mm Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. FEUILLETON. EERSTE BLAD- MEER NIJVERHEIDSSTEUN NOODIG? DE TWEE MACHTEN IN HET LEVEN ÖIT NUMMER BESTAAT UIT DRIE BLADEN. NEDERLAND EN ROME. waarborgt V DE SAARSTEMMING. j;UMMER 4. ZATERDAG 12 JANUARI 1935. 58e JAARGANG. et Zuiden, Waalwpscbe en Langstraatsehe Courant, Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG Brieven, Ingezonden stukken, gelden, en» franco tc «enden aan den Uitgever. Abonnementsprijs per 3 maanden 1.2fi. franco p. post door 't geheele rük 1.40 UITGAVE: WAALWIJKSCHE STOOMDRUKKERIJ ANTOON TIELEN. Telefoon No. 38. Telegr.-adresECHO. Advertentifin moeten Woensdag en Vrijdag des morgens om uiterlijk 9 uv in ons besit «tin. Bil contract flink rabat. Reclames 40 cent per regel. Prijs der AdvertentiSn 29 cent per regel; minimum ƒ1.50. De statistieken, welke aan de resul taten der volkstellingen worden ont leend, zijn soms zeer leerzaam. Het op maken dier statistieken schijnt wel zeer tijdroovend te wezen, want eerst nu verscheen een boekdeel, dat de re sultaten er beroepstelling samenvatte welke onderdeel was van de algemee- nc volkstelling op 31 Dec. 1930. Zeer opvallend blijkt de teruggang te zijn van het aandeel der menschen, die in den landbouw een bestaan zoe ken. Vroeger was de landbouw onze voornaamste welvaartsbron; in 1899 omvatte hij nog 32 van de berocps- lieden. Dit percentage daalde in 1920 tot 23 en in 1930 tot 20. In 1930 woed de de crisis nog lang niet op 't ergst, zoodat men thans gerust mag aanne men, dat de twintig procenten van vijf jaar geleden niet meer worden ge haald. Men is er niet mee af, als wordt be weerd, dat „de trek naar de stad", de groeiende tegenzin tegen veldwerk, van alles de schuld zou zijn. Ondanks het feit, dat zoovele duizenden ar beidskrachten voor den landbouw verloren gingen, produceert het plat teland méér dan genoeg van alles wat we noodig hebben. De teruggaande be- teekenis van den landbouw, voor wat de arbeidsmogelijkheden betreft, is ge legen in de intensievere cultuurmetho den en de steeds verder dalende afzet mogelijkheden, doordat de buiten- landsche landbouwcultuur geleidelijk een achterstand inliep en bovendien door een politiek van autarkie kunst matig werd bevoordeeld. van „De Echo van het Zuiden". Naar het Engelsch. 29) Ze gingen door een reeks straatjes, zoo nauw, dat de bewoners elkaar uit de bovenverdiepingen wel de hand had den kunnen reiken, naar het hem voor kwam. De lucht, die er hing, was bij tijden zoo walgelijk, dat Launcelot soms moeite had, zich goed te houden. Eindelijk hield Carlo stil voor een verveloos deurtje en nu moesten ze nog een steile trap op, alles even onbeschrij felijk vuil en onzindelijk. Bij de deur moest hij even wachten; de gids ging alleen binnen, maar keerde gelukkig onmiddellijk weer met de ver klaring: Broer wil u vertellen, signor. Maar praat niet al te lang; hij is erg ziek. Vyvian moest zich bukken om de deur binnen te gaan en zag daar op een strooleger een geraamte liggen. Met koortsachtig flikkerende oogen vroeg de man: Geeft signor vijf pond, dan zal ik hem heel wat vertellen. Ik hoor, dat je wat weet van den moord op den kolonel in fort Ricasole, sprak Vyvian zacht maar duidelijk. Ik beloof je, dat ik er de politie hier niets van zal vertellen, als je dat liever niet hebt. Maar ik zal opschrijven wat je zegt. En daar moet je een kruisje onder zetten, evenals je broer. Signor zal mij dus geen leed doen? jammerde Sandro. Ik zou niet graag ge In deze omstandigheden zal onze landbouw vermoedelijk nimmer meer zijn vroegere beteekenis herwinnen en 't is de vraag of de regeering wel op den goeden weg is met haar steun maatregelen, welke er op gericht schij nen te zijn, om de bestaansmogelijk heid van den landbouw op een peil van enkele jaren terug, te handhaven. O.i. is het een natuurlijke gang van zaken, wanneer we den landbouw tot een nog geringere beteekenis in ons economisch samenstel laten terugzak ken, al zal de overheid daarbij tot taak houden om de individuen te be schermen en te leiden naar een andere plaats in ons gemeenschapsleven. Naarmate de beteekenis van den landbouw daalde, groeide die van han del en verkeer, welke in 1920 reeds 'n percentage van 18 haalde en in 1930 van 21.3. Sterk steeg de procentueele verhouding der nijverheidsbevolking, zelfs tot op 35.6 in 1920. Merkwaardig echter is, dat die stijging zich in 1930 niet bleek te hebben voortgezet; ze was zelfs in een geringen teruggang ver keerd. Het percentage der nijverheids bevolking was in 1930 nog maar 35.4. Gaan we nu na, hoe vele millioenen worden uitgekeerd aan steun, om een beteekenis van onzen landbouw te kunnen behouden, welke met deszelfs natuurlijk verloop in strijd is, dan valt bet te meer op, dat zoo betrekkelijk weinig wordt gedaan voor de bevorde ring van onze nijverheid, terwijl toch juist een uitbreiding van de nijver heid met daarnaast handel en ver keer de eenige mogelijkheid vormt cm den duizenden arbeid te geven, wier werkkracht in den landbouw overbodig is geworden. Heeft onze landbouw geen expansie mogelijkheden meer, onze industrie heeft die wel. Onze industrie is nooit cp een volledige voldoening in eigen behoeften ingericht geweest. Toen het onzen landbouwers nog goed ging en dezen veel naar het buitenland konden exporteeren, kenden wij geen economi- sche bezwaren om tal van industrieele producten van over de grenzen te be trekken, maar het belang van onzen straft worden, voor hetgeen ik niet heb gedaan. Wat heb je nu gezien? Was je in fort Ricasole? Neen, signor, in de dhaisa. Des avonds laat. En vele officieren gingen en kwamen van Ricasole. Ik hoopte, dat ik nog wel een vrachtje zou krijgen; had niet zoo'n heel besten avond gemaakt; mijn broer was er niet bij. Dichtbij de rots lag ik dus te wachten in de dhaisa. Ik zag licht in de officierskwartieren, dus ik meende dat ze misschien niet al len vertrokken waren. Ineens schoot er iemand een pistool af vlak boven de dhaisa. Zachtjes roeide ik een eindje verder en keek. Er trad iemand aan het venster met een pistool in de hand, dat hij in het water wierp. Bijna was het in de dhaisa terecht gekomen, rakelings kwam het er langs. Ik zag den officier. Kon je zijn gelaat onderscheiden? Zeker, signor. Hij had een snor en een glas voor zijn eene oog. Lauderdale had een tijd-lang een mo nocle gedragen, ofschoon Vyvian dit volstrekt niet wist. Hoe oud schatte je hem? Niet zoo oud als signor. Ik zag hem duidelijk. Verschrikt wachtte ik nog even en daar gebeurde weer iets vreemds. Het venster boven de rots ging open en er viel een touw uit; daar langs gleed een heer naar beneden met de handigheid van een matroos. Hij was al bijna op den grond, toen hij viel... Ik was eerst bang, om naderbij te gaan, maar zachtjes roeide ik toen toch naar de plek, waar hij gevallen was en nam hem op. Ik roeide naar de haven, om de boot te halen, die naar Napels ging. Hij had zich bezeerd, was kreupel en ellendig, toen hij aan boord ging. Het was nog een heel jong officier. Leken de beide officieren, die je gezien had, op elkaar? O, neen. Want de een was een jongen en de ander een man. Carlo kan u laten zien hoe hij er uit zag. handelsbalans vereischt thans, dat we zoo min mogelijk in het buitenland koopen en zooveel mogelijk zelf zullen trachten te fabriceeren. Gelijk het buitenland zijn achter stand leerde inhalen in zijn land bouwcultuur, zoo moeten wij thans alle zeilen bijzetten om onze nijverheid uit te breiden, totdat we zooveel mo gelijk hier kunnen produceeren, wat we hier behoeven. Daartoe zal meer steun van de re geering noodig zijn voor onze indus trie, daartoe zal onze ondernemings geest ook moeten worden opgevoerd en zal bedrijfskapitaal worden ver eischt. En hiermede houdt verband het te genwoordig meer en meer op den voor grond tredende vraagstuk der offici- eele, door de regeering ingestelde of gesteunde industriebanken. Naar aanleiding van het bezoek van den Franschen minister Laval aan Z. H. den Paus te Rome, doet „De Maasbode" een beroep op het Fran- sche voorbeeld, om de betrekkingen van onze regeering met het Vaticaan te herstellen. Het blad schrijft o.m.: „Tenslotte, en dat is heel kras, geen enkele zijde in Frankrijk critiseert ernstig dit bezoek van den minister aan den Paus. Men begrypt daar, dat minister Laval gerust kan komen waar een president van Amerika, een ko ning van Engeland, een premier van Iialië, alsmede koningen van België en Zweden voorafgingen. En wij denken nu aan de verhou ding van ons land met den H. Stoel. Koningin Wilhelmina zag reeds vijf en dertig jaar geleden de beteekenis van het Pausschap in de wereld. Zij vroeg den „kostbaren zedelijken steun" van Leo XIII voor het vredeswerk en verzekerde den Paus haar „hooge achting en persoonlijke genegenheid in een specialen brief, gedateerd 7 Met 1899. Een liberaal minister met ruimen blik vond wijlen dr. Nolens bereid om met veel tact de diplomatieke betrek kingen te herstellen. Twee opeenvol gende gezanten slaagden er in Neder land een goede plaats te verzekeren in het milieu van groote beteekenis, dat het Vaticaan is. En daar komt een staatsman als de heer Kersten en on der zijn leiding wordt al dit werk dom weg vernield. De eenige band, die Ne derland politiek met Rome heeft, moet practisch onderhouden worden door katholieken van beteekenis, die te Ro me den Paus bezoeken. Het moet een allerprettigste gewaarwording voor'n Ruys de Beerenbrouck of Verschuur zijn als zij, als Nederlandsch minister, de groeten kunnen brengen van 's Pau sen gezant, die hier is, maar geen Ne derlandsch gezant aan hun zijde heb ben zooals andere regeeringspersonen. Er zijn nog altijd bekrompen men schen, die de volkenrechtelijke positie van den Paus niet zien. Zij denken daarmee misschien den Paus schade te doen of de katholieken te treffen. Maar de katholieken zijn met Rome vereenigd door hun bisschoppen en door den internuntius. Doch Neder land zelf heeft ginds geen verdediger van zijn rechten, ook op politiek ter rein. De dagen zullen komen, dat men er spijt van heeft. Laat men zich spiege len aan den Franschen Pierre, die zoo pas bij Petrus kwam!" Alléén de naam ZENUW-TABLETTEN dat men U geen waardelooze of schadelijke namaak verkoopt Zijn portret staat in Strada Reale. Carlo kent het; ik heb 't hem dikwijls genoeg gewezen. Zou je dat kunnen? vroeg Vyvian aan Carlo. Ja, zeker, antwoordde die. Launcelot sloot zijn zakboek en borg het veilig weg, met een gevoel van groote vreugde en voldoening. Sandro had zijn kruisje gezet, Carlo eveneens en, ook nog een buurman, een oude schoenmaker, die schrijven kon, was door Carlo beneden uit zijn werk plaats gehaald, om getuige te zijn bij dit kruisjeszetten. De getuigenis, die Jacks onschuld zou bewijzen, had Vyvian nu dus zwart op witDit was het eenige, waarvan hij vervuld was, toen hij het huisje ver liet. Carlo liep steeds naast hem voort op bloote voeten. Toen ze bij Strade Reale kwamen, tikte hij Vyvian op den arm en wees. Daar is het portret... Het portret van den officier, die het geweer af schoot. Vyvian zag nu het uitstalraam van een fotograaf en onder tallooze andere wees Carlo een portret in cabinetvorm van een officier met de insignes van het East-Mercia-Regiment. Die is het, zei hij met grooten na druk. Vyvian staarde in het gelaat van een man van een jaar of drie-vier-en-dertig, met een monocle in het oog en een snor, blijkbaar met de grootste zorg gekleed. Dus dit was de schurk, die de mis daad had bedreven en die er zijn broer voor had laten lijden! Hij prentte iederen trek in het geheu gen, dat hij den officier onbetwistbaar zou herkennen, waar hij hem ook ont moette. Toen zei hij tegen Carlo, dat die op hem wachten moest, terwijl hij het atelier binnen ging. Hier verscheen een assistent van den fotograaf, die zelve voor een paar da gen naar Sicilië was, zooals de bediende zei. Maar signor wilde dat portret uit de étalage eens zien, dat van den of ficier van het East-Mercia-Regiment? Zeker. Hij kon het best eens even in handen hebben. Het moest een zeer goede gelijkenis zijn. Trouwens alle portretten van mijnheer Brown waren even wel geslaagd. Of hij den naam wist van dien offi cier?... Het was onmogelijk, dat hij dien nog kon opzoeken. Hij wilde wel eens kijken in de boeken, maar het was zeker al twee jaar geleden... De man verdween in het kantoortje en intusschen bleef Vyvian met name- loozen afkeer staren op het knappe ge laat. Na vijf minuten kwam de assistent terug, schudde het hoofd en sprak op verontschuldigenden toon: Neen, het was onmogelijk na te gaan, hoe de naam was geweest van dien officier in het bijzonder. Of het portret te koop was? Zeker. Het had nu geen speciale waarde meer voor mijn heer Brown, nu het regiment het eiland verlaten had. Voor een halve kroon was het portret te krijgen. Vyvian legde het geld op de toon bank en verliet het atelier, met de fo tografie in een omslag gepakt. Carlo draafde steeds achter hem aan naar zijn hotel en daar aangekomen, kreeg de man tien in plaats van vijf pond voor zijn inlichtingen. Buigende en grinnikende ging hij weg en op dat oogenblik voelde hij zich den koning te rijk. Vyvian stond intusschen aan 't ven ster in de kamer van zijn hotel met het bewijs van Jacks onbezoedelde nage dachtenis in handen. Dienzelfden avond nog aanvaardde hij de reis naar Engeland, in de hoop, dat hij nu toch zeker het moeilijkste deel van zijn taak had volbracht. Morgen zal de gebeurtenis plaats hebben, die zoo langen tijd de politieke gemoederen van Europa heeft bezig gehoudende volksstemming in het Saargebied. Langen tijd is dit referen dum een netelig punt geweest en ve len hebben het voor een der mogelijke aanleidingen tot een nieuwen oorlog aangezien. Dank zij Genéve echter zijn alle punten van geschil voor den da tum der stemming opgelost en is, dank zij de medewerking van verschillende trouwe Volkenbondslanden het ge heim der stemming voldoende ge waarborgd. De Saarkwestie heeft eigenlijk pas aandacht gevraagd sinds Hitler in Duitschland het bewind heeft overge nomen. Dit is duidelijk als men het ontstaan van het vraagstuk, dat een erfenis van het Vredesverdrag van Versailles is, kent. Bij dit Vredesver drag werd dit kleine, maar om zijn ko len- en ijzerrijkdom belangrijke stukje Duitschland onder Volkcnbondsregicm geplaatst, onder beding, dat in 1935 een volksstemming zou worden gehou den, waarin het volk zichzelf kon uit spreken voor terugkeer naar Duitsch land, overgang naar Frankrijk of be houd van den tegenwoordigen toe stand. Tot voor enkele jaren was het ple- HOOFDSTUK XXVIII. Er zou parade zijn, in Southsea en zooals gewoonlijk, was de belangstel ling zeer groot. Launcelot Vyvian had ook een kaart voor de tribune gekregen en stond eveneens in afwachting van de dingen, die komen zouden, naast een kennis, die zijn best deed, hem geheel op de hoogte te brengen van al het nieuws in het garnizoen .ofschoon hij hier maar naar luisterde met een half oor, want heel zijn aandacht werd in beslag ge nomen door het gadeslaan van de offi cieren, die voorbijtrokken. Ineens vroeg hij: Hoe heet de officier, die daar nu juist voorbij rijdt met die monocle in 't oog? Het was het origineel van 't portret, dat kon niet anders. Die?... O, dat is de adjudant van de East-Mercia's, kapitein Lauderdale. Een knappe kerel, hé? Lauderdale?... Wat beduidde dat nu weer, dacht Vyvian. Ja, Lauderdale. Hij is de gelukkige bezitter van een heel mooi en aardig nichtje, die pas hier bij een familie ge logeerd heeft. Ze moet heel wat harten gebroken hebben, als de geruchten de waarheid spreken. Maar er wordt ver wacht, dat zij binnenkort officieel ver loofd zal zijn, ofschoon ze bij haar trou wen dan toch niet van naam veranderen zal. Maar dat is niet mogelijk! klonk het onwillekeurig van Vyvian. Neen? Toch is het zoo. Hier vlak bij ons zit een jonge dame, die je er zeker wel meer van kan vertellen. Juf frouw Lauderdale heeft namelijk bijna den heelen winter bij de familie Waring gelogeerd. (Wordt vervolgd).

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1935 | | pagina 1