochter
staan, een toonbeeld van beschaamde,
onbeholpen verlegenheid.
Nelly liep op hem toe en dwong hem
haar aan te kijken.
Waarom bedrieg je mij toch? riep
ze hartstochtelijk, waarom zeg je me de
waarheid niet?
Ze wachtte op zijn antwoord, doch Jai
kes bleef zwijgen. Alleen zün oogen spra
ken een duidelijke taal.
Wie is die man toch? drong Nelly
aan. Je verbergt iets voor me Jaikes. Je
moet mij de waarheid zeggen.
Jaikes slikte een brok weg.
Ikik weet niet wat u bedoelt,
stotterde hij zenuwachtig.
Hoe kon die man ons dat geld zoo
geven, vervolgde Nelly opgewonden, en
wie stuurde dat geld uit Amerika? Ik
bezweer je Jaikes, dat ik voortaan wei
ger ook maar iets van je te accepteeren,
tenzij je me de waarheid zegt. Ik,ga van
daag nog met de kinderen uit dit huis
weg en zal desnoods op straat van hon
ger omkomen, tenzij je me zegt wie ons
al deze weelde en rijkdom verschaft.
Jaikes maakte een wanhopig ge
baar. Zijn veerkracht was gebroken en
met een zucht gaf hij zich in den onge-
i lijken strijd gewonnen.
O Mevrouw, kunt u het dan niet ra
den?
Nelly staarde hem met wijdopen oogen
aan. Een siddering ging door haar heen
en zij opende den mond om te spreken.
Toen spreidde ze de armen uit en
sprak, krampachtig snikkend
O, ik wist het, ik wist dat hij nog
leefde. Breng mij naar hem toe, direct;
ik wil geen seconde langer wachten.
Onstuimig liep ze naar het huis en
Jaikes deed geen moeite om haar tegen
te houden. De oude man schreidde van
opluchting en vreugde; eindelijk was hij
bevrijd van den drukkenden last, waar-
j onder hij zes maahden gebukt was ge-
Cissy was op haar moeder toegevlo-
gen en kleine Ned liep hen op het bordes j
tegemoet. Nelly Denver drukte de beide j
kinderen hartstochtelijk tegen zich aan.
Geef moeder een zoen, snikte ze,
ik ben toch zoo gelukkig, kinderenj
Vader leeft nogl
HOOFDSTUK XXIII.
1
Inmiddels was Denver, met wanhoop
in 't hart, in Londen aangekomen. Toen
hü zijn huis bereikt had, liep hij dade
lijk door naar zijn kantoor, waar zijn
secretaris werkte.
Frank Selwyn was sedert den dag dat
Baxter hem het vuur zoo na aan de sche-
nen had gelegd, een heel ander mensch
geworden. Hij had een les voor het le-
ven gehad en in zijn grootste nood was
hem een helpende hand toegestoken,
die hij niet weer zou loslaten.
Ik vergeef het je, Frank, waren
Denver's woorden geweest. Mijn ver
trouwen in je is niet geschokt, maar
beloof me dat je, wanneer je de gelegen
heid hebt, op jouw beurt je medemen-
schen helpt, als ze in moeilijkheden zijn.
Met tranen in de oogen had Selwyn
beloofd dit te zullen doen.
Hij begroette Denver hartelijk, toen
deze binnenkwam en samen zetten zij
zich aan het werk, om verschillende za
ken, meest betrekking hebbend op lief
dadigheid, te behandelen. Een tijdlang
waren ze hiermee bezig, toen Denver op
zijn horloge keek en plotseling opsprong.
Is het al zóó laat? riep hij ver
schrikt. Dan moet ik dadelijk weg. Maak
dit maar even af en ga dan naar huis.
Je ziet er vermoeid uit, voegde hij er
vriendelijk bij.
O neen, meneer, antwoordde Sel
wyn, zijn meester met een blik vol gene
genheid aankijkend. Ik ben niet moe, ik
blijf liever nog wat werken.
Nu, goeden avond dan, jongen, zei
Denver en verliet het vertrek.
Vlug begaf bij zich naar zijn slaap
kamer. Hij trok zijn pak uit en haalde
uit een kleerenkast een armvol oude
kleeren en een paar totaal versleten
schoenen. Hij kleedde zich in een have-
looze, gescheurde jas, een vuile broek
en trok de schoenen aan. Daarna kwam
uit een lade een pruik en een valsche
grijze baard te voorschijn en ging hij
voor een spiegel staan om zijn vermom
ming te voltooien.
Niettegenstaande zijn sombere gedach
ten moest hij toch lachen, toen hij het
resultaat van de gedaanteverwisseling
zag hij was onherkenbaar.
Toen begon hij allerlei woorden te
mómpelen, die hij begeleidde door zon
derlinge bewegingen.
Ja, ja, ikke doove Dick. Ik alles
doen ja wat u zegt.U geeft mij six
penceik uitkijkenreuzen-
flink ik.
De eigenaardige voorstelling scheen
Denver bijzonder te voldoen; hij deed
daarop pruik en baard weer af, zette
een ouden hoed op, schoot een lange
overjas aan en verliet in alle stilte het
huis.
Sedert hij in dien sneeuwnacht Eliah
Coombe gezien had en hij die raadsel
achtige opmerking had gehoord: er is
een vergissing begaan, waren die woor
den niet uit zijn geest weg geweest en
had zich een mogelijkheid aan hem voor
gedaan, die hij zich ternauwernood
durfde realiseeren.
Als die Eliah Coombe eens in het be
zit was van den sleutel van het geheim
waarmede zijn eigen lot zoo nauw sa
menhing? Met onnoemelijke zorg en in
spanning was hij er ten slotte in ge
slaagd de schuilplaats van Eliah bij de
Rotherhithe-werf op te sporen, maar
meer had hij niet kunnen ontdekken.
Hij had echter een plan uitgedacht, dat
hij meende met geduld en het onmisken
bare geluk te kunnen uitvoeren. Ver
momd als „Doove Dick", een zwerver,
zwak van geest hoopte hü op een spoor
te komen.
Zóó had hü zich de laatste maanden
haast iederen avond gecostumeerd om
1 zün geluk in de armzalige Rotherhithe-
buurt te beproeven. Ook dezen avond
bereikte hü na een naargeestigen rit in
trein en omnibus, de genoemde plaats
en hü zocht een donkeren schuilhoek,
waar hü zün overjas ophing en zün val-
schen baard en pruik aandeed. Daarna
verborg hü zich achter eenige pakkis
ten. Een half uur ging voorbü, een uur,
twee uren verliepen, maar er gebeurde
niets büzonders.
Denver begon hel vruchteloos wach
ten moede te worden. Het was een koude
avond voor den tüd van het jaar en er
viel een miezerige motregen, zoodat de
grond nat en glibberig werd. Zün schun
nige, gescheurde kleeren waren niet ge
schikt om hem tegen koude en vocht te
beschermen en van tüd tot tijd ging een
huivering door hem heen. Toch durfde
hü zün schuilplaats niet te verlaten, om
zich door een weinig beweging wat te
verwarmen. Hü had een eigenaardig, on
verklaarbaar voorgevoel dat juist dezen
avond zon gebeuren, waarop hü al die
lange maanden had gehoopt. Neen, hü
mocht züa post fliet verlaten, hü moest
rustig afwachten wat er verder gebeuren
zou.
Eindehjk verbrak bet geluid van een
zwaren voetstap de stilte op de werf.
Zyn havelooze plunje wat dichter om
zich heen trekkend, tuurde Denver be
hoedzaam in de richting waaruit het ge
luid kwam. Hü zag een stevig gebouwd
man, op het eerste gezicht te oordeelen
een arbeider, naderen. Hü liep met
zware stappen, voorover gebogen en had
de banden in zün broekzakken. Zün
sluwe, scherpe oogen schenen iets in de
mistige duisternis van de werf te zoe
ken. De man hield vlak bü Denver stil
en bromde iets onverstaanbaars.
Die verdraaide Vader Willem,
hoorde Denver hem brommen. Zal hü
nou komen of moet ik hier soms de
heele nacht rond lanterfanten?
Daar klonk een lichte voetstap en
Eliah Coombe kwam uit het donker te
voorschün. Denver trok zich verder te
rug en een rilling ging door hem heen,
toen hü den ouden man herkende.
i