Feestnummer van De Echo van het Zuiden
Bij het beeld van Jan van Brabant.
„ontwerp thans is, gezien onze bezwaren
„legen enkele onderdeelen van de gevels en
„voornamelijk tegen den dakvorm, kan on-
„ze Commissie tot haar leedwezen de uit
voering aan uw College niet onvoorwaar
delijk aanbevelen.
...Ons medelid, de heer Vetli, deelt de be
swaren, maar niet in die mate dat hij uit
voering in den voorgestelden vorm zou
„ontraden; hij acht het zeer mogelijk dat
„het dak, waarvan de vorm logisch uit het
„plan zich ontwikkelt, aan het elfect van
„het gebouw in gunstigen zin zal mede-
„werken".
Het plan kan echter in de oogen van den
raad geen genade vinden en wordt op 28
November met algemeene stemmen verwor
pen om financieele redenen. Tegelijkertijd
wordt besloten om den heer Kropholler op
dracht te geven tot het maken van een
nieuw plan op basis van 200.000.waar
bij de burgerzaal en de conciërgewoning
facultatief worden gesteld.
Wat er zooal aan het nemen van dit be
sluit is vooraf gegaan, zullen we liever ver
zwijgen. Men herinnert zich den heftigen
strijd tusschen „Krophollerianen' en „Klij-
nianen" in ingezonden stukken, in den win
kel, aan de bittertafel, e.d.
Kropholler zet er intusschen spoed ach
ter en reeds op 20 Januari 1931 kan zijn
nieuw plan in vertrouwelijke raadsvergade
ring worden besproken.
De architect geeft daarbij zelf mondeling
een toelichting van zijn ontwerp, dat door
den raad goed ontvangen wordt. Uit het
rapport der Commissie over dit ontwerp
lichten wij het volgende: „Met voldoening
„wordt geconstateerd dat de architect van
„zijn weinig karakteristieke eerste plan is
„afgestapt, en is gekomen met een gebouw,
„dat als raadhuis veel beter voldoet. Er is
„grooter eenvoud betracht en de verschillen
de bezwaren zijn onder het oog gezien. De
„situatie is zeer gunstig door de plaatsing
„van 't hoofdgebouw tegenover de Stations
straat; de plaatsing der bijgebouwen zal
„zeker het algemeene aspect ten goede ko-
„men. De gevels maken een goeden indruk;
„de detailleering is echter over het algemeen
„wat zwaar, speciaal de overdekking van de
„stoep, maar ook de afmetingen van sluit-
„steenen, consoles, ankers, enz. Dit geldt
„ook voor het inwendige, doch van den goe
den smaak van den architect mag men
„verwachten, dat hij de harmonie in hev
„oog zal houden. Tegen eenige onderdeelen
„worden nog bezwaren ontwikkeld, doch
„wat de hoofdzaak aangaat, meent de com-
„missie de uitvoering van het ontwerp te
„kunnen aanbevelen".
De beslissing viel op den 30en Januari
1931, toen het plan-Kropholler met 102
stemmen werd aangenomen; tegen de hee-
ren v. d. Waerden en Spapens.
Met bekwamen spoed worden nu de noo-
dige voorbereidingen gemaakt, zoodat na
2 maanden de aanbesteding kan plaats heb-
dus voor den openingsdatum. De eerste
steen wordt gelegd op 19 Juli door inej.
Willy Moonen, terwijl op 25 Augustus de
ben. Op voorstel van B. en W. besluit de
Raad de opdracht te gunnen aan de laag
ste inschrijf ster, de fa. J. de Bont en Zo
nen te Nieuwkuik, voor de som van
203.260.Half April gaat de eerste,
spade in den grond, juist anderhalf jaar
plechtigheid plaats vindt, waarbij door den
Burgemeester de oorkonde wordt ingemet
seld. Deze oorkonde heeft den volgenden
tekst:
„In de jaren onzes Heeren 1931 en 1932,
„toen H.M. Wilhelminn Konins'n w»q der
„Lage Landen, de Hoogedelgestr. Heer A. B.
„G. M. van Rijckevorsel Commissaris der
„Koningin was in de provincie Noord-Bra-
„bant, toen in Waal-
„wijk de Edelachtb.
„Heer E. C. J. Moo-
„nen burgemeester
„was en het College
„van Burgemeester en
„Wethouders bestond
„uit de Edelachtbare
„Heeren E. C. J. Moo-
„nen, W. P. C. Eibers
„en F. C. Smolders,
„Wethouders, de se
cretaris M. A. J. v.
„Liempt, tijdelijk ver
hangen door den
„loco-secretaris J. H.
„van Mierlo, en toen
„raadsleden waren
„(volgen de namen
„der raadsleden) is
„dit Raadhuis ge-
„bouwd volgens het
„ontwerp van den ar
chitect A. J. Krophol
ler te Wassenaar,
„door J. de Bont, aan-
„nemrr te Nieuwkuik,
„Gemeente-bouwkun
dige was G. P. van
„Huiten en opzichter
„H. de Hoop. De eer
de steen werd ge-
„legd op 19 van zo
mermaand 1931 door mej. W. Moonen en
„de Gedenksteen op 25 van Oogstmaand
„1931".
De gedenksteen die in den muur in de
hall is aangebracht, bevat het volgende op
schrift:
„Anno Domini 1931.
„E. C. J. Moonen, burgemeester.
>»W. P. C. Eibers, F. C. Smolders, wet-
„houders.
„P. W. H. Verwiel, J. H. J. Klijn, F. Pas-
„sier, F. C. Roxs, J. C. Spapens, H. van der
„Waerden, M. van Driel, J. A. Loeff, C. W.
„Pullens, A. H. van Schijndel, J. C. L. van
„der Geld, raadsleden.
„M. A. J. van Liempt, secretaris.
„A. J. Kropholler, architect.
Zienderoogen is de bouw gevorderd. Wij
behoeven daar niet meer over uit te wijden.
De voor Waalwijk zoo belangrijke dag van
de opening van dit nieuwe gemeentehuis
valt ongeveer anderhalf jaar nadat de eer
ste spade in den grond ging. In dien korten
tijd is een bouwwerk tot stand gebracht,
dat voor een eeuw of langer met recht Waal-
wijk's trots zal zijn.
Jan van Brabant! Die naam klinkt als
een middeleeuwsche klaroenstoot in de wij
de bosschen van het oude hertogdomJan,
de schoonste aller Nederlandsche voorna
men, gekoppeld aan den naam die ons
van alle landsnamen het dichtst aan het
harte ligt. En toch, hoe weinig beteekent
voor de meesten onzer het glorievol verle
den van die kleine strekke gronds, die wij
Brabanders niettemin zoo geheel en al als
ons eigen voelen, waar we alleen voluit
kunnen tieren, met ons geheel-eigen Bra-
bantsche volkskarakter. Waar ter wereld
zou men op zoo'n klein grondgebied als het
Nederlandsche, zulk een hemelsbreed ver
schil van landaard vinden als tusschen Bo
ven- en Ondermoerdijkers? Zeker, de Pruis
verschilt intens van den Beier, de Noord-
Franschman evenzeer van den Méridional,
maar nergens is het contrast zoo treffend
als tusschen de Noordelijke en Zuidelijke
bewoners van ons eigen vaderland. We voe
len dat zelf zoo goed dat we hier in Brabant
van „nen Hollander" spreken, om onze
Noordelijke broeders te bestempelen. Men
heeft ons vaak provincialisme en regionaal
chauvinisme hieromtrent verweten, men
heeft vaak met ons gelachen, ons als ach
terlijk en als quantité négligeable beschouwd.
We hebben er maling om en weten heel goed
dat, in zekere verhoudingen, de Brabander,
als men hem in gezelschap van „Hollan
ders" brengt, zoodra hij een beetje op z'n
verhaal komt, in verschillende opzichten
hun meerdere is, door z'n scherp observatie
vermogen, z'n in één oogopslag overzien der
situatie, waarin hij geraakt, z'n zuiver ty
peeren van het individu, z'n gemis aan mis
plaatste zwaarwichtigheid, z'n hekel aan
overbodig decorum, z'n zin voor humor en
kijk op den komischen kant der dingen,
't Is al lang geleden, 'k geloof nog onder den
grooten van Paeschen, dat 'n Bosch man
nenkoor naar Amsterdam toog voor een
zangconcours en de Amsterdammers hun
meewarig toevoegden: „We dachten dat
jullie op klompen kwamen", en dat de Bos
schenaars toen eens fijntjes lachten en
daags daarna met den eersten prijs en den
grootsten krans gingen strijken.
Ons Brabantsch volkskarakter is iets zoo
eigens dat het weer bi'na evenveel verschilt
met dat van den luidruchtigen, oppervlak-
kigen Belg, waar we allerminst gaarne mee
vereenzelvigd worden, (hetgeen men ten on
rechte in het Noorden soms doet), als met
de steil-nuchtere, vaak calvinistisch getinte
opvatting der Bovenmoerdijkers.
Zelfs met onze Limburgsche en Vlaam-
sche broeders hebben we betrekkelijk wei
nig gemeen.
Ge zult gaan denken, lezers van het Echo
feestnummer, dat ik van plan ben U met
een ethnologisch essai te komen lastig val
len, stelt U gerust, ik meende alleen bij deze
Brabantsche gebeurtenis, de opening van
een nieuw raadhuis in een der groote Bra
bantsche industrieplaatsen en dat in deze
voor de industrie zoo hachelijke tijden,
nog eens te mogen wijzen op onzen opti-
mistischen, blijgeestigen, moedigen Bra-
bantschen aard, die het aandurft op te
bouwen, nu men overal niet doet dan afbre
ken, die werk durft te doen van positieve
beteekenis, terwijl het geheele maatschap
pelijke leven staat in het teeken van nega
tie en nivelleering, terwijl alles overal gaat
in een dalende lijn.
Onder de vele geschenken der burgerij,
neemt het beeld van Hertog Jan II van Bra
bant, een voorname, een cultureele plaats
in.
Onze Waalwijksche schilder en beeld
houwer, Theo van Delft, werd met de uit
voering van dit beeld belast en alhoewel de
reproductie die deze regelen illustreert, ons
nog slechts het gipsmodel toont, kunnen we
toch zeggen dat onze kunstenaar uitnemend
in zijn moeilijke opdracht slaagde, die defi
nitief in kalksteen zal worden uitgevoerd.
De vorm der nis en de eigenaardige, on
gewone onderverlichting, die grootendeels
vanuit den hoofdingang van het gebouw
valt, stellen bijzondere eischen aan de uit
voering. Bij grootere diepte der voorhal,
waarin het geplaatst wordt, zou een frontale
opstelling voor de hand liggen, terwijl nu,
door de ondiepte dier ruimte, het beeld zoo
wel naar den hoofdingang als naar het hart
van het gebouw gericht is.Het naar voren
gerichte rechterbeen en de naar achter wij
kende linkerschouder, wenden de houding
naar den ingang, terwijl het hoofd en het
schenkend gebaar der hand met de oorkonde
der stadsrechten naar binnen wijzen. De
houding is statig en rustig. De gelaatsuit
drukking typeert volkomen den zelfbewus-
ten, fieren ridder. Het geheel is een spel
van kruisende lijnen en vlakken die elkaar
harmonisch opvangen en tenslotte een rus-
tigen, monumentalen indruk bij ons vesti
gen. Met de weinige positieve gegevens, die
den kunstenaar ten dienste stonden, hetgeen
zijn taak buitengewoon moeilijk maakte,
meenen wij te mogen zeggen dat hij volko
men in zijn werk is geslaagd en wij in
zijn Jan van Brabant voor ons zien de be
lichaming van het middeleeuwsche ideaal
van ridderschap, zooals de chansons de geste,
de stadhuizen en kathedralen, het onaan
tastbaar voor ons hadden vastgelegd.
„Aux grands hommes la patrie reconnais-
sante", prijkt in groote letters op het fronton
van het Pantheon te Parijs.
Dezelfde gedachte: een grootsch verleden
te eeren, inspireerde de schenking van het
beeld des Hertogs die aan Walewijc in 1303
stadsrechten verleende.
Was dit feit zoo belangrijk en had het
verstrekkende gevolgen, waar de nazaat rijke
vruchten van oogstte? Ik betwijfel dit en
geloof niet dat de geschiedenis van Waal
wijk er groote voordeelen door te boeken
heeft gehad.
Is de persoon van Jan II zelve zoo belang
wekkend en zijn de betrekkingen tusschen
hem en onze oude gemeente van dien inni-
gen aard geweest, dat ze een beeld in de hal
van ons raadhuis rechtvaardigen? Ook dit
valt waarschijnlijk te betwisten.
Maar dit alles doet niets terzake. Geen
diepzinnige, historische onderzoekingen in
stoffige boekerijen gaven aanleiding tot de
aanbieding van dit beeld. Het geschenk is
louter bedoeld als een symbool. De Vereeni-
ging „Hannibal" die het aanbiedt, wilde
hiermee eeren het roemruchte Brabantsche
verleden, de Brabantsche traditie van trouw
aan onzen geboortegrond, aan de zeden der
voorvaderen, gemoedelijk, openhartig, eer
lijk en oprecht, de traditie van trouw aan
het aloude geloof der Moederkerk, door alle
stormen der verdrukking heen. De Sint Jans-
kerk in Den Bosch, is niet alleen een kerk
gebouw voor de parochianen, zooals iedere
andere kerk dat is, maar bovenal een mach
tig symbool van Brabants moed en durf,
van Brabants diep geloof, van Brabants
hechte trouw door alle tijden heen, zoodat
iedere Brabander, uit welk uithoekje onzer
provincie ook, al kwame hij uit Mill of Haps,
er zich' rechtmatig thuis gevoelt als in eigen
huis.
Een symbolische gedachte, Brabants
roemrijk verleden te herdenken, in hoeveel
bescheidener verhouding dan ook, bezielde
de schenking van dit beeld.
We mogen dan gelezen hebben in oude
geschriften van bet veelbewogen, rijke leven
van Jan I, de Zegevierende, die heerschte
over onze gewesten op het toppunt van Bra
bants roem. Hoe hij huwde met niemand
minder dan met de dochter van Lodewijk den
Heilige, koning van Frankrijk, Marguerite
de France, terwül zijn zuster Marie op 24
Juni 1275 in de Sainte Chapelle te Parijs in
den echt verbonden werd met Philips W
le Hardi; hoe hij streed tegen Sancbo van
Castilië en den koning van Aragon. Hoe hij
A
Het tweede plan Klynon.
Het fckozen ontwerp Kropholler.
Het beeld van Jan van Brabant, van onzen
kunstschilder-bealdhouwsr Theo van Delft.