VACANTIE- PRIJSVRAAG. De Morgenklok ECHO VAN HEHUIDEN. TWEEDE BLAD. ECHO'S. Wat is devaluatie en deflatie Brabantsch Studentenpa. 67. Zaterdag 31 Aug. '35. 58e Jrg. z Insignes. Er zijn menschen, die dolgraag et een insigne op hun jas loopen. e een doet het om daarmede te ten uitkomen welk merk auto hij dt, de ander om te toonen welken dio-omroep hem het liefst is, en n groote groep gebruikt het insigne p den volke te zeggen welke poli ce richting zij is toegedaan, peze laatste groep is zeer gegroeid ant er is een categorie van men den gekomen, die trots gaan op un politieke richting. Zij willen ten zien dat zij aan politiek doen met andere woorden suggereeren zij ook verstand van politieke aken hebben. Met het uiterlijk •nteeken eener politieke partij op borst kan men zich een heele piet inden 1 Nu heeft onze wijze regeering, adat gebleken was dat deze politieke peldjes wel eens werden aangezien s een uitdaging tot een politieke loppartij, die bij gebrek aan intel- ectueelen ondergrond en verstan- elijke argumenten werd gevoerd iet de knuppel of desnoods met de loote vuist, de speldjes-manie wat rachten in te toornen, door te ver deden zekere opvallende decoraties het openbaar te dragen. Maar Jatuurlijk vindt een jong politicus et dan nog des te manhaftiger om -ia het verboden speldje voor z'n ,rincipes uil te komen. Zoo deed zich deze week in het b'trechtsche kantongerecht de vol- ende scène voor: Als getuige werd een N.S.B..er ehoord. Deze stond stram in de ïouding en wilde zijn twee voorste ingers van zijn rechterhand om ïoog brengen, teneinde den eed af e leggen, toen de kantonrechter, mr. J. M. de Jager, hem vroeg: >Wat hebt u daar op uw revers »M'n N.S.B.-insignecf. »Doet u dat gauw weg. Ik weet wel, dat u N.S.B.-er bent en ik wil hier geen openlijke betoogingen van politieke bewegingen in de rechts zaal nog minder wil ik hier insignes ien Getuige futselde wat aan t ding. »Nee zei de kantonrechter teekt u het nu heelemaal weg. Als u zoo verzot bent op insignes, sla dan op de kermis op den kop van Jut, dan kunt u zooveel insignes krijgen als u maar wilt Die opmerking was niet van gees tigheid gespeend en zij toonde tevens dat de kantonrechter een goede psychologische kijk op zijn patient had. In den grond der zaak droeg de man zijn insigne uit ijdelheid, trots als hij was op zijn N. S. B. en daarmede op zichzelf: »Ben ik niet een bolleboos? Ik ben toch bij de N. S. B.?« Voor een dubbeltje of een kwartje is het speldje te koop en voor die prijs kan dus iedereen »een bolle- boos« zijn....als hij er maar kinderlijk genoeg voor is. Ingezonden II. Wanneer men de laatste jaren de couranten leest, stuit men op woorden, waarvan men vroeger nooit gehoord heeft, als: inflatie, deflatie, devaluatie, revalorisatie, aanpassingspolitiek, con sequente deflatie, constructieve wel- vaartspolitiek, disconto-, leenings- en credietpolitiek, industrialisatie, gediri geerde economie, clearing en nog veel meer. Mijne bedoeling is nu heelemaal niet om over al deze kwesties te gaan uitwij den. Ik zal trachten om langs den kortst mogelijken weg er een idee van te ge ven, waarover het gaat, wanneer in September de debatten in ons parlement weder beginnen. In deze affaire is ech ter de groote moeilijkheid om steeds de groote lijn te blijven vasthouden en zich niet te laten verstrikken in tal van bij komstigheden. Ik zal trachten zoo dui delijk en eenvoudig mogelijk te zijn, im mers eenvoud is het kenmerk van het ware. Wanneer ik om deze reden in mijn geschrift verschillende zaken onbespro ken laat, (dit zijn dan zuiver finantieel- technische kwesties) als voor mij ndoel van geen direct belang, ben ik toch be reid aangaande deze de mogelijke in lichtingen te verstrekken, zoo de lezers daartoe hun verlangen kenbaar maken. (Om mijn bedoeling te verduidelijken, zeg ik dit: Wanneer men in een auto rijdt, kan men toch wel constateeren, op welke manier er gereden wordt en waarheen de tocht gaat, zonder dat men nu pre cies weet, hoe een stroomverdeeler werkt of een rem functionneert. Toch zijn er altijd menschen, die dat nu eenmaal graag weten willen. Welnu de gelegenheid daartoe is open.) Beginnende met de opmerking, dat een ieder wel eens geconstateerd zal hebben, dat de prijzen van de goederen en werkzaamheden niet altijd dezelfde blijven (één blik op het dagelijksche beursverslag zal ons de overtuiging ge ven, dat er steeds actie en beweging is), ligt de eerste vraag voor de hand, waardoor deze prijsbewegingen ont staan. Wanneer we nu deze prijsfluctuaties eens wat nader bekijken en daarbij de gegevens gebruiken die de historie ons nagelaten heeft, komen we tot de ont dekking, dat, naast de prijsschomme- lingen van dagelijksch, wekelijksch, maandelijksch, zelfs jaarlijksch karak ter, (daar binnen blijvend), er een groote algemeene lijn is, waarlangs deze prijsbeweging zich voortbeweegt. Deze lijn neemt min of meer de vormen aan van eb en vloed, echter met dit verschil, dat tusschen de eb en de vloed niet 24 uur ligt, maar 20 en meerdere jaren. Ook is een kenmerk van deze beweging, dat de opgaande lijn langer is, dan de neerdalende, m.a.w. dat de daling snel ler gaat, dan de opgang, hetgeen op an der gebied ook wel voorkomt. Zoo bevindt de economische samen leving zich in de jaren rondom 1780 op ten laagtepunt, om geleidelijk te stij gen tot 1815, daarna volgt eene daling van 1815 tot 1835, dan een opgang van 1835 tot 1873, vervolgens weer een neergang tot 1895, een opgang tot 1920 en van 1920 tot 1933-35 eene daling (de tegenwoordige crisis, die in 1929 be gonnen is, is eene voortzetting van de in 1920 begonnen daling, welke van 1925 tot 1929 onderbroken is door een schijnwelvaart. Deze schijnwelvaart steunde op eene credietgeving die op gebouwd was op een te verwachten voldoening van oorlogsverplichtingen). Binnen het raam van deze groote op en neer gaande prijsbewegingen, de z.g. conjunctuurgolven, komt voor elk arti kel afzonderlijk de dagelijksche prijs vorming tot stand. De beweging van de conjunctuur golven vindt zijn oorzaak in de onge durige, onbeheerschte productie. Het is een bekend verschijnsel, dat de productie, wanneer zij eenmaal in voor-voortbrenging-gunstige om standigheden geraakt is, geholpen door de ontwikkeling der techniek, gemakke lijk in overdrijvingen valt, waarna ten slotte, door een pijnlijk purgeermiddel een crisis de overproductie moet afgevoerd worden. Het kan dan wel een heele tijd duren vóór de toestand weer als gezond kan beschouwd wor den (crisisjaren 1815, 1873, 1920 met als verlengstuk 1929). Deze heele beweging vormt in elk geval een belangrijke factor, die bij de dagelijksche prijsvorming een rol speelt. Naast deze factor wordt de dagelijk sche prijsvorming beïnvloed door oogenblikkelijke invloeden van allerlei aard, economische, sociale, politieke, militaire, atmospherische, agrarische in vloeden, bevolkings toe- en afname etc. en dat niet alleen, doch deze invloeden beïnfluenceeren elkaar over en weer, zoodat er 1001 combinaties ontstaan, zoodat het onmogelijk is, met absolute zekerheid op korten termijn eenige voorspelling te doen en speculeeren daarop gevaarlijk is. Met opzet heb ik in deze beschou wing niet gesproken van finantieele in vloeden op de prijsvorming, ik bedoel hiermee in engeren zin, invloeden, die van het geldwezen zelf uitgaan. Deze invloeden zijn van eene andere catego rie. Immers de prijzen van de goederen en diensten worden in geld uitgedrukt. Wanneer men nu het geld in waarde gaat veranderen, krijgen de goederen en diensten eene andere waarde in het nieuwe geld (de nieuwe meter) uitge drukt. Ik geloof, dat dit zoo wel duide lijk is. Wij hebben dus gezien, dat wij op en neergaande prijzen hebben als gevolg van de boen besproken conjunctuurgol ven, op de 2e plaats van allerlei andere „natuurlijke" oorzaken en ten slotte uit oorzaken van de geldpolitiek. Wanneer nu de prijzen gaan veran deren uitsluitend als gevolg van de geldpolitiek en met name wanneer dus de prijzen gaan stijgen, doordat het geld in waarde vermindert, (hetzij dit ontstaat door den gang van zaken op zich, hetzij dit met opzet ge schiedt, doet niets ter zake) en deze be weging steeds voortgang heeft en men beschouwt dan dit proces als inflatie, terwijl men omgekeerd, als de prijzen dalen, doordat het geld in waarde stijgt, men dit laatste proces, met alles wat er aan vastzit, als deflatie beschouwt, dan zijn we al dicht bij de begrippen, die wij noodig hebben voor onze verdere uit eenzetting. Er zit wel wat meer aan vast, maar ik zal het hierbij laten, daar dit voor onze beschouwing voldoende is en ver dere declaraties vermoedelijk vertroe belend werken. Een volgende maal verder. M. J. P. Het Brabantsch Studentengilde van O. L. Vrouw heeft dit jaar zijn kamp gehouden in üirschot, waar het 10 jaar geleden opgericht is. Dit jaarlijksche kamp is geworden tot een traditie en heeft elk jaar zijn zelfde verloop. Noch het kamp, noch de landdag zou van veel be- teekenis zijn als de inhoud ervan niet meer was en niet dieper ging dan deze uiterlijke gebeurtenissen. Ze zouden zeker hun nut hebben, want jaarlijks ontmoeten bij deze gelegenheid een aantal menschen elkaar, die verspreid zitten over het gansche gewest en het ganscheland, in uiteenloopende werkzaamheden. Indrukken en ervaringen worden uitgewisseld gedachten en moeilijk heden, waarmee men alleen niet goed raad weet, worden ontwikkeld en opgelost. De gretigheid, waarmee door tal van ouderen aan deze bijeenkomsten wordt deelgenomen, vooral ook om het niet—officieele contact, dat zij met elkaar krijgen, doet dan ook de noodzakelijkheid voelen van een gelegenheid, waar de afgestudeerden elkaar kunnen vinden; waar de Brabantscheintel- lectueelen, die links en rechts ver spreid zitten, met elkaar enkele malen per jaar in aanraking kunnen komen. Als dit contact het eenige nut van kamp en landdag zou zijn, zou men ze zeker niet overbodig kunnen ach. ten, maar de beteekenis ervan zou niet zoo groot zijn, dat men telken- jare er de aandacht op zou vestigen. De beteekenis van kamp en landdag is veel meer gelegen in 't feit, dat zij uiterlijke verschijnselen zijn van een voortdurend sterker wordende strooming onder de studenten en jongere intellectueelen niet alleen in Brabant, maar in alle gewesten van Nederland. Wij schrijven met opzet: »in alle gewesten van Nederland» en niet: »in heel Nederland», want het ge westelijk karakter van deze stroo ming is specifiek. Het primair natio nale van een volk is een complex domineerende deugden, die zich uiten in bepaalde levensgewoonten. Wil men een volk goed leiding geven om de goede hoedanigheden van dit volk te behouden, dan moet men het door en door kennen. De levensgewoonten van een volk zijn op het platteland beter bewaard dan in de steden. Daarom trekken de studenten telkenjare naar 't platte land en gaan daar de levensgewoon ten van het volk bestudeeren om het volk te leeren kennen, dat dan niet beschouwd wordt als'n nuchter studieobject, maar waarvan men de goede gewoonten en de deugden zelf meer wil aanleeren. Men gaat dus niet alleen naar het land om de kennis te vergrooten, maar ook om het geheele leven te verrijken. Er is nog een andere reden, waarom de studenten naar het land trekken. De chaos in de huidige samenleving is voor een groot deel te wijten aan den chaos in het ver stand, in het denken van de men schen. Er zijn zooveel valsche denk- richtingen, dat het noodzakelijk is het menschelijk denken meer zuiver en gezond te maken Hiervoor is het noodig, dat het denkleven van den grond af opnieuw wordt opge trokken. Eerst als deze zuivere grondslag aanwezig is, kan hierop een g„ed systeem worden opgebouwd. Dit algemeen menschelijk denken is zuiverder onder de bewoners van het platteland dan onder de stede lingen, wier inzicht vaak vertroef beid is door onjuiste voorlichting en studie. Ook om deze reden trek- Nog een laatste aansporing om deel te nemen aan onze groote VACANTIE-PRIJSVRAAG, met als prijzen VIER prachtige jon gens- en meisjesboeken. Jullie kennen de opdracht nog: Maak een opstel van ongeveer drie schriftbladzijden over een van je va- cantiepretjes: een leuk spel, een uit stapje, een kampeertocht, een wedstrijd, een fietstocht of iets dergelijks. De opstellen mogen natuurlijk wel langer, maar niet korter zijn dan boven aangegeven. Voor de beste inzendingen stellen wij de vier prachtige boeken beschik baar, terwijl wij deze opstellen boven dien in het jeugdhoekje zullen publicee- ren. Inzenders moeten behalve hun naam en voornaam, ook adres en leeftijd op geven. De inzendingen moeten vóór Don derdag 5 September in ons bezit zijn. OOGSTLIED. A. C. W. Staring. Sikkels blinken, Sikkels klinken, Ruisend valt het graan, Zie de bindsters garen, Zie in lange scharen Garf bij garven staan. 't Heter branden, Op de landen, Meldt de middagtijd, 't Windje, moe van 't zweven. Heeft zich schuil begeven, En nog zwoegt de vlijt. Blijde maaiers, Nijv're zaaiers, Die uw loon ontvingt. Zit nu rustig neder, Galm' het mastbos weder, Als gij juichend zingt! Slaat uw ogen Naar den hogen. Alles kwam vandaar! Zachte regen daalde, Vriendlijk zonlicht straalde, Mild op halm en aar. naar het Duits van Adolf Schmitthenner door Veronica liep tot aan de wal, liep de smalle treden naar boven, tot ze op de vijfde gekomen was. Van hieruit was het gemakkelijk op de kerkhofmuur te klimmen, die aan de wal grensde. Voor ze dit deed, spiedde ze naar alle kanten rond in het kerkhof, naar de ramen van het slot aan de overzijde en langs de muur. De beide knapen hadden haar de rug toegekeerd en hadden alleen aandacht voor hun hengel stokken in de gracht. Het kerkhof lag daar stil en verlaten in het avondlicht. Voor het laatste raam van de tweede verdieping, waar de middenbouw aandeslotkerk grensde stond echter een hoge en brede ge stalte, die uitkeek over de slottuin en een gedeelte van het kerkhof naar de door de ondergaande zon gekleurde avondwolken. Het jonge meisje was net in de richting van deze blik, maar Veronika hoefde niet bang te wezen, dat ze gezien werd, want ze ging schuil achter het gebladerte en de bloemtrossen van een vlierstruik. Ze keek achter zich. Achter haar en op de beide paden langs de gracht en langs de stads muur was niemand te zien. Zo wachtte ze rustig, dat de man daar boven aan het venster teruggetrok ken had. Ze keek scherp naar de overzijde. De heldere weerschijn van het prachtige avondrood viel op de slotmuur en verlichtte het aange zicht van den man voor het open staande raam. Het was de Keur. vorst. Nu wendde hij zich om en verdween in de donkerte van de kamer. Veronika wachtte een poos en stond op het punt, op de muur te klimmen. Daar verscheen de ge stalte weer uit de duisternis De Keurvorst liet zijn handen op de borstleuning rusten en keek naar buiten. Zo bleef hij enige ogenblik ken staan. Daarna keerde hij zich langzaam om en verdween weer in de duisternis. Er was geen twijfel aan, hij wandelde in het vertrek op en neer. Veronika wachtte, tot hij weer verschenen was, en zodra hij opnieuw z'n rug gewend had, klom ze door de takken heen op de muur, hield zich met beide handen vast aan een paar takken en sprong naar beneden in het kerkhof. De boom boog en schudde met zijn dichte bloemtrossen op en neer. Veronika sloop over het gras ver der, tot ze beschut was achter de muur, die van de eerste pilaar der kerk tot de gracht liep. Ze was er van overtuigd, dat sinds haar sprong van de muur niet half zoveel tijd was verlopen, dan de Keurvorst nodig had, om zijn vertrek op en neer te lopen. Ze liep nu, onbe vreesd voor verdere ontdekking, langs de muur achter oude graf stenen en allerlei struiken voort en kwam aan in de schuilhoek tus sen deze muur en de vooruitsprin gende kerktoren. Hier ging ze zitten op een hoop biokstukken van oude grafstenen en keek over het kerk hof heen naar dezelfde avondwol ken, die Ottheinrichs ogen opzoch ten, zo dikwijls hij boven Veronika aan het venster stond. Het daglicht verglansde, da schadu wen der bomen werden mat en vloeiden in eikaar, de schemering kwam opzetten en de hemel werd grauw. Een frisse wind kwam op zetten, in de treurwilgen kwam een gefluister, en plechtig ruisten de toppen der iepen. Aan het andere eind van het kerkhof klonk het lied van een merel, en vlak naast hetstil wachtende meisje antwoordde een meesje met z'n tere, vlugge slag. Veronika keek op naar de boom, waar het in de top z'n wijsje sloeg. Maar ze kon het vogeltje niet zien; het was te donker geworden. Ze hoorde hoe, boven haar hoofd, de Keurvorst zich de keelschraapteen het raam gesloten werd. De wind waait in z'n kamer en blaast hem de kaars uit, dacht Veronika. Met een vouwde ze haar handen, want de avondklok begon te luiden. Toen ze haar gebed had gedaan, luidde het nog steeds boven haar. Zou deze avondklok dezelfde zijn als de morgenklok dacht ze en luisterde aandachtig. Misschien De Avondster is immers ook dezelfde als de Morgenster. De laatste klukketoon verklonk. Merel en meesje waren stil gewor den. In de verte knalde een zweep, maar het geratel van de wagen was niet te horen. Ver langs het uitge strekte hemelgewelf kreeg de Avond ster gezelschap en haar zilveren glans werd goudachtig; de duister, nis vleide zich onder de struiken en tussen hemel en aarde zweefde de nacht. »Nu is het tijd», zei Veronika. Ze stond op en liep over het kerkhof langs de kransen en grafstenen, onder de bomen door tot in de tegenovergestelde hoek. Hier stond, tussen de muren gebouwd, het kleine stenen huisje, waarin het gereedschap van het kerkhof be waard werd. Veronika wist dat wel. Was het gestorven dochtertje van den dood graver niet baar liefste speelgenootje geweest? Ze wist, hoe ze het deurtje openmaken moest. Vlak vooraan rechts moest het laddertje staan. Daar was het niet. »Wat daar tegen de muur staat is een draagbaar. Maar daarnaast? O, hier een sport, daar een sport, dat is de ene boom en. ah, hier is de andere. Nou naar buiten met jou. »Ja, gooi de boel maar door elkaar! Dat zullen we later wel weer op orde zien te brengen. Kom hier, ding Ze hing het laddertje op haar linkerschouder en ging langs de- zelfde weg weer naar haar schuil hoek terug. »0, weeIn de duisternis stiet ze met het laddertje tegen een graf steen. »Neem me niet kwalijk», zei ze, »het kwam per ongelukZe wist wel, wie daaronder begraven lag. Het was vroeger een rechter geweest, -voor wien ze eens de hoed uit de stadsgracht had gehaald. »0, wat is dat daar achter me? O, hoor tochIk houd me met beide handen vast aan de muur van de kerk.. O, help...» Wordt vervolgd. Oplossingen vorige week. Dieren Vogel Visch- namen. namen. namen. 1 adder 1 arend 1 baars 2 bever 2 kraai 2 bliek 3 eland 3 kriel 3 griet 4 kater 4 lorre 4 borel 5 kever 5 merel 5 schol 6 kemel 6 meeuw 6 schar 7 konijn 7 sijsje 7 *noek 8 leeuw 8 uiver 8 sprot 9 paard 9 wever 9 steur 10 stier 10 woerd 10 voorn 11 tijger 11 weeuw 11 zeelt 12 vlieg 12 zwaan 12 otter 13 wezel 13 kloek 14 kriek. Raadsels. Met ons vieren bouwen wij het huis, en als dit klaar is, moeten wij er uit. Anecdoten. EEN VERGISSING. Karei. Moe daar bijt me een vlo. Moeder. Foei kind hou je stil, dat zal wel een vergissing zijn. Karei (enige ogenblikken later) Moe de vergissing bijt al weer. JAN DE JONGE.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1935 | | pagina 5