KERKNIEUWS.
"2 aar het hart van Europa.
at
letT* III (Slot)
|S Oostenrijk- naar het uiterlijk
van West-Europa, als
-^'Ord
o^d i®en deeï van- üu!!schland e,n
scr tt de Hongaarsche grens is ge
iseerd komt men in een heel
,'j der land, dat in tal van opzichten
met ntrasteert met het landschap dat
*el< de voorgaande dagen als een iilm
I- inr D onze oogen was voorbij ge-
le, H \an het grensstation ontmoetten
gstpii ii een zeer uiteenloopend inter-
-hil üonaal gezelschap: branschen,
■t ritten, Duitschers, 'ijechen, Polen,
en? «lianen en natuurlijk ook Neder-
,n 7J jers. Men staat er trouwen ver
en, oifld van boeveel buitenlandsche
DP' gijens men in Hongarije ziet
urdiden- Schier 8een nationaliteit
le tbreekt er, men ziet er bijna meer
-300# jitenlandsche auto's dan Hongaar-
i ,jie. Allen op zoek naar de schoon-
S1 «d van dit land, waar alles zoo
llen «el anders is als in het overige
.tn l eel van Europa. Het is juist het
mnJreemde, 't exotische wat ons naar
el A jt land trekt. Beter ware het
leB rellicht te spreken van dit eiland,
rast scheiden ook geen wateren
gen Hongarije van de rest van ons
Lrelddeel, want naar volksaard,
Jat meden en gewoonten is Hongarije
tins inderdaad een eiland in Europa,
omst lier in die armzalige dorpen waar
/an jj doorheen vliegen kunnen wij
-re» os in Azie wanen ot' waar ook ter
■inn fereld, maar kunnen wij ons in
houd lk geval van EuroPa wegdenken,
et Ar Ik sprak over de schoonheid van
ten l jt land. Men moet schoonheid dan
;n dD ruimen zin opvatten, ook het
lorre en grauwe kan zijn charme
dat nebben, al is het alleen maar omdat
dat (pen iets anders ziet als waaraan
im pl iet oog gewoon is
Met Op ons Hollanders, gewoon als
tot twij zijn aan malsche frissche weiden
)ek en kraakzindelijke dorpen moest
ekerhet deel van Hongarije, vanaf de
lur dlOostenrijksche grens tot aan de
te s,hoofdstad, wel een zeer armzaligen
ing n ndruk maken.
Het land is er droog en oor, het
dat (kras verschroeid door een heeten,
•kin' verzengenden wind. Maandenlang
Hij viel hier schier geen druppel regen,
bestugeen wonder dus dat het land er
cht mager en schraal uitziet.
Het landvolk werkt op de ;nais-
[ekeuvelden. Niet één of twee boeren op
ng vjeeA veld, zooals bij ons, neen, met
ratktien of twintig man op een rij
te 1 sikkelen zij de gele halmen al.
Welk een tegenstelling, dit boeren-
ïrkoi volk bij 't Hollandsche 1 Trouwens
ie «Waar vindt men buiten onze lands
>heuigrenzen het type van den Holland-
neenschen boer terug? Het verwrongen
acht#maar roode gezonde gezicht en het
emeeilichaam, dat de verbondenheid met
tte v.zijn vette poldergrond verraadt?
als Hier, in Hongarije, hebbende
?n. boeren arbeidersgezichten. Velen
deizijn mager en schraal, zooals de
kom grond, dien zij, met hun blootc
n, zo zon-verbrande bovenlichamen, staan
te bewerken.
De vrouwen, die op het land
werken, dragen de typische, schil
derachtige kleeding, met doeken
om het hoofd geslagen, die hen
allen een zigeunertype geeft.
szwa
ot di
n, m
ƒ0.
wel
liedii
Het land is hier vlak, met slechts
lichte golvingen, die echter het vrije
uitzicht naar den horizon niet be
lemmeren.
Daar in de verte wordt de vlakte
omzoomd door bergruggen, die
zich steeds meer naar ons zullen
toeneigen, tot wij bij Boedapest
weer in het bergland zullen zitten.
De weg is vrij eentonig: een
kaarsrechte breede autobaan, die
ons nu en dan door een van die
armoedige boerendorpen voert,
waar gele huisjes, alle van een en
hetzelfde type,'naast elkander gezet
zijn. De dorpsjeugd, getooid met
een kort, lompig broekje zonder
meer, staat je stom-verbaasd aan
te kijken.
Hongaiije en Budapest, het land
en de hoofdstad, lijkeu een vol
maakte tegenstelling lot elkaar. Zoo
armelijk ais het platteland er uit
ziet, zoo weelderig liggen de beide
steden, het oude Buda en 't jonge
Pest aan de oevers van demajestu
euze Donau. Pralend rijen zich
langs de rivier, naast 't monumen
tale parlementsgebouw, de vorste
lijke hotelgevels aaneen. Het stads
beeld, dat men krijgt als men vanal
het topje van den berg, waartegen
Buda gebouwd is, op Pest neerblikt
is onvergetelijk. De breede grijze
Donau, die beide stadsdeelen scheidt,
wordt door prachtige hangbruggen
overspannen.
Budapest is een stad met twee
aangezichten. De linkeroever, het
stadsdeel Pest, is pas in de laatste
halve eeuw uitgegroeid tot zijn
tegenwoordige grootte. Hier is het
economisch en cultureel centi um
van den Hongaarschen staat, een
centrum, dat wellicht te groot is
voor het na-oorlogsche Hongarije.
Hier op den vlakken Donau-oever
gaat het stadsleven zijn gang, hier
zijn de hotels en de amusements
gelegenheden. Hier zijn de breede
boulevards en ruime pleinen, de
paleizen van den ouden Hongaar
schen adel, de prachtige openbare
gebouwen.
Hier zijn de vreemdelingen, die
uit alle landen van Europa naar
deze stad stroomen. Zij komen niet
alleen om verpoozing en schoonheid
te zoeken, maar vooral om genezing,
want Budapest is rijk aan minerale
bronnen. Het noemt zich misschien
wel de grootste badplaats ter wereld,
want de genezende bronnen zijn
hier bij honderden te vinden. Reeds
de oude Romeinen legden hier dan
ook hun beroemde thermalbaden
aan en nog thans doet de bai ok-
weelde der badpaleizen herinneren
aan de oude Romeinsche baden
met hun verkwistende luxe.
Buda, het oude stadsdeel dat
tegen de berghellingen gebouwd is,
geeft een volmaakt ander beeld.
Hier heerscht een sereene rust en
kalmte, bijna zooals in een museum.
En eigenlijk is deze stad een
museum, want elk gebouw heelt
hier een geschiedenis. In de oude
verweerde steenen, in de kron
kelende straten en steegjes leeft een
herinnering van vele eeuwen. Het
topje van den berg wordt bekroond
door de vorstelijke paleizen, waar
i eens de machtige koningen woonden
en waar thans de residentie is van
den staatspresident Graf von Horthy.
Hier zijn ook nog de oude vesting
muren, waartegen in de historie
zoo menige stormloop tegen Hon
garije, maar ook tegen Europa is te
pletter geslagen. Hier werden voor
honderden jaren de bittere oorlogen
gevoerd tegen de Turken, die Buda
als de toegangspoort tot Europa
beschouwden. Hier heeft de Halve
Maan ook langen tijd geheerscht,
men ziet het aan de eeuwen-oude,
machtige heerenhuizen, die hier
door de Turksche heerschers ge
bouwd zijn en aan de gedenk—
teekenen, die zijn opgericht ter
herinnering aan het historische feit
dat de Mohammedanen uit de
vesting verdreven zijn.
Budapest bij avond, gezien vanaf
het topje der Budaër-bergen, is een
sprookje. Een zee van fonkelende
lichten, weerkaatst in het snel-
stroomende water van de Donau.
Trouwens bij avond, als de Zigeuner
kapellen hun hartstochtelijke muziek
spelen, leeft deze stad pas recht.
Dan bruist er het leven van den
hartstocht, die dit volk eigen is,
dan hoort men in t melancholieke
vioolspel het doffe getrappel van
de paarden, die over de poeszta
rennen. Dan zoekt men de stilte
van het idyllische Margareten-eiland,
dit lustoord midden in de Donau.
Men heeft hier werkelijk het gevoel
te leven in een sprookjesstad, waar
men zich kan laten meesleepen
zonder te weten waarheen, maar
steeds weer naar nieuwe verrassingen
temidden van het bruisende leven
van deze wereldstad.
Maar buiten het mooie dat deze
Donau-stud ons te zien gaf hebben
we toch ook nog een kans gezien
de stad eens te bekijken »aan de
binnenzijde«, waar de arm ploe
terende menschen wonen. onen
is voor onze Hollandsche begrippen
misschien zelfs nog te veel gezegd.
Heele families hokken in een enkele
kamer, waar dan bovendien nog de
nering moet worden uitgeoefend.
Hier leven velen, die in hun kinder.
jaren toen het eigen land hen niet
meer kon onderhouden, naar Neder
land werden uitgezonden, en nog
altijd leeft onder deze arme menschen
een innige dankbaarheid jegens
Holland en de Hollanders.
Als wij na een paar dagen 's mor
gens weer de route naar Holland
moeten beginnen, hebben wij het
gevoel dat we hier zijn overweldigd
door de muziek, den dans, de To-
kayer, de paprika, de rijkdom en
de armoede. De tijd was te kort om
ons hier in te leven in al het vreemde,
dat als een storm op ons is afge
komen en dat teveel was om het in
weinige dagen te verwerken.
Zóó, met tweeërlei indrukken, zijn
wij uit Hongarije vertrokken. Van
onze terugreis, die in snel tempo
moest gebeuren, zal ik U echter niet
meer vertellen, want het was niet
mijn bedoeling een verhaal op te
disschen over »kilometer-vreterij«
(3500 hebben wij er in 12 dagen
verslonden), maar om slechts enkele
nig te wijzigen, dat iemand die meer
dere wagens heeft, slechts voor één
wagen vermindering krijgt.
De Voorzitter zegt, dat de meeste
auto's voor 1000.— zijn aangeslagen,
zoodat de voorstelling van den heer
Nijkamp geflatteerd is. Spr. kan zich
goed indenken dat er fabrikanten zijn,
die voor hun reizigers meerdere wa
gens noodig hebben. Het betreft hier
slechts enkele gevallen, en het verschil
zou dan ook van geringe beteekenis
De heer Nijkamp vindt het amende
ment van den heer Roestenberg niet
juist, daar verschillende zaken meer
dere wagens noodig hebben.
De heer Roestenberg merkt daarte
gen op, dat verschillende menschen 'n
auto rijden, hoewel zij hem voor za
ken niet noodig hebben. Spr. hand
haaft zijn amendement.
Hel amendement Roestenberg wordt
met 87 stemmen aangenomen.
Voor slemden de heeren Snaphaan,
de Kort, M. Dingemans, Grootzwagers,
Beerens, C. Dingemans, Snoeren en
Roestenberg.
Tegen de heeren v. d. Hoven, v. Riel,
v. Lier, Maas, Nijkamp, Vrinten en v.
Nieuwstad.
Het voorstel van B. en \V. wordt
hierna zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
10. Wijziging der gemeente-begroo
ting en de bedrijfsbegrooting voor het
dienstjaar 1935.
Met deze wijzigingen gaat de Raad
accoord.
De geloofsbrievenkwestie.
De Voorzitter legt hierna een uitvoe-
rige verklaring af omtrent de kwestie
der niet-toelating der gekozen raadsle
den.
Vermits de Voorzitter van het cen
traal stembureau aan den gemeenteraad
geen verantwoording verschuldigd is
en de burgemeester noch burgemeester
en wethouders aan den raad verant
woordelijk zijn in zake de aan hen op
gedragen uitvoering van wetten, doch
uitsluitend nopens de autonomie, is het
geen spr. zeggen zal een geheel vrij
willige bijdrage, die alleen gegeven
wordt tot goed begrip van zaken.
Spr. gaat voorbij de niet-toelating
door Gedeputeerde Staten van de door
den raad toegelatenen, omdat het be
richt van ontvangst der aanneming van
de benoeming in casu niet kan be
schouwd worden als te zijn „een be
richt van den benoemde Hij wil al
leen opmerken, dat ter plaatse, waar
men gewoon is de geloofsbrieven en
bijbehoorende stukken op te halen,
meestentijds dat stuk evenmin in han
den van den benoemde komt doch blijft
in handen van den ophaler zelf. Waar
dit practisch op hetzelfde neerkomt als
wat te dezer plaatse is geschied zullen
er, naar het spr. wil voorkomen, in wer
kelijkheid vele toelatingen plaats heb
ben, die, naar het oordeel van Gedepu
teerde Staten althans, onjuist zijn.
Spr. komt dan aan het geval der 4
èn door den raad èn door Gedeputeer
de Staten niet toegelatenen. Het is be
kend, dat ten raadhuize in zekeren zin
een verzuim is gepleegd. Dit bestond
hierin, dat een bepaald stuk door den
voorzitter van het centraal stembureau
en dat bestemd was voor de benoem-
verspreide indrukken van land ent den, door spr. is geteekend en afgege-
volk te geven, die je na zoo'n toch
in het hoofd blijven hangen.
ts ee
et te
:rvla
•per
ing
van een of meer functionarissen, de
jaarwedde met meer dan 10% zal wor
den verlaagd, deze verlaging geleide
lijk zal worden doorgevoerd en wel
zoodanig dat per jaar niet meer dan
10% minder zal worden genoten dan
de laatstelijk per 1 Januari genoten
de gj wedde.
voor. Deze bepaling is toepasselijk op de
srwilj bezoldiging van den Inspecteur van
er di Politie, op wiens salaris de voorge-
neenl schreven korting wordt toegepast,
i kun Terwijl deze regeling indertijd als
at pe algemeenen norm werd en ook moest
vooi worden aangenomen, komt de Minis-
ch li ter van Binnenlandsche Zaken daarop
thans in een circulaire, gericht aan den
ikelijy Commissaris der Koningin, terug, door
hoor voor te schrijven dat de overgang naar
ht zi het lager niveau voor de gemeente-
i, val veldwachters als volgt kan worden ge
regeld: le jaar 10%, 2e jaar 17.5%, <»e
erreii jaar 25%, 4e jaar 30%, en verder zoo
'aard noodig 5% per jaar.
id an Daaruit vloeit voor den Inspecteur
daar van Politie voort, dat de aanpassing
bij di welke, overeenkomstig de huidige re
u-kin; geling, ten aanzien van zijn salaris in
juis 1937 zou worden verkregen, thans
iteger eerst in 1939 zal worden bereikt.
1 hou Het voorstel wordt aangenomen,
ed o| Pers. Belasting op auto's.
9. Adres van de autohouders in de-
word j.0 gemeente verzoekende om voor den
le ui grondslag „Motorrijtuigen" voor de
en C heffing van de Personeele belasting,
den wettelijken norm van j 2. per
ƒ100.— waarde, te willen aanleggen.
Adressanten gronden hun verzoek op
het feit dat de verhooging met 50
van dezen grondslag is tot stand ge
komen in den tijd van hoogconjunc
tuur, terwijl toen een betrekkelijk on
belangrijk getal opcenten werd gehe
ven. Daarnevens merken zij op dat de
tijd voorbij is dat het houden van een
auto als zuivere luxe kan worden be
schouwd, nu dit vervoermiddel in het
moderne zakenleven absoluut onmis
baar is, zoodat het vroegere standpunt
hooi
d aar
gade
olitie
n d(
r ge
steldt
scher
ligin(
ïentej
f var
[elinÉ
door onbevooroordeelde personen niet
meer wordt ingenomen.
Het wil B. en W. voorkomen, dat de
omstandigheden in het zakenleven er
wel eenige aanleiding toe geven om,
meer dan voorheen, de stelling over te
nemen dat een auto voor het bedrijf
meer en meer onmisbaar is te achten.
B. en W. vinden daarom dal de bil
lijkheid medebrengt dat tot eenige ver
laging wordt besloten, al wenschen zij
niet zoover te gaan als de aanvragers
verzoeken.
In plaats van ƒ3.per J 100.—
waarde stellen zij voor dit bedrag te
bepalen op ƒ2.50 en daaraan te vci-
binden dat het minimum te heffen be
drag 10.— zal bedragen.
De heer Nijkamp is als ondertceke-
naar van liet adres niet tevreden met
het voorstel van B. en W. Deze belas
ting is voor de bedrijven een zwaar
drukkende last. Spr. wil een einde ma
ken aan den toestand dat houders van
auto's in deze gemeente meer moeten
betalen als in de meeste andere plaat
sen. De meeste gemeenten houden zich
aan den grondslag van 2.per J 100,
andere gemeenten stellen den grond
slag hooger, maar heffen dan minder
opcenten.
De heer M. Dingemans zou het niet
juist vinden in dezen tijd te komen met
een verlaging van de belasting op
automobielen. Liever zou spr. den toe
stand nog even afzien en straks trach
ten te komen tot een verlaging van de
Pers. Belasting over de geheele linie.
De heer Roestenberg acht het wen-
schelijk dat voor vrachtauto's tege
moetkoming wordt verleend. Door het
voorstel van B. en W. zouden ook die
genen verlaging krijgen, die meer dan
één auto rijden, dit vindt spr. zeer on
billijk, omdat dan meestal een der
auto's voor particulier gebruik dient.
Verleden jaar is de belastbare huur
waarde voor de P.B. verlaagd, waar
door vele menschen in deze belasting
zijn betrokken, die het toch moeilijk
missen kunnen. Als over belastingver
laging gesproken wordt, dan had spr.
liever dat daar eerst naar gekeken
werd.
De Voorzitter zegt, dat tal van ge
meenten den grondslag van J 2. blij
ven aanhouden, hoewel de grondslag
van Rijkswege al lang op ƒ3.— is ge
bracht. Als er verschillende gemeenten
zijn, die met deze lagere heffing ge
noegen kunnen nemen, dan wilde spr.
dat de financieele toestand hier ter
ven, doch niet de bestemming bereikte,
maar automatisch is gevoegd, voor alle
gekozenen, dus niet voor 4 of 11 geko
zenen, bij de stukken, welke reeds door
ieder der gekozenen waren ingezonden.
Is dit wel eenigszins verklaarbaar,
een verzuim is en blijft het. Spr. heeft
dan ook niet geaarzeld aan betrokkenen
het zijne daarvan te zeggen.
Spr. betoogt, dat betrokkenen, die
zooals zij beweerden op het stuk hebben
zitten wachten, desnoods even hadden
kunnen vragen naar het achterblijven
de, dan wel de in hun bezit zijnde be
scheiden hadden kunnen inzenden, zoo
noodig met bijvoeging der mededeeling,
dat zij het ontbrekende niet hadden ont-
leiding om in beroep te gaan. Immers,
men gaat toch niet in beroep van iets
wat niet bestaat. Spr. gelooft werkelijk,
dat de Heeren appelanten zich hier een
heel klein ietsje zullen hebben vergist.
Voorts behandelt spr. de gelanceerde
bewering, dat feitelijk geen enkele ge
loofsbrief in orde was, wijl het bewuste
stuk inderdaad bij geen één geloofs
brief was. Er zou een geteekend stuk
der commissie van onderzoek der ge
loofsbrieven bestaan, waarin dit als
werkelijkheid wordt vastgelegd, en
welk stuk door twee leden der commis
sie zou zijn onderteekend. Het derde lid,
de heer Maas, zou niet hebben willen
teekenen, aangezien hij het gevraagde
niet verklaren kon. Spr. vraagt de heer
de Kort, die het stuk zou hebben onder
teekend, eens op te geven, welke stuk
ken hij heeft aangetroffen bij de ge
loofsbrief van een der heeren.
De heer de Kort moet het antwoord
op deze vraag schuldig blijven.
De Voorzitter verbaast zich daarover
geenszins, want, naar uitdrukkelijke
verklaring van één der appelanten, te
genover een persvertegenwoordiger,
zat de heer de Kort zóó ongelukkig bij
het onderzoek dier geloofsbrieven, dat
hij van de stukken niets heeft kunnen
,zien!
Spr. vraagt zich echter af, welke
waarde men hechten moet aan een stuk,
waarin staat dat iets aan de stukken
ontbrak, welke pertinente verklaring
"geteekend wordt door iemand, die er
niets van heeft gezien.
Rest het derde commissielid, de heer
Beerens. Spr. gelooft absoluut, dat de
heer Beerens zelf gemeend heeft het
bewuste stuk niet gezien te hebben. Al
leen bevreemdt het hem dan al heel erg,
dat hij van de niet-aanwezigheid van
het bewuste stuk in zijn rapport geen
melding heeft gemaakt. Spr. gelooft
daarom, dat de onderteekening van de
verklaring, welke door appelanten later
in het geding is gebracht, van den heer
Beerens een heel kleine vergissing is
geweest, welke hij hem reeds dadelijk
vergeven heeft.
De vraag is ook mede opgeworpen
of spr. betrokkenen niet had kunnen
waarschuwen of desnoods de stukken
had kunnen doen ophalen?
De ophaling der stukken of de waar
schuwing der betrokkenen is op zichzelf
iets, wat eenigszins te kort doet aan het
recht, dat eventueele opvolgers hebben.
Bovendien kan men daardoor iemands
bedoeling, die tijdens de stemming heeft
gediend als wat men noemt trekpaard
voor 't behalen van vele stemmen, doch
die overigens geen enkele neiging ge
voelde om zitting te nemen, danig in de
war sturen. Maar ook overigens js de
zorg voor de geloofsbrief er eene, welke
uitsluitend behoort aan belanghebbende
en niemand anders. Intusschen is spr.
bereid en geneigd om voor de eerstvol
gende zittingsperiode zooveel mogelijk
tegemoet te komen aan eventueel be
noemd verklaarden en zal hen, des
noods op een en ander opmerkzaam
maken. De talloos vele gevallen van
niet toelating, welke over het geheele
land voorkomen, alleen en uitsluitend
omdat de geloofsbrief niet in orde is, is
een onomstootbaar bewijs voor het feit,
dat de handelwijze, zooals die hier werd
toegepast, geen „unicum in den lande
is.
Intusschen zitten wij nu met de scher
ven, zoo zegt spr. aan het einde van
zijn betoog. Het ligt voor de hand, dat
het meest aanbevelenswaardig is en ook
het meest in overeenstemming met den
wil der kiezers, dat de eerstgekozenen
alsnog zitting krijgen. Het is a.h.w. de
eenig juiste en gewenschte oplossing.
Voor zoover spr. daaraan zou kunnen
medewerken, zal hij dat volgaarne en
van ganscher harte doen, te meer nog
nu hem dat reeds van verschillende zij
den is gevraagd geworden.
Spr. meent hiermede voldoende dui
delijk en voldoende uitvoerig te zijn ge
weest. Waar deze aangelegenheid door
hem onverplicht is ter tafel gebracht en
uiteengezet is thans voor hem deze zaak
Plaatse ook zoo gunstig was als daar. vangen. in het laatste geval was alles f «an en wofdt hi door hem
Echter geeft (1e toestand der gemeente- in orde geweest en veel rompslomp
geweest
voorkomen geworden.
Spr. neemt niet aan dat men heeft
zitten wachten op dat onnoozele brief
je, men meende geheel en régie te zijn!
En nu is de niet-verzending van dat
briefje de redding der Heeren geweest,
d.w.z. de stroohalm, waaraan men zich
kon vastklampen en beroep met schijn
op succes mogelijk maakte. Bij dit be
roep is dit, maar dan ook dit alleen in
feite naar voren gebracht kunnen wor
den. Weliswaar heeft men dit alles aan
haren reeds eenige compensatie krij- I gedikt met een vloed van woorden en I Riwhnn-roadiutor van Utrecht.
gen door het feit, dat de opcentenhef- gijkoms,ige omstandigheden er bij ge- I Een Bissch„p-coad,utor
haald en wilde men de namen of den
financiën, ondanks de verbetering, nog
geen reden tot juichen. Als B. en W
dan ook voorstellen om de auto-bezit
ters tegemoet te komen door een ver
laging van den grondslag tot ƒ2.50,
dan doen zij daarmede hel uiterste wat
zij kunnen. Den heer Dingemans zegt
spr. dat B. en W. zich ten zeerste be
ijverd hebben om de aanvankelijk
voorgenomen nog lagere classificatie
der gemeente te voorkomen. '1 rouwens
dient hierbij opgemerkt dat de lagere
niet meer teruggekomen.
Dc heer Beerens vraagt naar aanlei
ding van deze uiteenzetting nog het
woord, doch de Voorzitter zegt over
deze zaak om de genoemde reden geen
discussie te kunnen toestaan.
De vergadering wordt daarna geslo
ten.
fing progressief is. Ook de gasprijs is
ten behoeve van deze categorie ver
laagd, hetgeen ook reeds een verlich
ting van lasten beteekent. Den heer
Roestenberg antwoordt spreker, dat
vrachtauto's geheel vrij. van deze be
lasting zijn. Verschillende luxe wagens
zijn voor de bedrijven echter even goed
noodig.
De heer Nijkamp maakt de opmer
king dat men niet licht moet denken
over het verschil tusschen een verla
ging van ƒ1.of van 50 cent. Dat
maakt op een auto van ƒ2000.— een
groot bedrag uit.
De heer Roestenberg zegt, dat de
gasprijs verlaging voor alle ingezetenen
een verlichting van lasten beteekent.
Menschen, die voor eigen plezier een
auto rijden, zou spr. in geen geval ver
laging willen geven. Daarom stelt spr.
voor het voorstel van B. en W. zooda-
naam van den grooten onbekende we
ten, maar in feite kwam dit alles slechts
neer op afleiding der gedachte van
eigen nonchalance. In verband met het
voorgaande neme de gemeenteraad, in
dien hij er op zou staan den zondaar
te kennen, mij hiervoor, hoewel ik uiter
aard geen expeditiebureau ben, aldus
spr.
Voorts is door de heeren beweerd
geworden, dat een besluit van den ge
meenteraad tot toelating van 11 leden
en niet-toelating van 4 leden niet is ge
nomen. Bevreemdend te dezen aanzien
is het voor spr. dan wel, dat de geheele
pers, waarin hij van de bewuste verga
dering las, unaniem melding maakt van
het raadsbesluit, welks bestaan werd
betwist. Maar, indien in werkelijkheid
geen raadsbesluit bestond, dan hadden
de Heeren toch zeker geen enkele aan-
Z. H. de Paus heeft Dr. J. de Jong,
kanunnik van het Metropolitaan Kapitiel
en President van het Seminarie Rijsen-
burg te Driebergen benoemd tot titulair-
Aartsbisschop van Rusio en tot coadiutor,
met recht van opvolging van Z. H. Exc.
Mgr. J. H. G. Jansen, Aartsbisschop van
Utrecht.
Dr. J. de Jong is 15 September 1885
geboren in het kleine Nes op Ameland,
uit een vroom en talrijk gezin. Het bracht
drie priesters voort, van wie nog twee
in leven en een Zuster Carmelites, die
overleden is.
In 1908 droeg dr. de Jong als eerste
priester van Nes sedert de reformatie
de H. Mis op.
Na een drie-jarige studie aan de
>Anima" te Rome promoveerde hij al 'aar
tot doctor in de wijsbegeerte en op 15
Juli 1911 tot doctor in de H. Godge
leerdheid.
pp. ii d<
cis in
2jid.
zijn.
a 1 I <1 K I 1 1 «al 1 _iL AMA.1ri/\