liFFFii Is norzata Her „mallezie" tuner Vr 27. Zaterdag 2 April '32. 55e Jrg. TWEEDE BLAD. „HET VOLK" EN DE vloed, die van die jacht naar steeds goedkooper kostprijs uitgaat, vraagt zich verwonderd af, hoe het mogelijk is, dat twee geestverwanten en partij- genooten een zoo geheel verschillenden kijk kunnen hebben op de steeds ver der doorgevoerde machinale massa productie". SCHOENINDUS1RIE. In een brochure over de wereld crisis, geschreven door den heer J. E. li Libourel te Hilversum, lezen wij het volgende Dat wij op industrieel gebied vol strekt niet minderwaardig zijn, wordt toch door tal van goed-beheerde en ge organiseerde takken van nationale in dustrie gedemonstreerd. Zeker, er be staan hier en daar wel bedrijven, die minder goed beheerd zijn, doch geen land ter wereld zal er toch op kunnen bogen in dit opzicht het volmaakte te hebben bereikt. Het is echter zeer jam mer, dat wij een neiging schijnen te hebben de industrie van eigen bodem voorbij te gaan, ja zelfs te kleineeren en neer te halen. Tegenstanders van protectie gaan hiertoe, helaas, al te «aarne over. Onlangs moest onze aar dewerk-industrie het ontgelden, en nu bevat „Het Volk" van 11 Maart j.l. een beschuldiging van den heer Ir. Th. van der Waerden aan het adres van onze energieke schoenfabrikanten onder den tendentieuzen titel: „Ontgooche ling aan de Langstraat". Men had ech ter ruogen verwachten, dat bij het neerschrijven van een dergelijke be schuldiging meer gedocumenteerd be wijsmateriaal zou zijn geproduceerd dan alleen een uitspraak van den voor zitter der R.K. lederbewerkers, die spreekt van „slecht beheerde indus trie" en „eenzijdige leiding." Het meest heeft mij echter getroffen hoe de heer van der Waerden in het bedoelde hoofdartikel feitelijk den lof zingt van de „regelmatig belaste ma chinereeksen", waarmede de buiten- landsche fabrieken „een veel lageren kostprijs" konden halen, hoe hij de steeds verder doorgevoerde mechani satie van den arbeid aanprijst, hoe hij (|en van werkmans-standpunt be schouwd toch zooveel meer voldoe ning gevonden arbeid van den geoefen- dcn handswerkman geringschattend betitelt met: „versplinterde productie, handwerk, kleinbedrijf, manufactuur, middenbedrijf". \m Zeker, die mechanisatie heeft zijn goede zijden, doch de heer Van der Waerden mag toch zeker niet over het hoofd zien, dat die lage kostprijs dan toch wordt verkregen door een zeer be langrijke uitschakeling van den uit so ciaal oogpunt toch waardevoller arbeid van den volwassen man, en door de in* schakeling van vrouwen- en kinderar beid, om niet eens te spreken van den nachtarbeid en den voorsprong van lagere loonen in dat buitenland. Wanneer men daartegenover een ander vooraanstaand geestverwant van don heer van der Waerden heeft ge hoord in zijn lezing op 1/ Maart j.l. voor de Vara-microfoon, waarin hij een schril beeld gaf van de wijze waar op de arbeider hoe langer hoe meer wordt verdrongen door de machine, die de hoofdmacht is geworden van het uitbuitende en op louter winstbe jag beluste kapitaal, hoe hij voorbeel den aanhaalde vanscheepsladingen vrouwen en kinderen, die vaak uit an dere streken daartoe werden aange voerd, hoe hij sprak van den arbeider als den geestdoodend-toezicht houden den slaaf van de machine, welke niet alleen den man, doch het geheele ge zin tot machine-slaverij brengt en door nachtelijken arbeid ontwricht en tot prostitutie voert; kortom hoe hij te keer ging tegen den verderfelijken in- Wat 50 jaar geleden als oorzaak gold. Nu we overal over malaise hooren praten, zullen we ons maar troosten met de gedachte dat wij niet de eeni- gen zijn, die daaronder te lijden heb ben, want ook onze voorouders schij nen daarvan in flinke mate hun deel le hebben gehad. Zoo heeft onze schoenindustrie in de tachtiger jaren met zware tegen spoeden te kampen gehad. Mogen we een schrijver uit het Loonsch Hoekje gelooven, dan had deze inzinking ech ter heel andere oorzaken als de hui dige. Geen buitenlandsche concurren tie was het wat de schoenmakerij zoo veel leed bezorgde, maar. Luistert U maar naar hetgeen J. van den Mastheuvel in Maart 18S2 in ons blad schreef (taal en stijl houde men den schrijver ten goede, hij bekent zelf „dat hij zoo slegt schrijve kan en zoo waenig gcleert is") Meneer de Rediktcurl Daar is in de jonkste dage in ouwe krant alle magtig veul geschreve over de schoemakerij in de Lankstraat; o.a. dat nen beroerde lijd veur de schoema- kers is omdat er zoo veul bazen en bas- kes bankrot gaon; det et loon van de knegts word afgezet; des ze gene huur- pennink of kermis meer.krijge, ja som mige knegts schon gedaon hebbe ge- krege en zonder werk of verdinste zit ten; det al die mallezie vort komt uit vrimde konkrenzie; det die vremde konkrente moijer en sollider werk le veren en goeijekoper teffis enz. enz., zoo det ze net doen as de klaen kijn- der, al de schuld oep en ander wij te, en zoo doende gaon zuke daor ze 't nie verlore hebbe. Al dikkils, meneer de Redikteur, heb ik over die zaok zitte peize en nage- dagt, omdet ik ook nen jonke heb, die schoemaker is en zoo gaere, est kan, ook en klaen baske zou wille worde; es nou dieze jonke Zaturdags zen werk heef wiste aflevere en tuis komt ver teld ie me alles, wet ie zoo al van de 'schoemakerij geheurd en gezien heef; ook laes ik tussenbaaije ouwe krant wel is meneer, en es ik dan zoo in men aege over die zaok nadink en aon 't reddenere ga, dan bin ik 't meei geen inkekle van al die schrijvers in ouwen krant eens. Jammer, meneer, det ik zoo slegt schrijve kan en zoo waenig geleert zij, (toen ik jonk was, was hier in 't Hoekske geen gelegenhed om 't te lere) is zo anders al die schrijvers in ouwe krant is oep andere oorzake wij ze van de tegewoordige mallezie; an- fijn hoe gebrekkig ook me schrijfkunst is, wil ik tog mijn gevoele daoromtrent meei dele; ge kunt er dan in ouwe krant zoo veul gebruik van make as ge wilt. Een der grotste oirzake der alge- maene mallezie onder de schoemakers meneer de R., is de snevel, et dageliks halfpintje is bij veule een uiirliks spatje geworde, waaran men, toen 't lije kon en er buitengewoon veul ver- dint wier, gewoon is geworde. Zie, me neer, des eigelik de kanker in de beurs en in 't huishauwe geworde. Men schijnt mer nie te kunne of te wille be- grijpe, es men daor afstand van doen kon, det dan van zelf de verdienste aanmerkelik grotter zou worde, veural ook omdat men dan oep de duur bacter veur zen werk geschikt zou zijn en nie half zoo gauw bij en fatsoenlike baas gedaon zou krijge; mer bove det, me neer, es al de centen in en heel jaor aan de snevel weggesmete, is in en builtje bij mekaer bewaord wiere, zeer zeker kon er dan een vet verke wel van 300 pont veur aangekogt worde, en me dunkt det ze daor nen taaije wijnter meei konde aondoen en er lichaam en ziel veul beeter bij bewaord blijve, es bij diezen duvelsdrank, waor de minse snevel teuge zegge. Wil ik ou is zegge hoe 't daormeei gaot, meneer? luster danIn den regel is men Zondags heel of half zat gewist en daordeur sMan- dags ziek of beroerd, veulal lusteloos of slap net es en blaos dar de wijnd uit is; alleen daorvan komt dieze zoo- genomde luie Maandag; en 't kan nie anders, meneer; den hele Zondag is men deur de snevel overspanne gewist en oep en overspanning mot en ont- spannink volge, de natuur is in dit oepzigt zeer regtvaerdig, en 't is just de Maandag waoroep die onfspannink invalt. Begrepe Meneer? Kijk, meneer, es wij hier in 't Hoekske Zondags al leen mer na de kerk gaon en uit de kroeg blijve, dan zijn wc sMandags eerst regt uitgerust en 'smerges om 4 uur al oep den akker aon 't werk meei nen iever dat nen lust is om aon te zien, mer as we Zondags uit de kerk na de kroeg gaon en van deen kroeg in dander, gelijk es det in de Lankstraat veulal gebeurt, dan zijn we sMandags krek eenderhand, we zijn dan half ziek of heel beroerd; 't gaot alles teugen zin en lust en er wort bijna niks ge daon en dus ook niks verdint. Bovegenumde oirzaok der algemee- ne mallezie, meneer de R., ofschon daorveur alleen genoeg en voldoende, staot nie alleen, ze gaot noeg meei en andere gepaort. Vergun me det ik die ga omschrijveIk bedoel n. I. de alge mene nijgink toe lukse of oepschik, eigelik mode volgen en nie onder wil len doen veur andere, zoodet de knegt net zoo wel 'n wit kragsken en mane- zette en sneeuw oep de borst wil heb ben es meneer de baos en de dienst- maed net zoo goed een hoet meei strik- ke en linte wil drage es de jufvrou, en det kan er noeg al komme en ten nas- tebij meei deur zoo lank as ze onge trouwd blijve, mer O jemenie, es die ten tijd komt dan is 't helemaol mis, tog mot et er dan ook noeg na toe, of et kan of nie; men begint al dadelik meei en villegant na 't raadhuis rije. Keske Hontgrif is er goed veur, mar God wit hoeveul dat er noeg bij em in 't krijt staon. Na 't huwlik blijve de linte en strikke noeg al waaije, men heet ze nou tog, mer straks daarna zijn er jonke kraikoppe in 't gezigt, in veul gevalle al heel gauw en veur eerst heef men dan geen andere zurg es om meei een pretig doopkleed en meei een over dreven moi dooppakske ten doop te gaon, alzoo er de hele boel veur ge leend worde, ook hierin wil men veur mevrouw die of die nie onderdoen. Heel dat alles 't kost geld, veul geld, en zoo men noeg wet van vroeger in 'l builtje hat, is nou tog schon leeg ge worde en mot men vort van 't dag- of waekgeld, 'tzij 6, 8 of 10 guide sweeke- liks zien rond te sprinke. Zeer goed, meneer, zoo det kunne es ze mer laeve wou gelijk wij hier in 't Hoekske en wij zijn hier toch ook net zoo gezond en baeter te vreeje as den beste schoe- makersbaas uit de hele Lankstraot, en alzoo meneer de R., kom ik toe de slot som, dat de tegenwoordige algemaene mallezie, nie zit in de mindere verdin ste mer hoofdzakelijk en bepaold in het meer vertaere en hier meei beslat. Es ou dit mijn schrijve bevalt, me neer, dan kunt ge et gerust in ouwe krant plekke, welligt schrijf ik oep nen goeije Zondag noeg is wet. Loonshoekske, Maort 1882. J. VAN DEN MASTHEUVEL. De redactie zeide in een onderschrift nog dat zij het niet geheel met den heer v. d. M. eens was, zoodat wij niet het allerergste van de oude schoenmakers behoeven te denken. ONS WEEKPRAATJE. Al hebben we ons in een vorig praaije een onschuldig grapje veroor loofd ten koste der psychiaters, daarom meene men vooral niet, dat we dezen dienaren en beoefenaren der zielkun dtge wetenschap een kwaad hart toe dragen. Dat ts geenszins het geval. Juist nu wederom in de peis een psychiatrisch rapport hevig wordt aan gevallen, voelen we ons zelfs genoopt om pen en potlood een oogenblik be schikbaar te stellen ter verdediging van de bedreigde psychiatrie. Op het thans aangevallen rapport werd een officier vrijgesproken van de ten laste gelegde mishandeling eens Haagschen politieagents. Bedoelde of ficier had op de Witte Sociëteit een corpsdiner bijgewoond, na hetwelk hi eenigszins wat men noemt boven zijn theewater was geraakt. Op weg naar huis was hij nog een gelegenheid binnengetreden, waar men dorstigen pleegt te laven en de olficier kreeg hier de goede intentie om zich middels een bakje kolfie wat te ontnuchteren Natuurlijk en begrijpelijk was de diner siemming niet aansionds geweken de olficier was wat luidruchtig en toen een ontboden agent van politie hem wilde verwijderen, had hij dien een pak slaag toegediend. Dat was zeker min of meer fout, maar om deze zaak objectief te be- oordeelen, neme men goed acte van het feit, dat de dader een olficier is, een mensch dus. op vechten afgericht. Een officier draagt een klewang, revolver, sleepsabel, karabijn en als hij tot de stormtroepen behoort ook een lange dolk. Jaren lang is hij ge ïnstrueerd geworden, hoe hij al die dingen in tijd van nood heeft te ge bruiken, altiji is hem op den vijand gewezen, maar r.óóit eens is die vijand komen opdagen. Daar eindelijk kreeg hij een kans. Een andere gewapende, ook met sabel en revolver, trad hem tegen om hem te grijpen en weg te slepen. Welnu, had deze man zoo tets kunnen tolereeren, zoolang nog één druppel soldatenbloed in zijn aderen vloeide? De objeciieve beoordeelaar zal het moeten toegeven, dat we een zeer verzachtende omstandigheid naar voren hebben geschoven, ja, eigenlijk een volledig excuus. Maar er is nog meer. Toen de of ficier een dagvaarding thuis kreeg, bleek hij nog juist helder genoeg van geest om te bedenken, dat slechis een psychiater hem zou kunnen redden uit nanden van een dom, bruut en onge voelig .recht". Dies stak hij geld in zijn buldel, zocht zoo'n paar geestes deskundigen op en vroeg, of de heeren zfln hersens eens wilden onderzoeken. De opdracht werd nauwgezet vervuld. Deze olficier, zoo luidde ongeveer het rapport, heeft een sterke constitutie, is gewoon een stevigen borrel te drin ken, waar ie best tegen kan en is ook in andere opzichten normaal. Maar een heel enkele keer, zonder dat we de oorzaken daarvan precies kunnen na gaan, ontstaat bij hem na alcohol* gebruik een abnormale in plaats van een normale roes. Dan isie even gek. Hij lijdt dan aan angstvoorstellingen en geheugenverlies. Dit gedeelte nu van het rapport wordt algemeen aangevallen, alihans de vrijspraak, welke er op is gebaseerd. We vinden dien aanval onrechtvaardig. Een roes is een roes, zeggen de be dillers en iemand, dte in een alcohol roes verkeert, doet en handelt ge woonlijk abnormaal, maar is voor de gevolgen daarvan voor zoover het een gewonen soldaat of ander individu betreft, altijd nog aansprakelijk gesteld geworden. Zóó oordeelt de praat- makende gemeenie. Wij protesteeren. Ons hebben de psychiaters in hun uitvoerig rapport maerdaad kunnen overtuigen, dat deze olficier, als hij een enkele keer een kronkel in zijn hersens kreeg, héél vreemde dingen kon doen, dte verre van het normale abnormale van den gewonen alcoholroes afweken. We geven het volgende voorbeeld daarvan, dat we uit het rapport woordelijk cueeren. Na te hebben verteld, dat ae luitenant in 1929, toen hij op reis was, óók al eens iets geks heeft beleefd, zeggen de psychiaters: de paitënt herinnerde zich .zelfs niet, dat hij getrouwd was „en zijn eigen vrouw zag hij voor „een onbekende aan." Men zal moeten toegeven, dat zoo iets héél vreemd is en, indien we uit eigen waarneming toevallig niet meer malen eenzelfde omstandigheid bij sommige menschen hadden geconsta teerd. dan zouden we het medegedeelde ongelooflijk hebben geacht. Maar we kennen inderdaad men schen, die het óók gepasseerd is, dat ze zich niet meer herinnerden, dat ze getrouwd waren. We weten, dat een eigen vrouw dan soms als een onbekende voor ze is, ja, vreemder nog, soms zien ze dan een onbekende voor d'r eigen vrouw aan. En vaak worden zulke patiënten met angstgevoelens gekweld, vooral wan neer hun vrouw van hun ziekte op de hoogte is gebracht. Heusch, zulke dingen besiéai. En zou men nu iemand een offi cier nog wel moeten gaan aticffen voor heigcen hij tijdens een kortston dige doling des geestes misdoet? Dat zou toch al te erg zijn. haar Zonder schriftelijke toestemming is eenige overname uit deze rubriek verboden DE WONDERREIS VAN i KNIP EN KNAP. .Hier blijven wq vannacht," Zoo sprak nu één der mannen, Vlug werd nu uitgestapt, Toen werd een tent gespannen. En op den harden grond, Een deken werd gespreid, Toen werd zoo vlug als 't kon, Een avondmaal bereid. Daar hoorde tot zqn schrik, Knip den bestuurder spreken: .Ik heb zoo goed als 't kon, Eens even rond gekeken, Of 't veilig is om hier, Te blijven heel den nacht. Voor alle zekerheid, Houdt een van ons de wacht. Knip hoorde alles aan, Heb ik het goed vernomen, Dacht hijzou hier vannacht, Misschien een vqand komen? Er zijn geen menschen hier, En niemand kan ons storen. Daar liet zich plotseling, Een vreemd geluid nu hooren. 't Was heel ver weg, maar Knip, Begon van angst te beven. Och, dacht hij. was ik maar, In 't negerkamp gebleven. Opeens daar klonk zoowaar, Dat vreemd geluid alweer. Maar nu veel harder weer, Dan de allereerste keer. De mannen hadden ook, Het vreemd geluid vernomen, En waren allebei, Al uit de terrt gekomen. Zq keken beiden rond, Zacht fluisterend met elkaar, Knip zag 't aan hun gezicht, Daar dreigde groot gevaar. (Wordt vervolgd). Rundertuberculose en bestrijding. II. (Nadruk Verboden). Wij hebben in het vorige artikel het verschil tusschen .gesloten" en „open" tuberculose aangetoond en tevens in het licht gesteld hoe deze laatste vorm van de ziekte juist uit een oogpunt van verspreiding het meeste te vreezen is en daarom ook het eerste voor bestrij ding in aanmerking komt. Vanzelf dringt zich dan ook de vraag bij ons op of er dan ook ziektever schijnselen aan het dier waar te nemen zijn, die er op zouden kunnen wijzen dat het wellicht aan tuberculose lijden de is. Daar, zooals wij reeds vermeld hebben, de ziekte, echter in de meeste gevallen een bij uitstek sleepend karak ter heeft, zal van duidelijk op den voorgrond tredende ziekteverschijnselen in den regel geen sprake zijn. In het algemeen zij men echter op zijn hoede, als de dieren langzamer hand in groei achter blijven vergeleken bij andere dieren van denzelfden leef tijd, zonder dat men er een bepaalde reden voor kan aangeven. Vooral als Oplossingen van de vorige week. 1. Qezondheid is de grootste schat. SERINQEN Emmerik Rudolf Iepen Norg Ou! En N 3. Radio uitzending. 4. Koffieboonen. Nieuwe Raadsels. 1. Ik ben een spreekwoord van 44 letters I—3—9—14—16—17 groote stad in Oostenrqk 22-28-38-33-23-34-10-27 groote stad in Duitschland 27—5—6—39—8 vormt men met de hand 31-42—43-44 grondsoort II-24-25 insect 36—32 oersoonlijk voornaamwoord 4—2—37—15 wordt gezongen 12—13—20 voorzetsel 19—29—30 zwakke piek in het qs 21—19—26 aanwqzend voornaam woord 39-40-41-23—24-4 krijgt men onderwqs 35-14 voorzetsel 12—7 zit aan een wiel 2. Van boven naar beneden en van links naar rechts ben ik een tijd die weldra voor de hulsvrouw aanbreekt: xxxxxxxxxx het gevraagde woord xxxxxxxxx een lekkernij groote stad in Duitschland een zee In het Noorden van Europa een ramp voor ons land hebben we noodig om te naaien groote rivier in ons land voorzetsel verkorte meisjesnaam medeklinker xxxxxxxx xxxxxxx xxxxxx xxxxx xxxx 3. Vul de ontbrekende klinkers in, tot er een spreekwoord gevormd wordt v—l— klnlj-s m-k—nn gr1-. I XXX XX X

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1932 | | pagina 5