Het He^Sbnatmetje.
itto-z P&D.dh.QVz.ig.&KS deft ft
N.ac&t vLqxqm..
Vredeopaarde
O, Christusnacht! Door alle eeuwen
heen verwacht, he/dacht.
Die weerkeert om de gunst te herdenken
den mensch door d'Almacht eens gebracht.
O, ChristuskindZoo hulploos neergelegen
en toch onnoembre Heer!
Geef ootmoed en berusting ons
in deze tijden telkens meer.
O, Christenheiddie lijdt en strijdt,
in tijd, dat allen \rede vragen.
Een vredebee zij U gewijd
in deze twijfelbange dagen.
O, ChristengeestBeziel hen 't meest,
Wien macht tot heerschen werdgegeven,
Opdat een wereldrijk van vree
't smachtend mensclidom mag beleven.
O, VredesfeesÜEen geest van vree schenkt gij
die biddend Jezukind omringen.
Laat de vermoeide menschheid weer
een jublend „Halleluja'' zingen.
A. J. A. C. VAN DELFT
Kersidrukie.
speelde met hen alsof hij zelf een kind
was.
„Kerstman, wat een groote muts
heeft 11 en wat een roode mantel en
wat een lange baard en wat een hooge
laarzen". Alles aan hem was bewon
derenswaardig. Kerstmis was toch
heerlijk. En onverwachts vroeg Vera
of de kinderen van den Kerstman iede-
ren dag al dit schoons te zien kregen.
„Kom nou", viel de iels oudere Rita
haar in de rede, „de Kerstman heeft
immers geen kinderen". „De Kerst
man", zei moeder, „heeft zooveel te
doen, dat als hij kinderen had, ze al
tijd alleen zouden zijn. Dan is het
maar goed, dat hij er geen heeft."
Maar Vera was koppig en niet zoo ge
makkelijk te overlirgen. „Ja, maar ik
zou toch wel een kind van den Kerst
man willen zijn. Zijn kinderen krijgen
beslist de mooiste cadeaux en hebben
beslist de grootste kerstboom. Ik zou
wel met hem mee willen, dan kon ik
altijd het eerst zeggen, wat ik zou
willen hebben. En altijd op zijn knie
zitten en altijd koek eten en verlang
lijstjes schrijven enen
enEr kwam maar geen einde
aan. Zooveel heerlijks bij den Kerst-/
man! Allen lachten: Vera, Jules, Rila,
Paul en moeder! Maar de Kerstman
zelf, die lachte plotseling heele-
maal niet meer. Hij werd heel stil.
Spoedig moesten zij hem een hand ge
ven en bracht moeder hem naar de
huisdeur, waar zij hem tweevijftig gaf
en een pak. "Voor de kinderen", zei
ze glimlachend. „De Kerstman zal d:e
wel hebben. En indien niet, dan weet
hij nog wel, wat hij er mee beginnen
moet. Prettige avond".
Voor de tweede keer liep Kees door
de stille, donkere straten met de stra
lende Kerstboom achter de ruiten. Het
sneeuwde een beetje; hij had het
koud. Hij rekende. Twee-en-vijftig
gulden vijftig had hij in zijn zak. Daar
mee, dat had hij zich 's middags voor
genomen, wilde hij naar de „Vroolijke
Frans" gaan, waar ze allemaal „Jene
ver-Kees" kenden en daar zou hij de
heele bende tracteeren. Rondje na
rondje.
Hij rende bijna. Was dat vanwege
de koude? Waarom had hij zoo'n
haast? Daar was nog iets anders,
daar was nog een ander plan. Toen hij
voor die vreemde kinderen als Kerst
man gefungeerd had en zij zoo geest
driftig en gelukkig geweest waren en
zoo jaloersch op zijn kinderen, toen
was er plotseling iets in hem veran
derd. Hij aarzelde. En ja. Langzaam
overwon het tweede plan. Of de win
kels nog open waren? Koek, pantof
fels, speelgoed. Hij had geluk. De
menschen lachten; sommige die an
ders niet zouden hebben opengedaan,
deden het toch, toen zij zagen, dat het
de Kerstman zelf was, die nog vlug
iets moest inkoopen.
Nog zaten zij bij elkaar, nog was
het laatste restje limonade niet opge
dronken, toen de bel gingVa
der! Verschrikt keken ze naar moe
der, die ontstemd opstond. Vader, dat
beteekende ruzie, schelden, slaan....
Maar het was vader niet, het was
de KerstmanDe Kerstman, die
een speechje hield, prees en laakte,
liefkozend over hun haar streelde.
Zij schrokken bijna weer; dat kon
toch nietkonkon niet...
Datvader? Maar toen tilde hij de
zak van de schouder en een stroom
van geschenken stortte zich over de
kinderen uit. Marie zag dien avond in
de oogen van haar man een traan.
Toen hij haar verlegen de hand
drukte, wist zij, dat deze traan de be
lofte was van een betere toekomst.
Wanneer iemand door den loop dei-
dingen in den vreemde zijn heil moet
zoeken, dan zal hij zich op geen enke
len dag van het heele jaar zoo eenzaam
en verlaten gevoelen als in den heili
gen nacht van Kerstmis.
Geweldig is het heimwee dal de
poolreizigers overvalt die in de eeuwi
ge ijswoestijnen, verstoken van iedere
verbinding met familie of vrienden, in
de onherbergzame streken van 't hoo
ge Noorden hun Kerstmis vieren!
In de verhalen van die ontdekkings
reizigers lezen we dan ook, dat zij
steeds getracht hebben, om in die ge
weldige eenzaamheid, midden in den
strijd tegen de elementen der barre
natuur voor den Kerstnacht eenigen
glans en stille wijding en een feeste
lijke stemming te scheppen.
Daarbij was ook de spijskaart van
beteekenis en hier moest men of
men wilde of niet van den nood een
deugd maken.
Weken aan een stuk hadden we de
lekkerste beetjes uit onzen mond ge
spaard, maar „tusschen lip en beker
rand, zweeft vaak een duistere mach
tige hand".
Dat moest ook de beroemde pool
reiziger Stefansson ondervinden, die
door de Canadeesche Regeering was
uitgezonden om het Amerikaansche
Poolgebied te onderzoeken; toen hij
n.l. in 1916 tijdens den derden winter
van zijn reis in 't hooge Noorden, die
vijf jaar duurde, op weg was van de
Gore-eilanden naar het Noord-Westen
had hij in zijn hoofdkwartier op de
eilanden een groote partij vleesch en
spek opgeslagen: de bewaking van de
zen kostbaren schat had hij aan een
Eskimo opgedragen.
„Maar", zoo vertelt de poolreiziger,
toen de Kerstdagen kwamen, moest de
Eskimo terug naar het Expeditieschip
om feest te vieren, niet omdat hij zich
eenzaam voelde, maar omdat 't Kerst-
Leunend aan den muur, zoeken ze
troost bij elkaar, dankbaar wanneer ze
te midden van al die drukte niet ge
heel vergeten worden. Blinden ze
zijn even talrijk in het H. Land, als
toen de Zaligmaker er rondtrok en
ook hen genas. De meesten verloren
het gezicht door de een of andere ont
steking, die bij de primitieve toestan
den, welke hier op hygiënisch terrein
heerschen, algemeen voorkomen en
vaak reeds in de kinderjaren een
noodlottige afloop hehben. Die blin
den zijn de meest medelijdenswaar
dige verschijningen in het verre
Bethlehem.
Kerstmis zelf is voor het kleine
stadje een groote feestdag. Uit ge
heel Palestina stroomen katholieke
pelgrims naar de stad van David ter
bedevaart. Uit Jeruzalem komt op
den vooravond de Patriarch, welke
met voor een Westerling overdreven
Oostersch eerbetoon door geestelijke
en wereldlijke autoriteiten wordt ont
vangen.
In processie trekt men naar de S:nt
Catharinakerk, waar de patriarch
de menigte zegent, voor ze uiteen gaat
In den namiddag van den Kerstdag
trekt een groote processie met vanen
en bloemen uit. Het doel is de grot der
herders, welke op een half uur af-
stands van de Kerk der Geboorte ligt,
te bezoeken. Reeds van oeroude lijden
is men gewoon, hier de verkondiging
der Blijde Boodschap met het zingen
van het Gloria en van kersthymnen
te herdenken. Op den terugweg wordt
halt gehouden bij de Melkgrot, waar
Maria op de vlucht naar Egypte toefde
0111 haar kind te voeden en die het
veelbezochte bedeoord is van alle
moeders uit de streek, of zij christin
of mahomedaansche zijn. Ook bij het
huis van Sint Joseph, eigenlijk een
door keizerin Helena ter eere van den
Voedstervader van het Goddelijk
Kind gebouwde kerk, wordt de pro
cessie eenige oogenblikken onderbro
ken.
Maar het stralende middelpunt ook
van Bethlehem's Kerstviering blijft de
Grot der geboorte, hier verdringen
zich de pelgrims, blijde een oogenblik
te kunnen vertoeven op de plek waar
Jezus geboren werd.
Zoo wandelt op Kerstavond deze....
O Ivindeke klein, zoo teer en zoo goed,
Gekomen zijt Gij op deez aard:
O geef ons den vree die allen voldoet,
Waarnaar men zoo lange reeds staart.
Den vrede van U, uit engelenmond
Verkondigd aan ons, aan den mensch,
Vrede, zooals het de herder verstond,
O Kindje, verhoor onzen wenscli.
Geef vrede op aarde, op elk gebied.
Den troost aan 't gefo'terde hart.
O Jezus! geef ons in 't verre verschiet
Vreugde altijd; nimmer de smart.
Geef aan ons allen, o Ivindeke teer,
Den wensch onzer harten: den vreê.
Laat orde en welstand, vrede er weer
Ons deel zijn: dat is onze beê.
De Engelenmond herhale liet woord,
Verkondigd in Betlehems stal.
Door vijand, door vriend, door
allen gehoord
Breng' 't vrede en welstand voor al.
Geef ons de vreugde, zoo heerlijk,
zoo zoet.
De menschheid Uw duurzamen vreê.
Buigend de knieën en kussend Uw voet
Verhoor toch o Kindje ons beê.
COLLINE.
toe de grove hand op de krullebol van
een angstigen kleuter en deelde wijze
vermaningen uit. Dat liep alles van
een leien dakje. Kees kende zijn rol
door en door.
Van deze bijverdienste wist zijn
vrouw niets af. Trouwens, Marie
kreeg van het geld van Kees toch nooit
veel te zien. Eerst ging hij naar de
kroeg en wat dan voor thuis overbleef
was weinig of niets. Wat zij met
schoonmaken verdiende, daarvan
moest zij het dan maar doen. Wan
neer hij haar met rust liet en in zijn
dronken buien van het schamele ser
vies afbleef, was zij al tevreden.
Mevrouw West hof zat met een paar
vriendinnen in een café en keek pein
zend naar den „Kerstman". Zij wend
de zich tot den kellner. „Betrouw-
twijfel weg". Bang maken, hij? „Nee
mevrouw, Iaat dat maar aan mij over.
Met kinderen omgaan is, om so te
segge, m'n spe-ci-ali-tcit
Om dezelfde tijd stond Marie in het
keukentje van haar armoedige woning
en bereidde voor zich en haar kinde
ren, zoo goed en zoo kwaad als het
ging, een feestelijk avondmaal. Een
feestdrank bestaande uit heet water,
appelstroop en suiker en dan gekookte
appelen. „Als dessert", verklaarde
Leentje, de oudste deskundig. „Moe
der, moeder," vervolgde zij angstig,
„as vader toch maar niet komt." Be-
zorgd keek zij met haar hleek, ouwe
lijk gezichtje naar Marie. „Ik denk
van niet", kalmeerde deze haar. Maar"
zelf was zij er nog niet zoo zeker van.
Als hij maar wegblijft tot alles voorbij
is en de kinderen naar bed zijn. Als
De drukte tegen Kerstmis is op de
Engelsche postkantoren overweldigend.
Men maakt in Engeland van Kerstmis
nog meer werk dan hier te lande van
St. Nicolaas en Kerstmis samen We
ken te voren beginnen de winkels al
met hun Kerst-etalages en gaan de
menschen inkoopen doen, met de ver
zending hunner Kerstgaven wachten
zij echter tot de laatste week, opdat de
presenten niet te vroeg zullen aanko
men. Men kan begrijpen wat een werk
daar voor de post aanzit. Gelukkig is
de postdienst, wat voor klachten men
ook tegen hem moge hebben, althans
te Londen wel tegen wat extra drukte
opgewassen. Een groot voordeel geniet
hij daarbij van de uitstekende verbin
ding tusschen de voornaamste post
kantoren. Deze bestaat uit een eigen
ondergrondsch spoorwegnet, met
treintjes die zonder bediening hun par
cours afleggen en dan ook alleen voor
vrachtvervoer van brieven en oost
pakketten zijn ingericht. In weken
als deze vervoert dit goederenspoortje
meer dan twee millioen postzakken
per week. Niet alleen komen deze zoo
vlug op hun plaats van bestemming,
maar tevens beteekent dat een groote
ontlasting voor het verkeer op straat,
dat in deze dagen natuurlijk ook extra
druk is en nog tot grooter opstoppin
gen leidt dan in normale tijden al het
geval is.
was dat vader
haar?" en deze antwoordde op haar
vraag. „Ik denk van wel, mevrouw."
„Ik geloof, dat ik hem eens op kerst
avond bij mij moest laten komen om
de geschenken voor mijn kinderen uit
te deelen. Natuurlijk tegen vergoe
ding." „Daar zal hij wel geen bezwaar
tegen hebben." De kellner wenkte
Kees, die een karwei vermoedend snel
naderbij kwam. Natuurlijk, dal deed
hij graag. De kinderen bang maken?
Hij wist wel hoe hij met kinderen
moest omgaan. Half zeven. Afgespro
ken. Niet bellen, het me:sje staat in
de deurgoed. Komt in orde
mevrouw.
Zoo wandelt op Kerstavond deze
hij maar niet weer stomdronken hier
binnenvaltVlugger en vlug
ger werken haar handen. Wegblij
venvooral niet komen
die vader
„Jenever-Kees", de Kerstman
ja men moet eerlijk zeggen, dat hij er
slag van heeft met kinderen om te
gaan. Toen hij waardig de kamer bin
nenstapte, waar de kerstboom met de
talrijke kaarsjes stond, een leuke
speech hield, waarin hij prees en
laakte, de zak opende en al die heer
lijke geschenken uitdeelde, toen barst
ten de kinderen in luid gejubel uit.
Zulk een gezellig Kerstfeest hadden
zij nog nooit gehad. De Kerstman
door
H. F. J. Senti.
Indien men er goed over nadacht
was het voor Kees toch wel een voor-
deelige bezigheid. Met een lange witte
baard, gekleed in een purperen man
tel en een puntmuts, op den rug een
zak en in de hand een gardzoo
trok hij door de cafés der stad, ten
einde kinderen en volwassenen een
voorproefje van Kerstmis te geven. Wel
stelden zijn werkgevers een harde
voorwaarde: in dienst mocht hij niet
naar alcohol ruiken. Aangezien bij
„Jenever-Kees" zulk een geur steeds
te bespeuren was, kan men wel begrij
pen Hoe zwaar zijn baantje hem viel.
Maar zoo over het geheel genomen
was het toch wel fijn. Men wandelde
door de cafés gelijk een waardig heer,
groette beminnelijk, legde zoo af en
Kerstman naar 't huis van mevrouw
Westhof. Het geld brandt in zijn zak.
Vandaag is voor dit jaar zijn „Kerst-
beroep" teneinde. De werkgevers heb
ben hem zijn loon uitbelaald. Vijftig
harde guldens. De kroegen dichtT
Doch, niet voor „Jenever-Kees".
Het dienstmeisje laat hem binnen.
Daar is mevrouw zelf ook al. Zij
brengt hem naar een kamer, waar een
tiental pakken en pakjes ligt. „Overal
staat de naam op. U heeft het dus
maar voor het oplezen. Ja, vier kin
deren. Hier is nog een pakje voor mij
en voor ons meisje. Mijn man is he
laas niet in de stad. Zult u het goed
doen en niet bang maken? „Met een
zwierige beweging vaagt Kees alle