Raadhuize.
Daar de burgemeester wegens een
lichte ongesteldheid en weth. Middel
koop wegens uitstedigheid de vergade
ring niet konden bijwonen, fungeerde
wethouder v. d. Willigenburg als
voorzitter.
Afwezig de heeren Timmermans en
Verheijden, de laatste met kennisge
ving.
Aan de orde:
1. Vaststelling der notulen van de
vergadering van 31 Maart 1933.
Deze worden ongewijzigd vastge
steld.
2. Ingekomen stukken.
Van Ged. Staten goedkeuring der
begrooting 1933 en der rekening '32,
der verordening inzake beroep op de
Woningwet, en der raadsbesluiten tot
wijziging der begrooting '32, tot het
aangaan eener kasgeldleening en tot
toetreding tot het streekplan „D<s
Meijerij".
Al deze stukken worden voor ken
nisgeving aangenomen.
Van B. J. Kamp, verzoek omgedu
rende de zomermaanden het sluitings
uur voor zijn café 1 uur later te stel
len.
B. en W. achten het niet in het al
gemeen belang voor dit eene café een
uitzonderingsbepaling te maken, af
gezien nog van het feit dat dit volgens
de verordening niet mogelijk is.
Het verzoek wordt afgewezen.
Van J. van der Schans, verzoek om
een schadevergoeding van 25 voor
de schade die hij tengevolge van de
werkverschaffing aan zijn grasgewas
op het weiland langs de haven heeft
ondervonden.
De Voorzitter zegt, dat in de vorige
vergadering eenzelfde adres van v. d
S. aan de orde was. Toen is besloten
ƒ15.schadevergoeding te geven
daar B. en W. meenden dat dit vol
doende was. Daarna heeft v. d. S. ech
ter opnieuw schade ondervonden,
thans aan het gewas 1933. Dit geeft
B. en W. aanleiding thans een totale
vergoeding toe te kennen van 25.
De heer Boer vraagt of de eerste
kwestie thans is afgewerkt.
De Voorzitter zegt, dat deze zaak
nog steeds hangende is.
De lieer de Rooij vraagt of de ge
meente door deze betaling nu van alle
verdere onkosten af is.
De Voorzitter kan daarop niet be
vestigend antwoorden. Als v. d. S. nog
meer schade ondervindt, kan het
noodzakelijk zijn dat hem nogmaals
schadevergoeding wordt gegeven.
Spr. zegt toe, dat B. en W. zullen
trachten te voorkomen, dat de ge
meente hiervoor nog meer zal moeten
betalen. De kans daarop is, naar spr
meent, ook zeer veel verminderd daar
het werk aan de haven binnenkort ten
einde is.
De heer Boer meent, dat het thans
niet meer noodzakelijk is, dat nog
over het weiland geloopen wordt en
dat de gemeente zich daarom niet
meer aansprakelijk moest stellen. De
eigenaar van den grond moet z.i. de
politie maar toezicht laten houden,
zoodat diegene, die van het land ge
bruik maken, zelf de kosten betalen.
De Voorzitter zegt toe, aan v. d. S.
te zullen ineedeelen, dat dit de laatste
maal is, dat vergoeding gegeven wordt.
Tevens zal spr. den opzichter verzoe
ken toe te zien dat geen nieuwe scha
de aan het land wordt toegebracht.
De Raad gaat met het voorstel ac-
coord.
3. Goedkeuring wijziging begroo
ting Burg. Armbestuur.
Op voorstel van B. en W. wordt de
gevraagde wijziging verleend.
4. Wijziging gem.-begrooting dienst
1932.
Deze wijziging is noodzakelijk in
verband met het groote tekort op som
mige posten, als b.v. werkverschaf
fing.
De Raad gaat ermede accoord.
Straatbelasting.
5. Vaststelling kohier Straatbelas
ting 1933.
De heer Kraak herinnert eraan, dat
B. en W. in 1932 den raad hebben toe
gezegd te zullen trachten een andere
heffing voor déze belading te vinden.
Spr. vraagt hoe deze kwestie staat
en wijst op de onbillijkheid dat alleen
de bewoners van gebouwde eigendom
men deze belasting betalen en niet de
eigenaars van landerijen.
De Voorzitter zegt, dat indertijd
deze kwestie door den heer Dalmaijer
is naar voren gebracht. B. en W. heb
ben toen toegezegd een wijziging te
zullen overwegen, zoodra de tijdsom
standigheden veranderd zijn. B. en W.
zijn nog steeds bereid de zaak in stu
die te nemen, doch thans, nu de lan
derijen voor de eigenaren slechts scha
de opleveren, zien zij geen kans met
een wijziging der belasting te komen.
Nog steeds staan B. en W. op het
standpunt dat de heffing gewijzigd zal
moeten worden zoodra de tijdsom
standigheden zich wijzigen.
De heer Michael wijst in dit ver
band op het feit, dat er enkele per-
ceelen zijn, die belasting betalen on
danks het feit dat zij in het geheel
geen uitweg hebben naar den publie-
ken weg, zoodat als daar iemand
kwam te overlijden, hij met kunst en
vliegwerk begraven zou moeten wor
den. Spr. herinnert eraan, dat inder
tijd de heer Kraak al over deze zaak
gesproken heeft en dat B. en W. toen
hebben toegezegd de kwestie onder 't
oog te zien. Spr. vraagt of het college
hiervan werk heeft gemaakt. De toe
stand kan z.i. niet door den beugel,
temeer daar voor deze perceelen nog
straatbelasting betaald moet worden.
De Voorzitter merkt op, dat de ver
ordening niet verbiedt deze personen
ook aan te slaan, dus op grond der
Verordening hebben B. en W. ook hen
in een belasting betrokken. Op grond
van de billijkheid zou hen echter, naar
spr. meent, ontheffing verleend kun
nen worden.
Spreker zegt dat de zaak voor B. en
W. nog steeds niet van de baan is en
dat zij nog altijd hetzelfde standpunt
innemen.
De heer Michaël. Als B. en W. steeds
op dat standpunt blijven staan, schie
ten we niet op, we moeten vooruit. In
ieder geval dienen deze menschen toch
vrijstelling der wegenbelasting te krij
gen.
De Voorzitter zegt toe, dat B. en W.
deze kwestie ernstig zullen onderzoe
ken.
Het kohier wordt vastgesteld con
form het ontwerp, sluitende op een
totaal bedrag van rond 1600.
Opheffing Openbare Scholen.
6. Schrijven van Ged. Staten inzake
opheffing Openbare Lagere Scholen.
De Voorzitter zegt, dat B. en W.
thans van Ged. Staten een schrijven
ontvangen hebben, waarin hun wordt
bevolen aan den Raad voor te stellen
een overeenkomst te treffen met de
gemeente Loon op Zand, opdat kin
deren uit deze gemeente de Openbare
School aan den Loonschendijk kun
nen bezoeken en de beide Openbare
Scholen dezer gemeente in de Nieuw-
straat en in Vrijhoeven kunnen wor
den opgeheven. Gezien dit bevel stelt
bet college van B. en W. voor aan B.
en W. op te dragen met het gemeente
bestuur van Loon op Zand te onder
handelen inzake het aangaan van een
overeenkomst als door Ged. Staten be
doeld. In principe is Loon op Zand
reeds bereid gevonden deze overeen
komst aan te gaan, doch de verschil
lende voorwaarden zullen nog bespro
ken moeten worden. Spr. legt er den
nadruk op, dat het college met alge-
meenc stemmen besloten heeft dit
voorstel te doen.
Spr. deelt nog mede dat van de Afd.
Sprang-Capelle der Ver. „Volksonder
wijs" en van de „Ver. van Ouders van
Schoolgaande kinderen" adressen zijn
ingekomen, waarin verzocht wordt, al
het mogelijke te doen tot behoud dezer
scholen.
De heer Michaël constateert dat B.
en W. voorstellen om de kinderen van
Sprang, Vrijhoeven en de Heistraat
naar Loonschendijk te sturen. De
Voorzitter deelde mede, dat reeds
met Loon op Zand overleg is
en dat principieele overeenstemming
is bereikt; doch in de bescheiden zag
spreker een brief van Loon op Zand,
waarin reeds eenige voorwaarden ge
noemd waren. Zoo zal de inrichting
der school a. d. Loonschendijk moeten
worden veranderd op kosten van
Sprang-Capelle, en zal Sprang-Capelle
in de onderhoudskosten moeten bij
dragen in verhouding tot het aantal
schoolgaande kinderen.
In eerste instantie wil spr. niet ver
der op de zaak ingaan, doch dit wil
hij zeggen: wanneer de Raad besluit
om in overleg te treden met de ge
meente Loon op Zand, dan is daarmee
de beslissing genomen omtrent de
beide openbare scholen van Sprang
Capelle.
Spr. vindt de houding van B. en W.
eigenaardig daar zij vroeger het voor
stel van Ged. Staten hebben afgewe
zen. Liever had spr. gezien dat B. en
W. royaal hadden gezegd „we zullen
de scholen maar opheffen", want het
plegen van overleg komt z.i. op het
zelfde neer.
Spr. wenscht dat de brief van Ged.
Staten in z'n geheel wordt voorgelezen
De Voorzitter merkt op, dat de heer
Michaël het doet voorkomen alsof B.
en W. in deze handelend optreden. Zoo
staat de zaak echter niet.
Indertijd heeft weth. Middelkoop
voorgesteld de school in de Heistraat
op te heffen en een nieuwe Openbare
School te bouwen in Vrijhoeven. Dit
voorstel is aangenomen en door Ged.
Staten goedgekeurd, doch door de
Kroon vernietigd. Daarna hebben Ge
deputeerde Staten verzocht den Raad
voor te stellen de scholen op te hef
fen. B. en W. hebben dat echter niet
gedaan en stelden voor het schrijven
van Ged. Staten voor kennisgeving
aan te nemen, daar zij geen reden za
gen om van het eerstgenomen besluit
af te wijken. Nu echter komen Ged.
Staten niet meer vragen, doch nu be
velen zij. Dus strikt genomen zijn de
scholen thans opgeheven en daaruit
volgt, dat, wil men de kinderen gele
genheid geven openbaar onderwijs te
blijven volgen, met Loon op Zand
overlegd zal moeten worden. B. en W.
kunnen niet anders dan met dit voor
stel komen, zegt spr.
Een andere kwestie is natuurlijk of
de Raad besluiten wil in beroep te
gaan tegen het besluit van Ged. Sta
ten. Doch B. en W. kunnen niet an
ders handelen, de zaak gaat buiten
hen om.
De heer Michaël wil nog eens het
juiste voorstel van B. en W. hooren,
daar hij meent, dat de voorzitter dit
anders formuleerde als het bij de stuk
ken was ter inzage gelegd.
De Voorzitter formuleert nog eens
het voorstel: het college stelt voor B.
en W. te machtigen in overleg te tre
den met het gemeentebestuur van
Loon op Zand, tot het aangaan van 'n
overeenkomst als door Ged. Staten be
doeld.
De Secretaris leest daarop 't schrij
ven van Ged. Staten voor. Daarin
wordt o.m. gezegd dat het algemeen
belang door de opheffing der scholen
gediend zal zijn, terwijl het onderwijs
er geen schade van zal ondervinden.
Bovendien wordt er in het schrijven
de aandacht op gevestigd dat grens
wijziging tusschen Loon op Zand en
Sprang-Capelle in voorbereiding is,
die juist in dit gebied groote verande
ring zal teweeg brengen.
Het protestantsche gehucht Loon
schendijk zou dan bij Sprang-Capelle
gevoegd worden.
Binnen afzienbaren tijd zijn deze
grenswijzigingsvoorstellen te verwach
ten.
De heer Kraak merkt allereerst op,
dat de school in de Heistraat geen 49
leerlingen telt zooals Ged. Staten mee-
nen, doch 51.
Z.i. zijn B. en W. in den tijd van 3
maanden hard van gedachten veran
derd.
In de vergadering van 31 Maart
kwamen B. en W. direct met het voor
stel aan den Raad om het schrijven
van Ged. Staten, waarin zij adviseer
den de scholen op te heffen, voor ken
nisgeving aan te nemen, zoociat z.i.,
v illen B. en W. consequent blijven, zij
thans met een voorstel moesten ko
men om tegen het bevel van Ged. Sta
ten in beroep te gaan bij de Kroon, wat
spr. dan ook zeker van B. en W. ver
wacht had. Zien B. en W. dan niet het
gevaar dat er een Bijz. Neutrale school
zal verrijzen, wat veel meer kosten
met zich zal brengen? Spr. ziet er inet
het oog op bezuiniging, totaal geen
nut in, de scholen op te heffen en wil
dit dan ook de Kroon en den betref-
fenden Minister wel degelijk aan het
verstand trachten te brengen.
Spr. stelt voor met genoemde mo
tiveering bij de Kroon in beroep te
gaan tegen het bevel van Ged. Staten,
om verdere uitbreiding van Bijzondere
scholen tegen te gaan.
De Voorzitter kan het begin van d&
rede van den heer Kraak niet onder
schrijven. B. en W. zijn niet van ge
dachten veranderd, doch B. en W. zijn
niet vrij meer.
Indertijd werden B. en W. verzocht
een voorstel aan den Raad te doen,
doch thans worden zij bevolen door
een hoogere macht en als onderge
schikt college hebben zij slechts het
bevel van Ged. Staten uit te voeren.
Spr. zegt, dat de Raad gerust in be
roep kan gaan. B. en W. hebben ex
pres deze vergadering zoo spoedig be
legd om den Raad eventueel in de ge
legenheid te stellen in beroep te gaan.
De heer de Rooij is van meening dat
velen met verwondering kennis heb
ben genomen van het bevel van Ged.
Staten tot opheffing van de Openbare
Lagere Scholen in de Nieuwstraat en
die in het gehucht Vrijhoeve Capelle.
Spr. zegt met opzet „gehucht" Vrij-
hoeve-Capelle, omdat Ged. Staten de
vrijheid in hun bevelend schrijven ne
men het centrum der gem. Sprang-
Capelle als zoodanig te betitelen en
spr. voelt zich verplicht in deze open.
bare Raadsvergadering te protestee
ren tegen deze zoover omlaaghalende
benaming van voormalig Vrijhoeve-
Capelle. Mede in verband met derge
lijke benamingen van de plaats der
school in het centrum van een hun-
in het centrum der gemeente, is
reeds 14 October 1929, dus bijna 4 ja
ren geleden, met een adres tot den
Raad gekomen voor verbetering van
(ie school, doch van eenige verbetering
is nooit iets gekomen, noch toen er de
gemeente financieel goed voorstond,
noch toen het uit financieel oogpunt
nog. goed mogelijk ware geweest.
Om echter te doen blijken dat ook
de Raad er van doordrongen is dat er
tor wille der bezuiniging groote offers
gebracht moeten worden, stelt spre
ker voor, het besluit van Ged. Staten
te vernietigen voor zoover betreft de
bevolen opheffing der Openbare La
gere School in Vrijhoeve-Capelle en
zulks aan de Kroon voor te leggen.
De heer Boer veronderstelt <lat hel
geen doel heeft over deze zaak te
stemmen, daar het een bevel is van
Ged Staten, waarin de Raad toch geen
wijziging zal kunnen brengen. Spr. zal
buiten stemming blijven, daar hij
meent dat de Raad zich door mee te
stemmen, belachelijk maakt.
De Voorzitter is het met deze rede
neering niet eens, de Raad staat im
mers in zijn volle recht als hij gebruik
wil maken van zijn recht om in be
roep te gaan.
De heer Michaël gelooft niet, dat
B. en W. hebben gehandeld op bevel
van Ged. Staten en meent dat zij dit
voorstel geheel vrij gedaan hebben.
De Onderwijswet geeft hen immers
de gelegenheid in beroep te gaan bij
de Kroon, en dus had het college kun
nen voorstellen van die gelegenheid
gebruik te maken. U is niet gedwon
gen door Ged. Staten, zegt spr
De Voorzitter zegt, dat juridisch de
school reeds is opgeheven, daar is
niets meer aan te doen. Daaruit volgt,
dat B. en W. pogingen in het werk
moeten stellen om de kinderen in de
gelegenheid te stellen openbaar on
derwijs te blijven volgen.
De heer Michaël is het hiermede
niet eens. B. en W. zijn er schijnbaar
niet van overtuigd, aldus spr., dat de
opheffing der Openbare school te Vrij
hoeven een slag in het aangezicht is
voor de ouders der schoolgaande kin
deren en voor de heele gemeente. Zij
zijn er niet van doordrongen dat aan
hun voorstel tot het treffen van een
overeenkomst, direct de consequentie
verbonden is, dat de scholen hier zul
len verdwijnen. Ook voor Sprang was
de school te Vrijhoeve de gelegenheid
voor openbaar onderwijs, en als de
scholen dus worden opgeheven, is aan
een complex van 3000 inwoners d
gelegenheid ontnomen in eigen plaats
openbaar onderwijs te ontvangen. De
bezuiniging kan, naar spr. meent, te
ver gaan, want z.i. zullen die enkele
honderden guldens niet opwegen te
gen hetgeen den inwoners van Sprang-
Capelle wordt aangedaan.
Een andere kwestie is voor spreker
de opheffing der school in de Niéuw-
straat. Spr. is tegen elke opherfing
van openbare scholen die nog bewijs
van levensvatbaarheid hebben gege
ven. Sinds 1921 is men begonnen, zegt
spr., om met hamer en breekijzer het
openbaar onderwijs te gaan afbreken.
Nog altijd heeft hier het openbaar on
derwijs recht van bestaan gehad en
zelfs in 1931 heeft de Kroon nog uit
spraak gedaan ten gunste van het be
houd der school in de Heistraat. Nu
komen Ged. Staten echter met vuist,
moker en voorhamer om ons open
baar onderwijs totaal te ruineeren.
Op denzelfden onderlingen afstand
staan 3 bijzondere scholen. Waarom
moeten nu de twee Openbare Scholen
verdwijnen? Wanneer geroepen wordt
om bezuiniging, dan kon dit nog wel
op andere manier gebeuren, meent
spr. Als de raad niet beide scholen kan
behouden, moet hij, naar spr.'s over
tuiging, toch zeker zorgen dat er een
van de twee blijft bestaan. Vanaf 1920
heeft spr. gestreden voor het behoud
der school in de Heistraat, doch als er
nu bezuinigd moet worden, zou hij
deze school liever prijsgeven cn die
van Vrijhoeven behouden. Als één
openbare school opgeheven moei wor
den, dan niet die van Vrijhoeven.
Waarom zouden we de centen, die we
hier verdienen, aan Kaatsheuvel ais
schoolgeld betalen? vraagt spr. Ten
slotte roept hij den raad op in beroep
ner gemeenten, komt bij spr. het ver- te gaan tegen het besluit van Gedep.
moeden op, dat Ged. Staten niet vol-
doende op de hoogte zijn van de lig
ging der gemeente en zeer zeker niet
van de juiste afstanden der Openbare
Lagere Scholen in kwestie.
De mogelijkheid is z.i. daarom niet
uitgesloten, dat Ged. Staten te een
zijdig zijn ingelicht.
Wij allen zijn er van overtuigd, al
dus spr., dat er aan alle kanten zoo
veel mogelijk moet worden bezuinigd,
maar is het bevel van Ged. Staten zoo'n
groote bezuiniging, dat de ouders van
schoolgaande kinderen hierdoor zoo
ver gedupeerd mogen worden, dat ei
in eigen gemeente geen gelegenheid
meer open is hun kinderen naar de
Openbare School te sturen?
De Oudercommissie, vertegenwoor
digende alle ouders en verzorgers van
schoolgaande kinderen van de school
Staten.
De Voorzitter wil allerminst ingaan
op hetgeen de heer Michael gezegd
heeft omtrent den schoolstrijd van
1921 en daarna, welke tijd spr. liever
riet meer in herinnering brengt. Spr.
ziet liever de toestanden van het. he-
tlen onder het oog.
Spr. geeft toe dat de raad de be
voegdheid heeft in beroep te gaan, hij
zelf heeft daar geen bezwaar tegen,
doch hij acht het zelfs gewenscht. Ech
ter moet de raad z.i. op den bodem der
werkelijkheid blijven staan en beslui
ten met Loonopzand in overleg te tre
den, door welk besllit men immers tot
niets gebonden wordt. De scholen zijn
reeds opgeheven en daarom moet men
de kinderen gelegenheid geven in
Loonschendijk onderwijs te krijgen,
zegt spr.
De lieer Michaël: U leest niet goed,
de sluiting der scholen gaat pas in 30
dagen nadat de overeenkomst met
Loon op Zand is gesloten. Spr. acht
dit overleg zeer gevaarlijk, daar hier
door de raad voor feiten gesteld kan
worden, die niet meer te herstellen
zijn.
Spr. is het eens met den heer Boer
dat er niet gestemd behoeft te wor
den. Hij wijst erop dat B. en W. ook
hangende het beroep met Loon op
Zand kunnen overleggen.
De heer Kerst gelooft dat men de
zaak niet zuiver inziet. B. en W. zijn
verplicht het bevel van een hooger
college te gehoorzamen en van den an
deren kant heeft de Raad het recht in
beroep te gaan. Waar wij een Minis
ter van Onderwijs hebben die een uit
gesproken voorstander is van het
openbaar onderwijs, aldus spr., mo
gen wij den uitslag van dat beroep
gerust afwachten en zal de uitspraak
naar recht en billijkheid geschieden.
De heer Michaël. Bij de gratie Gods
is hij Minister en of wij een minister
hebben die voor het openbaar onder
wijs is of iemand anders, moet ons om
het even blijven. Ook een minister die
voor bijzonder onderwijs is, zal naar
recht en billijkheid uitspraak doen.
Spr. blijft erbij, dat B. en W. vrij
zijn om den raad voor te stellen tegen
het besluit van Ged. Staten in beroep
te gaan.
De heer Kerst verklaart, dat hij den
minister slechts genoemd heeft om
dat de heer Michael over Ged. Stater,
sprak op een wijze waaruit zou blij
ken dat deze het openbaar onderwijs
antipathiek gezind zijn. Spr. heeft,
daartegenover iemand willen stellen,
die er in het geheel niet antipathiek
tegenover staat.
De Voorzitter sluit de discussie en
zegt, dat B. en W. aan hun voorstel
vasthouden.
Betreffende eventueel beroep zijn
reèds eenige voorstellen uit den raad
gedaan.
In stemming gebracht, wordt het
voorstel van B. en W. met 42 stem
men aangenomen; vóór de heeren
Dalmaijer, Vos, Kerst en v. d. Willi
genburg, tegen de heeren de Rooij en
Kraak; de heeren Boer en Michaë
blijven buiten stemming.
Het voorstel-Kraak wordt niet ge
steund en komt dus niet in omvraag
Het voorstel-de Rooij wordt ge
steund door de heeren Michaël eu
Kraak.
In stemming gebracht wordt het
voorstel aangenomen met 43 stem
men; vóór de heeren de Rooij, Kraak,
Boer en Michaël, tegen de heeren Dal
maijer, Kerst en Vos; de heer v. d.
Willigenburg bleef buiten stemming.
Werkverschaffing.
7. Mededeelingen.
De Voorzitter zegt, dat het B. en W.
nog niet gelukt is een nieuw object
voor werkverschaffing te vinden, daar
van de betrokkenen geen medewer
king kan worden verkregen. Voorloo
pig hebben B. en W. daarom het werk
aan de haven nog laten voortzetten.
Spr. vraagt de meening van den raad
over aankoop van heidegrond voor
ontginning.
De heer Kraak komt met eenigt.
nieuwe werkobjecten naar voren. Hij
vestigt er de aandacht op, dat een ge
meenteweg door een ingezetene is in
gebruik genomen en er zelfs sloten
dwars doorheen gegraven zijn. Spre
ker zou graag zien dat B. en W. de
zen weg weer in bezit namen en hem
weer in goeden staat brachten.
De Voorzitter zegt dit toe.
De heer Kraak zou, mede met het
oog op het voorkomen der „ziekte van
Weil", de binnenhaven te Capelle wil
len dempen. Voorts vindt hij den aan
leg van een begraafplaats een goed
werk object.
De begraafplaats achter de kerk if
z.i. te klein en het komt, naar spr.
heeft hooren zeggen, reeds voor dat
menschen begraven worden op plaat
sen waar dat niet mag. Spr. zou daar
om voor Capelle en Vrijhoeve een ge
meentelijke begraafplaats maken.
De Voorzitter zegt, dat het voorko
men der „ziekte van Weil" nog ter
sprake komt. Het aanleggen van een
begraafplaats vindt spreker 'n moei
lijke kwestie. Thans immers wordt d<
begraafplaats geëxploiteerd door he1
Kerkbestuur te 's-Grevelduin-Capelle,
en als de gemeente er ook nu mee zou
beginnen, zou dit den schijn wekker
van concurrentie. Er is in deze ge
meente al meer gebeurd waaruit bleek
dat er op dit gebied voetagels en klem
men liggen. Indien de raad dit ge
wenscht acht, wil spr. wel toezeggen,
dat B. en W. inzake deze kwestie met
het Kerkbestuur overleg zullen ple
gen en daarna den raad voorstellen
doen.
De heer Kraak merkt op, dat een
begraafplaats een winstgevend zaakje
is en als men een object voor werk
verschaffing kan vinden dat zelf zijn
geld teruggeeft, dan mag de Raad
AROVVFFRT TT OP O TT RT AP