Abessinië, Land en Volk
BRIEVEN UIT DUSSEN.
LAND- EN TUINBOUW.
Wij herinneren
M. BOGMANS M. S. F., KAATSHEUVEL.
IV. (Slot).
Uniformen zijn schaars. De „parti
culiere" legers of de ongeregelde troe
pen zijn zooals gebruikelijk gekleed
in loshangend witte gewaden. Alleen
de officieren dragen schoenen, de man
schappen gaan blootsvoets en tus-
schen de teenen houden soms de
Abessinische soldaten hun machine
geweer vast. Het geweer wordt ge
woonlijk met de hand meegedragen.
Het is niet alleen een verdedigings
middel, maar ook het teelten van een
vrijen man. Men neemt het zelfs mee
naar de kerk.
De ongeregelde troepen vormen de
grootste en meest betrouwbare macht.
Ze staan in onmiddellijke dienst van
een of andere Ras, die voor hen zorgt,
hen betaalt etc. Zij dienen hem, en
daar deze den Negus dient, doen zij
dit ook.
De opperbevelhebber van het leger
is de keizer, doch zijn eigenlijk leger,
dat tegelijkertijd zijn lijfwacht vormt,
is slechts een gering gedeelte van de
geheele krijgsmacht. De uitrusting
van deze manschappen is modern, be
halve dat ze blootsvoets loopen, en
ze zijn goed gedrild, doch met zijn
sterkte van slechts 15 tot 20.000 man
is het in de verste verte niet in staat
zelfstandig het land te verdedigen.
Het is slechts een kern, en het begin
van het begin.
Buitenlandsche, vooral Belgische
en Zweedsche officieren, hebben hen
naar de militaire beginselen opge
voed.
Jji Holela is een school voor oplei
ding tot officieren. Keizer Selassi
kiest deze persoonlijk uit en wel uit
de jonge padvindersbeweging.
Aan den keizer zijn twee Sikamak-
was toegevoegd, die in den strijd de
zelfde kleercn dragen als de keizer.
0111 daardoor de vijanden aangaande
de persoon van den kezier te mislei
den.
Onmiddellijk onder de Negus staan
de Ras, met de door hen persoonlijk
gevormde legers, en deze benoenien
hun eigen officieren: Dedsjas matsjen
jasmatsjen (leider van de rechter
vleugel) en Dsjeramatsjen (leider van
de linkervleugel) en zoo voort.
Hun troepen zijn in zekere mate
getraind en hebben eenige discipline,
docb hun bewapening lijkt, zooals ge
zegd, op niets.
Het leger dat door de landvorsten
op de been gebracht kan worden is
ongeveer 800.000 man.
De politie-lroepen zijn meer voor
de rust in het land zelf en hebben ter
verdediging van hun land niet veel
in te brengen.
Maar nog een andere beschermer
heeft Abessinië, en wel zijn natuur
lijke gesteldheid. Naar het Noorden,
het Westen, en het Zuiden is de onbe
gaanbaarheid de beste bescherming.
Waar geen bergen den invaller den
weg versperren, bezit Abessinië een
nog effectiever beschermer in de wa-
terlooze, gloeiende woestijnvlakte.
Het land is in den regentijd, die in
de vlakte in April, en in de bergen in
Juli begint, en tot October aanhoudt,
volkomen onbegaanbaar.
En ook daarna is begaanbaarheid
een relatief begrip. Terwijl de Euro
peaan na korte tijd reeds doodelijk
vermoeid is, marcheeren de Abes-
siniërs blootsvoets gemakkelijk ver
der. Zij kunnen zich dagelijks met de
blanken in het land meten, die van
een rit op eeh muilezel onder de
gloeiende tropenzon veel meer uitge
put raken dan hun bedienden van de
looppas, waarin ze zonder moeite den
geheelen dag naast den ruiter voort
gaan.
Daarbij is de grond vol spleten en
kloven en is een groote troepenmarsch
uiterst moeilijk, daarbij het gebrek
aan water niet te vergeten.
Als Abessinië een modern gewa
pende tegenstander wil weerstaan,
dan moet het, volgens de hier wonen
de militaire deskundigen, zijn leger
aanvoerders drie kardinale regels in
prenten: iedere massale troepenbe
weging moet worden vermeden; de
Ethiopische legerafdeelingen moeten
zich voor den vijand volkomen on
zichtbaar maken, en iedere omvang
rijke actie moet worden nagelaten,
teneinde het binnenvallende leger de
operaties zoo lastig mogelijk te ma
ken.
Worden deze regels nauwkeurig
opgevolgd, dan verandert de door
kloven gespleten hoogvlakte, die het
hart van het land is, vanzelf in een
machtigen bondgenoot der Abes
siniërs.
Worden ze echter verwaarloosd,
dan hebben de moderne strijdmidde
len gemakkelijk spel, en is het lot van
het land beslist.
Alleen door een langzaam, voorzicli-
tig oprukken en door consolideering
van iederen meter gewonnen terrein,
voordat de volgende meter bezet
wordt, zou een leger, zoo meenen de
vele buitenlanders, die in Abessinië
wonen, succes kunnen hebben. En
daarom zijn vele kenners van Abes
sinië er van overtuigd dat een Ita-
liaansche aanval tenslotte dood zou
loopen en met een remise eindigen.
Tenslotte nog iets over de geeste
lijke en lichamelijke eigenschappen
van den Abessiniër.
De angst van alle Abessiniërs voor
het booze oog is de angst voor ziekte.
Als bij de meeste Afrikaansche vol
ken is de gemiddelde bereikte leeftijd
niet hoog, en de weerstand tegen ern
stige ziekten buitengewoon zwak.
Des te grooter rol spelen genees
middelen en geneeskunde in het le
ven.
De inlanders hebben een bepaalde
voorstelling van medicijnen, waarme
de de apotheker alleen reeds om de
heilzame uitwerking van de suggestië,
die ervan uitgaat absoluut rekening
moet houden. Medicijnen moet men in
groote hoeveelheden innemen: zij
moeten afschuwelijk smaken, anders
achten de Abessiniërs zich bekocht
en gelooven zij niet aan de heilzame
werking ervan.
Bovendien moeten er op de medica
menten briefjes geplakt worden met
veel verbodsbepalingen. Geen alcohol,
geen gerstebier, geen honingwijn drin
ken, niets gekruids eten, etc. Dat im
poneert. Hel maakt het leven der
Europeesche artsen, die in dit land
bun practijk uitoefenen, niet gemak
kelijk. Doch zij worden evenzeer be
stormd als de apotheker. Want de in-
landsche geneeskundigen staan niet
hooger dan de medicijnmannen der
negers.
Ze werken met gloeiende ijzers, met
messen en scharen, en beperken zich,
als dit alles niet helpt, tot schreeuwen
en trommelen, om gedurende de
nacht den duivel of het booze oog der
persoonlijke vijanden van den zieke
uit te bannen.
Op geen enkel gebied heeft Abes
sinië zoo dringend de hulp der be
schaving noodig als op dit. Zelfs
lepra (melaatschheid) komt er voor.
Malaria, pest, cholera behooren tot de
zeldzame gevallen, doch typhus, dy-
««.nlerie, oog- en ernstige bloedziekten
zijn er zeer verbreid.
De kossoboom, waarvan het sap ge
dronken wordt is het middel legen
den lintworm, die een gebruikelijk
bezit is van iederen Abessinier
Hel klinkt ongeloofpjk, maar er
bestaat ter wereld geen levenu wezen,
'ai in staalsaangelegenhedcn en in
het openbaar leven belangrijker
is dan de lintworm. Tegen Paschen,
de hoogste kerkelijke feestdag, die in
de Koptische kerk een week later valt
dan bij ons, drinkt iedereen kosso-sap
cm zich van den lintworm te ontdoen.
Van geen wezen neemt de Abessiniër
plechtiger afscheid. Ministers zijn
voor hun ambtenaren niet te spreken,
omdat ze Kosso gedronken hebben:
moordenaars krijgen een dag uitstel
van executie om Kosso te drinken; de
eenvoudigste slaaf heeft recht op die
tooverdrank en het daarbij behooren-
de verlof.
De „lintworm" rechtvaardigt alles,
„hij" verontschuldigt alles.
Op Paaschmorgen, waarbij nieuwe
hoeveelheden rauw rundvleescli ge
geten worden, waarborgt de volledige
garantie voor den terugkeer van den
lintworm.
De Abessiniërs behooren als Kop
ten tot een van de oudste, Christelijke
volkeren ter wereld. Sedert de 3de
eeuw is hun Christendom het over-
heerschende geloof in hel land. Sinds
de 5de eeuw hangen zij het Koptisch-
schisma aan. De Kopten erkennen in
Cristus maar één natuur. Hun lijdrer
kening is acht jaar bij de onze achter,
omdat, zoo zegt men, zij zooveel latei-
de bekendmaking van Christus ge
boorte vernamen.
De „Aboena" is de hoogste kerke
lijke overheid in Abessinië. Deze
slaat direct onder den Koptische Pa
li iarch van Alexandrië, die in Cairo
woont. Deze, wordt door de Abes
siniërs beschouwd als hun Paus,
want hij is het, die de Aboena van de
Christelijke kerk van Abessinië aan
stelt en wijdt.
Hel Christendom werd in Egypte
en Abessinië gepredikt door den H.
Marcus. Daarom bevinden zich in het
wapen van den Negus twee leeuwen.
Vóór hun bekeering beleden de
Abessiniërs den Joodschen godsdienst.
Daarom speelt het Oude Testament
en vele Joodsche gebruiken in hun
Christendom een groote rol. Het
Allerheiligste mag slechts door pries
ters worden betreden. Op het platte
land vieren de boeren nog den Sabbat,
de besnijdenis bestaat eveneens nog
overal, terwijl hel gebruik van var-
kensvleesch voor alle Christenen van
Abessinië verboden is. Op Paaschdag
preekt de hoogepriester twee
maal en dan doen de priesters het
wondere, het mooiste wat Abes
sinië aan overoude traditie bezit: de
priesterdans. Met pauken en cymba-
len, als levend geworden bijbèlfigu-
ren, dansen dan de priesters, zooals
wellicht David eens danste voor de
ark des verbonds.
De godsvereering wordt vooral tot
uiting gebracht door de muziek.
De zangen klinken als een bruisend
rythme: crescendo-passages, die ons
oorpijn zouden bezorgen, wisselen af
met een ondertoon van een oneindig
droeve wijs, die het klagen der vrou
wen over haar mannen, die in den oor
log gevallen zijn, in klanken weer
geeft, of met staccato-passages die
vroolijk en licht klinken.
Er zijn in Abessinië ongeveer
10.000 kerken en kapellen.
In het midden der kerken celebree-
ren de priesters de H. Mis, terwijl het
doffe roffelen der trommels geheim
zinnig klinkt. In de eerste der twee
concentrische wandelgangen, die om
het midden der kerk gebouwd zijn,
bidden Abessinische hoogwaardig
heidsbekleders en Koptische Christe
nen. In de tweede gang bevinden
zich de monnikken en het zangkoor,
terwijl op het voorplein de gewone
Christenen staan.
De voorschriften van de Ethiopi
sche kerk zijn buitengewoon streng.
Ze hebben ongeveer 200 vastenda
gen per jaar, maar ze eten dan alles,
behalve vleesch. Op de drie hoogste
feestdagen zijn de ceremoniën van
zeer langen duur. Ze bevatten dan,
evenals op de Zondagen in den regen-
lijd, urenlange gezangen, midder
nachtmissen en fakkelprocessies.
Op dergelijke dagen zijn de kerken
overvol, tedwijl dat met Kerstmis
niet het geval is. Het hoogtepunt be
reiken in deze dagen de gezangen in
een hooge toonval „loe-loe-loe-loe"
hetgeen een vreugdekreet is van alle
vrouwen in Afrika.
De Abessinische Christenen vinden
in God niets vaderlijks. God de Vader
en de Verlosser zijn voor hen onver
biddelijke rechters. Genade en barm
hartigheid verwachten zij slechts van
de H. Maagd en de Heiligen.
In den grond is de Abessiniër zeer
religieus, maar én geestelijken én lee-
ken zijn totaal onwetend, zoodat men
van een Christendom bijna niet meer
kan spreken.
De rest van de bevolking is hei-
densch of Mahommedaansch.
In dit land werken Lazaristen en
Fransche Capucijnen. Hoofdzaak is de
vorming van een Abessinische clerus.
De Negus is de Katholieke Missie
gunstig gezind. Hij heeft reeds een
Katholiek priester tot leeraar gehad;
Pater Jourusseau.
Aan zijn invloed is het te danken
dat ook aan de Katholieke missiona
rissen die altijd geweerd waren, mo
gelijk gemaakt werd, zich in Abessinië
te vestigen. Thans zijn er ongeveer
450.000 katholieken. Er zijn twee vi
cariaten; een prefectuur en drie kerk-
ressorten. Den 3den Augustus 1930
werd zelfs in Rome de eerste inland-
sche bisschop gewijd, als ordinarius
der katholieken van den Koptischen
ritus.
Vooral de Fransche Capucijnen heb
ben reeds veel kunnen arbeiden, en
de Negus maakt gaarne gebruik van
hun adviezen en kennis bij het inrich
ten o.a. van postwezen.
De katholieke priesters hebben nu
ook hun kerken mogen bouwen, hun
scholen en hospitalen kunnen inrich
ten.
Wat er met de missie zal gebeuren
gedurende den oorlog is natuurlijk
moeilijk te zeggen. Een verblijdend
teeken is het, dat het meerendeel van
de buitenlandsche missionarissen
heeft besloten in Abessinië te blijven,
teneinde in staat te zijn de gewonden
bij te staan.
Ofschoon de vooruitstrevende en zeer
groote opvattingen van den Negus geen
genade vinden bij een groot deel dei-
bevolking, en ofschoon de beschaving
en ontwikkeling vaak staat beneden
het Europeesch peil van de vorige
eeuw is de Abessiniër toch niet dom
te noemen, maar wel primitief.
De volksontwikkeling gaat met
reuzen schreden vooruit. Op den 11 den
April 1935 kondigde de keizer in het
parlement de wet op de leerplicht af.
Padvinders vormen de toekomst van
het land.
De moderne talen en natuurwe
tenschappen worden door Europee
sche en door in Europa opgevoede
leerkrachten onderwezen; voor het
Abessinisch en voor de oude kerktaal
van den Koptischen Bijbel (het Geez)
blijft de inlandsche priester aange
wezen.
De Abessiniërs leeren bijzonder ge
makkelijk vreemde talen. Nergens
vindt men betere tolken. In den han
del zijn zij nuchtere en goede za-
kenmenschen.
Ze geven voor leveranties die natie
de voorkeur, die het goedkoopst kan
leveren. Op die manier wint Japan
het glansrijk, het levert 80% goed-
kooper dan Amerika.
Dit is het land van Abessinië,
waar, ondanks alle achterlijkheid en
primitiviteit een volk woont, dat on
der hun hoofd de Negus Haile Selassi,
een tijdperk van bloei, welvaart en
rust voor het land verwacht. Helaas
het heeft niet mogen zijn.
Z.H. de Paus, die diep ontroerd is,
zendt onophoudelijk zijn hoogepries-
IV.
Dussen, 28 October 1935.
Als het eerste schaap over de brug
is, volgen er meer, zegt het spreek
woord, en Opmerker hoopt, dat dit be
waarheid mag worden betreffende de
te voeren critiek op zijn „Brieven uit
Dussen".
Zaterdag j.l. kwam de eerste criticus
onder letter „V." in Ingezonden Stuk
ken op de proppen. We zullen daar
om ditmaal van wal steken met de be
antwoording van V. Beantwoording is
eigenlijk niet het juiste woord, daar
V. geen enkele vraag heeft gesteld,
maar zijn globalen indruk over de
Brieven uit Dussef» heeft gelanceerd.
Dit ging naar Opmerker's meening
evenwel niet met een gerust hart, want
een zekere vaagheid was er merkbaar
toen V. over den aankoop Kasteel
schreef. V. zegt daar, dat Opmerker
omtrent aankoop Kasteel in geheime
nissen schrijft.
Dit is eenigszins waar, doch waar is
ook dat Opmerker zeer zeker nog op
dit actueele punt terug zal komen in
de Echo, zoodra hem dit geschikt lijkt.
Laat ons dit daarom nog een tijdje in
petto houden, om na eenigen tijd, wan
neer meerdere gegevens kenbaar wor
den gemaakt, er nog eens op terug te
komen. Toch kan Opmerker niet na
laten zijn instemming te betuigen met
het Raadsbesluit, indien het meeren
deel van den Gemeenteraad dat dus
vóór heeft gestemd, tenminste niet han
delde volgens een ingeboren richtlijn,
waarvan niet afgeweken wordt, ook
niet wanneer het algemeen belang op
het spel staat. Is dit niet het geval, dus
handelde de Raadsmeerderheid volgens
haar ambt, met terzijdelegging van alle
dorpspolitiek en persoonlijke aangele
genheden, dan juicht Opmerker het
Raadsbesluit als zoodanig van harte
toe. Zooals gezegd, hierop komen we
ter gelegener tijd nog wel eens terug.
Het was de vorige week maar goed
dat de Echo 's Woensdags-avonds ver
scheen, want Donderdagmorgen kre
gen de arbeiders, werkzaam aan den
Rommegatschen weg, een 2-tal lood
sen ter hunner beschikking. Dus vlug
ger kon het niet!
Nu wachten de inenschen aan de
Molenkade nog op een loods en dan
kunnen zij zich vrijwaren voor de he
vigste regens althans. Het is zeer te
waardeeren, dat ook ingezetenen aan
de werkverschaffing nog eens wat
kunnen verdienen. Zoo werd tot op
heden al het benoodigde houtwerk, ook
beide bedoelde loodsen, door inwoners
uit onze gemeente geleverd. Dit is zeer
toe te juichen, want hoe vaak gebeurt
het niet dat de maatschappijen bij hun
werk alle materialen en benoodigdhe-
den zelf medebrengen. Gelukkig is dit
hierbij niet het geval, en zoo blijft er
dan toch nog wat, al is het niet veel,
buiten het arbeidsloon, binnen onze
gemeente.
Het gaat er anders minder gunstig
uitzien met al die werkverschaffings
objecten, waarbij een bepaalde maat
schappij het alleen-recht van uitvoe
ring krijgt. Waar moet dat heen met
het vrije aannemersbedrijf? We be
grijpen de motieven niet die onze
Landsregeering voorheeft, om ook niet
bij de werkverschaffing een vrije in
schrijving toe te laten. De particuliere
aannemers zijn toch ook Nederlanders.
Waarom worden die nu telkens ge
passeerd en hun niet de kans geboden
naar dergelijke werken in te schrijven?
We begrijpen heel goed de klacht
die van deze inenschen uitgaat over de
steeds toenemende werkverschaffings
plannen.
Maar er zijn zooveel dingen in het
dagelijksche leven rondom ons heen,
waar we niet bij kunnen, dat we wel
boeken hierover konden schrijven, in
dien we daar verder op in gingen. Toch
lijkt het niet ondienstig zoo het een en
ander, 't welk personen in je naaste
omgeving, b.v. je eigen dorpsgenooten, j
ten nauwste raakt, eens onder de lou
pe te nemen. Dat dit het eenige doel
van Opmerker is, zal thans aan den
geachten lezerskring wel bekend zijn,
na mijn eerste brieven. Geen nutteloos
gebabbel, maar doeltreffende, recht op
het doel afstevenende politiek, ont
daan van alle franje en fantasié, dat
is hel wat wij willen, niets meer of
niets minder.
Lezers tot een volgende maal.
OPMERKER.
terlijk gebed ten hemel opdat ten
minste het conflict gelocaliseerd
blijve en dat weer spoedig vrede heer-
sche, waar thans de wapens dood en
verderf brengen en vernieling.
Laten wij met Hem bidden, dat
God Abessinië van dien gruwel spoe
dig verlosse en Europa genadig zij.
Want een Europeesche oorlog zou
vermoedelijk Europa's ondergang wor
den.
Kaatsheuvel 5 October 1935.
WINTERTARWE.
Rassenstrijd en Rassenkeuze.
Wat voor onze zandgronden te nemen.
Er schijnt onder de rassen van deze
graansoort een geweldigen strijd om
den voorrang te zijn ontstaan. Dat het
aantal deelnemers aan dezen wedstrijd
niet gering is, moge blijken uit de „In
leiding tot de Rassenlijst 1935", waar
in vermeld staat dat niet minder dan
130 wintertarwes over de proefvelden
zijn verspreid. En dit is blijkbaar nog
niet de helft van 't aantal dat bij het
Instituut voor Plantenveredeling te
Wageningen in observatie is. Het ge
tal deelnemers wordt nog voortdurend
grooter. Hierdoor kan thans en mo
gelijk de eerst komende jaren, het re
sultaat van dezen kamp nog niet de
finitief worden vastgesteld.
Het spreekt vanzelf dat dit de keuze
van een bepaald ras voor den land
bouwer zeer bemoeilijkt. Meer nog
dan bij rogge bet geval is, is hij hier
aangewezen op de „Rassenlijst", maar
aangezien deze eerst in Januari ver
schijnt, kan hij er momenteel niet mee
worden geholpen. En de tijd van zaaien
staal voor de deur. Het moge daarom
z'n nut hebben hier thans enkele ge
gevens te publiceeren, welke betrek
king hebben op de resultaten van het
afgeloopen seizoen.
De Juliana- en Emma-tarwe hand
haafden zich dit jaar, hoewel de Ju-
liana-tarwe blijkbaar iets van z'n goe
de reputatie heeft ingeboet. De ver
bouw van Imperiaal Ha nam toe, voor
al op zware kleigronden. Mogelijk
heeft hij dit ook te danken aan de gun-
stige gradeering door de tarwe-orga-
nisaties. Dit gaat bij het product tar
we een steeds grootere rol spelen en
het lijkt mij niet ondienstig er hier
even de aandacht van de betrokken
tarweteelers op te vestigen.
Voor Robusta blijkt de animo ver
minderd. Toch is ze nog steeds de
meest wintervaste van al onze tarwe's
maar mogelijk is deze eigenschap in
de laatste winters niet voldoende tot
z'n recht kunnen komen.
Over de Wilhelmina raken de mee
ningen verdeeld. In het algemeen ver
loor hij terrein. Terwijl een bepaalde
groep landbouwers weer wat meer be
langstelling voor dit ras gaat toonen,
blijkt het bij andere groepen aan de
vergetelheid te worden prijsgegeven.
Op de zandgronden behield Wilobo
z'n goede naam. De Prins Hendrik
veroverde daarenboven meer terrein.
Hij blijkt niet productiever te zijn dan
de Juliana, maar men geeft er waar
schijnlijk de voorkeur aan om de
eigenschappen die we hieronder nader
zullen omschrijven.
Tri folium handhaafde zich dit jaar,
evenals Carstens V. De belangstelling
voor dit laatste ras is hier en daar iets
gestegen. Hel is zeer wintervast, doch
de bakwaarde is nog altijd onvol
doende.
Zij die dit jaar op zandgrond win
tertarwe willen zaaien, kunnen boven
staande rassen beproeven.
Hieraan kunnen nog worden toege
voegd: Vilmorin 29, Vilmorin 23 en
Invicta.
De Rassenlijst geeft van de Prins
Hendrik de volgende beschrijving:
Hoog bebladerd gewas met vrij lang
stroo. Voor rijke gronden te weinig
stevig, doch heeft door zeer goede
grondbedekking op zandgrond in West
Brabant goed voldaan. Niet winter-
vaster dan Juliana. De korrel onder
scheidt zich door zeer goede handels
kwaliteit; ze zit iets los in de aar. Mus-1
schenbeschadiging niet uitgesloten. De
korrelopbrengst staat ongeveer gelijk
met die van de Juliana-tarwe. Hooge
stroo-opbrengst. Op de Proefboerderij
te Boxel bleek in den afgeloopen zo
mer dat dit ras zeer weinig van voet
ziekte te lijden had. H«l zaaien van dit
ras op stikstof rijk land is niet zeer aan
te bevelen, daar dan het gevaar voor
legeren vrij groot is.
De wintervastheid van Vilmorin 29
moet nog worden betwijfeld. De uit-
stoeling is daarenboven slechts matig.
De mogelijkheid bestaat dat dit ras
nog al gevoelig is voor nachtvorsten in
de lente. Vroeg zaaien in den herfst is
zeer aan te bevelen. Het ras geeft kort
en stevig stroo.
De Invicta is slechts matig winter
vast. Ze stoelt sterk uit en geeft kort
stroo. De kans op legeren en aantas
ting door de voetziekte is niet uitge
sloten.
De Carstens V is zeer wintervast. Ze
heeft kort stroo en stoelt eveneens
sterk uit. Bij dichten stand is het ge- j
vaar voor legeren niet denkbeeldig. L
Vroeg zaaien en niet te dicht verdient
alle aanbeveling. Met stikstof zij men
niet te royaal.
De Trifolium heeft nog al eens last
van voetziekte. Ze is tamelijk winter
vast. Het stroo is kort en voldoende
stevig. De grondbedekking laat nog al
eens te wenschen over.
Een volgende keer iets over de be-
handeling van het zaaizaad en het J
zaaien. J
er onze abonné's aan dat men
de courant aan huis bezorgd
kan krijgen voor 10 cent per
week eveneens in Drunen,
Sprang, Vrijhoeven, Capelle en
Waspik
DOOR