■"ÊGHO""""" r^r*i IE ECHO VAN HET TWEEDE BLAD DE LUCHTBESCHERMINGSDIENST. No. 98. Zaterdag 8 Dec. '34. 57e Jrg. XI) DIE ZICH MET INGANG VAN j januari a.s. op dit blad abonneeren ontvangen de tot dien datum VERSCHIJ NENDE NUMMERS GRATIS. „Revolutionnairen' Het zou al te gewaagd zijn in dezen tijd, waarin de roep om „het sterke ge zag" algemeen is, het pleit op te nemen voor de „revolutionnair" gezinde leden onzer samenleving. Wij plaatsen daar om de betiteling „revolutionnairen" tusschen aanhalingsteekens, omdat we hieronder voor deze maal willen ver staan de scherpe critici, die we toch ook vinden onder menschen die niet als politieke woestelingen te boek staan. Er is nu eenmaal een groep van per sonen, die als van nature in de oppo sitie zijn. Waar zij ook zijn, tegen wien zij het ook hebben, altijd hebben zij aanmerkingen, altijd weten zij fouten aan te wijzen, altijd zijn zij er op uit om misstanden op te sporen. Het zijn uiterst lastige en soms heel vervelende menschen vooral voor over heidspersonen of vereenigingsbestuur- ders, die geen daad kunnen stellen zon der te weten, dat deze met zeer critische blikken zal worden bekeken. En toch!We moeten blij zijn, dat er een dergelijke categorie van men schen is, hetzij op politiek terrein, hetzij in het vereenigingsleven. Zij zijn de ge boren critici, altijd speurende naar fou ten en bereid om deze het koste wat het kost, zelfs al loopen zij daardoor het gevaar te worden verguisd, uitgelachen of achter slot en grendel gezet, aan de openbaarheid prijs te geven. Mevr. Roland Holst noemt deze personen zeer typeerend: „het zout der aarde of het geweten der menschheid Het kan geen kwaad dat wij dergelijke men schen in openbare lichamen behouden, ook al mogen zij soms wat lastig zijn of ongemanierd, zij brengen aan het licht wat aan het licht gebracht moet worden en behoeden ons ervoor, dat hier of daar ongemerkt het politieke vuil zich ophoopt, onopgemerkt, totdat de verstopping komt en het meestal te laat is. Daarom zijn wij geen bewonderaars van het besluit dat de Luxemburgsche volksvertegenwoordiging deze week nam: communisten mogen niet in het parlement zitting hebben. Een of enkele van die persoonlijkhe den, die nu eenmaal alle stofnesten on zer maatschappij met een vergrootglas doorzoeken, kunnen in een parlement heusch geen kwaad. Ze kunnen het wel eens ongegeneerd zeggen, zoodat we hen den mond moeten stoppen of hen bij den kraag moeten pakken, maar dat ne men we op den koop toe. Hoofdzaak is dat de heeren zich aan niets en nie mendal hebben te storen als er eens dingen te zeggen vallen, die voor den een of ander nu juist niet zoo prettig zijn. Laat ons liever den critischen geest in ons openbaar leven behouden, dan louter ja-knikkers aan het woord te la ten, liever oppositie aanvaarden, dan ons te laten verblinden door het gelijk geschakelde medejuichen met alles wat van één richting komt. i. Onder Luchtbeschermingsdienst ver staan wij de maatregelen, door de bur gerlijke bevolking in tijden van oorlog of oorlogsgevaar te nemen, om men schen en goederen zooveel als in het vermogen ligt, te beschermen tegen aanvallen uit de lucht. De luchtbescher ming is dus geheel van het militaire ap paraat gescheiden en iets anders dan de luchtverdediging, een instelling van de leger-autoriteiten ter verdediging van land en volk tegen de lucht-aanvallen. Om de taak der verdediging echter zoodanig uit te voeren, dat de bevol king zich volkomen beveiligd zou mo gen achten zou het apparaat der lucht verdediging zoo uitgebreid en dus kost baar moeten zijn, dat de instandhouding daarvan tot de onmogelijkheden be hoort. Vandaar, dat het inzicht zich baanbreekt, dat, bij een ver doorge voerde vermindering der bewapening, of liever: dan juist des te meer, de bur gerbevolking verplicht is zich tegen de gevolgen van den lucht-oorlog te be schermen. Wij, Nederlanders zijn een vredelie vend volk, wij zijn te nuchter en te be zadigd om ons te laten voeren tot haat en vijandschap tegenover het volk van een naburigen staat, wij voelen er niets voor om bij een geschil de wapens te laten beslechten, indien nog niet alle andere middelen om ons recht op vre delievende wijze te verkrijgen, zijn uit geput. Maar hoe gering de kans ook is om door eigen toedoen in een oorlog te worden gewikkeld, de ligging van ons land vrijwaart ons niet onvoorwaarde lijk voor het betrekken in een conflict door anderer toedoen. Anderen zouden ons kunnen dwingen tot bescherming van onzen Vaderlandschen grond. Er zullen er misschien zijn, die over het denkbeeld van een toekomstigen oorlog de schouders ophalen, omdat ze niet meer gelooven aan een tweespalt met dergelijke vreeselijke gevolgen als den laatsten grooten oorlog heeft te zien gegeven. Zij meenen, daar het denkbeeld van een toekomstigen oorlog absurd is, dat het even ongerijmd moet worden ge noemd om maatregelen te beramen ten einde zich tegen een zoodanige fictie te gaan beschermen. Voor hen is het goed om den blik eens te werpen over de grenzen van ons land. Een oppervlakkig kennisnemen van den voortgang die de ontwapeningsge dachte heeft gemaakt in de jaren na den wereldoorlog is in dit opzicht zeer leer zaam. Men doet daarbij de ervaring op niet slechts dat het doordringen van de ontwapenings-idee maar matigjes is ge vorderd, doch dat de volkomen afschaf fing zelfs van een wapen als het lucht bombardement op schijnbaar onover komelijke hinderpalen stuit. Intusschen heeft het aan de pogingen er toe niet ontbroken. In 1923 hebben we de „Haagsche Juristen Conferentie" gehad. Deze stel de een volledig reglement voor den lucht-oorlog samen. In de artikelen 22 en 23 van dit reglement wordt het luchtbombardement tegen de burgerbe volking verboden. Door de vertegen woordigers ter conferentie werd dit verbod algemeen aanvaard, maar de in voering van het reglement laat nog im mer op zich wachten. Het rapport ligt op de kanselarijen der regeeringen en het heeft er allen schijn van dat het vergeten is. In 1925 werd te Genève een protocol opgesteld, waarin het verbod van den gasoorlog werd vastgelegd. De opge stelde regeling werd in 1928 door 33 Staten geratificeerd. De Vereenigde Staten, die de voorstellers er van wa ren, weigerden echter ratificatie. Deze regeling bracht ons wel een stap nader, maar het verbod werd met zooveel voorbehouden omkleed o.a. door het beginsel der wederkeerigheid, dat er in werd vastgelegd, dat van het resultaat geen hooge verwachtingen worden ge koesterd. In 1928 kwam het Kellog-pact tot stand. Daarin stelde men zich op het standpunt dat internationale geschillen alleen op vredelievende wijze mochten worden opgelost. De oorlog, waarnaar tot dan toe als het geëigende instrument voor de beslechting van conflicten was gegrepen, moest worden uitgebannen. Slechts de beschermingsoorlog werd geoorloofd verklaard. Het pact verliest veel aan beteekenis, daar het begrip aanvalsoorlog niet is omschreven en bovendien er worden geen maatregelen aangegeven tegen een eventueelen overtreder der bepalingen. In 1929 werd wederom een poging gedaan om den gas-oorlog uit te ban nen. Evenwel, de tekst van de tot stand gekomen resolutie verschilde maar wei nig van die van 1925 en ging niet ver der dan deze. In 1930 kwam eindelijk gereed een ontwerp ontwapeningsconventie waar bij in hoofdstuk V het verbod van den gas-oorlog, wederom onder voorwaar den van wederkeerigheid, werd opge nomen. Dit is nog slechts een ontwerp, dat aan de deelnemers der ontwapenings conferentie van 1932 is uitgereikt. De volgende poging werd in Januari 1933 ondernomen. De president der Ver. Staten lanceerde de gedachte om alle bewapeningen met 1/3 te vermin deren en voorts om alle chemische strijdmiddelen, dus ook den gas-oorlog, te verbieden. De besprekingen voerden tot een door den Tsjecho-Slowaakschen Min.-President, ten aanzien van 't ver bod van den gas-oorlog ingediende en d< or 41 Staten goedgekeurde resolutie, meur het verbod werd wederom met zooveel voorbehoud omgeven, dat men niet kan spreken van een vooruitgang t.o.v. vorige beslissingen. Het is interessant om na te gaan welke voorbehouden er zooal gemaakt werden. De eerste is deze: De voorbereidende maatregelen tot afweer tegen aanvallen zouden niet verboden zijn. Vervolgens: Er moet een internationale documenta tiedienst betreffende gasbescherming worden gesticht. 3e. Bepaalde gasbeschermingsmidde- len zullen aan een technisch onderzoek worden onderworpen. 4e. Voorschriften zullen worden ge geven om controle op het verbod uit te oefenen, met sancties bij schending er van. Dit alles houdt in, een principieele aanvaarding van mogelijkheden t.o.v. den gasoorlog en is dus eigenlijk in strijd met een absolute afschaffingsge dachte. Men zal mij toegeven dat er voor- loopig niet op mag worden gerekend dat we het gaswapen spoedig kwijt zul- 1 enzijn, evenmin als er veel kans is dat de vermindering der bewapening spoe dig zal worden verwezenlijkt. In Februari 1932 kwam de ontwa peningsconferentie bijeen en wij weten allen hoe het daar is toegegaan. Ik wil zelfs nu nog niet beweren, dat ze reeds is mislukt, maar de verwach tingen daaromtrent zijn van mij althans niet hoog gespannen. Het is intusschen ontstellend te lezen hoe vrijwel de meeste landen in Euro pa koortsachtig aan de uitbreiding hun ner militaire luchtmacht werken. Ik heb met deze opsomming geens zins de bedoeling gehad om pessimisme te kweeken t.o.v. internationale samen werking tot het bereiken van ontwape ning, integendeel, wij moeten blijven hopen dat eenmaal een beter inzicht baan zal breken en de leidende staats lieden een resultaat kunnen bereiken, dat tot volledige ontwapening en tot uitbanning van den oorlog zal voeren. Slechts heb ik willen betoogen, dat men goed doet, om zich niet door een te groot optimisme te laten verleiden tot niets-doen om dan uit den dommel te worden opgeschrikt als het te laat is geworden. Naast degenen die meenen dat wij met den oorlog in de toekomst hebben afgerekend, staan zij die beweren, dat in den toekomstigen oorlog bescher ming eigenlijk nutteloos is. Verdediging er tegen is doelloos, zoo De raadsels op te lossen. Toch vindt men er genoegen in. En al de leden van 't gezin, Die gaan dan mee aan 't zoeken. J. Vos, 's-Grevelduin-Capelle. zegt men, want de uitwerking der strijdmiddelen is zoo verschrikkelijk, de vernietigende werking zoo groot dat al le beschermingsmiddelen moeten falen. Een paar van deze uitspraken moge ik hier weergeven: Prof. van Embden schreef in 1924 in zijn brochure „Nationale ontwapening of Volksverdediging": „Die zegt, dat de hedendaagsche de fensie het vaderland uit pure vader landsliefde herscheppen zal in één groot slachthuis, zegt niet genoeg. Neen, 't zal waarschijnlijk worden één groot veld van foltering. Luchtvaart, met stikgassen vereenigd, zal ons allen, ook onze vrouwen, onze kinderen, ko men bezoeken met den monsterachtigen dood der langzame verworging. En terwijl zij worden doodgemarteld zullen zij die nog ontsnapt zijn, het machteloos moeten aanzien in ondrage lijke zielesmart". Een ander oordeel gaf Prof. van Riel in een kranten-artikel in de Telegraaf in 1929. Deze schreef o.a. het volgende: „Afweer van een aanval van vlieg tuigen is onmogelijk. Zelfs het best uit geruste land kan een geconcentreerd opgezetten aanval niet afweren. En daarom zullen de landen slechts nog een ander afweerwapen kunnen te hulp roepen: de repressaille door een tegen- stoot. Inplaats van tot een twijfelach- tigen afweer over te gaan, zal men ter stond vliegtuig-eskaders met brisant bommen, brandbommen en gifgas naar de aanvallende landen zenden en daar mede zal de wedstrijd in het moorden beginnen. Afweer door overval, ter ver dediging natuurlijk van zijn recht. Dat zal echter het einde zijn van alle leven en van alle cultuur. Dat zal zijn de triomf der helle, waarbij vergeleken de wereldoorlog slechts een Tstukje vage vuur was. En daartegen bestaat geen bescher- ming. Alle technische en militaire be schermingsmaatregelen zijn machteloos. De eenige zekere verdediging is de radicale ontwapening dezer technische en militaire z.g.n. verdedigingsmidde len". Niet minder radicaal is de Zwitser- sche pacifiste Dr. Gertrud Woker, die in een van haar geschriften o.a. 't vol gende voorspelt: „Twee handelsvlieg tuigen als bomvliegtuig uitgerust, kunnen alle leven in een stad als Lon den vernietigen". Nuchter bekeken ontkomt men niet aan den indruk dat er in deze oordeel vellingen een element van vrij sterke overdrijving schuilt. De meeste motieven en uitspraken, zoo niet alle, berusten dan ook geens zins op zekere en reëele. technische en wetenschappelijke grondslagen. Wij zullen goed doen met deze schil deringen van de toekomstige oorlog voering niet al te serieus op te nemen. Op de ervaringen in den wereldoorlog opgedaan steunen ze in ieder geval niet. Daarover in een volgend artikel. P. G. VAN VLIET, Hoofd Gem. L. B. D„ Waalwijk. Zonder schriftelijke toestemming is eenige overname uit deze rubriek verboden. NOG EEN PAAR RIJMPJES. Ook onder de foutieve inzendingen van onze St. Nicolaas-prijsvraag wa ren nog heel goede versjes. Jammer dat we de inzenders geen prijs konden toe kennen, omdat ze den brief van Sint niet goed in elkaar gezet hadden. Hier volgen nog enkele aardige rijmpjes: De verjaardag van St. Nicolaas. December, maand van sneeuw en ijs, Was toch nog wel een beetje wijs. Hij gaf ons de verjaardag van Sint, Die ieder kind zoo prettig vindt. Elk jaar wordt hij herdacht, En ons wat snoep en speelgoed gebracht. Wees welkom St. Nicolaas en Piet, Maar vergeet vooral. De arme kinderen niet. Bertie Blok, Waalwijk. Beste Sint Nicolaas. De Zwarte Piet komt over 't dak, Met heel veel Echo's in z'n zak. Brengt ze bijna in elk huis. Ook al is er niemand thuis. Maar als de Sint komt op bezoek, Verwacht ik van hem een heel mooi boek. Johanna Verhelst, Waalwijk. Lieve St. Nicolaas, hierbij mijn versje. Ik hoop, St. Nicolaas, dat dit versje klein! Zeer naar LKv smaak en genoegen zal zijn. Dat Piet er ook over tevreden is, Dan zult U beiden, zeker en gewis, 5 December er een goed over denken, Om Marianneke een mooi boek te schenken. Marianne v. Ree, Waalwijk. St. Nicolaas. St. Nicolaas is weer in 't land, En gaat van stad tot stad. Om alle zoete kinderen Te geven wat hij had. En naast hem gaat zoo heel parmant, Een groote zak al op zijn rug, 't Is Zwarte Piet, die ieder kent, Die loopt zoo vliegensvlug. Het paard van Sinterklaas, Zoo mooi en wit als sneeuw, Gaat met hem, lange jaren, 'k Denk van haast een eeuw. Het drietal gaat van huis tot huis, 's Avonds in de maneschijn. Als alle brave kinderen. Al lang op 't bedje zijn. D.V. Vrijhoeve-Capelle. Ieder die de „Echo" leest, Geniei toch steeds het allermeest Van d Kinderhoekjes. Men v.ndt er wat naar ieders smaak, Al is het soms een moeilijke taak, RONDOM HET KAMPVUUR. «Jongens, rondom het kampvuur 1 Kijk, hoe de vlammen laaien. Hoe de roode vuurgloed alles verlicht met een spookachtig schijnsel. Nu is het uur aangekomen, waarin we gezellig bij elkaar gaan zitten en waarin een ieder vertelt van die dingen, die hem ontroerd of getrof fen hebben. Geen groote heldenda den. Kleine gebeurtenisjes, die toch iets zeggen.... Het is de beurt van avond aan Geurt1» En Geurt begint »Het is eigenlijk heelemaal niets bijzonders, wat ik nu vertellen ga. Het is niet eens een gebeurtenis. Alleen maar iets, wat ik toevallig eens zag. Ik liep eens in een stille straat, in een van de buitenwijken der stad. Het was nog vroeg, zells zoo vroeg, dat de schillenwagen nog door de straat reed, en voor ieder huis stil hield, om daar de schillen in ont vangst te nemen. Honderd meter voor me uit ongeveer, slofte een oude zwerver. Voetje voor voetje schuifelde hij voort. Bij de schillenkar gekomen, waar van de eigenaar juist weer ergens in een huis was verdwenen, hield hij stil, keek schichtig om zich heen en met een vlugge greep had hij iets van de kar gepakt. Mij had hij niet gezien, want ik liep vlak langs de huizen. Wat hij gepakt had, kon ik ook niet zien, daarvoor was ik te ver weg; maar ik meende, dat het een paar sneden oudbakken brood waren, die weggegooid waren. Ik was nieuwsgierig geworden. Zou die man werkelijk zoo'n honger hebben, dat hij brood van een schillenkar moest pakken? Ik volgde hem stille tjes. Hij ging de straat uit en kwam op een zandvlakte die aan den rand der stad ligt. Na een tijdje geloopen te hebben, bleef hij staan en ging zitten. Ongemerkt kwam ik een beetje dichterbij en nu zag ik, dat het werkelijk brood was, dat hij van de kar genomen had. Hij bekeek het even, veegde er even met zijn hand overheen en nam er gretig een hap van. Ik kan jullie eerlijk zeggen, dat ik er naar van werd, iemand tezien eten van brood, dat bij uit afval gehaald heeft. Óp dat oogenblik kwam ergens een hond vandaan. Ook al zoo'n kale zwervershond. Schuw kwam hij nader, ging op een meter afstand van de zwerver op zijn achterpoolen zitten en keek toe, keek met groote oogen, hoe de zwer ver van zijn brood hapte. Die had de hond ook gezien en probeerde hem weg te jagen. Maar de hond bleef waar hij was en volgde met zijn kop iedere beweging van den ouden man. Deze keek nog een paar maal geërgerd naar de hond, draaide het hoofd af, nam weer een hap van het brood. Maar de hond bleef toekijken. Plotseling draaide de oude man zich weer om, gooide den hond de rest van het brood, dat hij nog in zijn hand had, toe en mopperde, vrij luid: »Je zit me met zulke hongeroogen aan te kijken, dat ik er akelig van wordt. Hier heb je dan wat, mor melbeest. En maak nu maar datje wegkomt, want ik heb zelf ook honger en kan toch heusch niet telkens als ik wat heb, met je deelen.» Met een hap had de hond het brood opgesloktnog even keek hij naar de zwerver, toen draafde hij weg. Langer heb ik niet toe kunnen kijken. Ik moest weggaan. Het idee, dat de oude man brood at uit een schillenkar, vond ik al verschrikke lijk, maar dat hij van dat brood de helft nog weggaf aan een hond, die honger had, was teveel om aan te zien. Ik ben naar hem toe gegaan en heb hem gevraagd, of hij met me naar huis wilde gaan om te eten, maar hij keek me met een paar booze oogen aan, zei, dat ik me met eigen zaken moest bemoeien en ging verder, steeds in zichzelf mopperend. Jullie hebben het gehoord, een belangrijke gebeurtenis was het niet, die ik jullie verteld heb». RITA VAN B x x Oplossingen. 1 plicht 1 i e d j e a f o o t a f 1 o o t taptoe s c h u i Piloot. 2 T les Texas aas s Raadsels. 1 medeklinker getal tegenovergestelde van brengen xdoet een poes xxxxxxxxx stad in Australië x vergrootende trap van blauw x naam van onze planeten .x. einde x klinker 2 1 234315617589 10 11 12 13 13 14 11 15 13 33 11 16 9 10 13 17 17 6 is een naam, die de laatste weken op ieders lippen is geweest. 3 13 13 15 15 heeft ieder mensch I 14 7 3 11 gedroogde rozijn 12 5 8 9 10 11 vliegtocht II 13 17 6 11 vloerbedekking 5 4 3 11 zijden band 12 5 tooverheks 11 13 15 mak, niet wild 11 14 12 15 vervoermiddel in groote steden 14 13 13 1 niet mis 3 Drie duiven zitten in een boom een wordt geschoten. Hoeveel blijven er zitten VOOR DE KNAPPERTS. Een goed zaakje. Christiaan heeft dertig noten, Mooie noten, die hij wil verkoopen. Hij geeft twee noten voor één cent. Zijn vriend Hans bezit ook dertig, noten, die hij wil verkoopendrie noten voor 2 cent. X

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1934 | | pagina 5