irsjsjsjsrsrsrsjsjsjsrsrsisrsrsrsjsisrsrsj"SfsrsrsrsjsjsjsjsrsisisisjEir lkiSJsrsrsrsrsjsTsrsrsrsj"SJsrsiSJSJsrsrsjsjsjsjsisrsjsjsrsrsrsrsjsjsjsJSJ^ XeKStg.ecLacA.ten,. Zes êucifehs. TWEEDE BLAD. DE ECHO VAN HET ZUIDEN. NUMMER 102. 57c JAARGANG We vieren weer Kerstmis, het feest der blijde boodschap. We hebben het leven der natuur langzaam aan zien wegkwijnen, de van ouderdom ver wrongen bladeren zijn uit de roest bruine boomen gefladderd, tot de naak te takken zijn overgebleven, wachtend op het nieuwe leven, dat ontwijfelbaar straks weer komen zal. Kerstmis is reeds de blijde voorzegging van dit nieuwe leven. Maar niet alleen is' het Kerstfeest zoo een symbool. De ware beteekenis van Kerstmis ligt dieper en wij moeten het feest op de eerste plaats beschou wen niet als een symbool, maar als 'n werkelijkheid. De komst van Christus in de wereld, die wij op dit feest herdenken, heeft de wereld fundamenteel gewijzigd. Inplaats van de verouderde, aan eigen vervolmaking stervende wereld- sche beschaving heeft zij een geheel nieuwe cultuur gesteld: de cultuur van het Christendom, gebaseerd op de juiste verhouding tusschen Schepper en schepsel. 't Is goed dat wij op 't Kerstfeest ons op deze diepere beteekenis bezinnen, m.a.w. dat wij ons nog eens helder trachten bewust te worden van de werkelijkheid en het doel van ons be staan. De krans der groole kerkelijke feest dagen roept ons telkens weer tot deze werkelijkheid terug. En dat is nood zakelijk, vooral in onze dagen, nu wij bij velen zoo'n angstwekkende levens vervlakking zien. „Onze dagen"Hiermede zijn wij weer genaderd tot de groote vragen, die onze arme tijd stelt, cn die tel kens opnieuw weer bij elke diepere beschouwing in het geding moeten worden gebracht. En dan hebben wij niet alleen, zelfs niet op de eerste plaats, den economischen nood op het oog. De nooden, waaronder wij op het oogenblik gebukt gaan, liggen veeleer dieper. Zij vinden hun grondslag in de vervlakking der levensbeschouwing, waarvan wij boven spraken. De mensch, die zijn wezen en eind doel kent, heeft onwrikbare steunpun ten, die hem veilig de golven van den storm zullen doen trotseeren. „Seavis tranquillus in undis Weest rustig temidden der golven", wij kunnen deze levenshouding slechts verwachten van sterke persoonlijkheden, die, om het populair te zeggen, vast in hun schoenen staan. Er is gebrek aan deze mensehen, die personen zijn en niet louter individuen. Het type van den massa-mensch, die meegevoerd wordt met den stroom, die slechts een ander misschien even zwak mensch naast zich heeft, om zich naar te rich ten, kan onze wereld niet redden. Alleen van een sterk Godsbesef, dat den mensch dwars door alle ellende, door alle slapheid, door alle vaagheid van onze wereld, rechtstreeks tot God voert, is heil te verwachten. Het past niet in een artikel als dit uitvoerig te citeeren, maar toch willen wij hier een korte passage laten vol gen uit een kortelings verschenen voor treffelijk boek van den protestanten professor Dr. Aalders omdat hier in zoo klaar en duidelijk gezegd wordt vanwaar de hulp voor al onze moei lijkheden moet komen. „Hooger hulp is noodig. Noem haar „openbaring of genade, ol verlossing „of verzoening het initiatief is al- „tijd aan Gods zijde. Wat Hij doet „draagt een medisch, een operatief ka rakter. Hij grijpt in, genezend en her stellend. En de grootste verlossing, •„waarvoor de mensch Hem kan dan- „ken, is wel deze, dat God den mensch „verlost van zichzelven, n.I. de on- „macht, in den meest intensieven zin „van onwil, om zichzelf te verlossen. „God is het, die, indien ergens, in deze „sfeer Schepper is en „de dingen, die „niet zijn, roept alsof zij waren", zoo- „als Paulus zegt en de vraag van den „apostel wettigt: „Wat hebt gij, dat gij „niet ontvangen hebt?" „Johannes geeft den vollen inhoud „aan wat Paulus naar den vorm be schrijft met de belijdenis: „Hierin is „de liefde, niet dat wij God hebben „liefgehad, maar dat God ons heeft Kerstmis en de nood der tijden. „liefgehad en Zijn Zoon gezonden heeft „tot een verzoening voor onze zonden". „Zoo wordt de richting duidelijk „aangewezen. Zij is niet van beneden „naar boven, maar van boven naar be rieden; niet van den mensch, maar „van God uit. Zij draagt een scheppend „karakter. Zij beteekent een nieuw le- „ven, een weg, niet maar een richting; „een uit-weg, niet maar een uitzicht". Deze gedachte geeft ons moed om ook in deze omstandigheden 't Kerst feest blijde te vieren. Blij der zelfs dan in vroegere voorspoedige dagen, om dat het juist Kerstmis is, die ons de kracht geeft 0111 het zwaarste juk te torsen, die ons bevrijdt en verlost uit kluisters cn lijden. We zien op naar den Verlosser, van wien we de eenige hulp en redding te wachten hehben, en die op dit Kerst feest weer opnieuw op onze wereld neerdaalt. Wij overdenken dit groote geloofs-mysterie met vertrouwen op Naar het Duitsch van Wilhelm Schafer. Elk jaar sedert den oorlog, ging Martha, de oudste zuster van den schoolopziener, op Kerst-avond naar het kerkhof 0111 gedachtenis te vieren. Tegen vieren, toen het donker begon te worden, kwam zij door de geopende poort de olmenlaan in en ging tot aan den muur, waar de gedenksteen inge metseld was. „Franz Lammers, gevallen in Vlaan deren op Kerstavond 1914" stond in 't zandsteen uitgehakt; en de zwarte stre pen der jaren liepen af van de letters naar het jaartal, waar de waterdrup pels door de poriën van den steen wa ren opgezogen en waar mos begon te groeien. Hij, die echter niet onder zijn gedenksteen lag, doch in Vlaanderen, was haar verloofde geweest. Toen Martha voor den zestienden keer met haar bloemen en kaarsen kwam, was het weer zooals altijd, wan neer de winter niet besluiten kan ons een witte Kerstmis te geven: in de vochtige lucht hing in het Westen een te ver 0111 terug te gaan en zoo kwam zij op de gedachte een doosje lucifers te gaan leenen bij schoenmaker Quer- holz, waar zij toch haar gespschoenen nog moest halen. De schoenmaker Maximilian Quer- holz, door de menschen kortweg Ma xim genoemd, woonde schuin tegen over de kerkhofpoort, nauwelijks hon derd passen verder. Hij was, naar zij wist, een drinker, wel geen dronkelap, maar zoo iemand ■die liever in de herberg domme grap pen zit te vertellen, dan te werken. „Karl, de schoenen voor de juf frouw!" riep hij naar de achterkamer, terwijl hij geen oogenblik zijn werk neerlegde. En toen zij vertelde waar voor ze eigenlijk kwam, moest de jon gen ook de lucifers brengen. „Er zitten er nog zes in het doosje", zei de 10-jarige bleeke jongen. „Die moeten we zes keer gebruiken", zei Martha dankend. De schoenen zou ze straks meenemen als ze de rest te- v Hem, die ons den weg komt wijzen van aardsche duisternis naar hooger Licht, die zelf daarvoor den weg der wereld- sche armoede heeft aangewezen. Kerstmis, het feest van den Verlos ser. Wanneer zouden wij het ingeto gener en tegelijk blijder kunnen vie ren, dan in een tijd waarin wij de ver lossing uit lijden en ellende zoo hard noodig hebben? Mogen daarom de klanken van den Kerstnacht voor allen, ook voor hen die onder lasten gebukt gaan, een Za lig Kerstfeest inluiden. gele schijn, en van de boomstammen vielen waterdruppels neer. Het is som ber, dacht zij, terwijl zij om een kuil liep, alsof de winter ons de witte troost niet meer gunt; het is vroolijk door de sneeuw te gaan; de boomen hebben dan geen bladeren meer noodig 0111 mooi te zijn; nu staan ze daar echter naakt met hun grauwe takken en zien er somber uit! Terwijl zij met deze gedachten met haar kaarsen en bloemen voortliep, bemerkte ze pas bij de poort van het kerkhof dat zij lucifers vergeten had 0111 de kaarsen aan te steken. Het was rugbracht. Het gehemde was nauwelijks zoo belangrijk geweest dat ze er aandacht aan schonk; toen ze hloemen en kaar sen voor den gedenksteen had gezet en neerknielde op het houten bankje, was zij het al reeds vergeten. Toch moest er iets van in haar ziel zijn ach tergebleven; want toen zij als naar ge woonte aan den geliefden man wilde denken met wien zij voor zoovele jaren levensplannen gemaakt had, voordat de oorlog hem in den dood rukte, toen kon zij zich niet, zooals anders, ver diepen. Inplaats van in de droombeelden der herinnering, voelde zij zich in haar tegenwoordige werkelijkheid: een oud meisje, dat in het huis van haar broer als bij loopster geduld werd. De kinde ren zijn weg, de zoon studeert en de dochter is reeds lang getronwd; ik was voor hen slechts de onvermijdelijke tante, zooals ik voor de ouders de on vermijdelijke zuster en zwagerin ben! Ze hebben alle hun eigen zorgen en als er nog liefde in huis is, dan vallen daar voor mij slechts de kruimeltjes af. Met zulke gedachten zat Martha op Kerstavond voor den gedenksteen van haar verloofde en zij vond haar ge liefde niet meer achter het steenen schrift. Droefheid noch troost wilden in haar opkomen, toen zij daar zat met de bloemen en de kaarsen oml hem te gedenken. Zij had de beide kaarsen te vroeg aangestoken, zoodat de droeve dag hun zwakke schijn verbleekte; het vreugdelooze en leege van haar leven overmande haar zoo, dat een rilling door haar lichaam ging en zij opstond. Ofschoon ze de sleutel van de poort bij zich had en niet hang was voor de graven, ontweek ze het rijk der dooden al wist ze niet wat ze onder de leven den wilde. Martha was reeds op den droeven weg naar huis toen zij aan de gesp schoenen dacht en aan het lucifers doosje, dat zij aan den schoenmaker terug moest brengen. Ze keerde aanstonds om. Toen zij in het donker voor 't huis van den schoenmaker kwam, was er geen licht meer te zien. Ze zullen ach ter in de keuken zitten, troostte zij zich, maar ook binnen was het don ker; toch hoorde zij de kinderen zin gen. Ze zongen met zachte stemmen het lied van den Stillen, Heiligen Nacht en het klonk uit de duisternis zoo ont roerend op, dat ze zacht de huisdeur achter zich sloot om het schijnsel van den lantaarn niet binnen te laten. Slechts de jongen kende de woorden goed; de kleintjes zongen de tonen kinderlijk mee. Maar toen Martha op haar teenen terug liep en naar de deur tastte, hoorde zij in de keuken andere geluiden. De jongen begon te huilen en de kleinen begeleidden hem, zooals straks met het lied. Het klonk zoo kla gelijk, dat Martha niet kon weggaan. Ze liep naar de keuken cn klopte aan, waarop het daarbinnen aanstonds stil werd; het licht ging aan cn de deur werd geopend; met groote oogen zaten de kleinen aan tafel, en de jongen stond met de deurknop in de hand. „Ik breng U d^ schoenen direct!", zei hij en wilde naar de werkplaats loopen. Zij hield hem echter tegen en vroeg waarom ze gezongen en vlak daarna gehuild hadden. „Het klonk zoo mooi in het donker", zei ze, en ze rekende niet op het ant woord, dat haar vraag voorkwam. „We moeten sparen", zei de knaap, en toen zij, verwonderd over den vroeg wijzen toon waarop de jongen dit zei, vroeg of zijn vader niet thuis was, kreeg ze ten antwoord: „Die zit in de herberg!" „En moeder?" „Die heeft een kindje gekregen en ligt op bed". Martha zag de vuile strepen, die de jongen zich op het bleeke gezicht ge huild had; maar nu stond hij bereid eiken inbreuk op zijn rijk af te weren. „Wie maakt voor jullie dan de Kerst boom?", vroeg ze nog. „Het Kerstkind heeft ons vergeten". Met dit antwoord was de trots van den jongen ten einde, hij snikte en de beide kleintjes begonnen opnieuw met hun geschrei. „Rustig, lieve meisjes", riep Martha in de keuken, terwijl ze den jongen op beide schouders klopte: „Ik ben toch zelf het Kerstkind!" Toen scheen ze echter dadelijk weer uit haar rol te vallen. „Haal eens gauw de schoenen", zei ze tegen den knaap. Maar het was slechts een list van haar, om eerst de huilende meisjes te kun nen troosten. Dan ging ze naar de werkplaats cn vroeg den jongen: „Karl, weet je waar we nog een kerstboom zouden kunnen koopen?" Ja, dat wist de kleine vent, met het gele stroohaar op zijn trotsche hoofd, precies. „Hier heb je geld. Zou het genoeg zijn?" Hij bekeek het drie-mark-stuk KERSTNUMMER Prof. Dr. W. Aalders: „De Nood des tijds".

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1934 | | pagina 5