WEEKPRAATJE. i Si VAN HET ZUIDEN TWEEDE BLAD, ECHO'S. GEMEENTERAAD HET KINDERPROBLEEM IN RUSLAND. be R Ie d. n. 35 Zaterdag 4 Mei 35. 58e Jrg. Poliliek. ün menschen die een heiligen fL hebben van politiek. Praat Pt hen niet over, want aan alles 01 aar politiek zweemt bespeuren pen »vies luchtje«. .Vordt er in een vereeniging »ge kPld«, hokt men in groepjes bij 0 r om in »petit comité« over nf dat te spreken, dan noemt J dat »politiek«. Uit het veree- Lnösleven moet die politiek weg- Lfn want zij kan er niet veel J doen dan kwaad bloed zetten Dc oorzaak van alle leed is de verwoesting van het huisgezin. Moskou heeft na de bolsjewistische revolutie parken gekregen, zoo lezen wij in een bijzondere correspondentie uit Moskou, in ,,de Tijd De uitbrei dende stad vroeg om longen. Hier en daar is er een stukje grond voor be schikbaar gesteld. Boomen bieden lom merrijke zitjes in den wanhopig heeten zomer; in den barren winter ziet het park er verlaten en kaal uit. Nu, in het zy de goede geest van saamhoorig- hebben zij ook dit kwaad hardhandig aangepakt. De kinderen vallen onder het strafrecht voor ouderen. Dat betee- kent dat zij met de doodstraf kunnen worden berecht. Dat is dan ook al ge schied. De communisten weten van straffen, wanneer hun iets tegenloopt. En wat wil men? De kindertehuizen kunnen het groote aantal kinderen niet bergen en bovendien, zij vluchten her haaldelijk. Het opvoeden heeft zelfs weinig resultaat. Maar dat kan ook niet. Want het systeem deugt niet. De oorzaak van het kwaad schuilt dieper. En die oorzaak voorjaar lokt het de arbeiders wel even. jjgt ZOo voor de hand, dat het verbazing i.ondermijnen. Deze anti-politieke Lchen hebben een gruwelijke keer van jongelieden, die meteen S B.-speldje getooid zijn, enkel alleen om het feit dat dit soort jitici het nooit kan laten in ge lschap over de politiek te gaan S er nog gezelschappen zijn al- men niet over politiek praat 1 Men kan afgeven op »de politiek« oveelmenwil.men zal toch moeten ■geven, dat zij altijd gelegenheid edt om een onderwerp ter tafel brengen, wanneer het gesprek ms niet te best zou willen vlotten, n de poliliek is dan toch altijd Wotor nnrlprwptn dan het 3g een beter onderwerp eer, waarover men doorgaans luw uitgepraat is. Het moei dus orden toegegeven dat de politiek Dk zijn goede zijde heeft, pet vreeselijkste wat men een iIstokt anti-politicus kan aandoen r\t wel een verkiezing. Dan wordt immers tegen wil en dank ge- oodzaakt om politiek te bedrijven, •t roode potlood moet dezen mgerechtigden wel in de handen jdken als zij hun keuze moeten m Óen uit honderden nameD, wier Vgers voor hen toc^ a^en sights It het verachte peil van »politicus« Zatijn opgeklommen. Zulk een gevoel -i ioet wel de stemmer hebben gehad 'ie te Middelburg een biljet in de cTjs stopte, dat geen andere aan— aiding bevatte dan Ps. 14 v. 3. aat men dezen tekst op dan leest ien als de bedoeling des stemmers Zij zijn allen afgeweken, te zamen |n ze stinkende geworden, daar is iiemand die goed doet, ook niet vm.^n Het is een weinig vleiend oordeel t deze kiezer geveld heeft, maar vraag past of hij zich met dit ordeel niet op het zoo verguisde 11111olitiek terrein begeven heeft. Een egatieve bcoordeeling is immers ok een beoordeeling. Aan de olitiek ontkomt men nu eenmaal iet gemakkelijk Maar ook de „besprizorni", de ver waarloosde zwervertjes, die etterende wonde van het Russische communisti sche rijk, komen terug. Ge denkt dat ge weet hoe een ver waarloosd kind er uit ziet. Ge hebt de schamel gekleede kindertjes in de slop pen der groote West-Europeesche ste den gezien. Ge dient nu niet te meenen, dat ge weet wat „besprizorni" zijn. Wie ze in Moskou voor het eerst langs de straten ziet zwerven, meent zijn oogen niet te kunnen vertrouwen. Broodmage re kinderen van twaalf tot zestien jaar, zijn het, gekleed in lompen, barrevoets, met wilden haardos, besmeurde gezich ten en dikwijls bloedende voeten. Hun uiterlijk is schichtig. Het zijn geboren dieven. Dat is geen overdrijving. Het ware te wenschen, dat het dat was. Maar het is helaas bittere werkelijkheid. Zooals 't bittere werkelijkheid is, dat hun aan tal toeneemt. En hun nood neemt toe. Het maakt hen gevaarlijk. De bande- looze kinderen plegen moorden en ste len wat los en vast is. Het gemeentebe stuur van Moskou heeft er maatregelen tegen moeten nemen. In enkele weken werden meer dan duizend van zulke schooiertjes aangehouden. En dan herinner ik mij hoe ik kort ge leden in een park op een plein in Mos kou zulk een knaapje heb ontmoet. Hij kwam uit de Oekraine, waar hongers nood heeft geheerscht. En hij vertelde in zijn dialect aan mijn metgezel, die hem verstond, hoe zijn ouders hem had den weggejaagd, omdat er niets meer te eten was. Dat was in den zomer. En hij verhaalde hoe hij van stad tot stad was gereisd, heimelijk verborgen in treinen, hier en daar een stuk brood stelend om zich in het leven te houden. Met zijn bleeke, haast grauwe gezichtje staarde hij treurig voor zich uit.Hij was nog niet grondig bedorven. Geen misdadiger van geboorte. Zijn blauwe oogen keken schichtig uit angst voor de politie, maar wekt, dat er in Rusland niet wordt in gegrepen. Het is de vernietiging van het gezins leven die oorzaak is van het toenemen van het aantal bandelooze kinderen. Waar de ouders den geheelen dag wer ken en 's avonds dikwijls door partij plichten bezet zijn, waar geen huiselijk leven meer bestaat, waar de kern van sociaal leven „het gezin" uit elkaar ge rukt is en verdeeld over clubs, tehuizen voor dit en dat, cultuurhuizen en sport- huizen,. daar worden de kinderen de straat op gedreven, temeer wanneer het den ouders moeite kost om de kinderen te voeden. De Sovjets zoeken nu naar een oor zaak en wijten het ontstaan van de „be sprizorni" aan laksheid hier en sabotage daar, aan gebrek aan socialistische op voeding, maar zij verzuimen de oorzaak te noemen, die voor de hand ligt. Op het platteland wonen de gezinnen bij elkaar op kolchosen en sovchosen. De ouders moeten hard werken om ge noeg voedsel te verdienen. De kinderen worden als ze jong zijn opgeborgen in crèches, op ouderen leef tijd in kinderhuizen gestopt en later naar scholen en instituten verwezen. De opvoeding is staatszaak geworden. Het huwelijksrecht is dermate veran derd, dat scheiden en trouwen niet meer moeilijk is. Tallooze kinderen zien hun moeder of vader, of beiden nooit. Maar de gezinsopvoeding is onmisbaar, de practijk van Rusland bewijst het. De aan hun lot overgelaten kinderen wor den dieven en moordenaars. Hoe dik wijls is het al niet gebleken, dat de ou ders, ook in de groote steden, hun kin deren de straat opstuurden, omdat zij er geen raad meer mee wisten. Zoo vreet het kwaad steeds verder en verder door. De zwervers van 't land komen in de steden, sluiten zich aaneen en ne men nieuwelingen op. Vijf jaar geleden waren zulke benden overal te zien. Nu ziet men ze niet, maar dat ze bestaan De gevaren, die het de straat T|p stu ren biedt, zijn vele. Dieven en roóvers worden het vanzelf. Sigaretten rooken en wodka drinken volgt daar getrouw op. Dan is de weg geopend voor nog ergere vergrijpen. En zoo is het niet te verwonderen, dat in het paradijs der arbeiders de jeugdcriminaliteit toeneemt. En dat in ontstellende mate. Resumeerende: de oorzaak is het systeem, in de eerste plaats omdat het zijn bevolking onder- voedt, maar ook en in heviger mate, i omdat het de familie uiteenrukt en zooals te voorspellen was de functie, die het gezin had, onmogelijk kan over nemen. „Rusland kan machines maken ja, het voert ze uit. Textielmachines naar Turkije, naaimachines naar Aziatische buurstaten, het kan zelf lampen maken; maar voor zijn jeugd zorgen, daarbij blijft het in gebreke. En dat op een wij ze, die den vreemdeling bij het aan schouwen van het resultaat, medelijden doet hebben met het arme geknechte volk. welks leiders meenden de lessen der historie met voeten te kunnen tre den en die nu de rampzalige gevolgen van de uitvoering van een uitgedacht systeem niet meer kunnen beteugelen. Het land is geïndustrialiseerd. Econo misch een succes. Maar de offers Gei Leeskundigeiin'JÖr^^ da galinPYi^ÉeP Wg^êkyTttéét Jèflk1 verscKHÏéHhP B'<*iM} boter K m02Wood ob qo nol Dat neemt niet aanwezigheid van boter in jiMats^Vafj margarine op de eettalel van Heyermans durven veronderstellen. Boter is een heerlijk en smakelijk na tuurproduct, dat ons volk warm be geert, zoo lang het te betalen is. En nu is het malle van het huidige i crisisgeval, dat dit Nederlandsche volksvoedsel bij uitnemendheid nim mer zoo goedkoop geproduceerd is geworden dan thans en we het voor- deeliger zouden kunnen genieten dan margarine, als de accijns den prijs niet tot boven het bereik van de massa opvoerde. De Engelschen koopen on ze boter voor 40 cent per kilo! En onze eigen menschen worden gedwon gen om margarine (gemengd) te eten van 30 cent per half pond, ofwel 1,20 per kiloOmdat deze prijs door werkloozcn niet meer is op te brengen, bedeelcn we dezen met onvermengde margarine tegen den uitzonderings- prijs van 11 cent per half pond, te weten 44 cent per kilo! Terwijl we eiken Engelschman, al ware hij mil- lionair, onze natuurboter leveren voor 40 cent per kilo (tot voor kort nog 35 cent per kilo). We weten wel, dat de meerprijs, voor binnenlandsche consumptie bere kend, accijns is, uit welker opbrengst de veehouders, die anders met ver lies zouden moeten produceeren, wor- .cl 'n Boterpraatje. De bevolking van ons land, dat een internationale reputatie bezit alsjan ,uuucl, melk, boter en kaas overvloeide, heelt gCstóund. We weten ook, dat het een nationaal belang is om onze ex- portgebieden te behouden, maar ons sche actie is ondernomen om ze op te ruimen. Een actie die tevergeefsch zal zijn. Het gezin bestaat niet meer Het 2e zij konden ook recht treurig den vreem- bewijst dat in Moskou een grootscheep- deling aanzien, dien hij om een beetje buitenlandsch geld had gevraagd. „Daitje valuta", dat is hun bekende roep, dien zij den vreemdeling smee- kend naroepen; hem dikwijls van straat tot straat volgend. Daarmede kunnen zij eten koopen. Clandestien natuurlijk. En vinden zij op die manier geen gele genheid om zich te voeden, dan stelen zij. Zooals zij ook niet voor een moord terugdeinzen. Het euvel neemt toe. Hand over hand. De Sovjets hebben maatregelen moeten nemen. En zooals zij in dat opzicht niets half doen, zoo kan ook de zorg en de verantwoorde lijkheid voor de kinderen niet meer op zich nemen. Omdat het sociaal geen functie meer heeft en bovendien, maar dit moet absoluut als een secundaire factor worden beschouwd, omdat het de kinderen niet voeden kan. En daarom worden de kinderen aan hun lot over gelaten. Dan vinden zij eerder eten, dan wanneer de ouders er zich voor zouden inspannen. langen tijd een instinctieven afkeer gehad van ersatz-prodücten op zui velgebied. Speciaal de margarine heeft hier moeilijk terrein gewonnen en pas in de oorlogsjaren, toen de boterprij- zen voor de massa onbereikbaar hoog werden, heeft de massa zich met de margarine lecren verzoenen. De margarine is reeds in 1869 uit gevonden (door Mège Mouriès), maar het duurde enkele tientallen jaren vóór dit product onze botermarkt ernstig ging bedreigen. Uit omstreeks 1900, toen de margarine sterk werd gepropageerd met endeaux als lok middel, herinneren we ons nog het straatliedje van „O margarien, o nagemaakte boter, „O margarien, jij kost ons maar 'n stooter .O margarien, blijf je nog bestaan, „Dan zal voor jou de beste boter „Naar de maan toe gaan." Over de fabricage van margarine liepen allerlei griezelige verhalen, „wagensmeer" noemde men het pro duct. Inderdaad schenen de grond stoffen voor margarine vroeger niet bepaald kieskeurig te zijn gekozen. Tegenwoordig is dat anders. Voor margarine worden in hoofdzaak plantaardige stoffen gebezigd en de Warenwet (welke straks als gevolg van de nieuwe bezuinigingsmaatrege len buiten werking wordt gesteld) ziet toe, dat er niet wordt geknoeid. We lazen onlangs 'n uitspraak van Dr. Heyermans, directeur van den Gem. dunkt, dat de huidige regeling tot tè malle prijsverhoudingen heeft geleid en dat we aldus aan binnenlandsch afzetgebied verliezen, hetgeen we mo gelijk aan export zouden kunnen be houden. Het stelsel van steun uit de op brengst van' accijnzen is bovendien erg ingewikkeld; de boer mist het ge- loqf en vertrouwen, dat hij werkelijk op eenigerlei wijze datgene ontvangt, wat de consument voor hem aan „toeslag" betaalt. Daarom nemen vele boeren, zooals ons dezer dagen uit een dagblad-pole miek bleek, liever het zekere voor het onzekere eneten ze margarine, die goedkoop is Stooter vroegere Nederland sche munt ter waarde van 5 cent. OUDHEUSDEN-ELSHOUT. De laatste vergadering van den gemeenteraad. Voor de laatste maal kwam Dinsdag middag de raad der gemeente Oud. heusden in openbare vergadering bijeen, onder Voorzitterschap van burgemeester Mr. v. d. Heijden. Aanwezig alle leden. De notulen der vorige vergadering worden goedgekeurd. 65 irij. ing en, en en HET WITTE HERT. Een sage uit het Wezergebergte. Vrij naar „Die deutsche Heimat"). Door J. de J. Door het uitgestrekte bos weer klinkt een dof, beangstigend roepen, odat de bomen trillen. De herder, die zijn kudde daar dichtbij laat grazen, springt op en wil zo vlug mogelijk \%eg van hier met zijn kudde, waarin dc schrik geslagen is. De dieren rennen wild door elkander. De hond ligt plat tegen de aarde gedrukt en laat een klagend geluid horen. Daar in het dichte struikgewas be gint het te ruisen! Een stampen wordt gehoord, takken breken, de bosgrond dreunt en een witte schaduw, een wit monster komt er uitstormen: griezelig en reusachtig groot, met fonkelende ogen, laag neerhangende kop, en een zwaar gewei, waarvan de scherpe ho rens als dolken naar voren steken. Eén hoorn op de wilde, witte kop van het spookachtig witte dier is héél lang en heel spits en zo zwart als de nacht. En dit beest rent op de kudde in, drijft met zijn dolkgewei alles uiteen. Zijn adem gloeit en verschroeit hel gras. Daar staat nog de grootste koe, een prachtdier, de trots van de kudde. Geen die zoveel melk geeft als zij. Zie ze sid deren en beven! Het witte monster valt op haar aan. Hoor eens, wat een wild snuiven! Maar dan!, één stool, het ondier neemt de koe op en heft ze omhoog en stoot een vreeselijk gebrul uit, kort en hees, als een boos lachen. Dan rent het wild weg met zijn buit. Het woud houdt de adem in. Bonte vlinders hangen als verstijfd aan de bloemen. Tussen het struikgewas staat de verstrooide kudde, verlamd van schrik; Kuno, de herder, ligt ach ter met mos begroeide stenen, niet bij machte oin op te staan. Zijn rechter hand houdt de herdersstok omklemd. Zijn hond ligt naast hem en likt zijn handen. Wanneer Kuno weer bijkomt, ligt het avondlicht in zijn gouden glans over het stille woud. Zijn dieren heb ben weer het gras opgezocht en lopen weer vredig naast elkander te grazen. Uit de toppen der bomen weerklinkt het lied van een roodborstje. Overal in het rond laten de krekeltjes zich horen. Alleen één ontbreekt er: de bonte melkkoe, het schoonste dier van de ganse kudde. En dat is- verschrik kelijk, want Kuno wil zijn dieren niet naar huis drijven zonder deze koe. Hij zal ze gaan zoeken, al moet de avond ook overgaan in de nacht. Daar vlak voor hem, staat het reusachtige spoor van het monster in het gras gedrukt. Dit zal hij volgen in het bos. De hond laat hij achter als bewaker van de kudde. Hier gaat het spoor verder, bergop, bergaf. Het struikgewas is plat gedrukt en stukgetrapt onder de stap van het monster. Het woud wordt dichter en wilder en donkerder. Het licht kan er niet meer doordringen bijna. Einde lijk is alles donker om Kuno heen. Door de knoestige takken pinkelen en kele sterren. Doodstil is het woud; Kuno's hart klopt als een hamer. Het geroep van de uil maakt het nog som berder en naarder. Dat is nu de nacht. Waar is nu het spoor? Bleek en rond en spookachtig klimt de maan aan de hemel. Daar ziet hij het spoor weer! Steil gaat het naar boven. Tussen het mos op de verweerde stenen zijn de zwarte stappen zichtbaar. Kuno tast met zijn hand naar de verweerde ste nen; die voelen week aan, en vochtig; verschrikt trekt hij zijn hand terug uit het zachte mos. Vonkjes beginnen te gloeien, honderden, duizenden vonk jes, die schitteren over en tussen grote stenen. Uit donkere hoeken be gint het vergane hout te lichten. Mui zen schieten piepend weg. Overal in het rond stenen, en puin, en rotsen, en boomgeestenEen koude rilling loopt Kuno over de rug. Kuno weet het wel, waar hij is. Daar voor hem rijzen de wilde en steile rotswanden opVaal staan ze daar in het licht van de maan, vaal als verbleekte beenderen, de rot sen met de verschillende namen dit is de berg waar de griezelige geesten wonen. Tussen de rotskloven staan zwarte bomen en gapen donkere ho len: dat zijn de poorten, die toegang geven tot de schatkamers van goud en schone schittering. Kuno's hart begint steeds sneller te kloppen. Wie is hij toch, dat hij de durf heeft, bij volle maan op te klim men naar deze geestenberg? Is hij niet slechts een herder, een arm en zwak mens? Maar hij moet toch zoeken naar zijn koe, zijn pracht-beestHier tussen het puin staat het spoor, het reuzenspoor van het monster inge drukt. Kuno heeft niets dan zijn stok. Hij beeft over zijn gehele lichaam, maar toch zal hij het wagen. De sterkste boer zou het niet dur ven! Hier groeien reuzen-bomen. Wie zal de bijl er aan leggen? Niemand! Het hout regent vonken, wanneer de bijl er aanraakt. Het hout springt van de wagen af, wanneer de boer het weg wil rijden. Het maakt gebaren, het begint te spoken, het heeft armen en benen, het kan lopen en dansen. Plet hout dat is een zwarte kabouter, die onheil aanbrengt. Eens was er een boer, die de euvele moed had. Hij nam mee van het hout, om daarvan een huis te timmeren. Hij bouwde het huis. Eén dag stond het huis. De tweede dag stond het in lich- te-laaie. En toen het huis in vlammen opging, trok een zwaar onweer over de streek; de bliksems flitsten door de lucht, de donder rommelde. Dat is al heel lang geleden. Nu schijnt de maan tegen de bleke rotswand. Beneden in de dorpen lig gen de boeren rustig te slapen. Hier boven op de berg staat Kuno, de trou we herder; hij staat op het spoor van het monster en hij staart naar de spookwand. Daar opeens hoog boven hem op een steile vooruitspringende rots, ziet hij het Witte Hert. Het beweegt zich niet, het staat daar en steekt dui delijk af tegen de maanverlichte lucht, groot en geweldig, de sterren lijken net gouden lichtjes aan het reusachtige gewei. Als het adem haalt, trillen de bomen. Hij strekt de hals uit en brult daar storten rotsblokken in de diepte. Daar weerklinkt een stoot op een hoorn, dof, alsof het uit de aarde komt. En meteen spant het Reu- zenhert zijn spieren en plotseling springt het van de hoge rots naar be neden, hoog boven Kuno's hoofd heen. De bomen vallen om, waar het neer- springt. Het rent weg; het volgt de roep van de hoorn uit de diepte. Kuno haalt diep adem. Wat was het dat witte, dat bleke, dat verschrik kelijke dat daar in de diepte ver dween? Kuno's knieën beven. De adem van het monster is langs hem heen ge streken. Nu is het weg, de diepte in. Beneden in het woud, daar in de da len is een geruis. Wie was het, die op de geestenhoorn blies? Maar geluk kig Kuno haalt diep adem, van ver lichting, ja, want hij leeft. Een ogen blik tevoren geloofde hij, dat zijn laat ste uur geslagen had. Kuno staat er nog en hij luistert. Rondom hem is het nacht, de ijzige nacht; alles is dood stil. Hoor! daar vlak bij hem, wat roept daar? Het is zijn koe, het pracht beest! Hij kent wel de volle, diepe toon van het dier. Die heeft hij wel meer dan duizendmaal gehoord, toen ze nog bij de kudde was. Hij loopt er heen, hij bukt zich, hij sluipt verder als een dief in de nacht, hij springt van steen op steen. Het licht van de maan wordt blauw-achtig. Met zijn voeten heeft hij een steen los gestoten, die nu naar be neden klettert. Plotseling blijft hij als vastgenageld staan. Daar, voor een inham tussen de rotsen, ziet hij zijn koe. Bleek staat ze daar in het maanlicht, spookachtig wit, zoals alles hier is. En bij haar, zuigend van de overvloedige melk, ligt het witte kalfje van het Reuzenhert. Wordt vervolgd. RAADSELS. Dit spreekwoord bestaat letters. 10, 9, 8, 15, 16 25, 26, 8, 12 14, 11, 17, 21, 19 5, 29, 7, 7, 24, 30 uit 30 18, 4, 13, 22, 23, 20, 3, 29, 20, 1, 18 9 28 is een kleur, geen dochter, vochtig, moeten goed zijn. gevoelig, ruw weer. is niet zwart. Het geheel bestaat is een spreekwoord. 4, 9,12,13 8,15, 6,22,13 2, 3,( 4 1, 9,14, 7 11,16,17,17, 20,18,13 5. 2,15,24 uit 24 letters en is een waterplant, niet klein, lichaamsdeel, getal, vracht, kommer. 10, 19,16,13,14, 23,12, 19 eendentaal. VISITEKAARTJESRAADSELS. I. D. REINE, URK. G. SPORE, ARKEL. Welke beroepen oefenen deze heeren uit? i k «V 1 1 1 l" J f «-V O I 1 1 1 T T al M S 1 A f t*T f* r 1 f 1 tl i :«nllnAliovnn nt kPfiT I o I

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1935 | | pagina 5