echo van het zuiden. TWEEDE BLAD. ECHO'S. GESCHIEDENISDER HERVORMDE KERKTE BESOIJEN. ke WIE NIET ADVERTEERT,WORDT VERGETEN. 37. Zaterdag 11 Mei 1935. 58e Jrg. Emancipaiie verschillende deelen van onsreldje denkt men nog steeds geheelJ-chillend over de positie, die dekL. jn het leven moet innemen.TTurkije heeft de vrouw het in de,ste jaren al heel ver geschopt en'minderwaardige positie behoortar tot het verleden,rjjina, het land welks bevolkingsterkst aan de traditioneele vor- gehecht is, houdt er nog «ouder•tsche»ideeën op na. Het komt daar Hnog meermalen voor, dat onthelde meisjes met hun oudersconflict raken, omdat deze somsleoei .^mening zijn dat mei jes niet be-leven te studeeren. Het is zelfsbor^ekornen dat een meisje, dat opH^en gelegenheid de hoogeschool--^fl bezocht, door haar moeder ennte werd »geko verklaard en opsloten. Het meisje wist echter teU7r tsnapPen en lc bewerken, datWUide vrouwen wegens vrijheidsbe-oving veroordeeld werden. Stel daartegenover het verlichteerika. Haar zijn sommige damesoodanig geëmancipeerd, dat deeeren der schepping er vol ontzagDlfcn opzien. Sommige mannenaan in' hun verdwazing zoo verit zij gaan beweren met een olidere bekende dame getrouwd tejn. De filmster May West heeft alht mannen op hun plaats moeten[tten, oie allen beweerden met haar'trouwd te zijn geweest. Amerika is ook het land van deidt (/ouwelijke politie-agenten, chauffers, ministers enz. Maar Europaijft hierin niet achter. He vrouwrordt zelfs al mee opgeleid om straksan het oorlogsfront te staan.t#|j Bij dat alles gaat men er aannjfelen wat het beste is: het be-SBtferken Van bemoeiingen der vrouwbt op het g.bied waar zij op de -erste ptaats thuis behoort, het gezin, if de aan verdwazing grenzende""Emancipatie, die geen ander doelftent dan vrouw de volkomenKelijke van den man te maken. Noch het een, noch het ander isoed te praten, maar waarom kentïen de grenzen niet, waarbinnenemancipatie der vrouw tot eenegen was Waarom wil de vrouw zich ookPftjjftaar voren dringen, daar waar zijelk geval niet en nooit thuis hoort? cveest 1610—1935. Door van der Hammen Nicz. IX. Aan het einde van mijn artikel no.71 deelde ik mede, dat Ds. JohannesSnetenus in 1620 de drukker of zei-er heeft er per abuis 1610 van gemaakt naar Geertruidenberg vertrok. Hij verliet Besoijen evenwel niet,voordat hij verzekerd was, dat er een nieuwe predikant in zijn plaats kwam,cn hij zou ook gebleven zijn, indienBesoijen niet het geluk had gehad alvrij spoedig een anderen Evangeliedienaar in zijn midden te hebben mogen zien. In de dorpsrekening van1620 is dienaangaande het volgendeopgeteekend: Den 2-4 April 1620 be-taelt aen handen van Anthonis Aertsz.van Andcl, schout, ende dat mn see-ckere teerkosten gedaen tot Dort metonsen predicant Johannes Snetenusende den predicant van Sprang, endedat int solliciteren om eenen anderenpredicant ofte den onsen te houden 15 gulden stuyvers. De nieuwe predikant, op wien hetoog was gevallen en om wien bij declassis van Dordrecht was „gesolliciteerd", maar die evenwel pas op heteinde van 1620 naar hier kwam, heette Petrus Portenius, in sommige stukken ook genoemd Petrum Porteniumvan Heynsborch De beteekenis vande bijvoeging „van Heynsborch", zijnde een plaatsnaam, zou heelemaal inhet duister zijn blijven liggen, indienmij niet te juister tijd bekend waregeworden, dat er een gehucht „Heyns-berg" bestaat, behoorende onder degemeente Oud- en Nieuw-Gastel, eengoed uur ten Westen van Oudenboschgelegen. Ds. Portenius een Latijnsche vervorming van den naam van derten 'kwam dus zeer waarschijnlijkvan Gastel, maar schijnt in 1620 reedseenigen tijd predikant te Made te zijngeweest. Immers de dorpsrekeningvan 1620 geeft daaromtrent den volgenden post: 11 Mag 1620. Betaelt aenHendrick Heuskens, omdat hij omden predicant hadde geweest opdeMade, de somme van f011 Hoewel uit alles blijkt, dat de classis van Dordrecht hem ten zeerstehad aanbevolen, wilde het met zijneberoeping en den aankleve van dienniet al te best vlotten en duurde hetverscheidene maanden, eerdat hij vanMade kon losgemaakt worden. Op bo-vengenoemden 11 Mei 1620 kwam hijBesoijen bezoeken en werd hij te dieneinde door den zoon van de weduweMay ken Verdreven te paard waarop hij rijden moest te Capelle afgehaald. Hoewel de kerkeraad en hetdorpsbestuur van Besoijen hem dringend verzochten spoedig zijn „leeraarsambt" aldaar te beginnen en vanMade afscheid te nemen, schijnt Portenius om verschillende redenen van welke wel de voornaamste zal geweest zijn de benoodigde „approbatie" van den ambachtsheer, die uitbleef nogal met het een en anderbuiten zijn wil te hebben moeten talmen. Dit talmen was de oorzaak, datmen eindelijk meende van hem temoeten afzien cn den 26 Juli in zijnplaats een predikant uit Friesland teberoepen, wal evenwel niet doorging. Bijna drie maanden later, n.l. den20 October, toen het feit van zijn zekere komst nog niet beslist was, reisde wederom eene commissie uit denBesoijenschen kerkeraad naar Dordrecht, om met Petrus Portenius, diedaar ook zou verschijnen, beter ken-nisse te maecken en tevens met declassis over den tragen gang van zaken nader te beraadslagen. Als gevolgdier beraadslaging en op aandringenvan de classis werd aan Huybert Hah-dricksz. opgedragen de approbatie tenbehoeve van den beroepen predikantte gaan halen te Bemmel bij Nijmegen, waar toen de Heer van Besoijen,Johan van Assendelft, tijdelijk schijnt vertoefd te hebben. Ruim een maandlater, n.l. 30 November, werd nogmaals te Dordrecht beraadslaagd. Dedorpsrekening over 1620 zegt dienaangaande het volgende: 30 November1620 Willem Govertsz. ende CorstiaenWillcmsz. Glaviman met den predikant naer Dordrecht in het classis ge-reyst, om te sien of sijn beroep naege-volcht soude sijn ende of de classistselve approbeerde, verteert 11 Eindelijk kwam de zaak toch inorde en den 30 December 1620 werdDs. Portenius met zijn huisraad, vooide somme van gulden, door Cornells Crynen van de Made naar hierovergebracht. Maar hij kwam niet teBesoijen, voordat hem vanwege de Be-soijensche kerkmeesters Jan Petersz.Thuyn en Adriaen Jacopsz. was beloofd, hem, zoodra hij zich alhier voorgoed had gevestigd, een extra-belooning van 100 gulden te verleenen, welkbedrag hem ook op denzelfden dagwerd uitgekeerd, evenwel niet door dekerkmeestersmaar door het dorpsbestuur waaruit klaar en duidelijkblijkt, dat toenmaals kerk en staat ophet nauwste verbonden waren. Wegenshet ontbreken der kerkeraadshande-lingen kan ik niet precies opgeven opwelken dag hij zijn intreepredicatiehield, doch dat zal ongetwijfeld geschied zijn op Nieuwjaarsdag Januari op Zondag Januari 1921. De tijd, dien de nieuwe predikant,die zich ook noemde en teekendepastor in Besoijen et Waelwijck, teBesoijen te gemoet Ring men denkeer aan, dat in 1621 het TwaalfjarigBestand eindigde en dus de krijgsverrichtingen te lande weder voor de deurstonden beloofde een zeer onrustige tijd, ook voor deze streken, teworden. De belegering van Breda, inJuli 1624 door den bekwamen Spaan-schen veldheer Spinola met 18000krijgsknechten begonnen de verdediging dier vesting door ongeveer4000 strijders was toevertrouwd aanden gouverneur Justinus van Nassau,bastaardzoon van wijlen Prins Willem waaronder Willem van Nassaula Leeg en Bodewijk van Nassau vanBeverwcertbastaardzoons van PrinsMan rits en den Juni 1625 beëindigd met den val dier stad, wasvooral ook voor Besoijen van hetuiterste gewicht. Maar alvorens meerin bijzonderheden te treden omtrentdat beleg en den noodlottigen weerslag, dien het op Besoijen uitoefende,moeten wij ons eerst eenigszins bezighouden met wat in het kerkelijkealhier geschiedde. Den Maart 1622 werd alhier inde kerk grafwaarts gedragen devroegere schout Aert Petersz. vanAndel, waarvoor door de erfgenamenaan de kerk meest' rs een bedrag van25 gulden werd uitgekeerd. Zekerzal wel een grafsteen of zerk zijn grafgedekt hebben, maar die is reeds sedert langen tijd verdwenen. Ook devolgende hiervoor meermalen genoemde personen werden omstreeksdezen tijd in de Besoijensche kerk teraarde besteld: de weduwe van WillemCovert 1622, de huisvrouw van JanAntonisz. Venningh (1622), ThocnisWoutcrsz. (de Wit?) en zijn vrouw(1622), Bruyst Adriaensz. en Adriaen-ken zijn huisvrouw (1622), Jannekenvan Nasch (1622), Cornelis Baes en zijn huisvrouw (1622), de vrouw vanJoost Adriaensz. Vloots (1623), hetkind van den schout of „richter" An-tonis van Andel (1623). De eenige grafzerk, die thans nog in de kerk vlakvoor den predikstoel ligt, dekt hetgraf van Hendricxken Brasner 162.), huisvrouw van den edelmanIsaac dc la Cnrè. Deze laatste was eenFransch officier, die toen diende inhet Staatsche leger. Het opschrift opdie zerk is thans bijna geheel afgesleten. Den 14 Januari 1623 werd door denschout Antonis Aertsz. van Andel, alsopperkerkmeester, en de heemradenJacop oosten Valck, Corstiaen Willcmsz. Glaviman, Peter Adriaensz.van Goorl, Gijsbert Woutersz. de Witen Jacop Hendricksz. de Bie een ordonnantie" voor het kerkmeesterschapgemaakt, goedgekeurd door den ambachtsheer Gerard van Assendclft', diezijn vader Johan van Assendelft den26 Juni 1621 als Heer van Besoijenwas opgevolgd, waarbij de kerkmeesters verplicht werden, voortaan gedurende drie jaren hunne functies teblijven vervullen en gedurende dientijd nauwkeurig alle achterstallige renten en cijnzen, aan de kerk toebehoo-rende over jaren terug op te nemencn te innen. Dan werd in 1623 doorde kerk een langdurig proces gevoerdmet het domeinbestuur in Den Haagover de vraag, aan wie de buitendijk-sche tienden, die reeds van 1613aan de kerk hadden behoord, maardie het domein aan zich wilde trekken, zouden toebehooren. Hoewel datproces blijkbaar ten gunste van Besoijen afliep, waren de onkosten diede kerkmeesters of liever het dorpsbestuur zich hadden moeten getroosten, bijzonder hoog geweest: aan deadvocaten van Andel te Den Haag enJan Buys te 's-Hertogenhosch werdenvoor hunne gedane declaraties meerdan 80 gulden uitbetaald. Van toenaf tot ongeveer het jaar 1888 bleef dekerk vrijwel in het ongestoord bezitdier tienden. Ieder jaar moesten dedatum en de voorwaarden van de verpachting dier tienden door den schoolmeester van den catheder in de kerkaan het verzamelde kerkvolk wordenuitgeroepen. Als een kleine bijzonderheid dienl nog medegedeeld te worden, dat in 1623 voor een salmboeck(psalmboek) ten dienste van den voorlezer 28 stuivers werden betaald, voorhet schoonmaken der kerk gulden, voor het leveren van een hordevóór de kerk gulden 16 stuivers envoor het leggen van een horde op hetkerkpad 24 stuivers. Vermoedelijk zullen die horden gediend hebben alszeer primitieve bruggen over daar zichbevindende slooten. Een andere verklaring kan ik er niet voor vinden. De meest bekende kerkraadsledenuit dien tijd waren: Godtschalck Aert-sen, Willem Goyaertsz. Jogliers, JanDircksz., Antonis Michielsz. Bijl, AertPetersz. van Andel 1622), AertAertsz. Beyers en Sebastiaen Adriaensz., die van omstreeks 1616 tot 1625 ouderling of diaken geweest zijn;terwijl de voornaamste kerkmeesters,gelijk wij reeds gezien hebben waren:Jan Petersz. van den Thuyn, A.driaenJacopsz., Jan Berntsz. en Jan Mathijsz.Uecx, welke laatste later de schoonvader werd van den vierden predikant Ds. Jercmias Eckius. De ambtsbezigheden van den predikant kwamen hoofdzakelijk op het volgende neer: Tweemaal Zondags prediken,in den winter tevens alle Woensdagavonden. Op gezette tijden het Avondmaal bedienen. Het catechiseeren, voornamelijkdes winters. Het houden en presideeren vankerkeraadsvergaderingen. De notulen van den kerkeraad(kerkeraadshandelingen) inboeken. Het aannemen van nieuwe lidmaten en hun namen inboeken (lid-matenregisters). Huisbezoek doen, inzonderheidbij zieken en stervenden. De classicale vergaderingen bezoeken, ongeveer malen per jaar(Classis Dordrecht). Het doopen en de namen dergedoopte kinderen inboeken (doopboeken!. Het trouwen, ook Roomsch-Catholieke paren, en hun namen inschrijven (trouwboeken). De vacatures waarnemen,Tot 1648 het verzorgen van degeestelijke behoeften der Waalwyk-sche Hervormden. Aan de ouderlingen was toevertrouwd het toezicht houden op de zuivere verkondiging van het Evangeliedoor den predikant en op het levensgedrag der lidmaten. Censures, toegepast op het slechte gedrag der lidmaten, werden door den ganschen kerkeraad genomen. De diakenen beheerden de goederenen inkomsten der diaconie en bedeelden, in overleg met den kerkeraad, opde meest nuttige en christelijke wijzede armen der gemeente. Hoewel in deeerste plaats voor de arme geloofsge-nooten moest gezorgd worden, warende Roomsche armen niet uitgestoten. In een volgend opstel hoop ik eenigebijzonderheden mede te deelen overhet beleg van Breda in 1624 en 1625en over den invloed, dien het uitoefende op Besoijen. HET WITTE HERT. Een sage uit het Wezergebergte.(Vrij naar „Die deutsche Heimat"). Door de Kuno staat daar maar en staart naardie twee dieren vóór hem. Plotselingkomt er een plan hij hem op, een waagstuk zal het zijn, dapper, misschienwel roekeloos. Ver beneden hem ruisen de bomen in de dalen. Het Reu-zenhert is ver weg. Hier boven op derotsen is het doodstil. Zo nu en danmaar stoot de koe haar klagend geblaat uit. Zal hij het wagen? Zal hijde koe lokken? Kuno kijkt om zichheen. De bomen staan onbeweeglijk,ze verroeren zich niet. De rotsen zwijgen. Zal hij de koe naar zich toe lokken? Ze staat daar voor hem, helemaal niet ver. Ja, hij zal ze roepen.Ze kent wel het geroep van den herderen ze zal naar hem toe komen. En datkalfje dan, het mooie witte kalfje? Ja,ook het kalfje zal komen, het zal haar volgen. Twee dieren zullen komen, alshij roept: de koe en het kalfje Het herderstouw, dat Kuno om zijnmiddel gebonden heeft, maakt hij los.Dan laat hij zijn lokroep horen. Terstond heft de koe de kop op. Ze heeftgehoord, ze luistert. Ze kent de roep.En voor de tweede maal lokt Kunohaar. Daar stapt ze naar voren, hetkalfje laat haar los, en zij komt naderbij. Verwonderd blijft het kalfje liggen en kijkt haar na. Dan staat heteindelijk op en volgt de koe. Kuno houdt het touw in zijn handgeklemd, hij maakt er een lus van enstaat gereed omte gooien Maar vergeet hij dan, waar hijis? zijn handen trillen. Zijn hartklopt hem onstuimig in de borst. als hij het kalfje van het Reuzenherteens vangen kon, dan zou hij de rijkste herder zijn wijd en zijd uit de omtrek. Wat is er dan met dat kalfje?Wat groeit op de kop van het kalfje?Een zwarte hoorn. En wat zeggen demensen beneden in het dal van de zwarte hoorn van het Reuzenhert? Dezwarte hoorn beveiligt je tegen despookgeesten van het bos! Wie dezwarte hoorn bezit, kan de rotspoorten doen openspringen, die toeganggeven tot de schatten van goud. Ja,als hij het jonge hert vangt, dan heefthij ook de hoorn! Heeft hij de hoorn, dan dan heeft hij ookhet goud. In razende snelheid vliegen dezegedachten door Kuno's hoofd. Reeds zijn de dieren dicht bij hein.Daar slingert Kuno de strik. Het touwmet de lus eraan schiet weg en valtnaar beneden. Even daar voelt hijeen ruk! Het kalfje laat een klagendgeluid horen. Het is gevangen. En Kunohij springt erop af, hij wil het grijpen Maar plotseling daar begint deaarde te dreunen, de rotsen schudden,de stenen muur splijt met een doffe knal vaneen, enuit de zwarte spleet treedt reusachtig groot de berggeest naar buiten. Zijn gezicht is angstwekkend, bleek, zo bleek als de muur,waaruit hij te voorschijn trad. Uit degrote, wild rollende ogen sproeit haaten toorn. Het haar van baard en gezicht zit om het magere gelaat verward als de wortels der bomen. Zijnkleed is lang en zwart, en met donkerrode banden saamgebonden. Met zijndunne knokige hand omklemt hij eengouden zwaard, zijn linkerhand hefteen gouden hoorn. Zijn hoofd is bedekt met een grote, zwarte hoed. Enzijn ogen! Zijn boze ogen loeren denherder aan, zodat hij tussen de rot-puinen neerstort en daar liggen blijft,terwijl hij van angst en schrik sidderten zijn handen wringt. Maar de magere geest kent geen medelijden. Zwaar rollen zijn woorden door debergen: „Wat komt ge daar aangeslopen, gijworm, en wat bezielt dat ge grijptnaar mijn schatten! Deze berg is vanmij! Dit woud is van mij! De dierenzijn van mij! Gij nietige mensen, blijftin uw dalen! Zijt ge begerig naar goud?Zie hier, het schittert in mijn hand!" Nog voor de herder enkel woordje stamelen kon, zwaait hij zijn goudenreuzenzwaard, dat blinkt en fonkelt inhet maanlicht. Hij zet de grote goudenhoorn aan de mond en blaast. Ver dooralle wouden weerklinkt het geschal. Daar begint het in de lucht te suizen,te fluiten, te huilen en te kraken. Delucht wordt zwart en donkere wolkenjagen er langs. Kort en fel schietende bliksemstralen door het luchtruim.Rotsen worden versplinterd, bomeneveneens. En daar tussendoor vallende donderslagen, zodat de aarde beeft.Verschrikkelijk loeit de storm, en plotseling suist er iets door de lucht. Het witte monster schiet naar beneden, grijpt den herder, die bewusteloos daar ligt, heft hem op en rent methem weg. Het bleke maanlicht valt weer op degrillige rotswand. Het woud is weerstil geworden. De andere dag heeft men den herder gevonden. Hij lag in het gras bijzijn kudde. Hij had zijn koe vergeten en slechtsaan goud gedacht. Zo had hij de doodgevonden. Afgeleerd. Nellie had een popje,Dat popje heette Trijn,Blauwe oogjes, witte tandjes,Een keurig jurkje van satijn. Eens ging Nellie wandelen.Van Moeder mocht ze niet, Maar Nel was ongehoorzaam, Ging toch, al mocht ze niet. Ze kwamen langs een weide. Daar liep een grote koe, Die begon heel hard te loeien,En riep aldoor „Boe, boe!" Nel werd bang, ze begon te lopen.Zag de plas niet, die daar was,En voordat Nel bemerkte. Lag ze languit in de plas. Nel begon te huilen, Ze waren beiden nat. De pop haar mooie jurkje, Was een en al modderspat. Zo gingen ze naar huis toe,Moe zei: „Wel stoute meid,Nu heb je toch wel afgeleerd.Die ongehoorzaamheid!" PIETJE KONINGS.Rechtvaart 29, Kaatsheuvel. Oplossing Raadsels. Groen, zoon. regen, remmen, teder,buiïg, wit. Opl.: Iedere morgen brengt nieuwe zorgen. Riet, groot, oor. vier, ballast, zorg,snateren. Opl.: Voorzorg is beter dan nazorg.Oplossingen visitekaartjesraadsels.Kruidenier. Koperslager. 7378(0 Aantcekeningen: In het „Kohier van de taxatie om-„me te collecteeren den duvsentsten pen-„ninck bij de Ed. Staten van Hollant ge-„ordonneert over de ingesetenen van Be-„soyen over 1621" heet het o.m.: PetrumPortenium van Heynsborch, predikant totBesoijen, van zijn gagie ofte tractementvan zijn predickampt van vierhondertgulden jaerlycx De dorpsrekening van 1620 geeftdit: Opt en 26 July 1620 aen een bode, dieeen brieff bracht van den predicant uytVrieslant, die wij meynden te beroepen,betaelt Dorpsrekening van 1620: Item betaelt aen Petrus Portenius, predicant inBesoyen, vandat hem belooft was voorzijn vertreck, doen toen) hy in Besoyen worde aengenomen, de somme van100 gulden. Hoewel Sptnola een Spaanschveldheer was, kwam hij eigenlijk uitItalië (Genua). Prins Maurits, hoewel nimmer gehuwd, heeft bij verschillende vrouwenJonkvrouw Margaretha van Mechelen,Jobghen Arentsdochter, Anna van Kelder, Joffrouw Cornelia Jacobs, Ursula deBijck en Deliana de Backer) verscheidene bastaardkinderen nagelaten. De laatste nakomelinge van hem was: Jonkvrouw Eleonora Sophie van Pöllnitz, diein 1808 te Weenen overleed. er aptfl rvolid.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1935 | | pagina 5