KERKNIEUWS. "2 aar het hart van Europa. at letT* III (Slot) |S Oostenrijk- naar het uiterlijk van West-Europa, als -^'Ord o^d i®en deeï van- üu!!schland e,n scr tt de Hongaarsche grens is ge iseerd komt men in een heel ,'j der land, dat in tal van opzichten met ntrasteert met het landschap dat *el< de voorgaande dagen als een iilm I- inr D onze oogen was voorbij ge- le, H \an het grensstation ontmoetten gstpii ii een zeer uiteenloopend inter- -hil üonaal gezelschap: branschen, ■t ritten, Duitschers, 'ijechen, Polen, en? «lianen en natuurlijk ook Neder- ,n 7J jers. Men staat er trouwen ver en, oifld van boeveel buitenlandsche DP' gijens men in Hongarije ziet urdiden- Schier 8een nationaliteit le tbreekt er, men ziet er bijna meer -300# jitenlandsche auto's dan Hongaar- i ,jie. Allen op zoek naar de schoon- S1 «d van dit land, waar alles zoo llen «el anders is als in het overige .tn l eel van Europa. Het is juist het mnJreemde, 't exotische wat ons naar el A jt land trekt. Beter ware het leB rellicht te spreken van dit eiland, rast scheiden ook geen wateren gen Hongarije van de rest van ons Lrelddeel, want naar volksaard, Jat meden en gewoonten is Hongarije tins inderdaad een eiland in Europa, omst lier in die armzalige dorpen waar /an jj doorheen vliegen kunnen wij -re» os in Azie wanen ot' waar ook ter ■inn fereld, maar kunnen wij ons in houd lk geval van EuroPa wegdenken, et Ar Ik sprak over de schoonheid van ten l jt land. Men moet schoonheid dan ;n dD ruimen zin opvatten, ook het lorre en grauwe kan zijn charme dat nebben, al is het alleen maar omdat dat (pen iets anders ziet als waaraan im pl iet oog gewoon is Met Op ons Hollanders, gewoon als tot twij zijn aan malsche frissche weiden )ek en kraakzindelijke dorpen moest ekerhet deel van Hongarije, vanaf de lur dlOostenrijksche grens tot aan de te s,hoofdstad, wel een zeer armzaligen ing n ndruk maken. Het land is er droog en oor, het dat (kras verschroeid door een heeten, •kin' verzengenden wind. Maandenlang Hij viel hier schier geen druppel regen, bestugeen wonder dus dat het land er cht mager en schraal uitziet. Het landvolk werkt op de ;nais- [ekeuvelden. Niet één of twee boeren op ng vjeeA veld, zooals bij ons, neen, met ratktien of twintig man op een rij te 1 sikkelen zij de gele halmen al. Welk een tegenstelling, dit boeren- ïrkoi volk bij 't Hollandsche 1 Trouwens ie «Waar vindt men buiten onze lands >heuigrenzen het type van den Holland- neenschen boer terug? Het verwrongen acht#maar roode gezonde gezicht en het emeeilichaam, dat de verbondenheid met tte v.zijn vette poldergrond verraadt? als Hier, in Hongarije, hebbende ?n. boeren arbeidersgezichten. Velen deizijn mager en schraal, zooals de kom grond, dien zij, met hun blootc n, zo zon-verbrande bovenlichamen, staan te bewerken. De vrouwen, die op het land werken, dragen de typische, schil derachtige kleeding, met doeken om het hoofd geslagen, die hen allen een zigeunertype geeft. szwa ot di n, m ƒ0. wel liedii Het land is hier vlak, met slechts lichte golvingen, die echter het vrije uitzicht naar den horizon niet be lemmeren. Daar in de verte wordt de vlakte omzoomd door bergruggen, die zich steeds meer naar ons zullen toeneigen, tot wij bij Boedapest weer in het bergland zullen zitten. De weg is vrij eentonig: een kaarsrechte breede autobaan, die ons nu en dan door een van die armoedige boerendorpen voert, waar gele huisjes, alle van een en hetzelfde type,'naast elkander gezet zijn. De dorpsjeugd, getooid met een kort, lompig broekje zonder meer, staat je stom-verbaasd aan te kijken. Hongaiije en Budapest, het land en de hoofdstad, lijkeu een vol maakte tegenstelling lot elkaar. Zoo armelijk ais het platteland er uit ziet, zoo weelderig liggen de beide steden, het oude Buda en 't jonge Pest aan de oevers van demajestu euze Donau. Pralend rijen zich langs de rivier, naast 't monumen tale parlementsgebouw, de vorste lijke hotelgevels aaneen. Het stads beeld, dat men krijgt als men vanal het topje van den berg, waartegen Buda gebouwd is, op Pest neerblikt is onvergetelijk. De breede grijze Donau, die beide stadsdeelen scheidt, wordt door prachtige hangbruggen overspannen. Budapest is een stad met twee aangezichten. De linkeroever, het stadsdeel Pest, is pas in de laatste halve eeuw uitgegroeid tot zijn tegenwoordige grootte. Hier is het economisch en cultureel centi um van den Hongaarschen staat, een centrum, dat wellicht te groot is voor het na-oorlogsche Hongarije. Hier op den vlakken Donau-oever gaat het stadsleven zijn gang, hier zijn de hotels en de amusements gelegenheden. Hier zijn de breede boulevards en ruime pleinen, de paleizen van den ouden Hongaar schen adel, de prachtige openbare gebouwen. Hier zijn de vreemdelingen, die uit alle landen van Europa naar deze stad stroomen. Zij komen niet alleen om verpoozing en schoonheid te zoeken, maar vooral om genezing, want Budapest is rijk aan minerale bronnen. Het noemt zich misschien wel de grootste badplaats ter wereld, want de genezende bronnen zijn hier bij honderden te vinden. Reeds de oude Romeinen legden hier dan ook hun beroemde thermalbaden aan en nog thans doet de bai ok- weelde der badpaleizen herinneren aan de oude Romeinsche baden met hun verkwistende luxe. Buda, het oude stadsdeel dat tegen de berghellingen gebouwd is, geeft een volmaakt ander beeld. Hier heerscht een sereene rust en kalmte, bijna zooals in een museum. En eigenlijk is deze stad een museum, want elk gebouw heelt hier een geschiedenis. In de oude verweerde steenen, in de kron kelende straten en steegjes leeft een herinnering van vele eeuwen. Het topje van den berg wordt bekroond door de vorstelijke paleizen, waar i eens de machtige koningen woonden en waar thans de residentie is van den staatspresident Graf von Horthy. Hier zijn ook nog de oude vesting muren, waartegen in de historie zoo menige stormloop tegen Hon garije, maar ook tegen Europa is te pletter geslagen. Hier werden voor honderden jaren de bittere oorlogen gevoerd tegen de Turken, die Buda als de toegangspoort tot Europa beschouwden. Hier heeft de Halve Maan ook langen tijd geheerscht, men ziet het aan de eeuwen-oude, machtige heerenhuizen, die hier door de Turksche heerschers ge bouwd zijn en aan de gedenk— teekenen, die zijn opgericht ter herinnering aan het historische feit dat de Mohammedanen uit de vesting verdreven zijn. Budapest bij avond, gezien vanaf het topje der Budaër-bergen, is een sprookje. Een zee van fonkelende lichten, weerkaatst in het snel- stroomende water van de Donau. Trouwens bij avond, als de Zigeuner kapellen hun hartstochtelijke muziek spelen, leeft deze stad pas recht. Dan bruist er het leven van den hartstocht, die dit volk eigen is, dan hoort men in t melancholieke vioolspel het doffe getrappel van de paarden, die over de poeszta rennen. Dan zoekt men de stilte van het idyllische Margareten-eiland, dit lustoord midden in de Donau. Men heeft hier werkelijk het gevoel te leven in een sprookjesstad, waar men zich kan laten meesleepen zonder te weten waarheen, maar steeds weer naar nieuwe verrassingen temidden van het bruisende leven van deze wereldstad. Maar buiten het mooie dat deze Donau-stud ons te zien gaf hebben we toch ook nog een kans gezien de stad eens te bekijken »aan de binnenzijde«, waar de arm ploe terende menschen wonen. onen is voor onze Hollandsche begrippen misschien zelfs nog te veel gezegd. Heele families hokken in een enkele kamer, waar dan bovendien nog de nering moet worden uitgeoefend. Hier leven velen, die in hun kinder. jaren toen het eigen land hen niet meer kon onderhouden, naar Neder land werden uitgezonden, en nog altijd leeft onder deze arme menschen een innige dankbaarheid jegens Holland en de Hollanders. Als wij na een paar dagen 's mor gens weer de route naar Holland moeten beginnen, hebben wij het gevoel dat we hier zijn overweldigd door de muziek, den dans, de To- kayer, de paprika, de rijkdom en de armoede. De tijd was te kort om ons hier in te leven in al het vreemde, dat als een storm op ons is afge komen en dat teveel was om het in weinige dagen te verwerken. Zóó, met tweeërlei indrukken, zijn wij uit Hongarije vertrokken. Van onze terugreis, die in snel tempo moest gebeuren, zal ik U echter niet meer vertellen, want het was niet mijn bedoeling een verhaal op te disschen over »kilometer-vreterij« (3500 hebben wij er in 12 dagen verslonden), maar om slechts enkele nig te wijzigen, dat iemand die meer dere wagens heeft, slechts voor één wagen vermindering krijgt. De Voorzitter zegt, dat de meeste auto's voor 1000.— zijn aangeslagen, zoodat de voorstelling van den heer Nijkamp geflatteerd is. Spr. kan zich goed indenken dat er fabrikanten zijn, die voor hun reizigers meerdere wa gens noodig hebben. Het betreft hier slechts enkele gevallen, en het verschil zou dan ook van geringe beteekenis De heer Nijkamp vindt het amende ment van den heer Roestenberg niet juist, daar verschillende zaken meer dere wagens noodig hebben. De heer Roestenberg merkt daarte gen op, dat verschillende menschen 'n auto rijden, hoewel zij hem voor za ken niet noodig hebben. Spr. hand haaft zijn amendement. Hel amendement Roestenberg wordt met 87 stemmen aangenomen. Voor slemden de heeren Snaphaan, de Kort, M. Dingemans, Grootzwagers, Beerens, C. Dingemans, Snoeren en Roestenberg. Tegen de heeren v. d. Hoven, v. Riel, v. Lier, Maas, Nijkamp, Vrinten en v. Nieuwstad. Het voorstel van B. en \V. wordt hierna zonder hoofdelijke stemming aangenomen. 10. Wijziging der gemeente-begroo ting en de bedrijfsbegrooting voor het dienstjaar 1935. Met deze wijzigingen gaat de Raad accoord. De geloofsbrievenkwestie. De Voorzitter legt hierna een uitvoe- rige verklaring af omtrent de kwestie der niet-toelating der gekozen raadsle den. Vermits de Voorzitter van het cen traal stembureau aan den gemeenteraad geen verantwoording verschuldigd is en de burgemeester noch burgemeester en wethouders aan den raad verant woordelijk zijn in zake de aan hen op gedragen uitvoering van wetten, doch uitsluitend nopens de autonomie, is het geen spr. zeggen zal een geheel vrij willige bijdrage, die alleen gegeven wordt tot goed begrip van zaken. Spr. gaat voorbij de niet-toelating door Gedeputeerde Staten van de door den raad toegelatenen, omdat het be richt van ontvangst der aanneming van de benoeming in casu niet kan be schouwd worden als te zijn „een be richt van den benoemde Hij wil al leen opmerken, dat ter plaatse, waar men gewoon is de geloofsbrieven en bijbehoorende stukken op te halen, meestentijds dat stuk evenmin in han den van den benoemde komt doch blijft in handen van den ophaler zelf. Waar dit practisch op hetzelfde neerkomt als wat te dezer plaatse is geschied zullen er, naar het spr. wil voorkomen, in wer kelijkheid vele toelatingen plaats heb ben, die, naar het oordeel van Gedepu teerde Staten althans, onjuist zijn. Spr. komt dan aan het geval der 4 èn door den raad èn door Gedeputeer de Staten niet toegelatenen. Het is be kend, dat ten raadhuize in zekeren zin een verzuim is gepleegd. Dit bestond hierin, dat een bepaald stuk door den voorzitter van het centraal stembureau en dat bestemd was voor de benoem- verspreide indrukken van land ent den, door spr. is geteekend en afgege- volk te geven, die je na zoo'n toch in het hoofd blijven hangen. ts ee et te :rvla •per ing van een of meer functionarissen, de jaarwedde met meer dan 10% zal wor den verlaagd, deze verlaging geleide lijk zal worden doorgevoerd en wel zoodanig dat per jaar niet meer dan 10% minder zal worden genoten dan de laatstelijk per 1 Januari genoten de gj wedde. voor. Deze bepaling is toepasselijk op de srwilj bezoldiging van den Inspecteur van er di Politie, op wiens salaris de voorge- neenl schreven korting wordt toegepast, i kun Terwijl deze regeling indertijd als at pe algemeenen norm werd en ook moest vooi worden aangenomen, komt de Minis- ch li ter van Binnenlandsche Zaken daarop thans in een circulaire, gericht aan den ikelijy Commissaris der Koningin, terug, door hoor voor te schrijven dat de overgang naar ht zi het lager niveau voor de gemeente- i, val veldwachters als volgt kan worden ge regeld: le jaar 10%, 2e jaar 17.5%, <»e erreii jaar 25%, 4e jaar 30%, en verder zoo 'aard noodig 5% per jaar. id an Daaruit vloeit voor den Inspecteur daar van Politie voort, dat de aanpassing bij di welke, overeenkomstig de huidige re u-kin; geling, ten aanzien van zijn salaris in juis 1937 zou worden verkregen, thans iteger eerst in 1939 zal worden bereikt. 1 hou Het voorstel wordt aangenomen, ed o| Pers. Belasting op auto's. 9. Adres van de autohouders in de- word j.0 gemeente verzoekende om voor den le ui grondslag „Motorrijtuigen" voor de en C heffing van de Personeele belasting, den wettelijken norm van j 2. per ƒ100.— waarde, te willen aanleggen. Adressanten gronden hun verzoek op het feit dat de verhooging met 50 van dezen grondslag is tot stand ge komen in den tijd van hoogconjunc tuur, terwijl toen een betrekkelijk on belangrijk getal opcenten werd gehe ven. Daarnevens merken zij op dat de tijd voorbij is dat het houden van een auto als zuivere luxe kan worden be schouwd, nu dit vervoermiddel in het moderne zakenleven absoluut onmis baar is, zoodat het vroegere standpunt hooi d aar gade olitie n d( r ge steldt scher ligin( ïentej f var [elinÉ door onbevooroordeelde personen niet meer wordt ingenomen. Het wil B. en W. voorkomen, dat de omstandigheden in het zakenleven er wel eenige aanleiding toe geven om, meer dan voorheen, de stelling over te nemen dat een auto voor het bedrijf meer en meer onmisbaar is te achten. B. en W. vinden daarom dal de bil lijkheid medebrengt dat tot eenige ver laging wordt besloten, al wenschen zij niet zoover te gaan als de aanvragers verzoeken. In plaats van ƒ3.per J 100.— waarde stellen zij voor dit bedrag te bepalen op ƒ2.50 en daaraan te vci- binden dat het minimum te heffen be drag 10.— zal bedragen. De heer Nijkamp is als ondertceke- naar van liet adres niet tevreden met het voorstel van B. en W. Deze belas ting is voor de bedrijven een zwaar drukkende last. Spr. wil een einde ma ken aan den toestand dat houders van auto's in deze gemeente meer moeten betalen als in de meeste andere plaat sen. De meeste gemeenten houden zich aan den grondslag van 2.per J 100, andere gemeenten stellen den grond slag hooger, maar heffen dan minder opcenten. De heer M. Dingemans zou het niet juist vinden in dezen tijd te komen met een verlaging van de belasting op automobielen. Liever zou spr. den toe stand nog even afzien en straks trach ten te komen tot een verlaging van de Pers. Belasting over de geheele linie. De heer Roestenberg acht het wen- schelijk dat voor vrachtauto's tege moetkoming wordt verleend. Door het voorstel van B. en W. zouden ook die genen verlaging krijgen, die meer dan één auto rijden, dit vindt spr. zeer on billijk, omdat dan meestal een der auto's voor particulier gebruik dient. Verleden jaar is de belastbare huur waarde voor de P.B. verlaagd, waar door vele menschen in deze belasting zijn betrokken, die het toch moeilijk missen kunnen. Als over belastingver laging gesproken wordt, dan had spr. liever dat daar eerst naar gekeken werd. De Voorzitter zegt, dat tal van ge meenten den grondslag van J 2. blij ven aanhouden, hoewel de grondslag van Rijkswege al lang op ƒ3.— is ge bracht. Als er verschillende gemeenten zijn, die met deze lagere heffing ge noegen kunnen nemen, dan wilde spr. dat de financieele toestand hier ter ven, doch niet de bestemming bereikte, maar automatisch is gevoegd, voor alle gekozenen, dus niet voor 4 of 11 geko zenen, bij de stukken, welke reeds door ieder der gekozenen waren ingezonden. Is dit wel eenigszins verklaarbaar, een verzuim is en blijft het. Spr. heeft dan ook niet geaarzeld aan betrokkenen het zijne daarvan te zeggen. Spr. betoogt, dat betrokkenen, die zooals zij beweerden op het stuk hebben zitten wachten, desnoods even hadden kunnen vragen naar het achterblijven de, dan wel de in hun bezit zijnde be scheiden hadden kunnen inzenden, zoo noodig met bijvoeging der mededeeling, dat zij het ontbrekende niet hadden ont- leiding om in beroep te gaan. Immers, men gaat toch niet in beroep van iets wat niet bestaat. Spr. gelooft werkelijk, dat de Heeren appelanten zich hier een heel klein ietsje zullen hebben vergist. Voorts behandelt spr. de gelanceerde bewering, dat feitelijk geen enkele ge loofsbrief in orde was, wijl het bewuste stuk inderdaad bij geen één geloofs brief was. Er zou een geteekend stuk der commissie van onderzoek der ge loofsbrieven bestaan, waarin dit als werkelijkheid wordt vastgelegd, en welk stuk door twee leden der commis sie zou zijn onderteekend. Het derde lid, de heer Maas, zou niet hebben willen teekenen, aangezien hij het gevraagde niet verklaren kon. Spr. vraagt de heer de Kort, die het stuk zou hebben onder teekend, eens op te geven, welke stuk ken hij heeft aangetroffen bij de ge loofsbrief van een der heeren. De heer de Kort moet het antwoord op deze vraag schuldig blijven. De Voorzitter verbaast zich daarover geenszins, want, naar uitdrukkelijke verklaring van één der appelanten, te genover een persvertegenwoordiger, zat de heer de Kort zóó ongelukkig bij het onderzoek dier geloofsbrieven, dat hij van de stukken niets heeft kunnen ,zien! Spr. vraagt zich echter af, welke waarde men hechten moet aan een stuk, waarin staat dat iets aan de stukken ontbrak, welke pertinente verklaring "geteekend wordt door iemand, die er niets van heeft gezien. Rest het derde commissielid, de heer Beerens. Spr. gelooft absoluut, dat de heer Beerens zelf gemeend heeft het bewuste stuk niet gezien te hebben. Al leen bevreemdt het hem dan al heel erg, dat hij van de niet-aanwezigheid van het bewuste stuk in zijn rapport geen melding heeft gemaakt. Spr. gelooft daarom, dat de onderteekening van de verklaring, welke door appelanten later in het geding is gebracht, van den heer Beerens een heel kleine vergissing is geweest, welke hij hem reeds dadelijk vergeven heeft. De vraag is ook mede opgeworpen of spr. betrokkenen niet had kunnen waarschuwen of desnoods de stukken had kunnen doen ophalen? De ophaling der stukken of de waar schuwing der betrokkenen is op zichzelf iets, wat eenigszins te kort doet aan het recht, dat eventueele opvolgers hebben. Bovendien kan men daardoor iemands bedoeling, die tijdens de stemming heeft gediend als wat men noemt trekpaard voor 't behalen van vele stemmen, doch die overigens geen enkele neiging ge voelde om zitting te nemen, danig in de war sturen. Maar ook overigens js de zorg voor de geloofsbrief er eene, welke uitsluitend behoort aan belanghebbende en niemand anders. Intusschen is spr. bereid en geneigd om voor de eerstvol gende zittingsperiode zooveel mogelijk tegemoet te komen aan eventueel be noemd verklaarden en zal hen, des noods op een en ander opmerkzaam maken. De talloos vele gevallen van niet toelating, welke over het geheele land voorkomen, alleen en uitsluitend omdat de geloofsbrief niet in orde is, is een onomstootbaar bewijs voor het feit, dat de handelwijze, zooals die hier werd toegepast, geen „unicum in den lande is. Intusschen zitten wij nu met de scher ven, zoo zegt spr. aan het einde van zijn betoog. Het ligt voor de hand, dat het meest aanbevelenswaardig is en ook het meest in overeenstemming met den wil der kiezers, dat de eerstgekozenen alsnog zitting krijgen. Het is a.h.w. de eenig juiste en gewenschte oplossing. Voor zoover spr. daaraan zou kunnen medewerken, zal hij dat volgaarne en van ganscher harte doen, te meer nog nu hem dat reeds van verschillende zij den is gevraagd geworden. Spr. meent hiermede voldoende dui delijk en voldoende uitvoerig te zijn ge weest. Waar deze aangelegenheid door hem onverplicht is ter tafel gebracht en uiteengezet is thans voor hem deze zaak Plaatse ook zoo gunstig was als daar. vangen. in het laatste geval was alles f «an en wofdt hi door hem Echter geeft (1e toestand der gemeente- in orde geweest en veel rompslomp geweest voorkomen geworden. Spr. neemt niet aan dat men heeft zitten wachten op dat onnoozele brief je, men meende geheel en régie te zijn! En nu is de niet-verzending van dat briefje de redding der Heeren geweest, d.w.z. de stroohalm, waaraan men zich kon vastklampen en beroep met schijn op succes mogelijk maakte. Bij dit be roep is dit, maar dan ook dit alleen in feite naar voren gebracht kunnen wor den. Weliswaar heeft men dit alles aan haren reeds eenige compensatie krij- I gedikt met een vloed van woorden en I Riwhnn-roadiutor van Utrecht. gen door het feit, dat de opcentenhef- gijkoms,ige omstandigheden er bij ge- I Een Bissch„p-coad,utor haald en wilde men de namen of den financiën, ondanks de verbetering, nog geen reden tot juichen. Als B. en W dan ook voorstellen om de auto-bezit ters tegemoet te komen door een ver laging van den grondslag tot ƒ2.50, dan doen zij daarmede hel uiterste wat zij kunnen. Den heer Dingemans zegt spr. dat B. en W. zich ten zeerste be ijverd hebben om de aanvankelijk voorgenomen nog lagere classificatie der gemeente te voorkomen. '1 rouwens dient hierbij opgemerkt dat de lagere niet meer teruggekomen. Dc heer Beerens vraagt naar aanlei ding van deze uiteenzetting nog het woord, doch de Voorzitter zegt over deze zaak om de genoemde reden geen discussie te kunnen toestaan. De vergadering wordt daarna geslo ten. fing progressief is. Ook de gasprijs is ten behoeve van deze categorie ver laagd, hetgeen ook reeds een verlich ting van lasten beteekent. Den heer Roestenberg antwoordt spreker, dat vrachtauto's geheel vrij. van deze be lasting zijn. Verschillende luxe wagens zijn voor de bedrijven echter even goed noodig. De heer Nijkamp maakt de opmer king dat men niet licht moet denken over het verschil tusschen een verla ging van ƒ1.of van 50 cent. Dat maakt op een auto van ƒ2000.— een groot bedrag uit. De heer Roestenberg zegt, dat de gasprijs verlaging voor alle ingezetenen een verlichting van lasten beteekent. Menschen, die voor eigen plezier een auto rijden, zou spr. in geen geval ver laging willen geven. Daarom stelt spr. voor het voorstel van B. en W. zooda- naam van den grooten onbekende we ten, maar in feite kwam dit alles slechts neer op afleiding der gedachte van eigen nonchalance. In verband met het voorgaande neme de gemeenteraad, in dien hij er op zou staan den zondaar te kennen, mij hiervoor, hoewel ik uiter aard geen expeditiebureau ben, aldus spr. Voorts is door de heeren beweerd geworden, dat een besluit van den ge meenteraad tot toelating van 11 leden en niet-toelating van 4 leden niet is ge nomen. Bevreemdend te dezen aanzien is het voor spr. dan wel, dat de geheele pers, waarin hij van de bewuste verga dering las, unaniem melding maakt van het raadsbesluit, welks bestaan werd betwist. Maar, indien in werkelijkheid geen raadsbesluit bestond, dan hadden de Heeren toch zeker geen enkele aan- Z. H. de Paus heeft Dr. J. de Jong, kanunnik van het Metropolitaan Kapitiel en President van het Seminarie Rijsen- burg te Driebergen benoemd tot titulair- Aartsbisschop van Rusio en tot coadiutor, met recht van opvolging van Z. H. Exc. Mgr. J. H. G. Jansen, Aartsbisschop van Utrecht. Dr. J. de Jong is 15 September 1885 geboren in het kleine Nes op Ameland, uit een vroom en talrijk gezin. Het bracht drie priesters voort, van wie nog twee in leven en een Zuster Carmelites, die overleden is. In 1908 droeg dr. de Jong als eerste priester van Nes sedert de reformatie de H. Mis op. Na een drie-jarige studie aan de >Anima" te Rome promoveerde hij al 'aar tot doctor in de wijsbegeerte en op 15 Juli 1911 tot doctor in de H. Godge leerdheid. pp. ii d< cis in 2jid. zijn. a 1 I <1 K I 1 1 «al 1 _iL AMA.1ri/\

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1935 | | pagina 7