3
!K
plaatselijke" "berichten.
ECHO'S,
GESCHIEDENIS
OER HERVORMDE KERK
TE BESOIJEN,
Meester is soldaat geweest....
Zaterdag 1 Juni 1935. 58e Jrg.
Sinte Marchant.
moet bij gelegenheid van een
Vergadering in een onzer platte-
aeineenten zijn voorgekomen, dat
pemeester op spottenden toon
!e5 der aanwezige boeren vroeg
j de nieuwe ijsheilige al? Sinte
han,En het boertje stond met
'Rijtend antwoord klaar «Die
ft nie te kenne, maar Gl] mot
plicht kenne om oew Rómsche
;naore nie te grieve en te be
Das mijnen heiligen ijs (eisch).»
geval is één uit honderden. De
5,je__Ma?chant» heeft de tallooze
Haters, die ons land nog telr, weer
„elegenheid gegeven om hun gal
spuwen tegen Rome. Er is ge
yen, dat er voor mr. Marchant
noodig was om dezen grooten
55(ap te doen. Wij betwijfelen het
werkelijk het geval was, of de
van een groot karakter hier wel
n rol gespeeld heeft. Zulk een
iang is immers een gevolg van de
q van den geest, is het resultaat
,en langdurig inwendig ontwikke
jroces, dat met ijzeren macht in
richting voert, dat noodzakelijk
voeren ,ot erkenning van door den
I gevonden waarheid. Wie de waar-
ontmoet stelt geen moedige, doch
noodwen ige daad door haar te
aarden.
Marchant verwondert zich er in
bekende brochure dan ook over
men hem om zijn moed geprezen
Is het niet wonderlijk, zoo vraagt
dat er in Nederland nog zedelijken
voor noodig schijnt te zijn om
,liek te worden Is dit voor ons
eigenliji niet een schande?
iderdaad, het nuchtere feit, dat mr.
chant z'in hoogen post moet verlaten
dat hij deze zuiver persoonlijke daad
geeft te denken. Men kan daar
rlei mooie politieke redeneeringen
weven het simpele feit wordt daar
mie, te niet gedaan. De bewindsman
in zijn privé leven alles mogen
in, wat hem wenschelijk leek, hij had
wijze van spreken een zeer dubieus
yé leven mogen leiden, maar wat hi)
.mocht: getuigenis af.eggen van het
lige geloof, waartoe hij ongetwij-
na diepe bezinning en inwendige
teling gekomen was.
eeft de katholieke kerk in ons land
zooveel op haar geweten, dat het
misdaad schijnt zich achter haar te
laren In ons Christelijk landje
keert nog maar al te veel de geest
christenheid de liefde en de ver-
pgzaamheid.
)at leert de «kwestie Marchant» als
n ze los van mooie politieke rede
ringen beschouwt.
1610—1935.
Door
J. van der Hammen Nicz.
X.
Wij willen nu inet korte woorden
belegering van Breda in 1624 en
15 in herinnering brengen en tevens
gevolgen daarvan voor deze streken
idedeelen.
Dat beleg was door den bekwamen
aanschen veldheer markies Spino-
reeds lang voorbereid. Reeds in Ju
ni 1624 zonder dat van Staatsche
zijde iets kwaads werd vermoed
werden door hem de noodige voor
zorgsmaatregelen daartoe genomen,
zoodat in het begin van Augustus die
beroemde vesting welke algemeen
als zeer sterk en belangrijk werd be
schouwd bijna geheel was omsin
geld door 18000 man voetvolk en 4000
man paardevolk. De verdediging der
vesting bet garnizoen bedroeg ruim
4000 krijgslieden berustte in han
den van den stadsgouverneur Justinus
van Nassau, bastaardzoon van Prins
Willem 1, waaronder de beide bas
taardzoons van prins Maurits: Wil
lem van Nassau La Lecq en Lodewijk
van Nassau van Beverwecrt, cn meer
andere bekwame krijgslieden.
Het Staatsche leger, dat toen, n.l.
in het begin van Augustus 1624, in de
omstreken van Kleef en Grave was
neergeslagen, maar later, n.l. in de 2e
helft van September, naar de Lang
straat trok, stond onder het bevelheb
berschap van Prins Maurits met zijn
broeder-prins Frederik Hendrik en
zijn neef Ernst Casimir als onderbe
velhebbers. Daarenboven streden nog
aan de Staatsche zijde eenige duizend
tallen Fransche en Engelsche huur
troepen onder den graaf van Mansfeit
en den generaal Vere, waarbij later
nog kwamen een paar regimenten
Fransche cn nieuwe Engelsche troe
pen onder bevel van de kolonels den
hertog van Candale en den Heer van
ïlatzveld: in bet geheel ongeveer 500C0
man. 1) Al die Staatsche troepen la
gen tijdens de belegering van Breda
en in het najaar van 1624 verspreid,
gelegerd en ingekwartierd over of in
de gemeenten Tilburg, Waalwijk, Bc-
soijen, Sprang, Dongen, Made, Geer-
truidenberg en Roosendaal, en trok
ken vaak, al stroopende, plunderende
en brandende, van de eene plaats naar
de andere. Gelijk we later zullen zien,
hadden vooral Besoijen en Waalwijk
den drukkenden last dier militaire in
kwartieringen meedoogenloos te dra
gen. 2)
Over het algemeen kan men zeg
gen, dat Spinola zich met zijn troepen
meesterlijk rondom Breda had ver
schanst, terwijl zijn legermacht in het
voorjaar van 1625 was aangegroeid
tot 30.000 man infanterie en 8000 man
ruiterij. 3)
Was men van Hollandsche zijde nu
niet in staat Spinola te dwingen het
beleg van Breda te doen opbreken en
die slad te ontzetten? Indien alle Staat
sche troepen krachtdadig hadden sa
mengewerkt, misschien wel. Maar die
samenwerking liet nog al te wenschen
over, en bovendien waren vele vreem
de huurtroepen, inzonderheid de
Fransche onder van Mans feit, van wel
ke vele manschappen af en toe naar
de Spanjaarden overliepen, niet ge
heel te vertrouwen.
Ook was de houding van prins Man
rits in dien tijd eenigszins vreemd en
mocht vooral niet krachtig genoemd
worden, doch dat zal vermoedelijk te
wijten zijn geweest aan de verergering
van zijn sedert 1623 opgekomen
kwaal: eene leverziekte, die hem in
de tweede helft van 1624 heviger be
gon te kwellen. Hoe dit zij, in Augus
tus 1624 begaf hij zich toch met een
voldoende krijgsmacht van Den Haag
naar de omstreken van Kleef en Nij
megen, waar hij evenwel gedurende
eenige weken nagenoeg geheel werke
loos bleef. In de 2e helft van Septem
ber verplaatste hij zijn troepenmacht
vandaar naar Waalwijk en Geertrui-
denberg 4), en nu was men in Hol
land er ten zeerste van overtuigd, dat
hij een krachtigen aanval op de stel
lingen van Spinola zou beproeven.
Daarvan kwam echter niets en nog
onverklaarbaarder was het, dat hij
in plaats van Breda te ontzetten, eeni
ge pogingen aanwendde om het
kasteel van Antwerpen te bestormen,
welke pogingen deerlijk mislukten, en
waardoor veel kostbare tijd verloren
ging. Toen was hij wel gedwongen en
schoot hem niets anders over dan de
stellingen of versterk'ngen van Spino'a
aan te vallen. Daarvoor was het echter
te laat. Spinola was zoo goed ver
schanst en had door het doorsteken
der dijken bij Terhelde het operatie
terrein voor Maurits'zoo ontoeganke
lijk gemaakt, dat deze niet alleen niets
bon uitrichten, maar bijna gedwon
gen was met zijn leger op te breken. 5)
De leverziekte van den prins begon
nu van lieverlede zoo'n bedenkelijk
karakter aan te nemen en de koort
sen ondermijnden zijn gestel zoozeer,
dat hij na zijn legermacht in Bra
bant in de hoede van zijn broeder Fre
derik Hendrik te hebben achtergela
ten den 18 Nov. 1624 naar Den
Haag terugkeerde en spoedig bedlege
rig werd en tevens luimig en lastig
van humeur. In liet voorjaar van 1625
verergerde zijn toestand zoodanig, dat
hij zelf gevoelde, dat zijn einde begon
te naderen. Toch bleef hij zich nog
steeds met staatszaken bemoeien en
tobde er meermalen over, dat zijn
schoone stad Breda waar de Nas
sau's sedert het einde der 14de eeuw
den scepter hadden gezwaaid ver
moedelijk voor hen zou verloren gaan.
Zijn ziekte duurde ruim vijf maan
den. Ettelijke weken voor zijn dood,
einde Maart of begin April 1625, deed
hij aan zijn testament, waarbij hij al
zijn aanzienlijke bezittingen aan zijn
broeder Frederik Hendrik vermaakte,
een paar uitvoerige codicillen voegen,
waarin hij, vooral op aandringen van
Ds. Johannes Bogerman (den vroege-
ren president der Dordtsche Synode,
die hem steeds geestelijken bijstand
verleende) aanzienlijke geldelijke be
dragen aan al zijn natuurlijke kinde
ren legateerde 6). Zijne laatste nako
melinge was gelijk ik reeds vroe
ger vermeldde Jonkvrouw Eleono-
ra Sophie van Pölnitz, afstammelinge
van Prins Maurits' natuurlijke doch
ter Eleonore van Nassau, die in Fe
bruari 1642 te Amersfoort huwde met
Jonkheer Gerard Bernard van Pölnitz,
minister van Staat van Keur-Saksen.
Deze Eleonore Sophie van Pölnitz ont
ving volgens de rekeningen van den
Nassauschen Domeinraad le Den Haag
tot aan haren dood in 1808 (7 No
vember) eene jaarlijksche rente van
1200 gulden. 7)
Bovendien betreurde prins Maurits
het ten zeerste, dat hij zelf geen wet
tige nakomelingen naliet; daarom
deed hij zijn broeder Frederik Hen
drik, die toen nog te Roosendaal was
gelegerd en reeds 41 jaren oud was,
op het einde van Maart 1625 naar Den
Haag ontbieden en wist hem over te
halen een huwelijk te sluiten en wel
met de zich onlangs in Den Haag ge
vestigd hebbende gravin Amalia van
Solms, de schoone hofdame van de
onttroonde koningin van Bohemen,
dochter van den in 1625 te 's-Graven-
hage overleden Jean Aelbrecht van
Solms-Braunfels, die opperhofmeester
was geweest van koning Frederik
van Bohemen. 8). Frederik Hendrik,
daartoe gesteund door de Slaten-Gene-
raal en de Staten van Holland, leende
volgaarne een gewillig oor aan Mau
rits' voorstellen, en zoo werd den 4 of
5 April 1625 het huwelijk tusschen
hem en gravin Amalia die in Mei
een geschenk van de Staten van Hol
land ontving van 20000 gulden in
Den Haag voltrokken. Frederik Hen
drik bleef slechts ruim een week in
Den Haag en vertrok den 11 April we
der naar het leger te Roosendaal.
Van toen af werd de toestand van
prins Maurits steeds erger, en in den
morgenstond van 23 April 1625 blies
hij, in tegenwoordigheid van eenige
nabestaanden en van Ds. Johannes
Bogerman (die hem, om zoo te zeggen,
zalig had gesproken) den laatsten
adem uit. 9)
Nog denzelfden dag, des avonds 23
April, en in den morgenstond van 24
April, werd in een buitengewone bij
eenkomst van de Staten-Generaal be
sloten, prins Frederik Hendrik, op
wien men algemeen het volste vertrou
wen stelde, in Maurits' plaats te be
noemen tot Kapitein-Generaal en Ad
miraal-Generaal van de geheele Staat
sche land- en zeemacht, henevens
tot Stadhouder van alle provinciën,
behalve van Groningen met de Om
melanden, waar Ernst Casimir ge
handhaafd bleef. 10)
Op het tijdstip van Maurits' overlij
den was Frederik Hendrik reeds se
dert eenige dagen met zijn gansche
legermacht, waaronder ook van Mans-
lelt en andere aanvoerders, van Roo
sendaal naar Waalwijk en Besoijen
vertrokken, en hier was het, dat de
gecommitteerden van de Staten-Gene
raal, n.l. de raadsheeren van Essen,
van Duyvenvoorde en van Haersolte,
den benoemde reeds 's avonds 24 April
met zijne nieuwe waardigheden be
kend maakte. 11) Op hunne mededee-
ling antwoordde Frederik Hendrik,
dat hij door de opdracht dier hooge
waardigheid zich te meer vereerd en
op eene onvergetelijke wijze verplicht
achtte, naarmate hij ze minder meen
de verdiend te hebben; hun HoogMo-
genden zouden wel bekwamer hebben
kunnen vinden, maar niemand, die
hem in genegenheid te boven ging; hij
wist, welken eerbied hij Hun schuldig
was, en gaarne zou hij dengene heb
ben gehoorzaamd, dien de Staten-Ge
neraal goed zouden gevonden hebben
te benoemen. Daar het Hun evenwel
beliefd had, hem deze eer le doen, zoo
was hij willens de betrekking ten dien
ste van den Lande te aanvaarden cn
in alles volgens de bevelen van hun
Hoog-Mogenden te handelen. Na deze
woorden in zijn kwartier te Waalwijk
gesproken te hebben, legde hij den eed
af. Bij de kennisgeving aan de hoofd
officieren, dat zij voortaan een ande
ren bevelhebber te gehoorzamen zou
den hebben, betuigden velen van hen
met tranen, en allen met groote droef
heid, hoe leed hun de dood van prins
Maurits was. 12)
Hoe liep het nu verder met de bele
gering van Breda af? Men kan gerust
beweren, dat vóór Maurits' dood wei
nige ernstige gevechten, alleen eenige
onbeteekenende schermutselingen, wa
ren geleverd. Spinola was zich van zijn
kracht en voortreffelijke verschansing
ten zeerste bewust, en had reeds, vol
komen kennis dragende van de
schaarschte der levensmiddelen bin
nen Breda, den 30 Maart 1625 de ves
ting opgeëischt, wat toen op een web
gering van Justinus van Nassau was
uitgeloopcn. Hoewel de krijgsverrich
tingen na Maurits' overlijden wel ee
nigszins krachtiger werden gevoerd
dan voor dien tijd, en Frederik Hen
drik, als nieuwe opperbevelhebber,
den 15 Mei het bevel had gegeven het
Spaansche kwartier van Terheijden
krachtdadig aan te tasten, bij welke
gelegenheid vooral de Engelsche troe
pen onder den generaal Vere zich met
de grootste dapperheid hadden onder
scheiden en veel dooden en gewonden
van weerszijden waren gevallen
schijnt men toch van Staatsche zijde
geen kans meer in de toekomst te heb
ben gezien, om Breda te ontzetten; en
dienvolgens begonnen den 31 Mei de
onderhandelingen over de capitulatie
tusschen Spinola en Justinus van
Nassau een aanvang te nemen. Men
was het vrij spoedig over de voorwaar
den eens en den 5 Juni 1625 gaf de
stad zich aan de Spanjaarden over.
De Spaansche veldheer Spinola
deed zich bij de overgave van Breda
als een gentleman kennen. Met alle
krijgsmanseer en in verzoenende be
woordingen liet hij het Staatsche gar
nizoen der stad, bestaande nog uit
3000 k 4000 welgedane soldaten, on
der geleide van Herman van den Bergh
13) en de beide bastaardzoons van
prins Maurits, ongehinderd naar Geer-
truidenberg vertrekken. Geen enkelen
stadsburger werd eenige hinder of
overlast aangedaan. De predikanten,
die sedert verscheidene jaren de Bre-
dasche kerken in gebruik hadden ge
had, moesten wel met hun predicaties
ophouden cn tevens vertrekken, maar
men verschafte hun wagens en andere
voertuigen, om hun huisraad behoor
lijk te vervoeren. Een dier predikan
ten was de ons welbekende en voor
treffelijke eerste Evangeliedienaar van
Sprang en Besoijen, n.l. Cornclis Ila-
necop, over wien Amsterdam zich ont
fermde.
De stad was evenwel overgegaan,
natuurlijk tot groote blijdschap der
Spanjaarden! Denzelfden dag nog
werd in dq hoofdkerk de Mis gedaan
door den kardinaal Alphonzo de la
Cue va, wat in geen jaren geschied was.
Het is algemeen bekend, dat de stad
tot 1637 in handen der Spanjaarden
bleef.
In mijn volgend artikel zullen wij
ons nu uitsluitend bezig houden met
Besoijen en zien, hoe deerlijk die
plaats in 1624 en 1625 door de bele
gering van Breda, zoowel op kerke
lijk als maatschappelijk terrein, had
geleden.
Aanteekeningen:
15). Ontleend aan de „Resolu,tien
der StatenGeneraal". (Hijks-Archief te
Den Haag.
67). Huisarchief van H-M. de Ko
ningin.
8—12). Resolutien Staten-Generaal.
13). Herman van den Bergh was een
zoon van Hendrick van den Bergh (ge
huwd met Maria van Nassau, zusier van
prins Willem 1) en een neef van prins
Maurits en van Frederik Hendrik. Ge
noemde Hendrick van den Bergh streed
langen tijd aan de Spaansche zijde, maar
sloot zich in 1632 bij de Staatsche zijde
aan. Hij was niet zeer betrouwbaar.
RAAMSDONKSVELR. Zondag zal
er in de Veersche Herv. Kerk leesoienst
worden gehouaen, teiwijl des middags
in de Dorpsche Kerk zal optreden Ds.
Louwe Kooijmans.
GEERTRUIDENBERG. Voor de
Evangelisatie Eben Üaezer te Raams-
donksveer hoopt Zonaag a.s. des v.m.
9,30 en des nam. 2 uur voor te gaan
de heer v. d, Kolf uit Dubbeldam,
EETHEN. Dinsdag jl. werden in het
Land van Heusden en Aliena en de
Langstraat de keuringen gehouden lot
inbChrijving van meniën in de stam
boeken der Nationale VereeniginQ tot
bevordering der Paardenfokkeii) in Ne
derland.
Te Raamsdonk een 3—jarige zwarte,
vader Olympus van P. Boons - Visser
een 8 jarige, vader Justico van Alb.
Schoenmakers; een 3 jarige, vader
Grootmeester van H. de Bont en
een 3 jarige, vader Holan van J.
Boons—Staal allen te Raamsdonk.
Te Waspik: een 3-jarige bruine,
vader Gregulus van Gefcr. Smits; een
3 - j:rige vos, vader Domburg van A.
C. L. Kamp, beiden te Waspik.
DUBBEL ZUIGVERMOGEN NEDERLAN0SCH FABRIKAAT
LAAGSTE PRIJS - BUITENGEWONE CONDITIËN
VRAAG DEMONSTRATIE FILIAAL VEL0 WASCHMACH1NE My.
(Vrij naar: »Ilü Brauudl»
daor Fr. Müller—Partenkirchen).
Meester Vogelmeier staat in de
derde klasse. Hij is negen maanden
oldaat geweest en., als hij gaat
ertellcn aan zijn leerlingen, begint
tij heel vaak zó
«Toen meester nog soldaat was...»
in dan luisteren alle kinderen als
finken. Meester wordt een held in
tun ogen en alle jongens denken
>Ik wil later ook' soldaat worden,
net als meester
Altijd is meester «soldaat», ook
nog, wanneer hij met de kinderen
sommen gaat maken.
't Is hoofdrekenen. Meester Vogel
meier zegt
- «Schrijf op: In een vesting
liggen 10 000 soldaten. Die soldaten
hebben voor 300 dagen levensmid
delen in voorraad. Rekenen jullie
eens uit, hoe lang een bezetting
van... van... nou, laten we zeggen
van 3 millioen soldaten aan deze
levensmiddelen genoeg zou hebben?»
De kleine kinderhandjes laten
hun pennen over 't papier krassen.
Albert in de derde bank heeft het
eerst het antwoord. Na een poosje
zegt meester:
»En, Albert?»
»Eén dag, meester,» antwoordt hij
trots.
«Juist», zegt de meester, »maar
ik begrijp niet, dat jij, Maarten, het
antwoord nog niet gevonden hebt.»
Maarten, die vooraan in de eerste
bank zit, bromt met een nors ge
zicht
»()mdat 't onzin is.»
Watzegt de meester beledigd,
»wat is er onzin
«Omdat er nooit van z'n leven 3
millioen soldaten in 'n vesting kun
nen, meester,» antwoordt Maarten
zelfbewust.
»Nou ja,» zegt meester ietwat ge-
ergerd, »als die er nou toch eens
in konden?»
»Dan is 't nog onzin», houdt
Maarten strak en stijf vol.
»Zoo
».Ia, meester, want ze kunnen 3
millioen porties helemaal niet in
één dag uitdelen.»
»Och, wat», zegt meester Vogel
meier dan, »kom jongens, we reke
nen nu de som eens anders uit
Schrijf maar op: In een vesting
liggen 10.000 soldaten. Die soldaten
hebben voor 300 dagen levensmid
delen in voorraad Hoeveel dagen
zouden... zouden... nou, laten we
zeggen 100 soldaten aan deze levens
middelen genoeg hebben?»
Weer krassen de pennen overliet
papier. Weer heeft Albert het eerst
't antwoord gevonden. Weer zegt
meester na een poosje
»En, Albert?»
»30,000 dagen meester 1»
»Goed zo», zegt meester Vogel
meier, »maar ik zie, dat Maarten
weer niet heeft meegerekend. Hoe
zit dat
«Omdat 't onzin is, meester,» ant
woordt Maarten met een lachend
gezicht.
De hele klas begint te gieren.
»Wat», stuift meester op, »wat is
dan nou weer onzin?!»
»Omdat ze geen een van allen zo
lang kunnen leven, meester, ze zijn
allemaal voor die tijd al...»
»Ja, ja, goed, goed, maar ik neem
aan, dat ze zo lang kunnen leven,
begrijp je dat dan niet, domme
jongen?»
«Maar, meester, dan zijn de
levensmiddelen al lang bedorven.»
De jongens schateren het uit en...
Vogelmeier lacht ook maar mee.
Zolang Maarten bij de meester
zat, heeft meneer Vogelmeier niet
meer verteld van
»Toen meesier rog soldaat was...»
en de kinderen hoefden ook geen
«soldatensommen» meer te^maken.
Oplossingen.
1 natte steenen, 2 bijval, 3 vuur
werk, 4 vaarboomen, 5 een mol, 6
een draad wordt ingestoken en een
vlag uilgestoken.
Het avontuur van Bruno.
Wie was de slimste
Kennen jullie onze Bruno?
Wis en zeker wel van niet,
In dit versje kun je lezen
Wat met Bruno is geschied.
Bruno woonde naast een slager
Dat beviel die rakker toed,
Heel veel heenderen en kluifjes
Deden hem bizonder goed.
Leendert, knecht hij slager Jansen
Had eens op een zeek'ren keer,
'n Volle mand met spek geladen
En zette haar naast 't schuurtje neer.
Bruno zag vanuit z'n hokje
Dit gebeuren rustig aan,
Eventjes nog blijven liggen
En dan naar de mand toe gaan.
Nadat de knecht zich had verwijderd
Deed Bruno zich aan 't spek le goed,
Maar o, hij had er niet op gerekend
Daar valt iels zwaars op zijn gemoed.
Het deksel is plots dichtgevallen
En Bruno zit gevangen »Hu»,
Daar komt de knecht al met
een hout
Wat er gebeuren gaan zal nu?
Dat kunnen jullie wel begrijpen
Maar wat Bruno vast niet wist,
Dat Leendert, het niet deed uit
domheid
Maar enkel en alleen uit list
Kaatsheuvel.
Rechtvaart 29,
I I
fghTvan het zuiden.
Tweede blad,
V£L0 STOFZUIGER
PIETJE KONINGS,